
Columniste al volop in vakantiestemming. De komkommertijd is aangebroken, de kranten vullen de katernen met zomerspecials van narcisgele stranden en azuurblauwe luchten. Het Italiëgevoel. Daar is een dagje naar het strand een manier van leven met tutta la famiglia, van bambino tot nonna. Ik heb het vroeger vaak gedaan tijdens de verplichte vakanties met ouders en zussen, maar vond er niets aan. Iedere dag dezelfde bagno met dezelfde zongebruinde koppen (ik werd enkel rood), hetzelfde brandende zand, dezelfde meloenstand, hetzelfde lauwe zeewater. Dat rondje vlinderslag langs de kustlijn ben je dan ook wel zat en de leeslijst voor school is allang klaar. Alsof je iedere dag verplicht de tijd uitzit, net als op kantoor, of in het redactielokaal te Pomburele.
Maar er is toch iets wat ik voor altijd zal missen. De romantiek van de Riviera-express. De slaapcoupé’s met velours zitting (waar nog gewoon gerookt mocht worden!), die tegen bedtijd werden uitgeklapt en bekleed met knisterendpapieren lakens. Urenlang slingerend in De donkere kamer van Damocles lezen. De halve nacht kletsen en kaartspelletjes doen in het conducteurshok. Als 19-jarige ondernam ik dit avontuur voor het eerst in mijn eentje. Mijn vader zette me ’s avonds in Albenga op de trein, nadat ik de hele dag peentjes had zitten zweten van opwinding. Als ik maar het juiste rijtuig zou weten te vinden, alsook mijn zitplaatsnummer waarboven een geplastificeerd kaartje prijkte: riservato Albenga-Arnhemo. Dan pas kon ik opgelucht ademhalen. Het was 1984 en Big Brother ver weg. We passeerden Genua, Milaan en vlak voor middernacht Domodossola, dat alleen al door het tijdstip en de klank pure poëzie was. Bij Basel sliep ik nog steeds niet, want ik heb van mijn leven nooit in een rijdend bed kunnen slapen. Met open ogen was ik me gewaar hoe de trein in het witte licht van de hoge schijnwerpers op het perron wel twee uur lang aan het rangeren was.
Kennelijk moet ik toen toch even zijn ingedommeld, want toen ik m’n ogen weer opende, was de dag aangebroken. Je zag de spitse torens van de Keulse Dom opdoemen, de steden van de Ruhrpott en toen kwam Emmerich, de laatste halte voor de grens, waar de trein opnieuw een uur stilstond. Je gaat naar buiten voor een peukje, struint wat over het godverlaten perron, verzucht tegen je medereizigers dat je het nu wel hebt gehad en echt heel graag naar huis wilt. Er waren geen smartphones, dus een praatje was nog heel gewoon. Afgelopen weekend kreeg ik plots een déjà vu. Ik ging met de historicus en het servokroatische leraresje een dagje uit naar Elten en Emmerich. Station Emmerich was in die 35 jaar geen spat veranderd, niet eens opnieuw in de verf gezet en het perrondak lekte. Het déjà vu was compleet toen we op de terugweg meer dan een uur op de trein moesten wachten. We zaten op een aftands bankje naast twee conducteurs, de een was druk in het Nederlands aan het bellen, de andere in het Duits. Waren wij de enige passagiers? Daar kwam de trein uit Duisburg waarop het perron volstroomde met ongerust volk. Wegens een springer lag het treinverkeer al drie uur nagenoeg plat. Het kan nog gekker, zei een skiester uit Innsbruck, vanochtend vertrok de trein uit München een kwartier te vroeg, zodat m’n ticket omgeboekt moest worden. We knikten begripvol.
Er werd lief en leed gedeeld, de smartphone leek niet meer te bestaan. Het servokroatische leraresje had sjans met een Kroaat uit Zaltbommel, maar alras bleek dat het hem er voornamelijk om te doen was om sjeckies te bietsen. Wanneer kan ik eindelijk uit dit rotgat weg, verzuchtte hij, ik moet binnenkort in Emmerich voorkomen, ik kan hier niet snel genoeg weg. Wat heb je op je kerfstok? vroeg het leraresje liefjes, maar hij staarde haar slechts mysterieus de rook uit zijn neusgaten blazend aan. Op sommige vrouwen heeft zoiets een magische uitwerking, maar het leraresje schoof toch maar een stukje bij hem vandaan. De historicus beende vlijtig op en neer, driftig swipend naar steeds dezelfde berichten. Tja, dit is toch een uithoek geworden sinds de intercity er niet meer stopt, kwam de Innsbruckgangster weer. De vroegere grandeur was definitief vervlogen en soms betekent romantiek gewoon ongemak. Maar die trein kwam uiteindelijk wel.
fernweh is ver genoeg
we reizen op de ouderwetse manier
als vogels wiekend op de lucht
we willen ons duurzaam verplaatsen
en alstublieft niet te verheven, meneer
de grens is ver genoeg
hinkstapspringend over gesteven lijnen
een dagje uit met een peertje in de nok
de boulevard leidt de horizon in
zo zie ik de zon in het glas zakken
het onweer is over rijnaken getrokken
dagjesmussen strijken neer in de goot
we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen
de verte is nooit bereikt, dromen liggen
op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden
dan tot dat ene station met lekkend dak
de laatste halte tot verzengend azuurblauw
waar ik in jou verzonk
Jolies Heij