Deel 324. Kadaver
Een paar kinderen nemen een dagje vrij voor een klimaatbetoging. De minister vindt het maar onzin. Ouders vinden er tegenwoordig weinig meer van, want ja, het is onschuldig allemaal, dus die kinderen doen maar. De scholen maken zich verder alleen zorgen over de leerplichtambtenaar en de CITO-scores. En hier en daar schrijft een columnist er iets smalends over. De volgende dag is er gewoon weer dagelijks flutnieuws met reclame tussendoor. Business as usual. Gelukkig maar.
We zijn blij dat de wereld zo overzichtelijk is. Massaal zuchten we altijd van verlichting als het bericht de derde dinsdag van september komt, dat de koopkracht behouden blijft, of nog een klein beetje groeit. We zijn blij met onze salarissen, hypotheken, aftrekposten en belasting teruggaven. Het is allemaal een spelletje dat ons in staat stelt lekker te blijven leven. Of beter gezegd kopen. Maar oh wee als politici aan de koopkracht komen. Dan is het land te klein en komt het anders zo meegaande volk in staat van beroering en dreigt een ander kabinet te kiezen die het weer in orde maakt. Met de koopkracht. Het enige moment dat de brave burger zich ineens interesseert voor het milieu is wanneer ze aan zijn auto komen, of wanneer een corrupte overheid hem dwingt een warmtepomp te kopen. Of wanneer het hip is, en je er sociaal maatschappelijk mee kan scoren door ermee te koketteren. Voor het gemak gaat de burger ervan uit dat de overheid het in eigen land en verder in de grotere wereld wel regelt voor ze. Waar betaal je anders belasting voor?
Helaas doet de overheid niets. Ze blijft een bureaucratie, in dienst van ‘de machten’ die zijn.
In de vorige eeuw is het tweemaal voorgekomen dat de wereld in brand stond. De reden daarvoor was een strijd om economische macht. Onder de streep werden daar vooral grootindustriëlen financieel wijzer van. En politiek gezien plaveide het de weg voor de afbraak van de naties tot één grote goddeloze globale marktplaats, een opmaat tot nog meer kaasschaafmogelijkheden voor het grootkapitaal. Miljoenen brave burgers trokken vol goede moed ten strijde, hun dood tegemoet, voor het grotere goed. Ze dachten dat dat hun land was, maar het bleek vooral een strijd van economische ideologieën te zijn. Het recht van de rijkste heeft in de twintigste eeuw gezegevierd. Daar ging iedereen graag voor lopen. Zo de dood tegemoet.
Intussen heeft twee eeuwen materiële Westerse welvaartsgroei de wereldzeeën naar de kloten gemaakt met overbevissing en plastic, de Noordpool doen smelten, de dampkring ernstig beschadigd en vergiftigd en op de koop toe het overgrote deel van het natuurlijke drinkwater op deze planeet ondrinkbaar gemaakt. Meer dan de helft van de diersoorten is uitgestorven en de rest is de komende tien jaar aan de beurt. Er is zogezegd niets aan de hand. Nee hoor, we moeten er vooral naar streven dat de hele wereld het Westerse welvaartsniveau evenaart. Intussen zijn de brave burgers van het Westen verworden tot ruggengraatloze consumptiedieren. ‘Nee, waarom zou mijn kind in mammonsnaam spijbelen voor het klimaat? Wat heeft dat nou voor zin?’ Je kinderen kunnen beter binnen in je geïsoleerde woning economie leren en op hun smartphone insta-en. Wij wanen ons veilig in een virtuele wereld van cijfertjes. Als de cijfertjes op het scherm kloppen, kan ons niets gebeuren. Daar betalen we toch belasting voor?
Als een fabriek in Dordrecht gif in het water loost, dat de waterzuivering er zelfs niet meer uitkrijgt, dan zou het een burgerplicht moeten zijn, dat men zich in toerbeurt aan het hek ketent, opdat die zaak permanent op slot gaat. Om maar een voorbeeld te noemen. Maar nee, het volk laat zich met wat cijfertjes over normen in slaap sussen. Nog even afgezien van ‘wie het recht aan zijn kant heeft’. Want gif in het drinkwater brengen, dat is nog altijd juridisch acceptabeler dan je aan een hek vastketenen.
We zitten als volk vast. We zijn bijna in een kunstmatig coma. We wíllen ook niet meer geloven hoe erg het is. Want dat zou betekenen, dat we heel veel materiële welvaart en gemoedsrust gaan moeten opgeven. Dat we ons massaal vergist hebben al een halve eeuw. Dat we zouden moeten toegeven dat we op krediet leven. Dat we slaven zijn van onze eigen zinloze, holle hebzucht. Dat we zieke verslaafden zijn, die heimelijk het laatste huishoudgeld jatten uit moeders portemonnee, voor nog één shotje, om het af te leren. De aarde heeft kanker, maar we doen net alsof er niets aan de hand is. Dat komt omdat wij als mensheid debet aan de ziekte zijn. Haar met chemo en bestraling dromen te genezen. Wij zijn de parasiet, die de planeet uitteert. Berustend, onder de kadaverdiscipline die we jegens ons onwrikbare geloof aan het gouden kalf aanhouden. Uitgeput hopend dat de palliatieve zorg van de overheid en de markt ons allen mettertijd een zacht inslapen zal gunnen. En met gesloten ogen drukken we onze vredig slapende kinderen het kussen op het gezicht. Als ze onverhoopt toch wakker worden, zeggen we dat er niets aan de hand is. Zelfs dan ontbreekt ons de daadkracht.