Over maanzucht & ochtendziekte
Ik wil het eens met u over avondstond en maanzucht hebben, lieve lezer. Zo prijst columniste zichzelf gelukkig dat ze geen beroep uitoefent waarvoor ze zich voor dag en dauw uit de armen van Morpheus moet losrukken. Poëzie is een bedrijf bij uitstek voor de avonduren, de zondagmiddagen daargelaten, maar met een beetje geluk beginnen die niet voor vieren, waar je ook nog om vijf uur met een schoon geweten kunt aanschuiven, een en ander hand in hand met drank natuurlijk. Zondagmiddagen die al om twee uur beginnen vinden in de regel in bibliotheken en achterafzaaltjes plaats. Vandaar dat ik onaangenaam getroffen was toen Eijlders een uur werd vervroegd en dan moet columniste ook nog vanuit het verre Utrecht aanreizen. Dat is om te voorkomen dat het café tegen zessen leegloopt, werd mij te verstaan gegeven. Waartoe, waarvoor? Om de aardappels op te scheppen? De zichzelf respecterende kroegtijger heeft aan de alcoholische calorieën genoeg en haalt op weg naar huis hooguit pizza, patat of shoarma. Of – voor de gezondheidsfanaten (vroeger heette dat “aan de lijn doen”) – heeft men thuis alvast een uiensoepje klaargezet.
Iemand zei laatst: je hoort nou nooit mensen zeggen, goh, ik had de ochtend van mijn leven. Wat gebeurt er ’s ochtends nou helemaal? Mensen gaan naar hun werk, bejaarden trekken er met hun voordeelkaart op uit. Ergens in huis rochelt een waterleiding, in de straat passeert een vuilniswagen en het licht is vreemd schel of vaal en bleek. Je hebt de hele dag nog voor je, maar op het moment dat ik me dat realiseer, wil ik mezelf het liefste van kant maken. Gruwel, een héle dag maar liefst. Om wat te doen? Te schrijven allicht, maar ik ben iemand van het laatste moment, de nipper, de net gehaalde deadline, onder tijdsdruk functioneer ik het best. De column die net voor sluitingstijd in het redactielokaal wordt afgegeven.
Met een dag die zich eindeloos voor me uitstrekt kan ik niets aanvangen, het is eerder een garantie voor eindeloze lethargie en gelummel. Vroeger moest je tenminste nog naar school. Niet dat je er altijd iets van opstak, maar je werd vanzelf het bed uitgejaagd bij de gedachte dat je gemist zou worden en de schoolse noodtroepen zouden uitrukken. Maar ook toen al lag ik vanaf een uur of zeven met de radio op hilversum 3 slaperig onder de deken om dan om half negen op te schrikken, me vliegensvlug aan te kleden en me in gestrekte draf door de stille lanen te haasten om precies om kwart voor negen hijgend het schoolplein op te schieten. In mijn studietijd – toen ik eenmaal na de propedeuse mijn eigen lesprogramma van keuzevakken kon samenstellen – meed ik colleges die om negen uur begonnen als de pest en zeker nadat het academisch kwartiertje ook nog eens was afgeschaft. Tijdens mijn stages als lerares Duits moest ik echter wel eens om zes uur op en omdat ik nooit voor middernacht in slaap viel en ook niet zoals sommige fortuinlijken met een paar uur toe kan, bouwde ik toch wel een chronisch slaaptekort op. Mijn onderwijscarrière was dan ook geen lang leven beschoren. Ik dacht de oplossing voor dit probleem te hebben gevonden door in de horeca te gaan werken, heerlijk pas om drie uur ’s middags naar je werk, om middernacht thuiskomen en dan nog wat schrijven. Helaas ging het eetcafé failliet, was de crisis net uitgebroken en gleed ik van de WW de bijstand in.
Dat was nog vóór de participatiewet, maar de gemeente Utrecht had zo z’n eigen zweepje om de luie werklozen tot actie aan te zetten in de vorm van een reïntegratietraject dat schaamteloze dwangarbeid inhield van het vouwen van dozen en het prikken van prijsjes in een magazijn op industrieterrein Lageweide. Je moest er om acht uur ’s ochtends beginnen. Ik kreeg er dermate de kouwe gribus van dat ik me terstond tot een psychiater wendde om me geestesziek te laten verklaren. Deze zenuwdokter vinkte zowat alles uit de DSM af, op mijn ochtendziekte na, maar de Sociale Dienst nam er genoegen mee. Ik ben nu eenmaal van de nacht. Het is donker, het is knus en veilig en de mensen houden zich koest, zelfs op Facebook. Mijn geest wordt gescherpt en ik kan de inspiratie laten stromen zonder te worden gestoord. Om daarna welverdiend uit te rusten terwijl de vroege vogels de al te uitgestrekte dag begroeten.
morgenwekker en nachtwaker
je weet dat ik op dit uur geen goud in de mond heb
je mag van mij als de bleke zon tegen muren opkruipen
de lucht in plassen oprapen, de troosteloze scherven van het
nachtelijke regenen, de duiven voeren na knikkebollend vasten
je was nooit maanziek, kent geen ander hemellichaam
dan je sterrenbeeld dat je trekt in de ochtendkrant
je bent opgewekt, gewekt door het gloren, het krieken
van al te wakkere beloftes, de ketel voor jou gemaakt
die je aanzet tot fluitende daden, er is altijd een begin
een nieuw en eindes ferm afgewikkeld, niet de losse hand
je wordt filosofisch bij het bakken van een ei en de geur van
koffiebonen, je denkt aan wat er komt, kiept het droesem weg
jij bent het die mijn glazen ruimt, vergeef me het navelstaren
ik heb gewacht op een ingeving, een woord in de nacht
dat ik lokte als een kwijnende kater, een opvliegende vleermuis
ik zat bij halogeenlicht terwijl jij dwaalde in droomtaal
nu ben ik blind en moe van de reis, de verzen waarmee ik mezelf
kastijdde, kom dan flank aan flank terug in bed en rust uit
Jolies Heij