
Pom,
Het werkje is een practicum littéraire methode-of-theorie. Het is het uitpansel van de idee dat een poëtische vertaling te toetsen valt—een idee dat volgens mij nog niet wordt uitgebuit in het academisch of poëtisch veld.
En, God verhoede, er zat zelfs een venijnig grapje in. Ik zal open kaart spelen.
De tekst als geheel is niet méér[1] dan een (wat stroeve) vertaling van een stuk littéraire analyse uit de Triquarterly. Editor dezes is aangehaalde Susan Hahn, houdster van een “Guggenheim Fellowship”, door mij foutief geciteerd. Het stuk analyse is geschreven door Anne Harding Woodworth (www.annehardingwoodwordth). De vertaling uit het vakblad is letterlijk, alleen zijn dáár, waar Snodgrass’ verzen de pagina’s sierden, nu de betreffende vertaalde verzen mijnerhands geplaatst. En zo liggen de kaarten.
De crux zit ‘m erin dat nu, door na te gaan of het mechaniek van de wetenschappelijke analyse nog steeds werkt, ‘houdt snijdt’, toegepast op de vertaalde verzen, dit in zichzelf een instrument kan zijn om de waarde van de vertaling te toetsen.
Nouveau idée, volgens mij. Volg je me?
-x-
D.
N.B.: Deze link gooit je naar de betreffende Triquarterly. Onderaan pagina 244 begint de pret.
[1] De eindregel is niet van haar, en er is wat tussen haken toegevoegd in de eerste alinea. Verder is niets aangepast aan het oorspronkelijke werk, na te gaan via
Ditmar B
Verzonden: woensdag 7 augustus 2019 14:45
Aan: pom wolff
Onderwerp: Een stukje dat staat. Wat is er trouwens met die Yasmina Lemsiah? Ik vermoed dat dit precies iets voor háár is. -x-
De Wet van Godwin, of: Een Oefening in Plagiaat
“A rondeau suggests a dance in the round, and indeed from the content of this poem there is a sense of dizzying madness,” zo zegt Susan Hahn in de Triquarterly no. 130. Edoch, wat behèlst die versvorm (één van de vele die Snodgrass in The Fuehrer Bunker gebruikt) nu precies?
Het rondeau redoublé (of: gedoubleerd rondeel) bestaat uit zes stanza’s van vier regels. Elke regel van het eerste wordt de respectievelijk laatste regel van de volgende vier. Het zesde stanza dient tot summeren van het voorgaande en de vijfde regel ervan, het rentrement, is een herhaling van de eerste woorden van het gedicht (de eerste twee voeten, om precies te zijn). Middels deze versvorm gebruikt Snodgrass wederom herhaling om gestoord denken te mimeren.[1]
De laatste regel van het eerste stanza is “Gezuiverd ben ik door Zijn heerschappij, …” (Magda zal Hitler niet verraden zoals sommige van zijn mankrachten hebben gedaan.) Deze regel wordt de laatste regel van het vijfde stanza, gevolgd door het tweeslachtige begin van het zesde:
Wijl ik hen óók behoed. ‘k Zie niet voorbij
Hun spel, of hoe hun smekend kijken klaagt
Dit denken over jonge soldaten versmelt uiteindelijk met haar kinderen:
Zodat ik soms zelfs huil. Hoe kan dit zijn
De borst die hen ooit voedde? Toch, vandaag—
Ik draag Zijn kruis.
De vierde regel van het zesde stanza neemt de draad van de eerste regel van het hele gedicht over, en zet deze op tot het rentrement van het gedoubleerd rondeel; “Ik draag Zijn kruis.” Deze vier lettergrepen korten de eerste regel van het gedicht af, brengen Magda snel terug naar waar ze vandaan kwam. Met dit rondeel, door herhaling en simpel rijm, is het Snodgrass gelukt om alle moederlijke instincten van een moeder uit te venten en brengt hij haar nu met vlotte tred richting de moord van haar zes kinderen.
Zodra de lezer bij “Magda Goebbels, 30 april 1945[2]” aangekomen is, wordt duidelijk dat Magda in een staat van kinderlijke trance verkeert. Snodgrass bouwt een kindergedicht in twaalf stanza’s. Alweer wordt een effectief vloeken tussen gedicht en inhoud gebruikt, of nog een voorbeeld van hoe vorm inhoud kan subverteren (overigens zegt Jaap Bakker hetzelfde anders in zijn Rijmwijzer (p.98): “Een van de middelen om afstand te creëren is wisseling van perspectief: […] Afstand van het onderwerp is toenadering tot de lezer,” en de verstandig verstaander kan me volgen). Als eerste legt zij haar kinderen uit: “Dit is de naald” (voor morfine), “In deze lepel” (gaat potassiumcyanide), “Dit is de kamer” (waar de kinderen zullen sterven), et&. Magda begint uit te weiden door aan haar kinderen te denken en hun medicatie, alsof deze hen groot en sterk zou maken. Ze dient het gif toe in het zevende stanza:
Je eerste hap kreeg j’ ooit van mij, a
nu, tussen tandjes op een rij a
een lepel—daarmee raak je vrij a
van elke hongersnood. b
Neemdit op de tong en zie c
in je memorie moeder die c
haar Leider liefhad, meer dan wie c
met zoveel and‘ren vlood. b
Snodgrass heeft Magda omgetoverd tot een priester tijdens de Eucharistie, alsof ze brood op de tong legt en zeide: “doe dit tot mijn gedachtenis.”[3] Dit is een volkomen geflipt Laatste Avondmaal: “haar Leider liefhad” resoneert onmiddellijk met “Zozeer […] de wereld liefgehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon heeft gegeven,” waarmee Magda de Christelijke God en Hitler gelijkstelt.
Met dit klemtoonrijke syllabische vers, waarin het aantal lettergrepen en klemtoon gelijkelijk belang voeren, heeft Snodgrass een ritme gebouwd dat het geestelijk instorten van Magda benadrukt. Het is een jambische tetrameter, en er zit een starheid in de vorm die in parallel staat met haar obsessie met kracht. De eerste drie regels en regel 5 t/m 7 van elk stanza worden doorgaans door acht lettergrepen per stuk gevormd. Regel 4 en 8 van elk stanza bevatten zes of zeven lettergrepen (afhankelijk van een mannelijk of vrouwelijk rijm), en om de tetrameter te behouden wordt het gehele gedicht doorwasemd door een niet-gerealiseerde dreun met een interessante syncopation. Er ligt beweging in het gedicht, zoals in veel kinderverzen, hoewel sommige lettergrepen meer beklemtoond zijn dan andere. Enjambement en binnenrijm bieden tegenwicht aan het vrij simpele eindrijm:
Dit is het serum—elk verweesd
zwak hart geneest hierdoor; je geest
verstandig dan, conform je leest,
je houdt je goed en net.
In het gedicht ‘Magda Goebbels, 1 mei 1945,’ staat Magda op het punt zich te garen bij haar echtgenoot in de tuin waar ze samen zullen sterven. Ze heeft haar kinderen gedood. Ze drinkt champagne en speelt patience.
Magda: Medea, zij het met iets andere motivatie.[4]
[1] MAGDA GOEBBELS, 27 APRIL 1945
I wear His badge, here, on my breast today;
All those lost years, He must have wanted me.
I’ve borne old sacrifices; I obey.
I stand restored: His heir, His deputy.
In this delirium of treachery
On all sides, when our gods have turned away,
After the times He’s scorned my company,
I wear His badge, here, on my breast today.
Other have had His time, His gifts—but they,
When He called on them, failed Him wretchedly.
No Knights’ Cross shines like this pin I display.
All those lost years, He must have wanted me.
He made Paulus Field Marshal, yet still he
Surrendered Stalingrad–we thought they’d stay
Till each last man died for Him gloriously.
I’ve borne old sacrifices; I obey.
Paulus! We should have known that he’d betray
And give his men up to captivity.
No false pity will make me flinch that way.
I stand restored: His heir, His deputy,
Though I’m their keeper, too. I can’t help see
Their eyes wavering toward me while they play;.
I break down sometimes, still. How can this be
The breast that fed them once? And yet today
I wear His badge.
[W.D.S.]
[2] MAGDA GOEBBELS (30 APRIL 1945)
(After Dr. Haase gave them shots of morphine, Magda gave each child an ampule of potassium cyanide from a spoon.)
This is the needle that we give
Soldiers and children when they live
Near the front in primitive
Conditions or real dangers;
This is the spoon we use to feed
Men trapped in trouble or in need,
When weakness or bad luck might lead
Them to the hands of strangers.
This is the room where you can sleep
Your sleep out, curled up under deep
Layers of covering that will keep
You safe till all harm’s past.
This is the bed where you can rest
In perfect silence, undistressed
By noise or nightmares, as my breast
Once held you soft but fast.
This is the Doctor who has brought
Your needle with your special shot
To quiet you; you won’t get caught
Off guard or unprepared.
I am your nurse who’ll comfort you;
I nursed you, fed you till you grew
Too big to feed; now you’re all through
Fretting or feeling scared.
This is the glass tube that contains
Calm that will spread down through your veins
To free you finally from all pains
Of going on in error.
This tiny pinprick sets the germ
Inside you that fills out its term
Till you can feel yourself grow firm
Against all doubt, all terror.
Into this spoon I break the pill
That stiffens the unsteady will
And hardens you against the chill
Voice of a world of lies.
This amber medicine implants
Steadfastness in your blood; this grants
Immunity from greed and chance,
And from all compromise.
This is the serum that can cure
Weak hearts; these pure, clear drops insure
You’ll face what comes and can endure
The test; you’ll never falter.
This is the potion that preserves
You in a faith that never swerves;
This sets the pattern of your nerves
Too firm for you to alter.
I set this spoon between your tight
Teeth, as I gave you your first bite;
This satisfies your appetite
For other nourishment.
Take this on your tongue; this do
Remembering your mother who
So loved her Leader she stayed true
When all the others went,
When every friend proved false, in the
Delirium of treachery
On every hand, when even He
Had turned His face aside.
He shut himself in with His whore;
Then, though I screamed outside His door,
Said He’d not see me anymore.
They both took cyanide.
Open wide, now, little bird;
I who sang you your first word
Soothe away every sound you’ve heard
Except your Leader’s voice.
Close your eyes, now; take your death.
Once we slapped you to take breath.
Vengeance is mine, the Lord God saith
And cancels each last choice.
Once, my first words marked out your mind;
Just as our Leader’s phrases bind
All hearts to Him, building a blind
Loyalty through the nation,
We shape you into a pure form.
Trapped, our best soldiers tricked the storm,
The Reds: those last hours, they felt warm
Who stood fast to their station.
You needn’t fear what your life meant;
You won’t curse how your hours were spent;
You’ll grow like your own monument
To all things sure and good,
Fixed like a frieze in high relief
Of granite figures that our Chief
Accepts into His true belief,
His true blood-brotherhood.
You’ll never bite the hand that fed you,
Won’t turn away from those that bred you,
Comforted your nights and led you
Into the thought of virtue;
You won’t be turned from your own bed;
Won’t turn into that thing you dread;
No new betrayal lies ahead;
Now no one else can hurt you.
[W.D.S.]
[3] Gezien de katholieke natuur van de Eucharistie heb ik voor deze en volgende bijbelverzen de online Willibrordvertaling uit 1975 gebruikt, die immers gangbaar is binnen de Nederlandse katholieke kerk. U kunt één en ander herlezen in 1 Korinthiërs 11:24 en het Evangelie van Johannes 3:16.
[4] MAGDA GOEBBELS, 27 APRIL 1945
Ik draag zijn kruis, hier, op mijn borst, vandaag;
Verloren jaren wilde Hij vast—mij.
Elk jeugdig offer deed ik desgevraagd.
Gezuiverd ben ik door Zijn heerschappij.
Delier van valsheid binnen de partij
Van elke kant; de goden werden vaag,
Al vroeg Hij mij er somtijds niet meer bij—
Ik draag zijn kruis, hier, op mijn borst, vandaag.
Hij schonk Zijn tijd en méér aan wie, gestaag
Geroepen dan, verlieten rap Zijn zij.
Geen Zilverkruis schijnt als dat op mijn kraag.
Verloren jaren wilde hij vast—mij.
Hij wees Paul aan als veldmaarschalk, maar hij
Vermaakte Stalingrad tot nederlaag;
Ze zouden voor Hem sterven, dachten wij.
Elk jeugdig offer deed ik desgevraagd.
We hadden moeten weten dat Paul graag
Verraden zou; zijn mannen niet meer vrij.
Geen huiver of vals meelij in míjn maag:
Gezuiverd ben ik door Zijn heerschappij,
Wijl ik hen óók behoed. ‘k Zie niet voorbij
Hun spel, of hoe hun smekend kijken klaagt
Zodat ik soms zelfs huil. Hoe kan dit zijn
De borst die hen ooit voedde? Toch, vandaag—
Ik draag Zijn kruis.
[D.B.]
***
MAGDA GOEBBELS, 30 APRIL 1945)
(Na de morfine-injectie die Dr. Haase hen gaf, gaf Magda elk kind de inhoud van een ampul potassiumcyanide in een lepel.)
Dit is de naald, gegeven aan
soldaten, kind’ren, als voortaan
het front hun verder voortbestaan
gevaarlijk maakt, acuut.
Dit lepeltje gaat in de mond
van hen gevangen of gewond;
dat geen, in onwil, ongegrond,
zich vindt in servituut.
Dit is de kamer waar je sliep
en slapen zult, beschermd en diep
door dikke lagen die men schiep
voor dreiging, haast voorbij.
Het bed is waar je slapen dorst
in alle stilte, niet geschorst
door narigheid—’t ligt als mijn borst,
heel zacht en dicht bij mij.
Dit is de Arts—die ken je toch?
Hij bracht speciaal die prikjes nog,
dan blijf je lekker rustig, och
het is geen eng ontvangst.
Ik blijf als je verzorgster aan,
verzorgen deed ik, tot je staan
en lopen kon, te groot voortaan
te kriebelen van angst.
En wat dit flesje hier omhult
is rust die straks je ad’ren vult;
voor pijn je ook bewaart, en schuld
door verder fout bestaan.
Die prik, zo’n minuscule plek!
Verspreidt zich als een olievlek,
doet vaster voelen tot ’t vertrek
van twijfel, angst, of waan.
In deze lepel gaat de pil
die zeker maakt van sterker wil;
dit sterkt je tegen ’n wereld kil
van liegen, vol van list.
Dit bruine tonicum verdrukt
onzekerheid in ’t bloed; de drug
maakt snel immuun voor ongeluk
en compromis, beslist.
Dit is het serum—elk verweesd
zwak hart geneest hierdoor; je geest
verstandig dan, conform je leest,
je houdt je goed en net.
Dit is het eerbaar medicijn,
waardoor je immer trouw zult zijn,
geen zenuw in je koortsig brein
verward, want vastgezet.
Je eerste hap kreeg j’ ooit van mij,
nu tussen tandjes op een rij
een lepel—daarmee raak je vrij
van elke hongersnood.
Neem dit op de tong en zie
in je memorie moeder die
haar Leider liefhad, meer dan wie
met zoveel and’ren vlood.
Toen elk vriend vals bleek, en daarbij
koortsachtig trekkend als partij
ophanden was, totdat zelfs Hij
Zijn hoofd had afgewend,
sloot Hij zich met Zijn hoertje op,
Zei—ondanks mijn geschreeuw, geklop
elk poging tot bezoeken stop:
Ze namen gif tot end.
Mondje open, vogelijn,
ik zong je toe en maak je rein
van elk geluid dat er mocht zijn
behalve dat van Hem.
Oogjes dicht nu: neem je dood.
Eén slag verhielp ooit ademnood.
De wraak aan mij, zei Gode Groot—
een kruis door keus en stem.
Ooit dacht je enkel in mijn spraak,
Als ’n frase van ons Leider vaak
elk hart met hem verbindt—de maak
van staatstrouw die men zweert.
We zuiv’ren je van ieder spoor,
bestormd, vielen ons besten door
De Roden: warm, terwijl het vroor
want steeds gestationeerd.
Geen angsten voor je levenslot;
je gang vraagt geen gevloek om god;
je groeit als lichtend baken tot
het antoniem van slecht.
Alsof gegrift in hoogreliëf
van grijs graniet waarin de Chef
fixeerde -wat geloof betreft-:
Zijn broederschap, rasecht.
Jij bijt de hand niet die je voedt,
onthecht niet van je eigen bloed—
dat gaf je troost, gedachtegoed
en denken in sinds klein.
Niemand die jou je bed ontzegt,
nooit word je zelf wat je bevecht,
Geen nieuw bedrog: dit was het echt.
Geen mens doet je meer pijn.
[D.B.]