vandaag proza als poëzie! – hier op de pom dan toch eindelijk de enige tijd geleden uitgesproken rede van Helge Bonset – mijn docent taalbeheersing aan de lerarenopleiding d’Witte leli in Amsterdam – een legendarisch instituut met legendarische mensen. Helge heft hoogstpersoonlijk deze lerarenopleiding op en bedankt de bestuurders (en wat er bijhing) met naam en toenaam. Sommigen zijn overleden sommigen zullen overlijden na het lezen van de rede. en terecht. Helge deed mij de tekst toekomen nadat ik had verhaald over mijn belevenissen op d’Witte Leli – die tekst druk ik onder de rede voor u af.
REDE ,Uitgesproken door drs. H. Bonset, voorzitter van de COOPLEL (Commissie Opheffing Leli) ter gelegenheid van het eerste en laatste lustrum van D’ Witte Leli, op 28 november 1976 Geachte aanwezigen, leden van het voormalig bestuur en curatorium – in het bijzonder wil ik hier welkom heten de weduwe van de heer Voskuilen – dames en heren docenten, dames en heren studenten! Het verheugt mij bijzonder dat ik in de gelegenheid ben tot u het woord te richten, en dat dan in de blijde sfeer van afbouw en wachtgeld, waarnaar wij allen zo lang hebben uitgekeken. Het besluit is dus eindelijk genomen, en hoé! Pas twee maanden geleden had ik de eer als toen nog maar net benoemd voorzitter van de COOPLEL (Commissie Opheffing Leli) de procedure in gang te mogen zetten die mogelijkerwijs zou leiden tot de opheffing van ons dierbaar instituut. Wie had toen durven denken dat onze wensen en voorstellen twee maanden later al bewaarheid zouden zijn geworden? Wie had de in de Leli-historie nooit vertoonde eenstemmigheid verwacht die over de toekomst van het instituut bleek te bestaan, van hoog tot laag, van bestuur en directie tot studenten, en niet-onderwijzend personeel. Als de twee jaar geleden opgeheven Instituutsraad dit nog eens had mogen meemaken! Het besluit om ons instituut met ingang van morgen op te heffen dat mijn commissie met volledige steun van alle geledingen hierbij aan u presenteert, is een wijs besluit. Het vloeit logisch voort uit de voorgeschiedenis van de Leli en uit de ons door het departement ter beschikking gestelde middelen, en het is bovendien een waardige bekroning van het werk van onze bestuurders, die immers van meet af aan geen enkele moeite gespaard hebben om het instituut dichter tot het nu bereikte doel te brengen. Ik wil enkele van hen met name noemen. Drs. Lambo, Nooit heeft u geschroomd om in een belangrijk conflict in laatste instantie de verkeerde kant te kiezen. Uw moed om u van dergelijke conflicten niet afzijdig te houden heeft in zaken als de affaire-Oskamp en de kwestie-Duits dan ook duidelijk zijn vruchten afgeworpen. D’ Witte Leli werd het instituut waar een ‘krities’ leraar door curatoren en u buiten de deur gehouden kon worden, terwijl een Noord-Hollandse judokampioen met losse handen en een totaal gebrek aan interesse voor wat zich in of rond studenten afspeelt, het brengen kon tot hoofddocent en in een later stadium zelfs directie-adviseur. Pluriformiteit, verdraagzaamheid en open discussie, schreef u intussen in uw veelal van ludieke titels voorziene directiebrieven. Maar ook op andere wijze heeft u weten bij te dragen tot het blijde moment dat wij nu mogen begroeten. Geen moeite is u te veel geweest om op last van het departement van O. en W. het tweevakkensysteem in stand te houden en de opleiding van steeds minder vakkennis te voorzien. Toen het instituut, niet in de laatste plaats door uw toedoen, maximaal uit zijn krachten gegroeid was en de studies maximaal versnipperd en onoverzichtelijk waren geworden, ja, toen stelde u maatregelen voor om de groei en de versnippering tegen te gaan : het dorpenplan! Het dorpenplan. Wat klinkt dat charmant in zijn agrarische eenvoud. Studenten en docenten moeten zich opsplitsen in kleinere, autonome eenheden, in éen gebouw gaan wonen, schout en schepenen benoemen – ach, wat is dat alles prachtig. Waren zij geen ónvervalste socialisten geweest, het zou lijken of ik Proudhon of Bakoenin hoorde spreken. Drs. Lambo, soms heb ik het gevoel dat zonder u het Instituut D’ Witte Leli nu nóg bestaan zou hebben. We kunnen u niet dankbaar genoeg zijn! (applaus) Geachte heer Müller, Aan u was de begeleiding van het SP (schoolpracticum) toevertrouwd, en ik wil u graag met uw werk complimenteren. Men hoort wel eens – en ik moet nu een gevoelig punt aansnijden, maar doe dit open en onverhuld – dat een aap niet in staat zou zijn dergelijk werk, waarbij immers menselijk vernuft komt kijken, adequaat te verrichten. Het is mijn heilige overtuiging dat deze opvatting gezien moet worden in het licht van een wijdverbreid wantrouwen tegen apen, zelfs zo wijdverbreid en tevens ongenuanceerd, dat wij wel van discriminatie mogen spreken. Welnu, u bent zo’n aap geweest (door uw correcte kleding trouwens veelal nauwelijks van een mens te onderscheiden, als u mij toestaat) die het er in éen woord prima heeft afgebracht. Zonder u zaten wij nu wellicht nog met de nauwelijks dragelijke ballast van een flink aantal stagescholen en bijbehorende schoolpracticumdocenten. U heeft, terwijl u toch uw beste krachten nodig had voor de BOCO (Bouwcommissie) dit probleem resoluut weten op te lossen! (applaus) Geachte heer Schroor, Of zal ik maar gewoon ‘boerenlul’ zeggen, Gerard? Gerard, jij en ik kennen elkaar al langer dan vandaag, uit de tijd dat het nog allemaal toffe jongens geblazen was, en, dames en heren, u moet mij dus toestaan dat ik nu even in een wat meer familiaire toon verval. Gerard, boerenlul, jij bent op dit instituut het levende bewijs dat het definitief afgelopen is met de ‘gymnasiumcultuur’, want jij bent gewoon een eerlijke knul, Gerard, met twee stevige knuisten waarmee je ieder, maar dan ook ieder probleem aanpakt. Een jongen uit het volk én uit het LBO, die dus helemaal weet waar hij over praat als hij het over onderwijs heeft, beter dan zo’n halfzachte linkse onderwijskundige die dan toevallig doctorandus magheten. We zijn allemaal blij dat je gekomen bent, Gerard, er is weer een frisse wind gaan waaien door de sectiekamer Duits; al die bleke, trage klootzakjes van studenten met die koppen vol oproerige boekenwijsheid vlogen zó het raam uit, en de jongens met twee benen op de grond bleven over. Dat heet selectie, en het is goed dat het er is. Je hebt het hier wel moeilijk gehad, Gerard, vaak jeukten je handen, die na je vorige school niet meer gewend waren zo lang stil te moeten liggen. Maar uiteindelijk heb je de rottigheid er toch uit weten te slaan: de laatste student heeft anderhalve maand geleden de studie gestaakt, zodat jij en je gabbers sindsdien de handen helemaal vrij hebben. Ik hoop dat je de feestelijke opheffing van ons instituut en je comfortabele wachtgeldregeling wilt zien als de kroon op je werk! (applaus) Mevrouw Voskuilen, Ik herinner mij uw diep betreurde man als een echt academicus, een waarlijk geleerde. Heeft hij niet als publicaties op zijn naam staan: de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs, en – recentelijk nog – de bezorging van de grammatica van Tinbergen-Lulofs? En dan nog, ten overvloede, een prachtig In Memoriam, geschreven voor een overleden studievriendin? Hoe in en in triest dat wij nu hier een In Memoriam van deze grote taalkundige moeten uitspreken! Drs. Voskuilen had naast zijn drukke taalkundige werk ook altijd tijd voor bestuurlijke activiteiten rondom ons instituut. Notities, briefjes, agendapunten, zelfs geheime aantekeningen – geen moeite was hem te veel. En ook spréken deed hij graag en goed, en veel. Hij sprak als een waarlijk academicus, het hoofd iets over de toegesprokene heen gericht zodat de brillenglazen fonkelden, de beschaafd klinkende zachte stem uitsluitend ongrammaticale zinnen en nuancerende woorden voortbrengend. Dat wát hij zei, vaak naar geheel niets in de werkelijkheid verwees, heeft mij persoonlijk nooit gehinderd. Integendeel, het verhevigde het beeld van de in een voortdurend denkproces verwikkelde geleerde, zelfs terwijl hij zich in zijn beige regenjas en met zijn koffertje van de ene bestuurlijke vergadering spoedde naar de andere, of naar de MO-opleiding waar hij in de avonduren ook nog de paarlen van zijn wijsheid doceerde. Mevrouw Voskuilen, het zal u bekend zijn dat uw man met name de Leli-historie in zal gaan als de grote architect van de insluizing, ofwel doorstroming, van ons instituut naar de tempel der wetenschap: het Instituut voor Neerlandistiek. Met niet aflatende zorg heeft uw man, taalkundige in hart en nieren als hij was, gewaakt over wat hij wel het taalniveau van onze studenten placht te noemen, zoals dat uit hun brieven met het verzoek om inschrijving naar voren kwam. Ook al te late inschrijvers wist hij op passende wijze voor hun incorrect gedrag te berispen. Uiteraard liet hij hierbij alle administratieve en vergelijkbare rompslomp over aan instituties als het bestuur van de Faculteit der Letteren. Wouter Voskuilen: Rust in vrede! Ik verzoek u éen minuut stilte in acht te nemen. Geachte aanwezigen! Verschillende episoden uit de historie van ons instituut zijn reeds meer of minder terloops ter sprake geweest: het tweevakkensysteem, de affaire-Oskamp, de kwestie Duits, de verdwijning van de instituutsraad, de insluizing naar het Instituut voor Neerlandistiek, de bezuinigingen op ons instituut van de kant van O en W. Ongenoemd bleven nog vele andere: het verdwijnen van de Leli-Mail, het verdwijnen van mevrouw Van der Zee bij de sectie Aardrijkskunde, de overbelasting van studenten en de onderbezetting van docenten, de altijd defecte stencil- en kopieermachines, de acht gebouwen in diverse stadsdelen. Zo wijst de historie van dit instituut ondubbelzinnig in de richting van die ene oplossing, die dan ook zo dadelijk met champagne en vuurwerk zal worden binnengehaald. Het verheugt mij bijzonder dat zovelen van u die dit eerste lustrum hebben mogen meemaken, nu ook klaar staan om het in het láatste lustrum om te dopen! Hierbij verklaar ik het Instituut voor Lerarenopleiding D’ Witte Leli voor opgeheven, en de feestelijkheden voor geopend! (applaus, knallen, joelen). Helge Bonset
vandaag lees ik in Het Parool liefdevolle woorden bij het overlijden van Harry Haspers. weduwnaar van de eerder overleden Nelleke van ’t Hoogerhuijs lees ik ook. harry ken ik niet. nelleke wel – ik wist niet dat ze dood is – ze was advocaat in amsterdam en heeft mij een keer bijgestaan. toen het bestuur van de lerarenopleiding d’Witte leli mij van school had afgetrapt – de gristenbestuurder arie lambo was dat – een paar maanden voor mijn afstuderen. 22 jaar was ik. ik studeerde duits en nederlands op of aan die lerarenopleiding – de sectie nederlands bestond uit bijzondere en mooie mensen/leraren als dichter rein bloem, jacques kruithof, Helge Bonset, wim van calcar, de dichter wim huiskens – de sectie duits bestond uit smerig volk – klipp heetten ze, soeters en ook schroor worstelkampioen was ie – ‘uns gehts gold – obersturmbahnführer und gefreitem’ schreven ze op ansichtskaarten aan elkaar. fijne jongens. ik vond het geen fijne jongens. ik vond dat ze de tering konden krijgen. en toen vonden zij het tijd om samen met de gristenbestuurder lambo mij van de d’witte leli af te trappen. Nelleke stond mij bij. bij de kort gedingrechter – de legendarische Borgershof Mulder – in amsterdam bereikte zij dat het verwijderingsbesluit moest worden teruggedraaid, dat ik in een veilige omgeving moest kunnen afstuderen – zonder contact met die fijne jongens, in ieder geval zonder obersturmbahnführers. Ze wisten niet hoe snel ze mij met een diploma – haha – ik was de eerste van de opleiding die afstudeerde. het overlijden van Harry brengt mij weer even terug bij Nelleke met die mooie en deftige achternaam. soms wordt een mens jurist om een verhaal. ik werd het. en dichter oa om rein. pom wolff
Gepubliceerd door Pom Wolff
Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman.
In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes.
Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'.
Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.)
'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.
Bekijk meer berichten