
Etappe 11 wo 17-7: Albi – Toulouse (167 km, vlak)
… door schimmen omringd …
‘Don’t look at the carpet, I drew something awful on it.’ (David Bowie 1977)
‘The captain’s in a coma, the lieutenant’s on a drunk, the owner’s in his cabin with his special friend, the monk, the midget’s on the bridge, dispensing platitudes and junk….Those wild and special places, those strange and dangerous places, those sad, sweet faces, it’s a Ship of Fools.’ (Peter Hammill 1977)
‘I have nothing, Toulouse.’ (Tom Dumoulin 2019)
Alles valt overalbehalve op z’n plek in oneindig veel allesasdeeltjes en doet zich niet meer helen. Je kunt niet alles meer hebben. Een tiensterrencryptogram is kinderspel bij de vloerpuzzel. Dit schreeuwt om de kunst van het vegen, van het op de kant zetten, ten slotte die van het verlaten.
Er is de setting van een deinende kroeg, een schip waar schimmen ooit samenkwamen om er te blijven. Er zijn de woorden die zich aan hun eigen sprekers vastklemmen om niet meer te lossen. Er is de man van snelle teksten die geboren lijkt om boven zijn theewater op podia te klauteren en er, het water ontnuchter(en)d weer in, van af te donderen, ware dit een verlangde bijna-doodervaring, om daarna als herboren weer op te duiken. Hij laat zich door zijn schimmen en toevallige passanten in continu wisselende volgorde bijstaan, beschimpen, fêteren, bijzitten, opjagen, toejuichen, afkoelen, tot kalmte manen, bijliggen, verwarmen, bedienen, opslokken, afserveren, het is hem potdorie het leven zelf. In het grauw zoekt hij zijn roeping elke dag opnieuw, niets wetend van een gisteren, de uitdaging aangaand vloekende tegenstellingen in het ondermaanse – en vlug een beetje! – met elkaar te doen rijmen. Betwijfeld onwankelbaar. Hij denkt geen keus te hebben. Aan de andere kant…
…drinkt hij iets van Ranke Nelis, die Altoos, Immer, Pannekoek en mij ook iets geeft. Voegt een adempauze in, uit, in, uit. Ingewikkelde materie, moeilijk te verwoorden. Het valt… niet mee. Om dorst van te krijgen.
Omringd door genoemde schimmen van zichzelf houdt hij zich overeind. De setting schreeuwt zoveel mogelijk spel uit, om te vergeten, schuift zorgen aan de kant. Hij projecteert zich in en spiegelt zich aan wat hij vriendschappen en vage contacten noemt, legt die brutaal woorden in de mond, probeert een boodschap te verwoorden, verzandt in verscherving verflarding verscheuring versnippering. Het kan niet anders dan kantelen. Het gebeurt. Als de langspeelplaat Low van David Bowie, aanvankelijk van Genoemde Draaitafel los gekomen door het intense, gekwelde leven dat de naald in de groef van kant A doet opklinken, aan de andere kant…
(hij drinkt nog iets van Nelis en betreedt een onbekende wereld)
…zeg kant B, met een heel ander verhaal komt, verstillend, het weten betwijfelend, dolend als een kind. Het is dát kantelen, dat omslagmoment, dat hij bedoelt en nu hier, à ce moment ici, ervaart.
Ingewikkelde materie. Zich onderdompelen en vervolgens afdrogen. Dijkstra en Ducrot, tijdens de Kalmejan op het wielerlijf geschreven ‘wandeletappe’, maken het er met de volgende dialoog niet duidelijker op. Ducrot: ‘Hoe is het mogelijk dat vier kopmannen de slag missen met de waaiers?’ Dijkstra: ‘Dan kun je toch naar voren toeteren met je oortjes?’ Begrijpt mevrouw Van Zetten dit? Dan maar van Herbert een fijne tip voor eenieder die er wat aan heeft, en slager Kroot met wat vleeshaken.
HvdD: ‘U hebt heel wat dorpjes voorbij zien komen. Die staan ook in gidsen.’
DK: ‘Er zijn nu ook dranghekken met de pootjes omhoog en die hekken zijn zo hoog ik zal je vertellen als je daarop inrijdt dan blijf je erin hangen.’
Het zijn stormachtige ontwikkelingen opeens. Je moet ermee zien te dealen. Dingen waterpas houden. We zijn gelukkig nog niet op volle zee.
Bovenstaande is opgetekend na een traytje Leffe D en wat los spul door Josse Ketting, afgeleid van Wilfred Alloy, zelf ook afgeleid, die nu vriendelijk het compacte gezelschap uitnodigt:
ROEPT U MAAR
“Alles op de kant zetten”
Een Belg betreedt de zuipschuit: het tocht wat van opzij.
“Hé, Nelis, alles op de kant! Dat waaierbier voor mij!”
Zes pinten van de toogrand, nog net niet aangepakt,
door plotseling een tweede windstoot op de vloer gekwakt.
Locaal stormachtig touren bij zeker barbezoek.
Je hijst aanzienlijk luwer aan een tafel in de hoek.
Het wil bij Ranke Nelis wel spoken op z’n tijd.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
“Geen applaus, fijn. Elke keer klappen voor iemand die iets moois doet, vermoeiend. Nu even zitten. Weér geen stoel? Nog steeds aan de kant of zelfs de hort op? Zijn de dingen hier de baas of zo?”
[Top 3 algemeen orangement: 4. Kruijswijk +1.27, 21. Mollema +4.25, 46. Kelderman +30.06]