Spaan Special 3 – ALJA SPAAN doet de dinsdag: ‘je wilt gewoon blijven liggen waar je was een natte plek op rode aarde ver onder haar’

Wij mogen AlJA SPAAN verwelkomen de komende dinsdagen op de site. Het verzoek om de columns van JOLIES HEIJ waar te nemen gehonoreerd. Dank je wel ALJA en de derde is raak: human intrest van de bovenste plank. Overleven, over leven en de liefde door/van Alja Spaan:

“Heeft u haar nog gezien?”
 
Het gaat vaak over relaties, zei een andere dichter. Wat, zei ik, er ontspon zich geen gesprek, het was een constatering van hem waarmee ik het niet eens was.
Vroeger, zegt de lief, schreef je nog wel eens over bepaalde lichaamsdelen. Hij bedoelt dat ik ze toen benoemde op een wijze die iedereen herkende, en handelingen liet verrichten zonder suggestief te zijn. Hij is van de duidelijkheid en praktisch gericht, kunst is alleen iets als het toepasbaar is, is zijn idee.
Een relatie heb je overigens ook met de groenteboer en het is huishoudelijk geneuzel als je al dit soort verbanden uitlegt. Nog slepen mijn haren over de grond, nu zilverwit, stijgen er vogels op en klapwieken, soms alleen uit beeld. Ik wil hardnekkig een andere weergave van mijn werkelijkheid.
 
blijven waar je was
 
je wilt tikkende tepels tegen je mond
open benen om je heupen
handen die je armen naar achteren drukken


je wilt strelende handen
vingers die in je mond glippen
en billen die verschuiven


je wilt verdwalen in haar plooien
en beweren later dat er geen sprake was
van teruggevonden worden


je wilt gewoon blijven liggen waar je was
een natte plek op rode aarde
ver onder haar
 
(log 17 mei 2006)
 
uitvoering John Epke

 
 
my poetry was lousy you said

Het is het verzet tegen dat beeld (https://aljaspaan.nl/2012/11/08/een-vrome-moeder-5/) van het bootje dat langs glijdt onder mijn brug door – een man zit wijdbeens (en ongetwijfeld in korte broek) aan het roer, een meisje zit trots naar hem te kijken op de achtersteven, een vrouw beschermt twee jongetjes op de voorsteven en slaakt een bescheiden gilletje net op het goede moment – zij beseft dat hij de macht heeft en hij is tevreden met haar besef – zij bukt op tijd, legt haar hand in de nekjes van de jongens en lachend kijkt ze later achterom
Ik heb nooit zo’n vrouw willen zijn (al gooide ik mezelf op mijn jongens om ze te beschermen), ik ben haar nooit geweest, ik ben nooit dat meisje geweest, nooit die jongens, nooit die man – een zwerver hoogstens die een nacht onder die brug had liggen slapen en van goede momenten weet ik niets.
 
(log 28 juli 2006)
 

 
Het was een oorlog der liefde, een manier om boven het vlees uit te stijgen, om de grens van het tastbare te overschrijden. Het grijpen, draaien, vasthouden was allemaal bedoeld om iets te bereiken dat niet gegrepen, gedraaid, vastgehouden kon worden.
 
Marilyn French, uit The Bleeding Heart,
vertaald tot Het bloedend hart door Molly van Gelder

 
 
Jouw merg zit in mijn botten. Mijn bloed stroomt in jouw aderen. Jouw pik steekt in mijn kut. Mijn borsten rusten onder jouw jurk. Mijn vechtende arm put kracht uit jouw schouder. Jouw kleine voeten zetten mij schrap. In volle wapenrusting draag ik slechts jouw hemd, en als jij je haren vlecht, wind je ze om mijn hoofd. Jouw ogen zijn groen. De mijne zijn bruin. Als ik in je groene ogen kijk, zie ik grazige weiden glanzen. Als jij achter mijn netvlies kruipt, zie je forellen flitsen in het riet van het meer.
Ik ben ongedeerd, tenzij jij mij verwondt.
Ik ben niet sterk, tenzij jij mijn kracht bent.

Jeanette Winterson, uit: The Powerbook
 
Wat ik met woorden deed en doe, herhaal ik in stof en beelden.
Ik zie er geen lijn in, zei een bezoeker jaren geleden toen hij voor mijn kunst stond en wilde bepalen waarover het ging. Als snedig antwoord had ik daarvoor gezegd dat ‘het’ over het leven ging, natuurlijk kon hij daar niets mee en ik eigenlijk evenmin. Het werd eenvoudiger toen ik werken los in de ruimte hing, men kon er onderdoor lopen en even tikken met het hoofd tegen de losse draden, slordig bleef ik, en mannen voelden aan het handwerk, vrouwen niet. Zij schudden hun hoofd om zoveel werk, ik moest welhaast gek zijn, een ouderwetse behoefte hebben aan genoegdoening en wie zou ooit zoiets dragen? Ik verkocht niets.
Ze zouden me beslist niet lezen.
 
Geen verre onvoorziene
schrik, voor de dood bijvoorbeeld,
maakt hen bevreesd, het is
de angst om ooit alleen maar
eenzaam mens te zijn geweest –
dat lijfelijk onleven
niemand te vinden, geen
antwoord op hun haast ongelezen
nimmer gevraagde vlees,
dat uiterst onomschreven
niet-zijn doet hen bang wezen.

Huub Oosterhuis, uit: De dichter en zijn vrouw,
voor Anton van Duinkerken, uit: Herschreven gedichten 1955-1965


 
de dood ontkomen
 
Het zou zo zijn alsof elk woord opnieuw
Uitgevonden was, elke handeling opnieuw
Verricht en nooit eerder gedaan, elke fluistering
Alleen voor jou, nooit eerder gehoord die
Vreemde mengeling van talen, je zou
Terugkomen en er zou een thuis zijn 
 
Het zou zo zijn alsof elke ontmoeting
Een toevallige was, de deuren los dus kom
Maar binnen en leg je voeten op tafel, wil
Je cappuccino of water, kijk ik heb taart
Gebakken van de pruimen uit mamma’s tuin
En ruik je de regen die nog na ruist? 
 
Het zou zo zijn alsof we daar al jaren
Woonden, samen in één huis, mijn werk
Hangt aan de muur en het jouwe staat op
Sokkels, de honden slapen met mijn kat en
Op het erf grijpen onze fietsen in elkaar
Je bouwt een atelier aan huis, nog even 
 
En bezoekers komen langszij en zien
Ook het weiland waarin de witte paarden
Los lopen, hun dampende lijven staan
Stil, je wijst terwijl je achter me staat
En omklemt me met je andere hand, ik leun
Zwaar achterover, nog even en we
 
Vallen in het vers gemaaide hooi, stapels
Hoog in de wagen of op zolder waar
Zwaluwen in de nok van het dak krijsen
En paarden op stal stonden, oud bruin bier
Stond klaar voor het werkvolk en mijn vader
Dronk uit de sloot, schepte het water in zijn
 
Handen, drink, vang mijn gal, spuug in
De komvorm van mij, ik draag je op mijn schouders
En galoppeer als een paard, drie keer het erf om
Je glist weg in de blubber, het touw spant zich
Om de koeien tegen te houden, daar is een
Konijn ontsnapt en de pauw spreidt haar veren
 
Er ligt een vel op de room en een vliegenstrip
Hangt vol boven tafel, aan de zijkant van het
Huis bij de sloot staat je hut, hoeveel stokken
Heb je wel niet verzameld, o mijn indiaan, mijn
Tepee is zo leeg, de honden rennen achter je
Aan, je moeder is trots op je, ze lacht 
Terwijl je je hoofd in haar schoot wringt
Ze streelt je haar en kruipt met haar vingers
In je mond, zo zou het zijn en ze spreidt haar
Handen over je wangen en buigt zich voorover
Het haar streelt je gezicht, ze kust je diep en
Teder, pruimen vallen uit haar shirt 
 
In je open lippen, zo zou het zijn, liefste, elk
Woord opnieuw voor jou, elke handeling opnieuw
Voor jou, een vinger langs de sporen in je gezicht
Zoek me en vindt me terug, een bedelaar op je
Stoep, de deur was open, ik ging naar binnen
Je tekende aan tafel en sloot de deur achter me
 
 
(log 25 augustus 2006)

 

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter