Columniste vers uit de bus met dichters gerold. Aan het einde van de week spreken we allemaal Vlaams. Het valt me op dat we het nu allemaal hebben over “gedichten brengen” in plaats van “overdragen”, merkte Stef Citroengeel op. We waren één grote, talige familie. Het servokroatische leraresje moest wenen omdat ze de bus niet op mocht. De liefde van mijn leven is ook mee, snifte ze. Die veldwachter? gaf ik. Ik wist niet dat die gedichten schreef. Hij gaat anders wel een boek schrijven over het veldwachtersbestaan, verklaarde ze trots. Hoe boeiend kan dat zijn, geeuwde ik. Wordt het soms een opsomming van alle boeven die hij heeft gevangen? Dat is net zoiets als de natuurgenezer die een sprookje schrijft over de misdaden die hij niet heeft gepleegd. Ik bedoel niet hém, zei ze, mijn eigen Radovan gaat mee op de bus in de gedaante van Foleor van Steenbergen. Ach natuurlijk, begreep ik, die heeft ook een witte baard. En ik had zo graag zijn troostmeisje willen zijn, verzuchtte ze, want zijn lief heeft hem verlaten. Zeg, gaf ik verontwaardigd, is hij niet een beetje erg oud voor jou? Maar hij is jong van geest, hoor! Ik ben al heel lang zijn officieuze vriendinnetje, heb diverse keren op zijn bank geslapen. Hij heeft trouwens ook een tuinhuis, maar daar slaap ik alleen als ik samen met Sylvia Hubers kom. Toe maar, zei ik, en wat vind je veldwachter daar allemaal van? Die ziet me al een tijdje niet meer staan en je weet hoe dat in het virtuele gaat, chatmeisjes worden vroeg of laat afgedankt. En als zijn boek in het Servokroatisch moet worden vertaald, mag jij zeker weer opdraven, sneerde ik. Laat je toch niet altijd zo door die mannen naaien, mijn kind. Je bent te goed voor de wereld.
Maar Evy zal zich wel over Foleor ontfermen, maak je daarover nou geen zorgen. En ik stapte op de bus. Evy zat al aan Foleors zijde, dus dat zat wel snor. Ik ga geen verslag doen van de gehele tour, lieve lezer, maar er waren hoogtepunten. Een verrassende locatie was De Ceuvel in Amsterdam Noord, een Ruigoord in het klein dat ik nog niet kende waar hippe Noorderlingen gefermenteerde kefir stonden te verkopen. De geweldige show die we in Zwolle op een zolderkamer aan het spoor gaven waar ik mocht eindigen met het ter plekke geschreven gedicht “Perronkater voor vertrek”, dat Rodaan al Galidi liedwaardig vond. Ik schrijf in Jip en Janneketaal, sprak hij nederige, maar jij trekt alle registers open. De show op het groningse stadsstrand, omlijst door het geplons van duitse kinderen. De workshop van Nick Swarth over poëzie in de publieke ruimte. De middagen waren meestal gevuld met workshops, tot verdriet van sommige dichters, die liever vaker hadden opgetreden, maar tot mijn vreugde, want net als de onderwijzer Erich Kästner hou ik meer van “lernen” dan van “lehren”. Optreden doe ik al ieder weekend, ik ga vooral op zo’n tour mee om mijn horizon te verbreden.
Dat was sowieso al het geval bij het bezoek aan het lhbt-festival in Gent. Sommige busdichters gingen liever met de proppers (promoters – weer een woord geleerd) de kroeg in omdat ze het manifest te extremistisch vonden, maar voor mij was het een openbaring. In mijn jeugd liepen er in die scene enkel homo’s en wanstaltige travo’s rond, waar ik als androgyne heterovrouw, die graag in mannenkleren rondloopt, niks te zoeken had, maar tegenwoordig is het veel breder. Dus griste ik een stropdas van de bazaar mee en bond die voor het optreden om. Kunt ge die zelf strikken? vroeg Evy verwonderd. Maar natuurlijk, zei ik, dat heb ik van m’n vader geleerd, op een toon van: dat behoort toch ieder meisje van haar vader te leren. Daarna doken we onder in de gentse nachten om pas in Mechelen weer boven te komen.
Manenblusser
We zijn in het land waar taal anders klinkt
het zingt zoals Evy glimpieper en priaap uitspreekt.
We zijn dieper het zuiden ingezakt, hier schuimt het bier
en zijn de tongen losser. Mijn accu is leeg, daarom pak ik
de pen en leef mezelf uit op papier. De jongens van plezier
staan op iedere straathoek pispalen te rammen.
Jens klaagt over dit onbeschoft verrechtse land
maar het publiek heeft afgetrainde oren. Hier sluiten
de kroegen nooit. Doeko doet uit de doeken dat spargelharn
urinezuur betekent. Later ben ik alles kwijt, de tijd alsook
mijn afgeleefdheid tot nu toe. Ik krul mezelf op in een pijpela
dans de Vrijdagmarkt rond. Ik val en sta op is de bushit van
dit jaar. Wat geeft het dat de herberg geen bed heeft.
Evy spreidt haar vleugels over de grond uit, Arthur draagt
mijn tas. We spelen in een lus waaraan geen einde komt.
In Mechelen wordt de maan met bier geblust.
Jolies Heij
