
Ongemerkt gaat het lieve leven verder en bevind je je weer nonstop op het spoor en tussen de rails. Van Utrecht naar Breda naar Zwolle naar Scheveningen, op de tussenstops orerend en luisterend naar de woorden van anderen. Met het servokroatische leraresje op sleeptouw. Dat Servokroatisch van jou loopt niet helemaal soepel, sprak een luisteraar in Zwolle haar vermanend toe. Ik ben leraar Russisch met als bijvak Servokroatisch, vervolgde hij, en jij moet echt nog aan je uitspraak werken. Ik weet de klemtonen nooit te leggen, snifte het leraresje, en mijn vader wil het niet met me praten. Mijn veldwachter wil überhaupt niet meer met me praten. Veldwachters zijn ook niks voor jou, gaf de Rus, je moet wel je plaats kennen.
Leg het aan met mij en ik zal je leraar zijn. Leraar in wat? vroeg ze. In de taal der liefde. U bent wel een beetje oud, mokte ze. De taal der liefde is leeftijds- én geslachtsloos, hoe genderneutraal wil je het nog hebben? Ik hou van jou als mens, niet van je geslacht of leeftijd. En weg waren ze, naar het plantsoen aan de zwolse singel. In het scheveningse Muzee zag ik de Terk weer terug. Hij liep te schuimbekken dat het een aard had. De grote baas en z’n chaperonne weten niet eens wat zuurvlees is! foeterde de hij. Frieten met mayo kennen ze wel, maar frieten met zuurvlees niet. Dat is een typisch zuidlimburgs gerecht van bier, jus, stroop, peperkoek en kruidnagel. Ach, die Amsterdammers zijn niet onderlegd in de regionale keuken, gaf ik. Shoarma is het enige wat ze kennen, dat kun je ze niet kwalijk nemen. Erger is dat de jury niet eens is onderlegd in de poëzie als ze mijn villanella inkorten. Aan de lengte van een vaste versvorm valt toch niet te tornen! Enfin, zo stonden we nog even te schuimen boven het bier en toen werd het tijd om de schuimende zee te aanschouwen. Voor ik het wist zat ik weer op het spoor. Mevrouw, mag ik even met uw telefoon bellen? vroeg een meisje met een springerigblonde paardestaart mij. Ik was zo beduusd dat ik vergat de gebruikelijke vraag te stellen: heb je zelf geen telefoon? Omdat het überhaupt de eerste keer was dat ik een jeugdig iemand zonder smartphone aantrof gaf ik haar pardoes mijn nokia. Maar de vriend in Groningen nam niet op.
Wat gaan jullie eigenlijk in Groningen doen? bemoeide de vrouw voor mij zich ermee. O, bij een vriend logeren, gaf het huppelding. Zijn jullie niet een beetje te jong om helemaal alleen naar Groningen te reizen? liet de vrouw niet los. Ik ben in de eerste plaats moeder. Zelf heb ik een zoon van twintig, maar als hij in z’n eentje naar Groningen wil, zeg ik: gast, doe normaal. En jullie zijn meisjes! Duh? Hoorde ik dat goed? Sinds wanneer mag een volwassen jongeman van twintig niet solo de hort op naar Groningen? Ik was achttien toen ik in mijn uppie met de Rivièra-express van Italië naar NL reisde! En het werd nog bizarder. In Gouda werden de meisjes uit de trein geplukt en zag het op het perron geel van de spoorpolitiehesjes. Zo, ik heb de conductrice even ingefluisterd,, sprak de moederkloek tevreden, dat waren duidelijk twee minderjarige meisjes die van huis zijn weggelopen. Mogen meisjes dan tegenwoordig ook niet eens meer ongestoord van huis weglopen? Dat deed ik op die leeftijd bijna dagelijks als ik een meningsverschil met mijn ouders had, dan liep ik het bos in en bleef een paar uur weg. Of gewoon om stiekem een saffie te roken.
Dat mag zeker tegenwoordig ook al niet meer. En als ik de middelen had gehad, was ik misschien wel verder gereisd dan het bos achter ons huis. Daarbij was de wereld in de seventies voor meisjes een stuk onveiliger dan nu. Me too werd frank en vrij tussen de lakens bedreven, de kerk misbruikte op grote schaal kindertjes, pedofilie was een leefstijl, potloodventers liepen in het wild rond en je diende op je veertiende maagd af te zijn. Arme jeugd van tegenwoordig, dacht ik. Ze kunnen geen kant op, want hun ouders volgen hen de godganse dag op sociale media en als ze iets willen, wordt dat tot in detail gemonitord via de app. Ik wierp een meelevende blik uit het raam waar de meisjes inmiddels achter een haag van hesjes waren verdwenen. Toen haalde ik gelaten de schouders op en legde de laatste hand aan het gedicht voor bij deze column.
Zondag in Scheveningen
Ze smeekt om een telefoon, gestrand in een vreemde
haven. Moeders willen zich over haar ontfermen, bezorgdheid
is van deze tijd. De boulevard spiegelt de regen. Het is
perfect strandweer. De wind rukt de ingeklapte parasols
uiteen als een twistappel. Wandelaars trekken zich niets aan
van bijtend zout, binnen branden de vuren van huiselijkheid.
Kusten zijn om aan te spoelen, het liefst buiten het seizoen
van overvloed. De horizon is oneindig leeg, zoals het hoort.
Ik brand een kaars in de Lourdesgrot waar de heilige moeder
maagdelijk krijtwit staat te wezen. Het is bijna alsof jij bij
me bent, maar je staat het niet toe. De zeven zeeën heb ik
bevaren om je te vinden in het druipsteen, deze onderduik, dit
panorama zonder dak. Je hebt me als een potvis op het strand
achtergelaten. Je bent niet verliefd, maar je vrouw tekent
bezwaar aan. Ik loop alleen de horizon tegemoet. Er is geen
aftiteling, nog even en ik ben als de wind die jou verzucht.
Jolies Heij