deze week het commentaar wat steviger bij de ingezonden werken. Dank aan de dichters voor het ingestuurde werk. let wel het commentaar is niet veel meer dan een persoonlijke aanduiding van een min of meer geoefend lezer – of zoals de VKcriticus kees fens het ooit formuleerde – een leeservaring een plaats geven in een geheel van eigen leeservaringen. het aangereikte thema iets moeilijker dan verwacht schat ik in – prachtig gelezen door Wen van der Schaaf. in eenvoud verwoord in die prachtige derde strofe van Anke Labrie! Goud! Van harte.

hoe zij elke lijn in zijn gezicht
al gegraveerd had
in haar marmeren hart
hoe er die nacht in zijn blik
ineens iets was
wat haar deed blijven
noem het liefde
noem het minstens
een poging tot
anke labrie
(10-04-2021)
–>
een kleinood. de derde strofe met die heerlijke relativering.
- Frans Terken: de aanblik die blijvend ontroert
- Petra Maria: in tomeloze verwondering
- Rik van Boeckel: verzonken in de wee van weemoed
- Cartouche: zag ik u in al uw naaktheid voor mij
- Anke Labrie: noem het minstens een poging tot
- Ien Verrips: of ik het was die huilde aan je graf
- Erika De Stercke: gisteren is een herinnering
en dan vertrok u
-toen het klaar was-
uw gezicht
ontroerde mij
-en toen het afscheid daar was:
ik steels over mijn schouder keek
en geen stap meer zichtbaar bleek
wist ik niet of u wel waar was
of dat ik u verzon in mij
(…)
Wen van der Schaaf
wie wint de enige echte virtuele – naar een regel van Wen van der Schaaf – ‘uw gezicht ontroerde mij’ trofee op pomgedichten punt nl?
dichteres, theatermaakster en theaterdier Wen van der Schaaf schonk de mensheid prachtige regels ter inspiratie zeker. ook op pomgedichten punt nl deze week. met de regel ‘uw gezicht ontroerde mij’ biedt Wen ons én de mensheid een zó persoonlijk en zó algemeen menselijk gevoel dat elke dichter zijn eigen woorden bij dat ene unieke gezicht zal vinden. u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

wat is het toch dat deze stem
ongeacht welk woord van elk woord
weer warmte maakt
echt mooi
hoeft niet beschreven
is in zich mooi geweten en gekend
pom wolff

(voor H.)
Hoe kort het oplichten in doffe ogen
alsof het vuur van jaren in ons midden
weer opflakkert en nog even smeult
niet een vertrek zoals afgesproken
de weg die wachtte schoof onder je vandaan
op route 66 nam je een afslag te vroeg
dat het na dagen gedaan was
het bloed in volle omloop weggespoeld
het laatste vuur in een stolsel gedoofd
zo droegen we je de oven in
op het netvlies de pret van een kwinkslag
de aanblik die blijvend ontroert
© FT 09.04.2021
–>
een gedicht met pijn en afscheid – “zo droegen we je de oven in” – laat weinig ruimte voor het leven nog – een terugblik, een herinnering – hoe het leven was – het gezicht lijkt uit het leven weggeslagen – de dichter noteert het noodlot.

leven loom
nu wij langs drijven
als wolkjes boven diepe zee
pas als ik stilsta
je hand proef in de mijne
de zucht van jouw verlichting
nu alles meegaat
in tomeloze verwondering
breekt het schijnbaar
dunne laagje verzet
morgen zie ik jou
wie je blijft
petra maria
–>
een min of meer vaag symbolisme getroffen in woorden die mee zweven op wolkjes. wolkjes, verlichting, verwondering. ik mis toch hier de echte ontroering.
“Uw gezicht ontroerde mij” – die harde regel die door de dichter in je gezicht wordt geslagen – ja die mis ik.

Jouw gezicht met liggende rimpels
zingt de tijd van liefde voorbij
een zachte traan spreekt de wang toe
ooit gekust door de lust van listige lippen
waterige ogen drogen in het licht
van langzame lucht en draaiende wind
zo waait het afscheid mij tegemoet
verzonken in de wee van weemoed
laat ik de traan schuldig en geduldig
naar de overkant van de scheidslijn gaan.
Rik van Boeckel
10 april 2021
–>
een gedicht met veel voorbij en heel veel water. te veel water wat mij betreft. de wee van weemoed helemaal uitgeschreven tot de woorden erin wegvloeien.

Opslag
Toen u mij nader kwam
vanuit de beslotenheid van uw zaak
uw oogopslag en de hand op het papier
zag ik u in al uw naaktheid voor mij als waren we
bestemd om de liefde een gezicht te geven
waar taal enkel nog obstakelt
doorgrondde ik uw diepste wateren
met open mond en opgesteven lendenen
dronk, verzonk ik in zonneglans – uw glimlach
vonkte lava-as en edelsteen- ik was niet meer
dezelfde als voorheen – toen ik u verliet
en omkeek wist ik voorwaar en vast dat dit
twee zwevende ribben tot leven had verdicht
dat ik u kende van kaak tot schaam, been en vel
hoe deze stap, onorthodox, mij onherroepelijk
in u verzinnen, mij voor altijd zou verzonnen
nu wij elkaar eenmaal als huid en haar
hadden weten te ontroeren in een oogopslag
10-04-2019
Cartouche
–>
Cartouche dacht – ik doe maar eens oudje. vindt die wolluf zijn eigen commentaar van toen niet terug – dan kan ik hem eens flink te grazen nemen en hem wijzen op de verschillen. zegt wolluf natuurlijk: het is voortschrijdend inzicht meneer de dichter. ik haak af waar de taal ‘obstakelt’ – onvoorstelbaar – ben je zo een goed dichter schrijf je die eerste wereldstrofe – bijna reviaans mooi – nee mooier nog – kom je aan zetten met ‘obstakelen’. en daarna wordt het het niet beter – zakt de dichter in zijn eigen moeras van een teveel aan woorden. zou hier het strafrecht gelden dan zeg ik: een gevangenisstraf van tien jaren zonder aftrek van voorarrest.
voor wie niet begrijpt dat een gedicht af is en niet mooier kan in alle rust en eenvoud en schoonheid als het zo is geschreven:
Toen u mij nader kwam
vanuit de beslotenheid van uw zaak
uw oogopslag en de hand op het papier
zag ik u in al uw naaktheid voor mij als waren we
bestemd om de liefde een gezicht te geven
Cartouche

ik zie de kralen die je hebt gedragen
de ringen aan je hand
de woorden op je mond
bestorven als een afdruk
gevonden in het zand
ik stel me voor dat ik daar lig
geen vlees meer op mijn botten
’t gebit als grijns in mijn gezicht
de holle ogen met de blik naar boven
als jij kon zien zag je me aan vroeg je je af
wie of ik was mijn naam misschien
en of we wat te praten hadden of ik
het was die huilde aan je graf.
Ien Verrips
–>
wie dit gedicht leest slaapt slecht. nachtmerries rijden door het slaapkamertje van de lezer. moet je kijken hoe ze daar ligt. mijn god en dat onder mijn bed – hoor ik de zwetende lezer al uitroepen bij het wakker schrikken. dit is een film die je niet wil meemaken – kijk daar legt oma!
op de een of andere manier is dit gedicht net ietsje te direct. komt in ieder geval bij mij zo binnen. moet wel aan mijn rust toekomen graag – nog net voor mijn dood ja.

vandaag
hoe de wereld tijdens een regenbui lacht
we stralen naast bloemen aan het raam
met onze grote mond het moment van bekoring in druppels vasthouden
bij een cirkel die zonder passer perfect
volgens wensen is afgelijnd
ook een bubbel kan breken wanneer
de kelken moegestreden buigen
gisteren is een herinnering, we lonken
naar de wolken van morgen
Erika De Stercke
–>
en wat heeft Mevrouw De Stercke vandaag te melden? welke mannen worden nu weer aan het spit geregen? – varkens zijn het die mannen – zo kennen we Erika. maar zie eens daar – vandaag is het anders gesteld met onze Erika. lachende regenbuien, stralende bloemen, druppelende bekoring, moegestreden kelken.. … ik weet niet wat er aan de hand is in huize Erika maar als regenbuien lachen dan drijven vreemde luchten over daarachter in Gent.
Het laatste vuur
(voor H.)
Hoe kort het oplichten in doffe ogen
alsof het vuur van jaren in ons midden
weer opflakkert en nog even smeult
niet een vertrek zoals afgesproken
de weg die wachtte schoof onder je vandaan
op route 66 nam je een afslag te vroeg
dat het na dagen gedaan was
het bloed in volle omloop weggespoeld
het laatste vuur in een stolsel gedoofd
zo droegen we je de oven in
op het netvlies de pret van een kwinkslag
de aanblik die blijvend ontroert
© FT 09.04.2021
onze dagen
leven loom
nu wij langs drijven
als wolkjes boven diepe zee
pas als ik stilsta
je hand proef in de mijne
de zucht van jouw verlichting
nu alles meegaat
in tomeloze verwondering
breekt het schijnbaar
dunne laagje verzet
morgen zie ik jou
wie je blijft
petra maria