Deel 327. Dresden
Het had ook een andere stad kunnen zijn, maar dat was het niet. De Elbe stroomde er in dit geval doorheen. En daaraan lag een camping. Daar stopte de bus. Het was geen dure reis geweest, want geld hadden we niet. Zij studeerde en ik deed ook zoiets. We hadden samen geboekt, omdat we na twee jaar ook weleens een keer samen op vakantie wilden. We wilden nogal wat.
In de bus naar Dresden zaten leuke gezellige jongeren van onze leeftijd. Mijn aandacht werd meteen getrokken door een meisje met een korte, strakke spijkerbroek en volle lippen. En dat zag ze zelf ook. Maar ongeschreven onvolwassen regels schrijven voor wat misplaatst is. En onuitgesproken woorden handhaven de stilte. En de stilte werd almaar dieper, hoe donkerder het werd. Laat op de avond kwam de bus aan op de camping langs de rivier. Eenieder betrok zijn tent. Mijn vriendin en ik deden dat ook. Er werd die avond niet geneukt. Zeer tot mijn ongenoegen.
Enige avonden later waren we met het hele gezelschap aan de zuip in wat voor het oude centrum door moest gaan. Met zijn allen rond een grote tafel. Het meisje met de volle lippen had een strak leren broekje aan en kantelde openlijk haar bekken voor me, keer op keer. En ik keek toe. Gebiologeerd door de simpliciteit van de menselijke fysiek en geilheid. En toen was er ruzie. Mijn vriendin vond het te onbeschaamd voor woorden hoe ik dat meisje in haar kruis zat te staren. Het meisje zweeg. Ik werd boos omdat we nog steeds niet geneukt hadden op vakantie en gebruikte dat als verweer voor mijn onbeschaamdheid. Die avond eindigde in de tent met over en weer gejank, zoals jonge mensen dat zo goed kunnen.
De ochtend bracht stilte. En in die verraderlijke veiligheid van een brakke ochtend in het gras onder de bomen vertelde ik mijn vriendin dat zij niet de enige was. Hoe het gebrek aan fysieke intimiteit me in de armen van een ander gedreven had. ‘En hoe dan verder?’ ‘Gewoon maar verder’, was mijn antwoord. Op die leeftijd gaat dat allemaal wel. Dat denk je tenminste. Toen ik twee maanden later onverwacht bij mijn vriendin thuis op de bank zat en ze zoenend met een ander de voordeur binnenrolde, wist ik ineens wel beter.
Een paar maanden daarvoor fietste ik door het schemerduister voorbij het Utrechtse Griftpark, Niet eerder had ik me zo vrij gevoeld. Het was een stroom van verscheidene gevoelens, waarbij gedachten onvolwassen waren. Het was als de eerste gitaarklanken van ‘One of us’. Ik kwam bij een lieve jonge vrouw vandaan. En was erg arm en onbezorgd toen.
Als de oorlog komt, zijn er bombardementen die niets heel laten. Vuurstormen maken steden met de grond gelijk. Zowel medemensen als redenen als de namen van de generaals worden brokstukken vergetelheid. En toch verrijzen ze om onduidelijke redenen toch altijd weer uit hun as. Herwinnen oude glorie en pretenderen sterker door strijd en wijzer door verlies. De oude mensen zullen zich de geur van stad herinneren zoals ze ooit was. Zij die daar net te jong voor zijn, zullen voor altijd met één been in de herinnering staan en met het ander in twijfel.