
Gewoon negeren!!1
Maatschappelijke discussie—je krijgt er het zuur van en als ze jarenlang achtereen doorgaat wellicht nog klaren op je lever ook. Doorgaans vind ik er niets aan, of van—je kunt ook ergens géén mening over hebben, leerde een wijze vrouw mij eens—en volg ik het advies van dat gebberige cabaretliedje maar: gewoon op het CDA stemmen en verder géén gezeur. Niet klagen, maar dragen (en God vragen om geloof).
Nee, ik stem niet op het CDA—u moet niet alles geloven wat dichter opdist—en in discussie heb ik doorgaans weinig zin zo die niet gevoerd wordt over zaken die mij, al is het zijdelings, aangaan.
Inmiddels wordt november door het jaar gedragen als het kreng[1][1] naar de gierput door een struise boerin in 1851—blijft u er nog even bij, het komt heus weer tesamen, alles komt tesamen en de afgelopen dagen gebeurde dit voor mij deels in maatschappelijke discussie.
Een discussie, waar ik mij als volwassen, kinderloze man, tot nog toe secuur buiten heb weten te houden. Ik heb niets van doen met St. Erklaas buiten mij ergeren aan Dieuwertje Bloks journaille, dus wat men met Zijn parafernalia doet—het interesseert mij niet. Dacht ik toch… here I stand, corrected.
Toen ik een jaar of vijf was en wellicht niet ècht in het concept van de goedheiligman geloofde, maar in pepernoten & cadeautjes des te meer, werd door de werkgever van mijn vader een sinterklaasviering voor de kinderen van werknemers georganiseerd. De kinderen werden één voor één bij name opgeroepen om hun presentje in ontvangst te nemen. Dat mijn voornaam voor sommige mensen vrouwelijke connotaties (of gewoon denotatie van een vrouw) draagt zou mij door haast talloze aanschrijvingen met “geachte mevrouw Bakker” later wel bewezen worden, destijds werd mij dat voor het eerst duidelijk: door het gescheurde pakpapier staarde mij een pop die bellen kon blazen vanuit een roze doos aan.
Hoewel sint Nicolaas noch de werkgever van mijn vader zich ooit gepreoccupeerd heeft getoond met mijn edele delen, werd mijn seksuele identiteit door vreemden gekoppeld aan en geïnterpreteerd met behulp van één van de meest indicatief behulpzame factoren daarvoor: de voornaam. Een korte en vermakelijke zoektocht op de voornamenbank laat zien dat er wel degelijk als man gedefinieerde Ellens en Maria’s in Nederland rondlopen (en vrouwen die zich Jan of Pieter mogen laten noemen[2][2]), maar zij zijn in de minderheid bij hun dichotomische antagonist. Blijkbaar heeft een naam—niet meer dan een aantal tekens bij elkaar die over het algemeen een niet direct herkenbare betekenis verbergen (soms weten mensen zelf niet eens het fijne van hun naam qua betekenis dan wel oorsprong)—losgekoppeld van het individu met herkenbare uiterlijke kenmerken die geassocieerd worden met sekse, al de potentie om het geslacht van de drager te veranderen voor andere lieden in dezelfde maatschappij. De maatschappij, passief als deze heet te zijn, vult zaken die arbitrair zijn voor ons in, dankzij of ondanks geschiedenis en menselijke overdracht daarin.
Nu ben ik geen vrouw, maar een
De mensheid raakt godlof steeds bewuster van dit fenomeen en probeert het—of althans dat deel van de mensheid dat nog niet alle geloof in zichzelf verloren heeft zoals zij wel zou mogen—langzaam uit te bannen middels correctieve maatregelen—zoals bijvoorbeeld ‘blind solliciteren’, wat, als echt consequent gedaan (nee, u mag hen(!) óók niet bekijken en die handdruk neemt u maar voor lief), ervoor zorgen kan dat de meest geschikte kandidaat wordt geselecteerd. Een ander voorbeeld: het steeds overtuigender gebruik van ‘wit’ in plaats van ‘blank’ in de media, waarmee witkoppen als ikzelf hoe dan ook de eeuwenlang opgespaarde talige positieve connotaties die bij ‘blank’ horen moeten inleveren, want ze zijn irreëel(!) en bovendien onverdiend: integendeel.
Enfin; farce majeure, zullen we maar zeggen; we nemen er een borrel op—haha! Maak er maar twee van, het zal onze tijd wel duren, Nederland is maar klein.
Een klein land kan groot zijn in hypocrisie of domheid—ik bid dagelijks om domheid, want daar heb je slechtbetaalde leraren tegen met Loco®-materialen om haar uit te bannen, maar ik begin te twijfelen. Niet over God, zulks staat vast—maar over het al-of-niet kwaadaardig zijn van de intenties van de *zeloten* die zich in dit kleine kikkerlandje bevinden.
Je moet immers in een voor 4G afgeschermde mergelgrot gewoond hebben de afgelopen jaren, als je niets over de manier van viering van Het Grote Kinderfeest hebt opgevangen. Neen, niet St. Maarten[3][3]. Lampions zijn over het algemeen vrij onschuldig—ik heb er nog geen met hakenkruisen gezien—maar de reuring rondom Sinterklaas absoluut niet meer, getuige de *laatste* maniakale bewegingen van de pro-Zwarte Pietclique. Asteriskjes daar, omdat het gegeven al jaren doorettert, wat niet vreemd is gezien de manier waarop de kat in de kelder gemetseld is: een eeuwenlang doorheien van racistische gewoonten en denkwijzen, waarvan de knechten op de stoomboot uit Spanje een aanwijsbaar fenomeen zijn.
Ik dacht ècht dat het de goede kant op ging. Mensen houden nu eenmaal niet van verandering, maar onze geïnstitutionaliseerde blackface ging dan toch meer en meer in de ban. Inmiddels zijn we bij roetveegpieten aangekomen—wat mij betreft prima, hoewel ik mij als witte kinderloze man, mea culpa, weinig aangesproken voel door de beate discussie rondom dit Kinderfeest, maar nu komt het: er worden acties opgezet om een protectionistische koers voor onze blackface—ja, zo heet het echt als je je zo schminkt—te voeren.
Waarom klim ik nu in de pen? Omdat er iets op Facebook voorbij kwam—er is altijd gif op Facebook te vinden en het staat gewoon op je tijdlijn, doet u dat antidepressivum toch maar dokter—van iemand (nee, iemanden) die zich saillant en quasi-onschuldig “Fan van Sinterklaas” noemen. Alsof de hele discussie iets met Sinterklaas van doen heeft—of de kinderen op het feest, die ook zo graag als argument worden gebruikt door de rabiate meute die zichzelf wijsmaakt dat een verandering van naast de sint lopende levende piñata’s dermate traumatiserende uitwerkingen heeft, dat het grut alle geloof, hoop & liefde zou verliezen tot gespleten persoonlijkheden en snijden in de onderarmen aan toe.
Laat me ze even aanhalen, de kinderen—nee, dat bedoel ik niet, ik ben geen kindervriend—uit voorgaande alinea’s. Kinderen leren discrimineren van inherent racistische ouders (die, als zij zich hiervan bewust zijn, veranderen zoveel zij kunnen en trachten hun kroost te behoeden voor de huidige Erfzonde), of, uitgaande van een utopisch WOKE!-gezin, leren zij het door een van racisme omvademde cultuur, die, nu dit besef meer en meer doordringt, met microstapjes kan worden ontmanteld en heropgebouwd. Hoe jonger het kind, hoe geloofwaardiger sinterklaas met zijn knechten. Waarom zou je dan kiezen voor een uiterlijk, een symbool, een archetype, dat volgens mensen die hun hele leven al gediscrimineerd worden en er dus waarschijnlijk wel iets over af zullen weten, niet méér is dan een racistisch uiterlijk, een discriminerend symbool, een verwaten archetype?
Omdat het traditie is—zo heeft bovengenoemde ‘Fan van
Luister nu goed: natuurlijk heeft de hardleerse blackfacer ongelijk als deze poneert dat ‘Zwarte Piet’ integendeel met égards werd bezien, want: zit in het prentenboek op een paard (status), krijgt volgens de tekst een hand en een zoen van de kids nèt als Sinterklaas (gelijkheid) en bovendien zat de auteur van het werk bij een Vereeniging voor Algemeen Nut die zich abolitionistisch opstelde (ergo het kan nooit van doen hebben met instandhouding van slavernij of een daaraan verwant principe). Mis, driewerf.
Nog afgezien van het feit dat dergelijke clubjes voor tot stadsmens verworden heerenboeren zich in Nederland vermenigvuldigden als kinkhoest op de Veluwe, en dat zij zich óók verenigden om, bijvoorbeeld, vrouwen van het lezen te houden (geen grapje) en te zorgen dat het Herrenvolk kon lezen zonder het hygiënisch aspect hiervan uit het oog te verliezen[5][5]. In een land waar riolering nota bene nog niet bestond.
Maar…maar…het was goedbedoeld! Wordt meteen geschreeuwd op internet. Fijn—laten we “Hij was maar een neger” vertolkt door Mary Servaes meteen óók maar toevoegen aan de decemberbende; die songtekst was immers (ook) emanciperend bedoeld!
Zo’n analogie waar, als het Goed is, uw tuiten van tranen, geeft aan wat een non-valeur gedeeld wordt door de ‘Fan van
Vooruit, wees maar woedend—die witte homo verpest ons Kinderfeest!—want u bent het gewoon woedend te zijn. Er wordt u al zoveel afgepakt: de hypotheekrenteaftrek, 130 rijden op de snelweg en nu ook al die roetmoppen die het paard van Sinterklaas borstelen, kruidnoten bakken en het Boek van Sinterklaas niet mogen openen maar wel bewaken, want ze luisteren goed.
Wel, u moet zich schamen en niet anders. Zoals u niet met 130 zou kúnnen rijden zonder de prehistorische uitvinding van het wiel, zou u zich niet kunnen beklagen over Zwarte Piet zonder de veile uitvinding van de mensenhandel en verdere stigmatisering op basis van uiterlijke kenmerken. En u zegt het nochtans goed: het is een kinderfeest. Kinderen kijken naar u op en steken veel van u op. Is één van de dingen, die u uw kind meegeven wil, dat uiterlijke kenmerken bepalend zijn voor de beoordeling van andere mensen? Waarschijnlijk niet, of u klinkt net als in dat mopje van Karin Bloemen: “Ik heb op zich niets tegen een teint, hoor, ’t is zelfs wel handig als je werkster bent, of, weet je?”
In het laatste geval bent u behoorlijk dom en kortzichtig, net als de pleitbezorgers van Zwarte Piet, die -hopelijk- niet doorhebben een bij voorbaat verloren strijd vóór een exponent van een verouderde rassenleer te voeren. In dat laatste geval bent u gewoon kwaadaardig en dient u wat mij en een gezonde samenleving betreft in een heropvoedingsgesticht.
[6][1] Een ‘kreng’ is oorspronkelijk een stuk dood vee. Leuk zeg! Nooit geweten! Nou, wat gaan we eten, kreng?
[7][2] En tenminste één ‘Poepela’. Ik kon het niet laten.
[8][3] Eigenlijk bijzonder verwarrend. Je kreeg al-tijd van je ouders te horen “geen snoep van vreemden aannemen” dan op de elfde november plots een lampion en de opdracht erom te gaan bedelen. They fuck you up, your mom and dad…
[9][4] Die ging over propaganda. Pardon: ‘volksvoorlichting’.
[10][5] in dergelijke verenigingen gingen exemplaren van boeken van hand tot hand onder de leden, dan hoefde men niet zelf zo’n duur boek aan te schaffen en hoefde men geen gebruik te maken van de schaarse bibliotheken die er waren, want je wist niet wat je van zo’n bibliotheekboek dat door wie weet wel plebs is aangeraakt kunt krijgen. Nogmaals, géén grapje. Later kreeg het plebs een eigen bieb die openbaar heette, en veel lorgnetten vielen te barste(!)
Ditmar Bakker
http://www.ditmarbakt.nl/