publicatiedatum recensie 14 november 2017 –
ik moet toch even mijn excuses maken aan Anneke Wasscher. gisteren ontmoette ik Anneke weer eens na corona tijden in het Heerhugowaard van Corrie Nieman – podium kompleks. mooie lommerrijke tuin, fijne ambiance, prima poëzie van oa Marten Janse en Anneruth Wibaut en natuurlijk van Anneke Wasscher onbetwistbaar poëziehoogtepunt van de middag – zo schreef ik op ons aller FB.
Tijdens een gesprekje merkte ik op dat het tijd werd dat ik toch wel eens die bundel wilde hebben van Anneke – Anneke keek mij aan – diepe meewarigheid duidelijk zichtbaar in Annekes beide ogen – je hebt die bundel al hoor! ik ontkende halsstarrig. we spraken af thuis nog eens goed te kijken of de bundel is verstuurd dan wel of de bundel is ontvangen. de bundel is niet alleen door mij ontvangen – de bundel is ook door mij gerecenseerd – zie hieronder – mijn dementerend vermogen heeft weer eens grote hoogten bereikt.
ANNEKE WASSCHER in haar bundel ATLAS VAN DE TIJD: het is daar stil, er wordt gezwegen. het is alsof de woorden zichzelf afleggen. over het verfijnde dichterschap van anneke wasscher.
deel 1 – 13 gedichten – ‘we leggen nieuwe woorden op een lege plek’ – nieuwe woorden dus op die lege plek, legt ze, ANNEKE WASSCHER in haar ATLAS VAN DE TIJD – de verwijzing naar kopland kan geen toeval zijn – anneke laat niets aan het toeval over – als persoon niet – en niet als dichter. in het eerste deel staat een relatie centraal – over hoe die voorbij ging – hoe een leven dan getekend wordt? – en hoe de dood? het is het werk van een dichter om daar vorm aan te geven. de woorden héél zorgvuldig gekozen in elk gedicht weer. de woorden schreeuwen stilte, de stilte uit in alle toonaarden. maar hoe anders dan in woorden leg je dodelijke stilte, het dodelijk gemis. het is natuurlijk onbegonnen werk. toch openbaart zich in twee gedichten het wonder van de poëzie. het is het wonder van de eenvoud dat stiller maakt dan stil kan zijn in een gedicht: in: “het sprak vanzelf”
soms zet ze toch twee borden neerof legt zijn leesbril naast een boekhet sprak vanzelf dat hij er was
en in: “onze herfsttuin”
er is niets jong gebleven op ons erfde verf laat los en bladdert af en ikben niet in staat iets vast te houden
bij anneke – lezen we nauwelijks hoofdletters, bijna geen leestekens, in de hele bundel welgeteld één vraagteken. we moeten het van de woorden hebben – niet meer en niet minder. behalve in deel 2 – 8 gedichten met 8 namen – met hoofdletters van mensen in de titels van de gedichten. we zitten in een gekkenhuis – de wereld – lijkt het wel – of op de terminale afdeling van het onze lieve vrouwen gasthuis of gewoon op drie hoog achter in de jordaan, in ieder geval in een wereld zonder houvast waar verloren jaren samen gaan met verloren idealen. heb je een naam – het kan kort duren of het kan lang duren – na verloop van tijd leg je die naam ook weer af. op de plaatsen die anneke in haar atlas beschrijft.
relaties, mensen die we hebben gekend met namen – we gaan er allemaal aan in deel 1 en 2 van deze bundel – anneke laat ons geen ruimte – de neus op de feiten. en een naam hebben we allemaal. het is tijd voor de eeuwigheid – en inderdaad in deel 3 maakt anneke tijd vrij voor de eeuwigheid in 9 gedichten bij nacht en ontij in een winters geheel.
In deel 4 is het stil, wordt er gezwegen. er hoeven geen woorden meer gelegd te worden op de lege plekken. het is alsof de woorden zichzelf afleggen. hier toont zich het verfijnde dichterschap van anneke wasscher – alsof ze er de hele bundel over heeft moeten doen om aan te raken wat je verstilde weemoed zou kunnen noemen. de oude beelden – als iedereen is weggegaan, als niemand meer een naam draagt. tot aan het slotgedicht “symbool” in deel 5: met de aanklacht, de verbijstering en iets van hoop nog?