Spaan special 4 – Alja Spaan doet de dinsdag: ‘Stel dat we het voortdurend over onszelf hebben, we hebben het voortdurend over onszelf. Bedenk dat dit alles is…’


alja bedankt, over leven en overleven de 4 columns die we de afgelopen weken van haar mochten ontvangen. de afwezigheid van jolies heij op een wel zeer bijzondere wijze op haar spaans vorm gegeven. als de administratie deugdelijk is bijgehouden keert jolies volgende week dinsdag terug – hebben we van alja een beetje geleerd hoe het is om te leven.


Huishoudelijk geneuzel
 
 
De wegen van dit land zijn gemakkelijk en goed, de auto’s van dit land hebben goede veren: dokteres, u liegt ook. En ik ben geen meeuw. Wat zal ik doen, kind? Zal ik verder rijden, zal ik terugkeren? Als ik terugkeer is het erger: dan moet ik hetzelfde onmogelijke stuk opnieuw rijden. Als ik doorrijd, daarentegen, is er hoop dat het beter wordt. Met de moed om retorisch te zijn zou ik kunnen zeggen dat ik een weg aan het rijden ben die gelijk is aan mijn leven: allemaal gaten en keien, moeilijkheden. Ik heb eens een schrijver gekend die beweerde: iedereen heeft het leven dat hij verdient. Dat is hetzelfde als willen beweren dat een arme verdient arm te zijn, dat een blinde verdient blind te zijn. Hoewel het een intelligente schrijver was, was het een domme man. Ook de lijn die de intelligentie van de domheid scheidt is zo’n dunne lijn, dat zal je wel merken. Wanneer die dan ook breekt, vloeien de twee dingen samen zoals de liefde en de haat, het leven de dood, of je nu man of vrouw bent. Ik ben me weer gaan afvragen of je een man of een vrouw bent, en ik zou nu willen dat je een man was.
 
Oriana Fallaci, uit: Lettera a un bambino mai nato,
vertaald tot Brief aan een nooit geboren kind door Henny Rip
 
 
Je zou ongetwijfeld op je vader lijken, met dezelfde drift mij proberen iets uit te leggen, je krullen zwart en de ogen woedend maar je zou stampvoeten zoals ik deed, mollige witte benen die konden rennen waarheen ze wilden en je zouden houden hoe groot je ook werd. Je werd alleen niet groot, je werd zelfs helemaal niets, je kwam niet verder dan een zachte kriebel onderin mijn buik en een steek in mijn hart.
Ik vertelde het hem pas later, ik schreef een mooie brief over liefde en rivieren en van de ene in de andere bron overlopen, hij geloofde me niet. Ik zei iets over eeuwig en denken aan terwijl hij dreigde de bomen te nemen langs de A2. Ik wist dat hij dat niet zou doen.
Ik had alleen een meisjesnaam.
 
 
hijgen werd heel ver adem
halen, voorbij de grenzen van de tijd.
 
Herman de Coninck, uit: Vriendin van één nacht,
uit de bundel Met een klank van hobo
 
 
 
een afloop
 
Stel dat het de poëzie niet is. Bedenk dat het zelfs
het schrijven niet is, niet de kunst, niet het ritme,
zelfs niet de waan van
 
alle dag. Stel dat we het voortdurend over onszelf
hebben, we hebben het voortdurend over onszelf.
Bedenk dat dit alles is.
 
Hijgen is uitgesteld ademen, zegt een wereldberoemd
dichter, en er gaan zoenen aan vooraf. Mij is het
steeds het hert dat achter adem aan
 
zijn jager ontkomt. Mijn moeder die dat zingt, de
handen van mijn vader op het orgel. Het opgejaagde
beest dat mij telkens weer in de
 
ogen kijkt. Er ontkomt niemand. Mijn baby’s die
allemaal moesten huilen om Bambi, mijn armen die
gruwelijk te kort zijn, het hart dat
 
bloedend niet kan stelpen. Stel dat de troost vanuit
een heel andere hoek komt: het gras dat je zacht in
haar opneemt zodra je valt. Geen
 
woord echter over haar heerlijk ruiken, het verende
van haar mos, het uitgestrekt herwinnen van haar
meters, haar koesterend kriebelen.
 
(log 5 mei 2016)
 
 
Ik vertelde hem helemaal niets, er stonden geen bomen langs de A2 en al mijn kinderen waren blond. Drift is hen onbekend, uitleggen blijkt een passie, stampvoeten is voorbehouden aan moeders, rennen kan altijd. Kriebels en steken bleven.


 
 
 
Kunt gij geen arts zijn voor een krank gemoed,
Een smart, diep in de ziel geworteld, wieden,
Het schrift der zorgen wissen van het brein,
En met een zoet, slaapwekkend tegengif
De boezem zuiv’ren van die bozen stoffen
Die ’t hart beklemmen?
 
William Shakespeare, uit: Macbeth
 
 
 
  als kind misschien
 
Mijn zoon vraagt of ik hem goed kende, die dichter die dood
was nu, want we appen waar we waren en ik zei
 
ik liep over een terrein dat 33 voetbalvelden groot was want
ook dichters gaan dood en hij zei ‘o jee’, nee,
 
antwoordde ik, hij liet zich niet kennen, alleen in zijn gedichten
dan. Is dat iets goeds of iets verkeerds, vroeg mijn
 
kind, en ik zei dat het net zoiets was als bij ons. Hij wist zonder
meer wat ik bedoelde. Er is niemand die deelt in
 
mijn zijn tenzij ik het opschrijf in 7 x 2 regels. Hoe is het daar,
vraag ik, want alle drie kinderen zitten al weken
 
in het buitenland en hij onderzoekt de levensvatbaarheid van
een relatie. Ik ben al bijna terug, zegt hij, en ik
 
ga niet nog eens. Dat wordt schrijven dan, noem ik, en geef
een liedje door van die middag, hij appt ons hart.
 
(log 29 december 2018)
 

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter