
Deel 343. Faust
Afgelopen vrijdag ging ik met mijn zoontje naar de friettent. Eigenlijk wilde hij niet mee. Hij was moe van de week en had net een uur computerspelletjes zitten spelen. Ik vond dat hij naar buiten mee moest. Onder een niet aflaten weeklagen, liepen we naar het Bergpolderpleintje. We liepen de frietzaak binnen. De drie mensen die bezig waren friet te bakken sloegen geen acht op ons. Dat ergerde me. Mijn zoontje was op een barkruk gaan zitten. Hij zag eruit als het toonbeeld van mismoedigheid. De andere klanten van de friettent zagen er ook niet al te florissant uit. We waren in een soort docudrama beland. Na wat vijf minuten leek overwoog ik weg te lopen. Net op dat moment beet een frietbakster me toe wat ik wilde. Ik wilde friet.
Terwijl we wachtten, kwam er een etnische vrouw met haar dochtertje, die mooi lang krulhaar had, binnen. Het was duidelijk dat ze een ijsje kwamen halen. Ook zij werden genegeerd. Pas toen de vrouw na een tijdje vroeg of ze een ijsje mochten, werden ze met tegenzin opgemerkt. Bijna kwam een gevoel van plaatsvervangende schaamte op. Het soort mensen dat achter de toonbank stond, staan bij mij vaak ook ingedeeld in het hokje ‘racist’. Vervolgens kwam ook de eigenaar binnen. Een man met een bierpens, die zijn Audi station altijd op de stoep parkeert, alsof dat normaal is. De borsten van zijn tweede vrouw heeft hij voor haar verjaardag ook laten vullen. Hij maakte met veel bravoure wat ‘foute’ denigrerende grappen met zijn personeel. Zijn blik vermeed ik zo veel mogelijk. Het heeft er altijd de schijn van, dat dat soort mensen feilloos aanvoelt, dat je een hekel aan ze hebt.
Even later liepen we met een pak friet terug naar huis. Dit was de laatste keer dat ik daar geweest was. Dat had ik mezelf al één keer eerder beloofd. De friet was niet altijd even goed afgebakken geweest. Zo ook deze keer. Toch had ik ze nog een kans gegeven. Maar meer uit eigenbelang. Het is zo lekker dichtbij. Maar dit was écht de laatste keer. Bij het Muizengaatje zit op de brug ook een friettent. Daar is het personeel vriendelijk. De zaak is schoon en de friet vers gesneden en altijd goed gefrituurd.
Waarom benzine kopen bij een bedrijf dat zijn medewerkers in kampen met bewapende beveiligers moet laten wonen, wegens onvrede van de lokale bevolking? Waarom nog appels kopen bij een winkel die ze in laat vliegen uit Nieuw-Zeeland? Waarom nog kleding kopen bij een winkel die het laat maken met kinderarbeid? Nog koffiedrinken bij een bedrijf dat arme boertjes de vernieling in helpt? Nog burgers eten bij een bedrijf dat regenwouden kapt? Het is het gemak waarmee dingen ons in de schoot geworpen worden. Waarom een half uur fietsen als we het ook in twintig minuten in de auto zouden kunnen? Waarom enkel keuze uit twee soorten appels als we ook keuze kunnen hebben uit tien soorten? Waarom zouden we een jaar in dezelfde broek lopen, als we elke maand een nieuwe kunnen kopen? Waarom met de trein als je ook met het vliegtuig kan? Zou ik niet beter af zijn als ik enkel nog zaken zou doen met partijen die dezelfde idealen nastreven als ik? Mijn spullen kopen bij mensen die verstand hebben van zaken en hart voor de zaak. Spullen laten repareren door mensen die daar plezier in hebben. Geld verdienen bij een werkgever, die mijn idealen deelt. Handelen met integere mensen met oog voor de wereld om zich heen. En niet enkel voor de centen, macht of andere egoïstische belangen.
We hebben als maatschappij onze ziel verkocht voor een beetje gemak en berusting. We hebben een wurgcontract getekend waar we akkoord gaan met een vaste afname per week die een gestage opgaande lijn moet vertonen. Wij hebben onze ziel verkocht aan de Mefistofeles van de huidige economie in ruil voor rustig slapen zonder moe te hoeven zijn. De prijs die we betalen is, dat voor elke euro gemaakte winst op consumptieartikelen, er weer een paar bomen voor altijd verdwijnen, een kind in een fabriek werkt onder erbarmelijke omstandigheden en er weer een diersoort uitsterft, de aarde weer een graad opwarmt, de rijken nog een euro rijker, de armen nog miserabeler. Dat is de keerzijde van de medaille. De Judaspenning die we via ons Faustiaans verbond in de hand gedrukt hebben gekregen, om uit te geven aan spullen die we niet nodig hebben, bij mensen die ons belazeren.
Nooit zal ik meer friet halen op het pleintje. Dat is beslist nu. Dat lijkt van uiterst marginale proporties. Maar stel dat ik voortaan elke maand zo’n beslissing maak. En elke maand gaat een buurman, vriend of collega van mij dat ook gaat doen. En dan nog iemand. En nog iemand. En nog….