Over afvalscheiding & kogelbiefstuk
Dit wordt geen klimaatpraatje, lieve lezer. Ik hoor u verzuchten: zij ook al? Aangezien ik mag aannemen dat u zeker niet jonger bent dan ik, zal het uw tijd wel duren met dat klimaat. Dat is meer voor scholieren die het – gezien de almaar stijgende levensverwachting – nog de hele eeuw moeten zien uit te houden op de planeet, het zweedse klimaatmeisje Greta voorop. Waar asperger al niet goed voor is. Je wordt er consistent en volhardend door. Wat een asperger zich eenmaal in het hoofd heeft gehaald krijg je er met geen paardenspan meer uit, dat was bij generaal Montgomery ook het geval, alleen pakte dat bij de Slag om Arnhem minder goed uit. De generaal sloeg als rasechte asperger de waarschuwingen van zijn militaire adviseurs in de wind en voerde uit wat hij zich in het hoofd had gezet, namelijk de Duitsers tot ver achter de Rijn en over de kling te jagen, met de bekende desastreuze gevolgen.
Columniste heeft zich nooit zo heel intensief met het klimaat beziggehouden, al was het vorige zomer verrekte warm. Ik heb andere hobby’s die vooral met taal en tekst te maken hebben. Toen ik in Freiburg in Duitsland ging studeren, kreeg ik voor het eerst met afvalscheiding te maken. Op spullen in de verkeerde afvalbak stond de doodstraf. Ik had een kamer in een Wohngemeinschaft met twee fundamentalistische afvalscheiders, door een zweedse kennis gekscherend “Ökofaschisten” genoemd. Tussen mij en het milieu is het daarna nooit meer helemaal goedgekomen, al scheid ik tegenwoordig keurig het afval – meer uit gewoonte dan uit bewustwording – en eet ik niet iedere dag vlees, maar dat is eerder omdat ik er nooit zo dol op ben geweest. Je hoeft mij ’s nachts echt niet wakker te maken voor een kogelbiefstuk.
De reden dat ik geen vegetariër ben is puur door luiheid ingegeven: ik wil niet omkomen van de honger als er in de balkanese rimboe toevallig niets anders te krijgen is. Ik heb nooit de ambitie gehad om vlees geheel af te zweren en ook nu niet. Maar afgelopen weekend viel me iets op. Ik dineerde met de schoonfamilie ter gelegenheid van schoonpa’s verjaardag bij een niet nader te noemen bistro in een niet nader te noemen dorp op de Utrechtse Heuvelrug. Iedereen had vlees op het bord liggen, ik ook. Een halve kip, volgens de menukaart, maar het leek meer op een hele haan met een volgestouwde ganzenlever. Lief en ik hadden ‘m makkelijk met z’n tweeën opgekund. Alle borden waren overladen met vlees en werden vergezeld van minuscule schaaltjes groente die grotendeels onaangeroerd bleven. Bij het verlaten van het etablissement besloot ik om toch eens een zaadje te planten. Ik zei tegen de serveerster dat het allemaal heel goed had gesmaakt, maar dat zulke vleeshompen in deze tijd van klimaatcrisis en milieubewustzijn toch echt niet meer konden.
Dat er restaurants bestaan waar al wordt geëxperimenteerd met minder vlees en meer groente op het bord. Ze keek me glazig aan. Haar collega ging er wel op in. Dat hoef je in een dorp als dit niet te proberen, meende ze, dan blijft de klandizie weg. Zou men mij aldus als een zemelige hipster met opgestoken wijsvingertje uit de grote stad wegzetten? Misschien. Maar ik had toch het gevoel een goede daad te hebben verricht, wat voor columniste echt wel bijzonder is omdat ik liever lui dan idealistisch ben. Zo stapte ik met een tevreden gemoed door naar het tuinhuis waar de natuurgenezer juist een servet ombond en zich over een kogelbiefstuk ter grootte van een ganzenlever boog. Ik kiepte het beest terstond uit het raam, dat was mijn tweede goede daad voor de zondag. Gé, wat doe jij nou? riep hij verbijsterd. Sinds wanneer ontzeg jij mij mijn vleesje? Ik ben een Balkanman, ik moet vlees eten, daar word ik sterk van, geeft mijn moeder me altijd gezegd.
Wel Radovan, gaf ik, je bent nu een grote jongen, dus je hoeft niet meer naar je moeder te luisteren. We gaan een moestuin voor je aanleggen met gezonde spruiten. Geen denken aan, pas als ik niet meer jouw muze goef te zijn doe ik afstand van mijn kogelbiefstuk, bromde hij misnoegd. Goeveel vlees zit er nou gelemaal aan spruiten? Dat is geen vlees, antwoordde ik, dat heet textuur.
zomerliefde duurt langer dan blessuretijd
ik kwam je buiten de tijd tegen, alleen de ruimte
was van ons omdat wij die vulden, ieder gebaar
was een mogelijkheid, ieder woord van jou ontkenning
of bevestiging, afhankelijk van de toonaard
alleen de klok die de kostelijkheden aftikte was echt
alsof we in blessuretijd leefden draaide de zon met ons mee
om de vergankelijkheid voor ons uit te tekenen
ik had geen foto, nee, een blauwdruk wilde ik van al jouw gangen
niet de schaduw van je hand, maar de hand zelf was het
die ik wilde overtrekken om genadeloos in de groeven te vallen
liefde duurt niet dan een zomer lang, maar nachten
lijken langer dan de lichtste dagen en ik weet toch
hoe je er nadrukkelijk niet om hebt gevraagd noch bedongen
muze te zijn, dat is als koning tegen wil en dank
het zou moeten aflopen met de terugreis en in een juwelenkistje
bewaard, het was nooit mijn bedoeling om een museum in te
richten en je kunt het kort en klein slaan zo veel als je wilt
ik kan schepen verbranden, maar het ruim slaat alles op
de tijd was te kort, wij duurden eeuwigheden langer
Jolies Heij