
Gerdinneringen
Zestien jaar lang waren Gerdin (Din) en ik Bos-en-Lommer/BoLo-maatjes. Vanaf zeker moment kwam ik elke donderdagmiddag bij haar langs met een flesje wit en wat knabbels. Beregezellig altijd op ‘Din d’r dag donderdag’, ‘Dins dag donderdag’. Ja, jongleren met taal ging ons altijd goed af. Haar invallen, op papier gezet, noemde ze bijvoorbeeld ‘Gerdingetjes’. Iedereen afroddelen was een vast borrelonderdeel. Klagen over (stadsa)sociale verwikkelingen. Over enge buur- en verbouwlui, waarin zij mij overtrof. Haar weirde, luidruchtige bovenbuurvouw, de ‘Stamppot’, (die wel na een persoonlijke verbouwing veel beter in zijn vel bleek te zitten, iedereen blij). Over die andere, eeuwigdurende verbouwing ging het, een hel voor Gerdin, in de hoofdrol de communicatief ijskonijnig door stof en gruis hooghakkende verbouwregelmuts Truus de Mier (Mier Tuut). BoLo-brede ergernissen wierp ze tussen de glazen Vinho Verde, van vol betegelde tuinen en expats tot bakfietsenterreur. Ook lieve dingen. Din het vogelvrouwtje. Het grote balkon was een paradijs voor haar gevederde vrindjes. Net op tijd heb ik haar vierpoter Appie nog mee mogen maken, de zieke kat die ze tegen de klippen op, schier tot de bedelstaf gerakend maar bleef oplappen. De oplapjeskat. Oplap-Ap.
Een enkele keer vroeg zij op zo’n knusse Dinderdag, het onderwerp levenseinde steeds minder mijdend, of ik bij haar afscheid zou willen spreken. Ik dorst er niet aan te denken, maar beloofde het natuurlijk. Wel, het is zover. Ik ben al begonnen en kan uiteraard niet voor een anderspreken. Het is vooral Din en een beetje ik. Als rode draad met subtitel: ‘het goede leven – een streven’. Tot steun was mijn digi geordende tekst-en-beeld-‘aerchief’. (Din noemde me
trouwens Aro of Ro. Mensen die haar dierbaar waren gaf ze andere namen, die alleen zij mocht bezigen. Je hoorde er dan bij, deed ertoe.) De foto’s fristen veel ‘Gerdinneringen’ op (deze woordspeling had ze ook vast gewaardeerd), toen ik vorige week door de jaren struinde.
Ik leerde haar vanaf ’03 op het Amsterdamse Gouwe Ouwe Koor kennen, het AGOK. De Plantage. Toen we BoLo-buurtgenoten waren, ging het los. We woonden plots vlak bij elkaar. In ’06, het jaar van mijn verhuizing naar de Solebaystraat, waren we meer dan kennissen. Ik mocht het vroegere bed van Bonne komen ophalen. Met een extra koorkracht zeulde ik het gedemonteerd in etappes door de Admiraal de Ruijter- en BoLo-weg en liefst 61 traptreden op. Toch niet zo erg als die piano van Laurel & Hardy, het duo dat weleens passeerde. Eenmaal durfde ook Din de trappen te beklimmen, voor mijn 50e verjaardag. Wanneer zij het koor verliet – (mede) vanwege een botsing en plein koorpubliek met een minstens zo aanwezige tenor – weet ik niet meer, maar de foto’s zeggen dat het in ‘11 echt voor ons begon te bruisen, ook buitenshuis. Allesis goed op te hangen aan Din-gerelateerde begrippen die school hebben gemaakt en aan verschillende clubjes waarover het gebruis overzichtelijk kon verdeeld.
Zo was daar eerst fietsclub de Amsterdamsche Vélocipède Vereeniging (AVV) De Trappers. Met Gerdin en andere (ex-)koorleden ging ik naar Spaarndam, door Landelijk Noord, langs De Zaan (‘Ge-Zaanlijk opfietsen’). Prima te betrappen, het tevredenstellen van de inwendige mens ook ingecalculeerd. Ik gidste, was de BV (‘beller-verteller’) met wat weetjes over de plaatsen waar ik ons liet halthouden en aanverwante zaken. Leuke tijden, vooral door Dins aanwezigheid. Zij had met haar kennis veel toe te voegen, bijvoorbeeld over de tram met de koplampogen, de Kikker, en de Blauwe Tram, die ook door de Admiraal de Ruijter ging, helemaal naar Zandvoort. Wisten wij. Of nog niet. Maar zij kende de details. Die waren haar kracht. Haar vroege herinneringen waren helemaal raak.
In die tijd begon ook het begrip datsja opgeld te doen: Gerdins eh… woonwagen op een volkstuinencomplex aan de Westeinderplassen. De ergerlijke tuintokkies verderop bracht zij steevast ter sprake met hilarische imitaties van het gajes, hun uitlatingen en het accent. In ‘11 vierde ze op de dats haar 65e verjaardag uitgebreid. Ik trof er meer vrienden, ook familie voor het eerst. Met dichter P. en partner (wij vier gingen ons Tafeltje 4 noemen, naar een tafel in dichterscafé Eijlders) hebben we ook datsja-dagen gehad en zijn we aan de plassen uit eten geweest. Eén geënsceneerde kiek, juni ’17, is klassiek: Din trekt op die stormachtige dag met moeite dichter en probleemwolf P. (‘Pomski’ voor haar: hij hoorde erbij) uit het schuimkopgolvende Westeinder nat op de bekeide oever. Over bruisen gesproken: die dichterszondagen van Eijlders! Din raakte zelfs bekend als ‘de koningin van Eijlders’, al werd ze net zo makkelijk als té aanwezig onttroond en op haar oorspronkelijke plaats ge… ge-‘ssst!’
Oké, het was na welk samenzijn dan ook ondenkbaar dat men zich haar aanwezigheid niet herinnerde. Maar ja, Gerdin hè? En er waren al genoeg muurbloemachtigen.
Dan de jaarwisselingsfeestjes op de Admi, zoals zij haar woning afkortte. Want van afko’s hield ook zij tot in het absurde. Op oudejaarsavond ’11 ontving zij koorlieden, onder wie de twee zgn. ’hoeden’, die tevens stamgasten van genoemd café waren. De Admi-nieuwjaarsborrel van ’19, met woord- en beeldkunstenaars, is ook niet onopgemerkt gebleven. Ik had een giga pan erwtensoep meegenomen. Of het voor een weeshuis was. Een snerthoeveelheid kwakte direct feestelijk op haar tapijt. Het schoonmaakwerk van de ‘poetsclub’ is gekiekt. Op film staat wat Gerdin op haar praatbank als een soort gesproken column in de kring wierp over de vreemde, caleidoscopische levensvormen van kunstenaarskolonie Ruigoord. Flink boven het theewater was er nog afsluitende samenzang: het lied ‘Pleinvrees’ op de melodie van My way.
Het basisteam van Tafeltje 4 ging ook in Amsterdam uit eten. Sinds ‘15 of zo. Het dichtersdagje Texel, januari ‘20, café De Kastanjeboom, was helemaal uitwaaien. Vlak voor corona. Ze genoot. In iets andere samenstelling vierde het Tafeltje het zgn. ont-Smeetsingsdiner, maart ’16 (thema: Mart Smeets moest onschadelijk gemaakt worden, geintje uiteraard, afrekening in het horecacircuit). De BoLo-tent Van de Buurt, bij de Rijpgracht, bleek met de dure én karig geschonken borrel pedanter dan de naam deed verwachten. De chef die de borrelkarigheid persoonlijk aan tafel kwam verdedigen is ons bijgebleven. Ook de Smeetsige kretologie. ‘Nou ga ik iets heel geks eten’. ‘En dan krijg je die rekening en dan huil je wat… en dan?’
Nog een borrelclubje. De HELL-posse, een afko met de achternaaminitialen van de vier betrokken (ex)koorleden, onder wie de bas die Gerdin als enige ‘Lodewijk’ noemde. Precies, ook hij deed er bovengemiddeld toe. We spraken af op het terras van Podium Mozaïek op de BoLoweg. Of binnen. Maar het was vooral met haar alleen dat ik bij ‘t Podium Mozaïek wat ging drinken. Een pnibi! Haar mooiste afko: een Pniëlbiertje, naar de kerk die ooit in dat volksmondige ‘theelichtje’ gevestigd was. En och, het Nederlands Blazers Ensemble! Ze nam me vaak mee naar een NBE-concert in de bovenzaal. Eén keer was het buiten. Gratis voor buurtbewoners. Goed geregeld. We borrelden en bitterden ook in het soms iets té Mokumse café ’t Binnepretje (zonder tusse-N), afko: ’t Bip. Nee, het leven was niet altijd zo slecht.
Genoemd mag zeker de presentatie van haar autobiografie, gelijk met de viering van haar 75e verjaardag op buurtboerderij ‘Ons Genoegen’, Westerpark. Minder fraai – maar het dient gezegd – was onze brouillage daarna vanwege, zeg maar, een ‘kritiek geval’. We botsten ten tweeden male (eerder iets met een column waarmee ik haar, vond zij, het gras voor de voeten
wegmaaide). Mensen hebben soms een gebruiksaanwijzing (sprak hij die gast in de spiegel op strenge toon toe), naar zichzelf of een ander toe vertaald. Gerdin had dit vast wrakkig geformuleerd gevonden, en dat is het ook. Maar we bleven niet ‘uit elkaar gebrouilleerd’, nee, we kwamen steeds als nog dikkere maatjes dan we waren terug.
De laatste jaren vond ik de mooiste. We zijn terug bij de Admi-dinderdagen. Ik hing aan haar lippen. De belezenheid, literatuur, poëzie, het rijke filmartistieke verleden. Gerdin was opgeleid in scenario en regie aan de Nederlandse Filmacademie, was o.a. filmrecensent van De Volkskrant, heeft boeken over film op haar naam staan. Haar vriendschappen en vroegere contacten met grootheden uit die milieus maakten indruk. Guus Luijters, Willy Lindwer, Monique van de Ven, Kitty Courbois, en vele anderen. Ze ontmoette in Knokke zelfs Fluxus kunstenares Yoko Ono, toen die nog niet eens aan die Beatle hing. Ze was ook vrijgevig, schonk
me o.a. boeken van genoemde Guus Luijters en Ton Heijdra’s geschiedenis van Amsterdam West. O, Hans van Sweeden! Als tiener heeft ze zelfs die charismatische componist/acteur gekend. Da Costakade. Hans, door Louis van Gasteren nog gefilmdocumenteerd. Verhalen!
De laatste jaren, toen ze almaar minder mobiel werd, waren voor haar als steeds kortademiger ‘longlijer’ zwaar. Naar de keuken gaan was al bijna niet te doen. De lunchvoorstellingen op woensdagen van – last but surely not least – de volle Bellevueclub trok ze al lang niet meer. Maar we appten dagelijks, ook als ik aan de stadswandel was. (Ze hield ook helemaal niet van telefoneren, zei ze. Om haar stem te kunnen horen moest je haar zíén.) Ik verzond foto’s, om de tig meter gestopt. Kwam er eindelijk achter wáár op de Nieuwezijdsze in haar wildere jaren precies had gewoond. Bij de Sint Luciënsteeg. Juist, dat blok waar je omheen kon lopen! Wow. Ze sprak er vol melancholie over. De cartoons van Kama, Fokke en Sukke, Hein de Kort en meer: elke dag. Ook het steeds schokkender wereldnieuws kwam voorbij. ‘Compleet mislukt project, die mensheid,’ zoiets zei ze dan. ‘Schrappen die boel. Laat er alsjeblieft zo snel mogelijk een meteoriet inslaan. Bij de dino’s is het ook gelukt.’
Din is vorig jaar april nog per scootmobiel (‘slakmobiel’) helemaal naar de Rustenburgerstraat komen tuffen, nabij de Amstel, waar ik sinds eind ’22 woon. Het ronden van de Krommert was even traffic-tricky, verzuchtte ze. Ik viel achterover van verbazing. De hele Stadhouderskade af! Maar nu geen 61, maar 16 traptreden beklommen. Dat scheelde. Vinootje – eentje maar! ze moest nog terug! – en hapjes op m’n zonnige balkonnetje, de kat aaibaar erbij. Dappere Dodo Din. We hebben in ’24 nog getwee op het IJ-kantineterras bij NDSM gezeten. Net zo mooi. Het terras van WesterVilla met de Blommen, ook fijn! Wat memorabele zonnige Admi
balkonsessies, haar gouden vriendin de beeldend kunstenaar Hennie erbij, verjaars-Juttertje, ach, zo gezellig. Het bruiste tot het gaatje.
Vorige week stokte de chat. Lieve Din, ik zal je blijven missen. Aan je blijven denken. Dankjewel voor de vriendschap. Dear Din, Dinnelijn, Dinnelijneke, Dinnelijnekewitwijneke.
Je Ro, 21 februari 2025