
KAREL WASCH nieuwe dichtbundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én in een adembenemende stilte tot leven wordt gebracht.
Het is weer het snoepje van de week dat ik in mijn brievenbox mocht aantreffen. En dat in deze tijd van corona en kunstafbraak. We spreken over Karel Wasch, over zijn nieuwe bundel TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN – de ondertitel luidt: ‘gedichten met een vleugje wanhoop’ – heerlijk uitgegeven door uitgeverij In de Knipscheer – 34 gedichten lekker ruim verdeeld over 62 bladzijden – geen geprop: alle hoofdstukken, gedichten, titels en regels te lezen in ruim bemeten wit. Leest lekker. Maar Karel Wasch lees je niet voor de lekkerte. Karel Wasch is ook geen lekkertje. Karel Wasch is een dichter die bundel na bundel steeds opnieuw bewijst dat hij tot de absolute top van het Nederlandse dichtersgilde behoort. Dit keer las ik in één ademhaal de hele bundel om pas na het lezen van alle vierendertig proza-achtige poëzie gedichten verbluft te kunnen uit blazen.
Een opmerking nog vooraf aan de recensie: als u een klas leerlingen moet uitleggen wat het verschil is tussen poëzie en proza dan raad ik u deze bundel van Karel Wasch aan als verplicht leesvoer voor uw leerlingen. Het is nog nooit een leraar Nederlands gelukt om genoemd verschil zonneklaar aan leerlingen over te brengen of te verduidelijken. Karel Wasch’ poëzie in deze bundel houdt precies het midden tussen wat je proza zou kunnen noemen en wat poëzie.
Nog een opmerking vooraf – de bundel staat bol van stilte. We lezen over heel veel vormen van stilte in de teksten: over bijvoorbeeld de geluidloze vleugel (piano) die bij een verhuizing van heel hoog naar beneden stortte. Weet u wat voor dag het was toen dat ding naar beneden donderde?: leerlingen let op hier komt iets van poëzie!: ‘er hing een lucht van droge verrotting en verdroogd papier…’ zo een dag was het. En leerlingen let op! meteen na dit fenomenale beeld in poëzie komt er iets van proza – fenomenaal proza. De dichter – een toevallige passant bij het pianospektakelgebeuren – sloot zijn ogen – zo lezen we – ‘genoot nog minuten van iets dat het midden hield tussen het slotakkoord van Sgt. Pepper’s Lonely Hearts Club Band en Götterdämmerung van Wagner.’ Zie daar twee poëzie/proza fragmenten uit een werkelijk briljant gedicht.
Er is veel meer stilte te genieten. In het titelgedicht TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN aan het begin van de dichtbundel vertellen twee dichters over hun dromen om aan het einde van het proza gedicht in volkomen stilte tegenover elkaar te zwijgen: “En we zwegen lang in een uitdrukkelijke gelukzaligheid en verbondenheid, waarna ik hem zag verdwijnen in het avondlicht, dat karmozijn kleurde…’ – Ook in het eerste hoofdstuk “Muziek der sferen” lezen we over de volkomen stilte – dan….:
is er de pracht van stilte,
het mooiste geluid, de fijnst besnaarde
sfeermuziek.
In het tweede hoofdstuk getiteld GEEN HUIS GEEN BESTEMMING is de stilte direct aanwezig. De beschreven kleine blonde jongen die op het grote station even alleen wacht op zijn vader. Vader doet wat boodschappen. De kleine blonde jongen overweegt in een willekeurige trein te springen ‘om te gaan naar waar hij nooit was geweest’ en vertelt deze overweging even later aan zijn weeromgekeerde vader: over dat jongetje lezen we dichter Wasch:
Er is geen grotere stilte dan
een waarin diefstal plaatsvindt.
Ik had vaders zekerheid gestolen.
Om stil van te worden als lezer. En het ‘prozaverhaal’ wordt vervolgens op die bijzondere Wasch’ manier afgemaakt: vader zweeg – “een maand later stierf hij en vertrok met onbekende bestemming.” – steeds weer die prachtige beelden in poëzie, die A.L. Snijders achtige korte verhaalstructuur waarin poëzie wordt gegoten én tot leven wordt gebracht – hoe stil het er ook aan toe gaat in de bundel.
Langzaam tekent zich ook weemoed af en de aangekondigde vleugjes wanhoop. Zeg maar rustig angsten, barre angsten. Maar Wasch zou Wasch niet zijn als hij niet de meest bizarre angsten terug weet te brengen – om weet te vormen tot ragfijne en subtiele regeltjes poëzie die hij nog subtieler en bijna adembenemend laat opgaan in stiltes. Als lezer hoor je gewoon de stilte kloppen. Wasch is een natuurtalent – een meester in de taal, zeg maar rustig een grootmeester.
Het blonde jongetje, vader, de familie, overleden moeder, grootmoeder ook – de gepoetste koperen theekan, alles komt voorbij en wordt beschreven = (“Het huis rook naar gedroogde tijm en gepoetst koper, aangenaam eenvoudig en keurig gerangschikt.”) – De titels van de hoofdstukken GEEN HUIS GEEN BESTEMMING – VLUCHT – GELUK VERLOREN – DODENAKKER en GEHEIM hangen als door Carel Willink geschilderde donkere dreigende wolken boven de gedichten in Wasch’ TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN.
Één gedicht zou ik hier o zo vreselijk graag helemaal willen citeren – maar dat gaat te ver in het kader van een recensie – dat is het gedicht: “Het stond er echt” op pagina 35. Wat er echt stond gaat u lezen als u de bundel van deze grootmeester aanschaft. En laat mij dan asjeblieft op pomgedichten punt nl weten of u ook zo onbedaarlijk van uw stoel bent gevallen van het lachen na lezing van dat gedicht.
Deze bundel van grootmeester Wasch moet u lezen. U moet natuurlijk niks maar toch – het zal niet anders kunnen en moeten – u moet Wasch’ TOEN DICHTERS OVER ENGELEN DROOMDEN lezen.
Pom Wolff
http://www.indeknipscheer.com/karel-wasch-toen-dichters-over-engelen-droomden-gedichten/