- Frans Terken – zweeft er nog de geur van eierkolen
- Cartouche – ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
- Lisan Lauvenberg – Paradiso zat bomvol
- Petra Maria – waar ik kind was ligt bewaard
- Marc Tiefenthal – Wij wisten veel, soms beter.
- Rik van Boeckel – moeders sambal bood geen troost
- Aratrios – je woonde daar hoog in de leegte weet je (over het (gesloopte) huis waarin in ben grootgebracht Henk Henriëtstraat )
- Erika de Stercke – in de kleine kamer brandt een stoof
de kolen rood - Anke Labrie – Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren
- Max Lerou – en ze lagen er altijd wel mooi bij in het kamertje voor
- Jolies Heij – niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
wie wint de enige echte virtuele – wat roept het huis nog waarin je groot geworden bent – trofee op pomgedichten?
ergens heeft het gestaan dat huis, die kamer, een plek om nooit te vergeten – dat ene huis waarin je groot geworden bent – en wat roept dat huis nog? – in je op? geef dat gevoel asjeblieft weer in prachtige poëzie – dat we even met je mogen mee wonen – over toen en wellicht ook over het heden – over hoe het was – en bleef – je kent de regels:
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
de boulevard of broken dreams
nu tussenpad afdeling groenten
ter hoogte van de kerstomaten
de rode wijn alvast geladen
lood voor vader om te vissen
sporen van herinnering
zo’n dag was het
kassa meisje lege vulling
een langzaam brokkelend geheel en kale muren
pom wolff
Zoals de mijn
Dat de mijn gesloten
het zwart niet langer op de lakens
de voordeur niet meer open getrild
door bruinkoolwagens
zweeft er nog de geur van eierkolen
het poeder dat neerdwarrelen bleef
als je de kolenkit de keldertrap afsleepte
struikelde je over de aardappels
hoe je ondergronds beschutting zocht
tegen wat nieuw gebouwd in de stad
het begon met breken dat slopen werd
stofwolken vulden elk gat in de grond
maar niet die in het geheugen
de ogen gehaakt aan zonderlinge leegte
FT 02.03.2019
frans neemt ons terug de mijnstreek in – de mijn – het land ook van mijn ‘opa limburg’. dat ze gesloten werden en hoe de wereld onderin op zijn kop ging. de stoflongen – tata steel in het kwadraat – en dat de mensen altijd zich aan het wassen waren en aan het wassen waren. altijd schoon. de aardappels en de weckflessen in de kelder – de trap af het donkere gat in – overal lagen mijnen. alles voor het oprapen. hoe alles in het geheugen is gegrift. het kleine mijnlampje van koper als standbeeld in de huiskamer. frans schetst nog enige contouren. dat het bestaan heeft. en prachtig begin van een prachtige serie gedichten deze week – we gaan de diepte in met de dichters – wat roept het huis nog waarin je groot geworden bent? het huis roept nog heel heel veel. wij als lezers mogen mee de diepte in – het is een eer om deze week de commentaren te mogen schrijven.
Twee-in-een
Dit huis
met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn
geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen
van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken
in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde
nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen
tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels
in een rode beek, een zee
van weelde en van waan
waar geen ontkomen
en geen wonen is
01-03-2019
Cartouche
kolen kolen kolen – hoe de huizen werden gestookt – hoe de kolen weerom keren in de gedichten. in tijden van warmtepompen. hoe het eigenlijk altijd hetzelfde blijft en de mensen zich moeten behelpen. dat de mooiste warmte die te vinden is toch de warmte is die je bij elkaar vindt. cartouche weet een heel persoonlijk beeld op te hangen in de tijd die zowel wel als niet verloren ging. hoe de tijd ook van graniet was maar niet het graniet van in de yuppenwoning – het graniet van water en brood schuld en boete – cartouche schetst die ‘vreemd vertrouwde’ wereld – het milieu van het zuiden. dat hem tot de dag van vandaag beheerst waaraan ook de dichter niet kan ontkomen. hoe de tijd en de persoon hier in elkaar gevloeid zijn. prachtig.
oja cartouche moet het gedicht natuurlijk gewoon terugbrengen in een 8 regels vorm – en niet zo raar doen met die 19 regels, maar dat terzijde
Twee-in-een
Dit huis met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde – nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels in een rode beek, een zee
van weelde en van waan – waar geen ontkomen en geen wonen is
01-03-2019
Cartouche
Paradiso zat bomvol.
De mis was prachtig.
De mannen ook.
35 jaar geleden of meer.
Ik ben een heleboel gelukkig
niet vergeten,
zodat ik wat ik vergeten ben
niet mis
en dat blijkbaar ook niet nodig had
om gelukkig te zijn.
@Lisan Lauvenberg
28 februari 2019
over de tijd na limburg, het land van haar jeugd, in een paar pennenstreken geschilderd – hoe een nieuw begin ook geluk brengt in een mensenleven – kan brengen in een mensenleven – en hoe amsterdam altijd rijker werd door de mensen die van ver kwamen en amsterdam omarmden – van amsterdam werden.
Rogier van der Weydenstraat
zal ik dan maar knarsend door de straat lopen
langs het huis waar ik woonde
alle onrust van mijn huid stropen
loop maar mee, daar was de kleuterschool
waar alles onbesproken bleef
dan klim ik weer omhoog
in de brandgang waar we speelden
hoger en hoger en dan de sprong
ren ik met mijn spillebenen
iedereen voorbij
zal ik dan maar met een zacht hart door mijn straat lopen
langs het huis waar ik woonde
piept de schommel in de tuin
kijk daar is het luikje in de deur
met de witte gordijntjes
dan draag ik weer de vlechten
kam ik thuis mijn lange haren glanzend
kleur ik grote bloemen op de stoep met krijt
dat kan, maar dan dien ik te beseffen
waar ik kind was ligt bewaard
niets verandert door de tijd
PetraMaria
Stella is er niet de baas
Ons was op school
een vaste, denderende
loopbaan beloofd
bij het spoorbedrijf,
als dwarsliggers.
We waren taai, duurzaam.
Thuis legden we met Märklin
onze toekomst vast
en dan weer los.
Velen kwamen kijken,
zo’n huis zie je zelden.
Zoveel glas en nergens gas.
Wij wisten veel, soms beter.
marc tiefenthal
marc tiefenthal weet als geen ander verleden en heden te mixen. met grappige uitkomsten. de milieuproblematiek het thema ingeblazen. hoeveel dwarsliggers er ook zijn – je vindt ze overal terug. in heel veel hoedanigheden. met vooruitziende blik ook.
Achter de duinen
Aan de langste laan achter de duinen
groeiden gouden oorringen
van Kijkduin tot 2000drummers
in Scheveningen en lieve superzusters
de eerste wiet gerookt uit een bongo
het ritme van jingoloba in de kerk
vaders linnen en katoen aan ‘t werk
moeders tennisballen in de tuin
de duiven koerden rikkietikkie roekoe
roekeloze Kniertje hond rent zich dood
voort voort aan de Laan van Meerdervoort
auto’s remmen niet voor verdriet
moeders sambal bood geen troost
mijn oude Indische ziel ziet dat wel
net als opa’s koloniale luipaardvel
rijsttafels eten het verleden op
Haagse duinen ademen zand uit
naar ‘t oude huis achter de Tomatenstraat
naar de afgebroken hortensia school
naar dagen van ontembaar geluk.
Rik van Boeckel
2 maart 2019
Cap Negret. Ibiza
vanuit Ibiza zijn bericht – de duiven koeren nog steeds – moeders sambal bood geen troost – riks inmiddels oude Indische ziel – den haag – we zijn weer terug waar we waren. de dagen van ontembaar geluk hebben zich in wereldburger van boeckel definitief gevestigd – het hele leven van ibiza tot in den haag – altijd en overal – rik vindt en ziet en hoort overal het geluid van de vrede: rikkietikkie roekoe.
om de slochter
je woonde daar hoog
in de leegte weet je
de omtrekken nog van het kasteel
waar liefde en verwondering
je voor het eerst deden zingen
achter kantelende kantelen
de roes om zo veel jaren nog
je dwong alles te delen
in een dieper gelegen verleden
sloegen boeren er hun grond aan
waar jij jongeling je tenten en ver
de vijand in transen wachtte
alles zou je overleven – je won
ten slotte patronen erachter
van de verdwenen stad
maar nu hier
in de jeugd verborgen
zie de groene vingers van toen
de broze teerwereld ten dode
amechtig aangelijnd omklemmen
in een zielig dorstig plantsoen
onder luchten onbekend
en eindtijdelijk grijs
Aratrios 02.02.19
een ietwat uiteindelijk droeve terugblik. wat er van geworden is? waarin het is opgegaan – (een zielig dorstig plantsoen) we mogen het lezen in dichterswoorden. hier vloeien woorden van de dichter, van de historicus, van de ervaringsdeskundige in elkaar – de conclusie meteen al in het begin van het gedicht gegeven in prachtige taal:
je woonde daar hoog
in de leegte weet je
Het huis van bomma
Fruitsapflesjes op de onderste trede
van de keldertrap. Spinnenwebben
verslinden er het schrale licht.
In de kleine kamer brandt een stoof
de kolen rood. Grootvaders kader
kijkt stoffig toe.
Uit een vereenzaamde zetel verdampt
haar weeïge lucht. Hoe het dagelijkse
leven naar stilstand glijdt.
Op de straat ontdek ik het huis van
mijn jeugd. Fladderende speeljaren.
Ze maken me zeeziek.
Erika De Stercke
Hoe het dagelijkse
leven naar stilstand glijdt.
ai ai ai – ja dichteres weet van observeren – de genadeloze waarheid gegeven in dit gedicht. rond de brandende stoofkooltjes, de beelden van vroeger, de elementen – ook hier een kelder en kolenwarmte. zeeziek? een beetje vreemd beeld bij alle beschreven stoffigheden.
Heimwee
De tuinderij, waar hij met zijn gestaalde spieren
vroeger de grond bewerkte, werd een tennisbaan
Het ouderlijk huis, gerenoveerd, is blijven staan
niet langer meer omgeven door de populieren
De nieuwe eigenaars zijn aan het rentenieren
Zij oefenen hun spieren door een balletje te slaan
De oude voortuin is ook grondig op de schop gegaan
Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren
Blauweregen, de seringenboom, het gras,
knerpend grind, mijn ouders op de houten bank
Soms mocht ik bij hen zitten totdat het bedtijd was
Schone schijn van de herinnering, valse klank
van het verleden. Heimwee komt jaren later pas
In dat gekleurde licht gaat elke vergelijking mank
Anke Labrie
in een strakke vorm giet anke de fraai beschreven elementen uit het verleden. van de dingen en hoe ze voorbij gaan. hoe de dichter ook de schone schijn het gedicht in laat sluipen. al met al een rond en compleet gedicht. bijna te compleet – zo compleet kan de werkelijkheid niet zijn moet de dichter gedacht hebben – maar we hebben gelukkig altijd de laatste strofe van het sonnet nog waarin alles net even in een ander licht kan worden geplaatst.
lieve Pom de fles is mij genadig, het toetsenbord laat mij nog toe en de vingers…ze bewogen nog een beetje. Heb het fijn met de lieven. xx
atmosfeer
de lucht was er om te snijden
pall mall streed met samson
en de geur van beef wellington
die wachtte op het mes
de tafel helemaal uit oisterwijk
met gratis eikenhouten asbak overvol
met daaromheen de aangebroken nieuwe
vieux de fles bleef altijd open
gordijnen in de kleur campari 7up
vitrage bruin en eens in het kwartaal
de emmer water en de magie van nicotine
die zich als thee uit het kant trekken liet
aan het eind werd alles vloeibaar
de mensen stierven toen nog jong
en ze lagen er altijd wel mooi bij
in het kamertje voor met zicht op de kade
ml
03 03 2019
die onvergankelijke laatste strofe roep ik uit tot klassiek:
voor de dooien deed je je best wat moest je anders nog. de dooie kreeg de voorkamer voor een paar dagen tussen het opgepoetste oisterwijkhout. met het uitzicht op de kade – hahaha – dat uitzicht niet voor de dooie maar voor de bezoekers – als de mond openviel had je altijd het uitzicht nog. terug naar de fles in de huiskamer om stil te staan bij de vergankelijkheid. max weet van het leven en de dood – zoals het was is het:
de mensen stierven toen nog jong
en ze lagen er altijd wel mooi bij
in het kamertje voor met zicht op de kade
naar huis buiten de tijd
verlangen is een jengelend kind dat eindelijk z’n zin krijgt
ik heb de poppen in de hoek gelegd, vader beer heeft één oog
thuis is in moeder die elke week belt, in vaders
weet je nog toen… dat je het liefst in lades stopte
om nooit meer naar om te kijken, zoals de spinnen in de klimop
naast het huis, je hebt het lichaam steeds verplaatst
maar de dromen, de nachtmerries, de vaders van de gedachte
zijn je steeds achterna gereisd en de kruimels
volgen het spoor terug, want baksteen is geduldig en de bomen
zijn wortelvast, het huis heeft een nieuw gezicht, de achtertuin
altijd nog het geurende bos waar simon en ans
de honden uitlieten, al is het perceel gekrompen
en het asfalt verbreed, je hoeft je hand maar uit te strekken
nooit was er een oorlog die alles aan diggelen smeet
alleen het stille ruisen, het dichtgemetselde hart
van het ooit dat mij verliet en waar of ’t oog van vader beer gebleven is?
je kunt niet meer naar huis, niet eens met een kapotte knie
niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
Jolies Heij
die eeuwige tweeregelige vorm bij deze dichteres – dat je als lezer na twee regels al weet – ojee weer twee regels en dan nog weer twee – de voorspelbaarheid ten top. dat de inhoud dan echt boven de vorm moet uitstijgen. moet worden uitgetild – meestal kan ze dat wel laten gebeuren. onze jolies – maar waarom toch altijd die strakke zeeuwse gereformeerde dodelijke zekerheid van deze tweeregeligheid?
dan krijg je toch iets van – dat je je als lezer door die hele berg strak geregisseerde woorden heen moet wroeten (vreten) om bij die ene prachtregel te kunnen uitkomen:
niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
Twee-in-een
Dit huis
met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn
geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen
van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken
in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde
nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen
tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels
in een rode beek, een zee
van weelde en van waan
waar geen ontkomen
en geen wonen is
01-03-2019
Cartouche
Rogier van der Weydenstraat
zal ik dan maar knarsend door de straat lopen
langs het huis waar ik woonde
alle onrust van mijn huid stropen
loop maar mee, daar was de kleuterschool
waar alles onbesproken bleef
dan klim ik weer omhoog
in de brandgang waar we speelden
hoger en hoger en dan de sprong
ren ik met mijn spillebenen
iedereen voorbij
zal ik dan maar met een zacht hart door mijn straat lopen
langs het huis waar ik woonde
piept de schommel in de tuin
kijk daar is het luikje in de deur
met de witte gordijntjes
dan draag ik weer de vlechten
kam ik thuis mijn lange haren glanzend
kleur ik grote bloemen op de stoep met krijt
dat kan, maar dan dien ik te beseffen
waar ik kind was ligt bewaard
niets verandert door de tijd
PM