
Het tuinhuis was klaargemaakt voor de winter, het tuingerei in de schuur opgeruimd, de kastanje schudde de laatste bladeren uit z’n kruin en de rozen hadden zich in de knoppen teruggetrokken. Warm lonkte het haardvuur achter de ramen. De natuurgenezer trok genoeglijk aan de pijp die was gestopt met fluitekruid, maar toen hij columniste in de deuropening ontwaarde trok er een schaduw over zijn fris geschoren gelaat. Wat lees ik nu weer op de Pom? bulderde hij. Was jij aan de rol met die Postgumus? Er was helemaal geen rol, zei ik kalm, ik heb hem een gespreid bed aangeboden. Je kunt een vriend uit het hoge noorden toch niet met dit weer z’n tentje in Zeeburg laten opzetten.
En dat bed is zeker warm en rond en gevuld met jouw borsten en billen? tierde hij. En gij mocht zeker in jouw gleufje uitguilen? Helemaal niet, gaf ik verontwaardigd, we hebben juist erg veel lol. Onze relatie is zuiver poëtisch. Hij is mijn chaperonne bij optredens, iets wat jij sinds jaar en dag weigert. En hij geeft me tenminste cadeau’s voor mijn verjaardag, hij heeft me de verzamelde Wigman geschonken. En vanwaar die jaloezie? Als je van me houdt als mens, moet je me ook m’n dichterlijke pleziertjes gunnen. Ik wil gewoon niet dat jij vreemde mannen pijpt, mokte hij, als je mij ook niet pijpt. Ten eerste is Peter geen vreemde, ten tweede laat jij je niet pijpen en wilt mij niet eens een handkus geven en ten derde heb je op mijn verjaardag verstek laten gaan.
Wat geeft dat ermee te maken? riep hij woest. Je weet toch dat ik sinds mijn levenslange veroordeling aan get tuinguis geketend ben. Hoezo? Ik zie geen handhaving, noch bewakers met rinkelende sleutelbossen, of zijn ze soms even hun behoefte in het duinpan gaan doen en hebben zich aan een konijn vergrepen? Bovendien is dat in dit digitale tijdperk geen uitvlucht meer. Ik geb wel degelijk aan jou gedacht, zei hij, kwam uit de fauteuil en verdween naar de keuken om met een fles kruskovac terug te keren. Asjeblief, een perenrakija, da’s goed voor jouw libido. Drink gem maar samen met Postgumus, dan stijgt jullie poëzie vast naar ongekende googte. Niks ervan, gaf ik. Maak maar open, ik drink ‘m alleen met jou. Ach, m’n libido is toch al naar de filistijnen, verzuchtte hij. Dat libido kan me niks schelen, gaf ik, je weet toch dat ik van je hou zoals je bent. Bovendien heb ik veel te vertellen, dus kom op met dat spraakwater.
Ons podium AmersWoord heeft de vuurdoop doorstaan en het was een klaterend succes. Alleen zijn we vooralsnog weer dakloos. Dan bied ik get tuinguis aan, sprak de natuurgenezer minzaam, ik wil best al die gitsige dichteressen ontvangen. Niks ervan, ze zouden maar verstrikt raken in het helmgras, bovendien heten we AmersWoord en niet Duinoord.
Ik heb ook nog furore gevierd in Ommen in het verre Salland. Waar ligt dat nou weer? vroeg hij met een opgetrokken wenkbrauw. Diep in het overijsselse land, antwoordde ik. Het is er bepaald schilderachtig. Het is een voormalige Hanzestad, de grootste gemeente van NL en de mensen zijn er gesteld op poëzie. Hoewel er in de Herberg meer tekenaars dan poëten present waren. Ik heb nageborreld met de moeder van juf Ank. De andere wenkbrauw schoot de hoogte in. Juf Ank? Is dat soms get alter ego van get servokroatische leraresje? Welnee, dat is de juf uit de Luizenmoeder, van de TV, weetjewel. Toch denk ik dat get servokroatische leraresje zich gewoon vermomd geeft, hield hij vol. Ik geb gaar al tijden niet meer gezien. In feite ben ik blij dat jij er bent, want ik zit gier maar alleen met mijn bulldog en alle bezoekers worden tot op get bot onderzocht door de bewakers, zelfs in gaar aarsje gebben ze gekeken.
In ieder geval, zei ik, gaf de moeder van juf Ank me een compliment, ze zei dat ik de dingen bij de naam noem en vond het bewonderenswaardig dat ik het over masturbatie durfde te hebben. Daar sta jij om bekend, glimlachte de natuurgenezer, jij maakt van get gart geen moordkuil. Jij zegt openlijk dat je van mij goudt terwijl ik maar een armzalige oorlogsmisdadiger en mislukte dichter ben. Waarom kom jij toch steeds terug? Ik keek eens diep in het glaasje. Liefde laat zich niet verklaren, verzuchtte ik. En toen we de fles geledigd hadden verzonken we in een vredige sluimer, de natuurgenezer in de fauteuil en columniste op de divan.
uitgestelde thuiskomst
de bomen dragen bladgoud in dit tranende seizoen, geen plaats
zo klein of je kunt verdwijnen tussen de straatstenen
waaruit het onkruid hoog opspruit en je per abuis
in de drontermeertunnel geraakt, het applaus klatert nog na
maar je bestaat gewoon uit bloed en water, aangelengd
met eigendunk, je wilt dolgraag droog aankomen
de liefde van je leven in de armen sluiten, na alle
onzwervingen is de coupé een genadeloze kamer
waar neon huid signeert en de dictatuur van de stilte
heerst, zo denderend na het woord dat je hoopt op
een verstorend belsignaal, je bent op de terugweg vanuit
het salland, op handen gedragen door luizenmoeders en juffen
niemandsverdriet, maar de weg is gebeiteld in omleidingen
het lege hart de kelk waaruit je al te gretig roem dronk
al was het in gezelschap van buitenlui, dichters voor de nacht
je moet altijd terug, het is jouw gezicht dat ik me
herinner, jouw geur die me opdrijft en hoe ver ik ook
omreis, in jouw land kom ik altijd wel ergens uit
Jolies Heij