WILFRED ALLOY van GILZE tot RIJEN in Etappe 18 do 25-7: Embrun – Valloire (208 km, bergen)


Etappe 18 do 25-7: Embrun – Valloire (208 km, bergen)
 
… een laag-categorisch colletje vooruitgeschoven …
 
“Als ze over een kuitenbijter beginnen, nou, ‘bergje’ dan maar.” [hahahaha] “Aan de andere kant,  het traject is vlak, maar ik zou vandaag ook niet naar Gilze ‘rije’. 40,7 graden!” [hahahaha]
 
Parijs is niet ver meer, je voelt het aan alles. Ook hier in de zuipschuitkajuit van MS De Kantelaar hangt er naast het ‘richting-de-bar-‘ een donker ‘richting-de-meetsfeertje’. Niet die tourmeet specifiek, ik bedoel: hier zijn andere dingen niet ver meer. Tour en Détour gaan van begin tot eind synchroon op, maar niet samen. Ze gaan in de drijvende kroeg, zij het in zekere wederzijdse afhankelijkheid, hun eigen gang. De stemming is bedrukt.
 
Ranke Nelis kijkt als een Stan Laurel, de slapstick-Ranke, strak weemoedig voor zich uit. Zelfs als hij bier tapt, zoals nu twee Roetemeijers Beiers Bier voor kroegkrakers, blijft hij zo staren. Ze staan weer perfect te schuimen, daar niet van, niet te veel, niet te weinig, maar hij heeft er geen professioneel geïnteresseerd oog voor. Is het een eiland in de verte? Zoiets? Hij zwijgt. Zo kennen we de Ranke niet.
 
Altonice Rieding en Arent Hendriksz B. ‘Pannekoek’ Lix hebben inmiddels hun RBB. De eerste hangt teruggetrokken ‘reading’ aan een tafeltje in de hoek waar Des Kantelaars portable buikige zwartwit tv-toestel staat. Pannekoek, ballpoint nu net tussen de lippen, zit aan de honkytonkpiano afwisselend te schrijven en te pingelen, misschien aan een nieuw weemoedig lied bezig.
 
En de Chileen voor Immanie Kompaan? De Ranke let opnieuw niet op zijn schenktechniek. Maar het gaat uit de kunst. Stijlvoller heeft de Chileen nog niet op Immer gewacht.
 
Dit verslag valt me zwaar. Waar hebben we het over? Ik sjok zonder mankeren verder typend naar de bar (met de juiste concentratie heb je die gelijktijdigheid van handelen op zeker moment aardig onder de knie), regel zelf een Leffe D, terwijl ik de nog steeds somber starende barman in een poging hem op te beuren een amicaal schouderklopje geef. Mezelf eigenlijk. Nelis Mince c’est moi.
 
We zijn allemaal één. Dat alles gelijk getypt dus, anders heb ik bijvoorbeeld geen Leffe, dezelfde waar ik nu een hijs van neem. Intussen sta ik ook met een kopstootje op het podium, appeltje eitje, en oefen als Wilfred Alloy binnensmonds murmelend alvast mogelijke roeptumaarregels. Altonice zingt tussen Roetemeijerslokken door een ‘Frans waasje’, een liedje van Françoise (Laurel en Hardy vandaag beiden present). Pannekoek, het lied in wording terzijde geschoven zijnde, tingeltangelt er basisakkoorden bij. De tranen staan hem in de ogen. Hij vindt de energie niet om iets swingend yé-yé-achtigs in zijn spel te leggen. Quand je me tourne vers mes souvenirs, je revois la maison où j’ai grandi, zingt Altoos. Och ja, waar ze het gedicht op had geschreven, dat ze laatst voordroeg. Zoiets roep ik haar toe, de speciale stilte in de zuipkajuit wreed doorbrekend. Ik zie haar het hoofd schudden. Dat het inhoudelijk geen directe invloed was, meer qua sfeer. De melancholie druipt ervan af. Er zingt al een afscheid in door.
 
Immer is ook niet de vrolijkste. Ze draait met de wijsvinger over de bovenrand van het wijnglas, dat ze bij de voet surplace aan het tafelblad houdt. Kanteldraait dan het glas zelf. Het voetje raakt als dat van een balletdanser die vloer op vier poten nog net: “Circusact met soepel tollende Chileen’. Intussen neuriet ze iets van het 7e Regiment Infanterie voor zich uit. Misschien denkt ze aan voorbije tijden in café Schinkelhaven, de Tolhuistuin en het Paleis voor Volksvlijt, waarover Altonice toen een sonnet voor haar dichtte.
 
Kopermaannacht – ’t Zevende Regiment Infanterie / Blies op electra, tot dan ongekend. / Volksvlijts concertzaal ‘cet après-midi’ / Was in geen tijd zulk een bruischende tent. // Ook in de tuinen, bij gaslicht verwend, / Zwierde ’t op iedere hoornsymphonie. / Zelfs kellner Laurensz, een nuchtere vent, / Viel voor den charmdans en ‘t vat eau-de-vie. // Zingend hielp Zaagmans, capeldirigent, / ’t Koper den nacht in. Het was tegen drie / Fluist’ren geworden tot puur poëzie. // Teder, nog lustig op zeek’ren moment / Bracht ik te weenen mijn minelegie / Om ons uiteengaan zoo warm innocent.
 
Eén klimmetje nog, dat idee. Een klimmetje van niks, waar hebben we het over? We hebben het er niet over. We stellen het uit. Maar voelen nu al de pijn die doorgaans twee dagen na emotionele inspanning op z’n ergst is. En niet alleen in de kajuitkuiten. Nee… Daar vooral niet, zou ik zeggen. Klimmetje? Ha! Noem het maar een klimmetje. Een tranenmettuitenbijter is het. We berusten.
 
Françoise is allang af. Zij is van de kleine pareltjes. Geen woord te veel. Geen woord te moeilijk. Mevrouw Van Zetten uit Tiel begrij…. Af! Nee, helemaal raak. Nelis, zing jij ook nog wat? De Ranke schudt nog altijd zwijgend het hoofd, er wordt wat afgeschud vanavond, een tissue in de hand. Hij legt een verzamelplaat met Françoises grootste hits op Genoemde Draaitafel.
 
Verdroten naar de kwoten. Herbert kan ik er vandaag gewoon niet bij hebben. Zo kort mogelijk dan. Kroot? Een greep uit de mallebabbelgrabbelton. ‘Nu lijkt het erop alsof ie een deuk nee een kras heeft opgelopen op z’n carosserie.’ Erg. Nog een keer grabbelen. ‘Als je daar fietst dan denk je man man man ik ben in de maan.’ Ja, denk je dat dan, Maarten? Het moet iets korts zijn, is anders zo lullig voor Herbert. Laatste grabbel. Oké, deze dan.

HvdD: ‘Een slagveld, nu al.’
DK: ‘Toen was ie de pinarie.’
 
Voor de vorm de vraag: nog wat nieuws over de tour? Het volgende is saillant. Het ‘topoverleg’ binnen team Deceuninck–Quick-Step afgelopen zondag had fysieke consequenties, maar het team mocht in zijn officiële totaliteit de tour wel voortzetten. Hoe anders is het met Tony Martin van Jumbo-Visma en Luke Rowe van Ineos. Een niet opmerkenswaardig ‘akkefietsje’ tussen de twee leidde direct tot uitsluiting voor de rest van de tour richting Parijs. Wielerunie UCI vond dit opeens niet door de beugel kunnen, ook al stonden ze voorbij de meet het incident, waaraan ze geen woorden vuil hoefden te maken, handenschuddend de prullenbak in te lachen. Dit zaakje stinkt.
 
Kantelaarintern gaat het later op de avond tot aan de kajuitsluiting alleen maar beter. We kletsen en hijsen wat weg en halen alsnog soepel op routine de eindstreep van de Détouretappe. Dit alles na het traditionele snelvers, het slotakkoord van de dagelijkse uitzending:
 
ROEPT U MAAR
 
“Kuitenbijter!”

Een renner die voor goud gaat moet alles wel doorstaan.
Dus ook de korte klimmetjes die in de benen slaan.
Zo’n bult heet kuitenbijter (want daarin schiet de pijn),
maar voor getrainde malers moet zo’n klim een makkie zijn.
Er was een klassekoerser – hij won steeds bij de meet –
die lui vanuit zijn zetel zélf in ‘malse kuiten’ beet.
Dat werd een hashtag NoTour. Denk dat hij niet meer rijdt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[Top 3 algemeen orangement: 4. Kruijswijk +1.27, 23. Mollema +42.30, 38. Poels +1.11.25]

Share This:

Gepubliceerd door Pom Wolff

Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman. In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes. Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'. Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.) 'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.

Laat een reactie achter