
Zo zout heb ik het nog niet gegeten. Soms stuur ik wel eens iets in voor het zondagwedstrijdje op pomgedichten.nl. Je wordt dan onderworpen aan de veelal persoonlijke commentaren van de jury. Dat zij zo, je weet waar je aan begint. Maar deze keer maakte de jury het wel heel erg bont, of beter, spreidde zij haar ondeskundigheid op onbeschaamde wijze tentoon. Ik had mijn gedicht “De gelukkige nostalgicus” ingestuurd, dat een villanella is, een vaste versvorm. De grootsten hebben zich eraan gewaagd, zoals Dylan Thomas met “Do not go gentle into that good night” en Elisabeth Bishop met “One art”. Ik probeerde dat op mijn bescheiden wijze in te vullen. Groot was mijn verbazing toen de webmaster in zijn commentaar refereerde aan de herhalingspoëzie van Merik van der Torren. Nu weet ik dat Merik pantoums schrijft – ook een vaste versvorm, waarvan de herhaling een wezenlijk bestanddeel vormt. Dat is nou eenmaal de regel van het vers. Je kunt net zo goed een sonnetdichter verwijten te rijmen en in jambes te schrijven. Maar juryvoorzitster Hoedemakers maakte het helemaal bont door mijn villanella godbetert in te korten! Vraagje aan mevrouw: zou u dat ook met een sonnet van Gerrit Achterberg of Ida Gerhardt doen? Ik bedoel maar, een villanella is een vers van 19 regels, daar kan niet aan getornd worden! Maw als een jury blijk geeft van zoveel ondeskundigheid vraag ik me serieus af of het loont om iets in te sturen voor wat voor wedstrijd dan ook. Het minste wat je toch mag verwachten als deelnemer is dat een jury verstand van (poëzie)zaken heeft.
U kunt het nalezen op

Van oudsher heb ik over mijn schouder gekeken.
Ik oefen het beroep nostalgicus graag uit.
Aan vooruitgang ben ik nog niet bezweken.
Als ’t moeilijk werd ben ik naar vroeger tijden uitgeweken.
Ik hou van ’t knarsen, ’t klepperend en knarsende geluid
– van oudsher heb ik over mijn schouder gekeken –
van brievenbussen, langspeelplaten, pennestreken
het contactloze is wat mij tegen de borst stuit
aan vooruitgang ben ik nog niet bezweken.
En varend op de zeven zeeën raak ik steeds niet uitgekeken.
Herinnering als waakhond, als een warme kluit
van oudsher heb ik over mijn schouder gekeken.
In vroeger tijden waren er zoveel gebreken,
maar nu zijn smartphones vlaggen op de modderschuit:
voor die frivoliteit ben ik nog niet geweken.
Ik ben over het hier en nu echt niet te spreken,
bezie de wereld als door een beslagen ruit.
Van oudsher ben ‘k in tijdmachines neergestreken
aan vooruitgang zou ik maar zijn bezweken.
Jolies Heij
pom: ergens doet mij deze poëzie mij aan de herhalingspoëzie van merik denken met her en der enige mallotigheden zoals alleen tiefenthal ze zou verzinnen. voor wie rijmen leuk vindt. voor mij hoeft dit niet.
jeanine: –>
Jolies Heij
Een spel met herhalingen. We wandelen mee met de dichter en het doet mij als lezer deugd dat zij niet aan de vooruitgang is bezweken.
Ik heb in cursief willen zetten, waar ik vanaf wil of het net iets anders op een andere plek terug wil zien maar ik ben ermee gestopt. Het gedicht gaat gaandeweg wat ten onder aan lichte rijmdwang en een herhaling die mooi klinkt maar de rest onvoldoende optilt en dus niet overtuigt. De boodschap is duidelijk en ik denk echt dat dit gedicht sterker kan. Fijn dat de huidige tijd je niet opvreet.
De gelukkige nostalgicus
Van oudsher heb ik over mijn schouder gekeken.
Ik oefen het beroep nostalgicus graag uit.
Aan vooruitgang ben ik nog niet bezweken.
Als ’t moeilijk werd ben ik naar vroeger tijden uitgeweken.
Ik hou van ’t knarsen, ’t klepperend en knarsende geluid
– van oudsher heb ik over mijn schouder gekeken –
van brievenbussen, langspeelplaten, pennestreken?
het contactloze is wat mij tegen de borst stuit
aan vooruitgang ben ik nog niet bezweken.
En varend op de zeven zeeën raak ik steeds niet uitgekeken.