Over drietrapsmetaforiek & zolderkamertjes
Slam is als het leven zelf, stelde Ditmar op de Pom in een open brief aan columniste voor een hart onder de riem, waarvoor dank. Die “tweetrapsmetaforiek” duikt vast ooit wel in mijn biografie op. Ik vind het een adequate omschrijving van mijn werk en inderdaad, dit is niet altijd even toegankelijk voor het grote publiek. Dat de dichteresjes steeds jonger worden kan ik best hebben. Van gesjoemel met publieksstemmen heb ik niets gemerkt. Maar ik heb nu vier keer de eer gehad om aan de halve finale van het NK mee te mogen doen en ben daarvan drie keer stukgelopen op een incompetente jury zonder enig benul van zaken. Die stonden te stamelen en te schutteren van: ehm, dat vond ik wel een mooie regel, ja. Beste jury, het gaat er niet om wat u goed vindt, maar om uw deskundig oordeel!
Het zijn van die figuren die hun autoriteit aan hun “beroemdheid” ontlenen, maar de ballen verstand hebben van feedback geven, van voordracht, niet eens van de woordkunst. Toen ik begon met Slam, dacht ik dat het mijn literaire carrière een optater zou geven. Tot dan toe was ik een zolderkamertjesschrijfster met drie ongepubliceerde romans op mijn naam. Ik had geen connecties en kende geen andere schrijvers, want schrijvers waren losgeslagen types die steevast in de goot belandden, zo had ik van mijn moeder geleerd. Ik moest maar een fatsoenlijk beroep gaan uitoefenen, zoals lerares Duits, waar ik meesterlijk in ben gefaald. Toen had het idee zich in mijn hoofd postgevat om in alle stilte aan een roman te werken, waarmee ik in één klap zou doorbreken. Dit bleek echter voorbehouden aan de “nikserige” jongens als Ronald Giphart, Rob van Erkelens en Ingmar Heytze. Jonge schrijfsters/dichteresjes waren toen nog niet zo in trek als nu. Ja, je had Désanne van Brederode, maar die werd naar voren geschoven dankzij het feit dat ze Arjan Peters van de Volkskrant neukte. En je had Connie Palmen die weliswaar al ietsje ouder was, maar de hele grachtengordel neukte.
Zulke connecties had ik niet, maar ik was zo naïef te denken dat ik er met noeste arbeid, veel schrijven, veel schaven om mijn werk te perfectioneren wel zou komen. Mijn manuscripten pasten of niet in het fonds, of werden niet goed genoeg bevonden, dus bijschaven maar weer. Tot ik erachter kwam dat dit de standaardafwijzing van de uitgeefheren was en mijn woord zonder de broodnodige contacten een dode letter was in het literaire wereldje. Bovendien wilde ik van die zolderkamer afkomen. Letterlijk. Ik schreef in die tijd op de zolder van het eetcafé waar ik een Melkertbaan had met een fles wijn binnen handbereik en de dronken stad onder mijn raam. Het klinkt heel romantisch, maar het was vooral heel eenzaam. Ik had behoefte aan lotgenoten. Ik ging in mijn woonstee Utrecht op zoek naar podia. Dat viel vies tegen, want die zijn er in de kloosterstad met haar dienstbaarheid naar subsidieverstrekkers toe nauwelijks voor beginnende dichters.
Ja, een Michel Houellebecq wordt van de ruimhartige subsidie naar Utrecht gehaald, maar fris talent kon alleen bij de Uslam in de Bastaard terecht. Ik had inmiddels de ommezwaai naar de poëzie gemaakt omdat ik ook wel snapte dat zich dat beter leent voor voordracht dan hele lappen romanteksten. Ik vond Slam altijd iets voor elkaars dissende hiphoppers met hoodies. Ooit was ik ergens aan het begin van het millennium door de historicus meegesleurd naar Festina Lente. Wat een theater, wat een schijnvertoning en wat een slechte winnaar die een brij van onbegrijpelijkheid over de hoofden uitstortte. Maar ik had geen keus, in Utrecht was er niets anders. Zo werd ik wel gelijk in het diepe gegooid. De Uslam verloor ik glansrijk, de jury vond mijn gedichten hooguit geschikt voor op een tegeltje. Ellen Deckwitz won met een gedicht over haar fietsbel. Ik was er gelijk klaar mee en dacht: als ik over zulke banaliteiten moet schrijven om te winnen hoeft het van mij niet. Op puur geluk gaf ik me twee maanden later toch weer op voor de Slam in Zeist en won. Ellen Deckwitz zag mij plots staan. Slam heeft mij veel gebracht, veel lieve collega’s en vrienden. Ik hang mijn Slamvork ook nog niet geheel aan de wilgen. Maar dat NK hoeft van mij niet meer.
handleiding voor verliefden
ze zegt dat ze altijd verliefd is, dat ze de schimmel
in je koelkast wil zijn, maar jij hebt genoeg
aan je eigen woekeringen, je wilt wel verliefd
maar niet als zij dat dicteert, want een gevoel
laat zich niet in woorden vangen, je wilt liever
je eigen demonen kiezen, je noemt het poëzie
dat heet het beteugelen van de muze die je laat
kruipen voor een kruimel, een gelaagde toenaderingspoging
de gehengelde vis te glibberig voor jouw
geoefende handen, die je spijtig teruggeeft aan de zee
de diepte van gevangen in cliché’s, het woekerende
van metaforische anemonen, de stiltes die tronen
op wat jij haar nooit zult zeggen, een ander die wegloopt
die steelt wat jij lang geleden hebt uitgekookt
aan verlangen, de aanjager die de dichter beweegt
tot afdalen onder de huid, tot gistende cellen
maar eenmaal aan het licht, zo naakt, zo schriel
dat je enkel gevild tot op het bot en nog steeds verliefd
Jolies Heij