
VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Deel 328. Veertig
Een aluminium, stervormig constructieprofiel. De koelte die het gaf als ik er met mijn wang tegenaan stond, terwijl ik naar de spelende kinderen keek. De paaltjes, die vlekken maakten op mijn broek, in de zomer als het teer smolt. Het smalle gootje van zand tussen diezelfde paaltje bij het knikkerkuiltje, waarvan ik altijd dacht wel te weten hoe het balletje zou rollen en een ander het altijd beter bleek te weten. De angst voor grote pestkoppen, die ik niet snapte, omdat ik pesten niet begreep. En de verdovingsspuit midden in de wond en het uitschreeuwen van de pijn onder het TL licht bij de huisarts, nadat mijn moeder tijdens het middageten ontdekte dat ik een gat in mijn been had. Ik had bij het oversteken een fiets niet gezien, omdat mijn capuchon te ruim was. Het regende hard. De meester die zei dat toen hij jong was, ze vochten met messen, terwijl hij het jongetje dat brutaal was geweest het liefst op zijn donder zou geven, maar niet verder ging dan het ventje aan zijn arm de klas uit sleuren. Dat zijn mijn herinneringen aan de lagere school. Een paar maanden geleden werd ik op het dorp van mijn ouders gewaar dat het gebouw er niet meer stond. Dat deel van mijn jeugd was nu ook voorgoed verdwenen.
Wat vaag overblijft zijn de gedachten zoals ik ze op kan schrijven. Daaruit kan ik enkel concluderen dat het geen vrolijke gedachten zijn. Er zijn ook niet veel herinneringen uit die tijd die ik koester. Voor mij is er niets herkenbaarder dan wanneer ik mijn zoontje langzaam in een ongeremde extase zie vervallen, die onvermijdelijk moet eindigen in een huilbui. Geluk is vanaf mijn jongste herinnering iets breekbaars geweest. Iets waar de vloek van een zelf vervullende profetie van neergang aan verbonden moest zijn. Geen voorspoed zonder de altijd aanwezige dreiging van verval. Tot de onbewuste wetenschap dat gelukkige momenten altijd hetzelfde slot kennen. Hoe ik de wereld door mijn kleine ogen heb leren kennen heeft mij niet tot een vrolijk kind gemaakt. Vaak vervloekte ik in mijn vroege tienerjaren mijn denken en wilde ik niets anders dan al mijn gedachten stilzetten, zodat ik rust zou hebben. Of wat ik dacht te kunnen noemen, gewoon gelukkig zijn. Zelfmedicatie met alcohol domineerde de decennia daarna. Maar ook dat kan niet aanhouden. Je maakt nieuwe mensjes. Waar jij niet de last voor mag vormen. De voorspoed die me ten deel viel, voelde lang als schuld. Toch is er nooit zoiets als een depressie geweest. Nooit dat gevoel dat er geen uitweg meer was. Het was meer een gemis. Een ongeleden verlies. De altijd aanwezige dreiging van het moment van inlossen van het onzichtbare krediet.
Tot ik op mijn veertigste met mijn gezin bij Brasserie Wepler zat op de Place de Clichy. We waren net bij de Sacre Coeur geweest en mijn kinderen aten zeebaars, wat ze anders nooit zouden doen. Voor het eerst voelde geluk niet zwaar en broos, maar veilig. Op dat moment hield het verleden op zich te vormen zoals het altijd had gedaan. Waarom dat zo lang heeft geduurd weet ik niet. In de buik van mijn moeder duurde het negen maanden om verder te komen. Eenmaal op eigen benen veertig. Je hebt het ook niet door tot het gebeurt. En het enige dat je dan ineens weet, is dat je nog niks weet. En dat lucht gigantisch op. Zonder dat je er direct voor hoeft te sterven.