http://ditmarbakt.nl/Sonnetten/229 Ha Pom, Mijn dank voor je warme woorden op mijn Stilistisch Alfabet. Ikzelf heb misschien nog het meest plezier gehad van het tantebetje in de ‘B’–de reeks zal van de herfst wel een tastbaar boekje worden (ja, dan zend ik je een exemplaar toe) en dan is de triptiek compleet (en heb ik één van mijn Grote Voorbeelden, de onvolprezen F.L. Bastet, zo niet in kwaliteit dan toch maar in kwantiteit overtroffen–het is zijn schuld, en zijn schuld alléén dat ik de boekenmarkt ontwricht heb met die alfabetten). Voor wat betreft het vormvaste landschap: ik heb mijzelf erin opgewerkt tot persona non grata , hoewel ik niet zeggen kan (nu goed: wil) dat mij dit erg deert. Roddel is goedkoop, maar we blijven Nederlanders, dus doe ik je graag uit de doeken hoe één en ander mijns inziens in elkaar steekt. Zo je weet zit mijn pen vol megalomane alsem, wat men niet direct gist zo men mij in persoon spreekt. Zoals de herdichter van Martinus Nijhoff mij eens zei, en ik parafraseer, ontbreekt het mij in schrijven zo nu en dan aan “zelfkritiek en deemoed”. Ontegenzeggelijk had (en heeft?) de beste man gelijk wat het eerste punt betreft, maar aan valse bescheidenheid doe ik niet–ik ben mij bewust van de incidentele kwaliteit van mijn werk. Volgt dan een terzijde met gratis of gratuit vertaling of hertaling. Een doctor in de Neerlandistiek, met (zo men in het Engels zo mooi en beknopt zegt) “tenure” aan de universiteit, riep na lezing eens uit (zowel beduusd als verrukt als geamuseerd als solverend): “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” Behandeld in de les werd Bredero’s “Rodd’rick ende Alphonsus” en ermee gemoeide zogenaamde polymetrie (afgekeken van het Spaans toneel): alexandrijnen worden afgewisseld met kortere versvoeten en hier en daar is zelfs de structuur van het sonnet te vinden in de toneeltekst. Het is hiermede dat Vorm dan toch Inhoudelijk werken gaat–maar daarover zwijg ik hier decent. Wel laat ik enkele regels uit Bredero’s stuk volgen, waarin de oplettende lezer de sonnetstructuur onmiddellijk herkennen zal (r. 1317-1330, zo men het navorsen wil; het octaaf wordt uitgesproken door het personage Almijn, het sextet door zijn, laten we zeggen, ‘bediende’ Haalnaa): *** Waar blijft den Pochert nu? of macht hem noch niet beuren, Door het verbaast besorgh van sijn bedeesde romp, Die hy door ’tsemm’len ciert met een weerlóóse pomp, Of Vrouwe pronckery? Al klackelóóse leuren. Die ‘k van ’tversaaghde lijf met stucken sal of scheuren: Ja rooven hem den huyck daar hy bevreest in kromp, En drongh vervaart in een als een ghedronghen klomp, Rinselent van ancxst, en cypert in sijn treuren. Wat toeft den trotsaart, he ?Wel is het noch gheen Tijdt? My yvert tot de Móórt, my lust nu na de de strijdt, De welck sal zijn het graf van dit balóórisch rasen: Ick gis dat hy hem biecht, sijn sonden vast belijdt, Wt vrese vande Doot: Rodderick wt. Maar houwt, wie daar? Is hijt? Mijn Heeren gheeft verlof om den Trompet te blasen. *** Een sonnet, volgens de gebruiken van de tijd in keurige alexandrijnen en een Italiaanse schemavariant geschreven. Geprikkeld, had ik er het volgende van gemaakt: *** Waar blijft die snoever?! Dúrft die twijfelkont, bezorgd om van zijn lijf te moeten scheiden, gekleed met opsmuk of verwijfd als meiden getooid? Bah! Derg’lijk dracht mist elke grond. Die zal ‘k –en mijns zijn mantel–straks terstond van zijn door schrik verkrampte lichaam snijden in stukken, ja, schier angsten zal hij lijden en doornat sidd’ren dat ’t zijn hart doorwondt. Waar heult dat parvenu, het is toch tijd? Ik smacht naar bloed en moord, gevecht en strijd; de grafgang van zijn nurks en narrig kallen… Ter biecht vast, dat hij ’t hellevuur vermijdt, in doodsangst. Rodderick op Ho! Hoor ‘k zijn aanwezigheid? Uw woord, heer, zal mij de klaroen doen schallen. *** Aldus in een in deze tijd gebruikelijker (tot vervelens aan toe, soms, wil ik wel zeggen) jambische pentameter gegoten met behoud van het strakke schema. Beeldig, en begrijpelijk, nietwaar (nee, geen valse bescheidenheid; die loopt ongemerkt over in een hypocrisie zoals die waar Inge Boulonois mee begiftigd is–maar ik moet niet op de zaken vooruit lopen; ik zal mijn armzalige kant van de historie met je delen, Pom, waarbij de onschuldigen beschermd blijven en het addergebroed in de kuil wordt ontbloot)? “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” De doctor klapte in haar handen. Natuurlijk heeft werk als bovenstaand weinig te doen met de Gave Gods maar des te meer met zweet, tranen en jaren van lees- en ploeterwerk. Vijftien, inmiddels. En Jezus weende. Terug naar de adderkuil–overigens had je het over een ‘vluchtige lezing’ Pom, wat mij geenszins deert, maar kijk nu, ja nu, even vluchtig naar de ‘Y’ en lach bulderend–die adderkuil betreft (het forum van) “Het Vrije Vers”. Het is namelijk vrij treurig gesteld met het gebonden vers. Bij mijn weten schiet er géén andere periodiek meer over in het Nederlandstalig gebied die op de propaganda ervan is gericht, sinds het ter ziele gaan van tijdschrift “De Tweede Ronde”. Ik meen dat dit blad een korte doorstart heeft beleefd als “KortVerhaal”, waar die perfide Peter Verstegen in redactie zat en mijn inzending van “De Gevonden Hondendrol” snibbig afwees, begeleid door één enkele, bijzonder onvriendelijke, zin: ‘Uw verhaal is geen verhaal en we hebben geen belangstelling.’ Ik citeer de Dalai Lama: “When it is possible, show kindness. It is always possible .” Den heer–pardon–doctor Verstegen is klaarblijkelijk geen boeddhist. Of gewoon een, zeer belezen & getalenteerde, schoft. Mijn repliek op zijn afwijzing sloot als volgt: ‘Ik zal elders met mijn waar leuren en hoop daarbij van types als u gespeend te blijven’. Dit is mij, helaas, niet gelukt: aangezien het (enige) blad voor gebonden poëzie vlot ter ziele ging en aangezien als enige ehm…gemeenschap voor bewonderaars (en zeloten, zie ook de ‘S’ in dat alfabet, Pom) van gebonden poëzie het door Frits Criens jr. (die onder de schuilnaam Quirien van Haelen schrijft) opgerichte webstekje “Het Vrije Vers” overschoot, besloot ik er mijn licht op te steken. Poenitet, hei mihi! Ik introduceerde mijzelf met een reeks scabreuze ollekebollekes. Dezelfde, die ik eerder aan Cees van der Pluijm zaliger zond–de goede man stuurde mij een vriendelijke repliek…èn het adres van wijlen Heinz Polzer, wien ik vervolgens dezelfde reeks toestuurde, waarop de laatste mij trakteerde op een briefkaart met gepersonaliseerd ollekebolleke: naast de pentekening die J.K. van mij maakte één van mijn grootste, gekoesterde schatten. Deze reeks werd níet goed ontvangen op dat forum. Hierbij was vooral stuitend op te merken dat enkelen het werkje vanwege een bekrompen of zelfs homofoob karakter (een treffend hyperoniem; alle homofoben zijn bekrompen edoch niet alle bekrompenen homofoob) afwezen, afkeurden, afdeden als bagger. Quod non. Tussen haken en terzijde: Bas Boekelo is niet alleen ‘een mager talent dat toch dik lelijk is’, om mijn eigen sententie maar te citeren, maar ook afgrijselijk homofoob. Nu goed–die bejaarde heeft zijn vet al gehad. Voort moeten we, voort. Inderdaad stonden er–kleine–grammaticale missers in, in die reeks olbols. De discussie is voor lekkerbekken nog terug te lezen op de poel des verderfs die dat forum is (een foutloze, o mores o hybris , want verbeterde versie is te vinden op mijn eigen webstek). Ironisch genoeg is het Criens sr. geweest die deze krentjes uit de pap viste en mij bewust maakte van de noodzaak tot scherpere zelfkritiek. Waarschijnlijk meende hij dat daarmee de kous af zou zijn en ik mijn kop toe zou houden. In elk geval vond hij, getuige een later bericht, dat “de grote broek die je aantrekt” de drager misstond. Enter Hanna Pest. Spoiler 1 : Hanna Pest is de schuilnaam van Frits Criens sr. Spoiler 2 : Inge Boulonois was zich bewust van deze informatie, deed alsof haar neus bloedde, en speelde (na een misser van Criens sr. waardoor zijn alter ego openbaarheid werd) de vermeende troefkaarten van gesmoorde onschuld èn morele superioriteit uit. Een hypocriete heks is het die haar graad in de psychologie misbruikt om zich met ellebogenwerk de Parnassus op te tijgeren. Getuige haar verzoek aan de redactie destijds om mijn hilarische “Gonorroe Song” (ik heb het je toegestuurd, lieve Pom) te verwijderen nog bekrompen ook, haar graad ondanks. Het mens heeft zich inmiddels de redactie van Het Vrije Vers èn van Meander ingewurmd. Genoeg over die kol met vingers en terug naar dat ander insidieus sujet. Je zult je nog wel herinneren dat ik mij onvriendelijk uitgelaten heb over deze–zo dacht ik toen nog–dame Pest die zich kort na mijn introductie op Het Vrije Vers aanmeldde. Al voelde ik aan mijn theewater dat er *iets* niet klopte aan het mens, ik wist niet wat het was. De idee van een alter ego van Frits Criens sr. is wel door mijn hoofd geschoten, maar net zo snel door mij afgedaan: een volwassen man doet zoiets niet, toch? Mis. Criens sr., nog steeds overtuigd van mijn confectiemaat, en later (gelijke monniken, gelijke kappen, spreekt Stoett wijs) op eender wijs onschuld & morele superioriteit biedend als was hij bezig met een voos bridgespel, heeft in deze gedaante al gedaan wat in zijn bereik lag om mij te treffen, te schofferen, of neer te halen. Tweede terzijde: nu de metafoor van het kaartspel toch op tafel ligt (hihi): ook in de argumentatieleer wordt gesproken van ‘zetten’. Gesimplificeerd: zetten doen, gaat om en om. Heeft discussiant één een zet gedaan, dan is het aan de ander. Criens sr. heeft zichzelf middels het personage Pest verzekerd van de mogelijkheid in elke discussie die zich op dat forum voorgedaan heeft, een dubbel aantal ‘zetten’ te doen. Nog simpeler gezegd: Frits Criens sr. heeft een vals spel gespeeld. Lekkerbekken & gourmands kunnen zich hiervan verzekeren door de interacties op Het Vrije Vers na te gaan–voorbeelden schieten te over. De combinatie van mijn uitgesproken zijn en mijn geprikkeld zijn door de homofobe en ronduit denigrerende houding van Bas Boekelo & het voortdurende steken, steken & steken door de schizoïde karakter(s) van Frits Criens sr. heeft geleid tot mijn verwijdering en blokkering van dat forum door Jaap van den Born, persoonlijk sigaaraansteker van drs. P. Overigens heeft Criens sr., in de gedaante van Pest, nog het lef gehad mijn geestelijke vermogens in twijfel te trekken. De pestlijder.Enfin . Ik ben er dus weg. Boekelo en Criens sr. zijn gestraft met versjes op Hekelvers, die fijne webstek van Alexis de Roode en de zijnen–de regels hebben jouw website ook gesierd. De schijnheiligheid van Boulonois laten we verder maar voor wat het is–maar weet je? Don’t hate the player, hate the game : ik had meer professionaliteit van hen verwacht. Professionaliteit zoals diverse academici, werkzaam aan diverse universiteiten, uit diverse vakgebieden (maar allen Bekend met Literatuur of Vertaling) hebben getoond, die mijn schrijven simpelweg geprezen hebben, zonodig begeleid met goed advies. Ik zal hen aanhalen noch benoemen, wat overigens ook geldt voor enkele lieve frequentanten van Het Vrije Vers–ze weten wie zij zijn en de onschuldigen dienen beschermd–die mij behandeld hebben zoals het hoort: met respect, vriendelijkheid en goede raad. Nogmaals: zij weten wie zij zijn, en ik meen hen altijd met gelijk respect behandeld te hebben. Er is gezaaid, er volgde oogst. Evenzogoed ben ik verworden tot persona non grata , mag ik níet meer meedoen aan discussie aldaar, en heeft de redactie het lef gehad mij volledig uit de annalen der gebonden poëzie van de afgelopen tien jaar te verwijderen, de kwaliteit van het gebodene desondanks. Nu goed, de wijzen hadden tot mijn entrée daar nog nooit van F.L. Bastet gehoord, en in hun privé-Pléiade van het gebonden vers worden auteurs als J.P. Rawie, E. Coenen en O.S. Tromp volkomen genegeerd. Nu, daar wil ik mij best tussen scharen. Ik blijf, met de meeste hoogachting en succes wensen aan Trojka, de inmiddels nieuw opgerichte periodiek voor het gebonden vers, Ditmar Bakker dichter te Leiden lees ook:
Gepubliceerd door Pom Wolff
Hoi, welkom op mijn site pomgedichten. De site is in langzame opbouw net als de dichter. Ik ben geboren in Amsterdam, ik leef daar en wil daar ook wel doodgaan. Ik studeerde Nederlands aan de Universiteit van Amsterdam, Rechten aan de Vrije Universiteit en werk als juridisch adviseur in de hoofdstad. Jan Arends is mijn favoriete dichter dan Kopland dan Menno Wigman. Paul van Ostaijen mijn dandyman.
In slammersland geniet ik van Roop, Karlijn Groet, Peter M van der Linden - ACG natuurlijk, Ditmar Bakker, Jürgen Smit en Daan Doesborgh. En wat moet ik zeggen nog van Robin Block ( “hee ouwe wolf”) de wildemannen, lucky fonz III - Sander Koolwijk of Tom Zinger: "er is hier zeker 80 centimeter plant waar jij geen weet van hebt...." - mijn windroosmaatjes.
Mijn optredens bezorgden mij eretitels: landelijk slamfinalist 2003, 2004, 2005 en brons in Tivoli in 2006, 2007 en 2010, 2011, 2012 en ook weer in 2013. - Dichter van het jaar in Delft 2005, voorts slamjaarwinnaar 2005 van de poëzieslag in Festina Len-te te Amsterdam, winnaar van Slamersfoort 2006. Jaarfinale Zeist 2007 en de BRUNA poézieprijs 2007 in mijn zak. Ik ben de hoogste nieuwe binnenkomer op de jaar-lijkse top-200 lijst van bekendste dichters Rottend Staal – Epibreren 2005. In 2008 kreeg Pom Wolff De Gouden Slamburger uitgereikt vanuit de Universiteit Utrecht – afdeling letteren en won hij het 2e Drentse open dichtfestival. op 19 april 2009 verscheen de bundel 'die ziekte van guigelton' - winnaar jaarfinale slamersfoort 2009. in 2010 won hij de dicht-slam-rap van boxtel en de dobbelslam van entiteit blauw te utrecht. in 2012 de grote prijs van Grimbergen én DE REBELPRIJS voor de poëzie van de REBELLENKLUP. Tot zover enig geronk. In 2014 presenteerde uitgeverij Douane op 22/11 in Café Eijlders de pracht bundel: 'een vrouw schrijft een jongen'.
Sven Ariaans schreef in zijn juryjrapport Festina Lente Amsterdam: “Het is iemand die je zenuwen blootlegt om vervolgens op vaderlijke toon te zeggen dat die pijn jouw pijn moet zijn en dat er geen zalf bestaat. Elke cognitieve dissonantie die je voor jezelf op prettig hypocriete wijze had opgeheven, wordt je ingewreven, of zoals medejurylid Simon Vinkenoog het kernachtig zei: "hij verschaft illusieloos inzicht in de werkelijkheid". Ik voel me in deze omschrijving wel thuis.)
'je bent erg mens' van pom wolff verscheen in de befaamde Windroosserie in september 2005 en was in een mum van tijd uitverkocht. Nieuw werk - 'toen je stilte stuurde' verscheen op 18 november 2006 wederom bij Uitgeverij Holland te Haarlem. ook deze bundel was meteen uitverkocht. erik jan Harmens interviewde pom wolff over deze bundel in de avonden van villa VPRO.
Bekijk meer berichten