Mestoverschot
Op het oude Kerkpleintje in Gendringen zag ik hem voor de eerste keer.
Een jongeman van een jaar of vijfentwintig, in een beetje te ruime, blauwe ribfluwelen broek, blauwe sportschoenen, een fel rood poloshirt en een zeer klein brilletje op een spitse neus.
Hij groette mij verlegen en vroeg me waar een gelegenheid was om zijn behoefte te kunnen doen.
“Een grote of een kleine?”
“Een grote, mijnheer, ik heb een enorm hoge nood”, en zenuwachtig draaide hij met zijn linkervoet door de kiezelsteentjes van het plein.
“Nou, café De Waggel hier aan de overkant is open. Het zal je een consumptie kosten, maar dan ben je ook weer van alles verlost.”
“Eh… mijnheer, ik kom uit Den Haag en ben hier voor het eerst.
Is het teveel gevraagd als ik u vraag om met mij mee te gaan?”
Ik kreeg een beetje medelijden met hem, en om het ijs te breken zei ik: “Stop eerst nou eens met dat gemijnheer, Joop is mijn naam”, en ik stak mijn hand naar hem uit.
“Bart”, sprak hij, al minder verlegen, en ik kreeg een slap handje.
“Ach, er zijn ergere dingen”, deed ik voor mijn doen komisch, maar hij zag daar de humor niet van in en knikte maar wat.
“Zie je Joop, ik moet voor een sollicitatiegesprek naar het Gemeentehuis, maar ik was een beetje te vroeg zodat ik nog wat door het dorp wandelde.
En plotseling kreeg ik kramp in mijn buik en daarna een enorme aandrang. Zenuwen voor de sollicitatie, denk ik.”
“Nou, vlug dan maar naar De Waggel, dan praten we daar nog even verder.”
Binnen twee minuten zat ik aan de bar bij Rick terwijl Bart als een speer meteen was doorgelopen naar het toilet.
“Al zo vroeg aan de drank Joop”, vroeg Rick toen ik twee pilsjes had besteld.
Ik rekende er maar op dat Bart ook wel een pilsje zou lusten.
“Nou vroeg, zo vroeg is het nu ook weer niet. Het is al weer half drie”, en gretig hapte ik het eerste kwart van de inhoud van mijn glas.
“Wie is die knaap die je daar bij je hebt?”, vroeg Rick nieuwsgierig. “Hij is niet van hier want ik heb hem nooit eerder gezien.”
“Nee, hij komt uit Den Haag en is voor een sollicitatiegesprek bij de Gemeente uitgenodigd. Hij had echter hoge nood vandaar dat we op dit uur komen binnenvallen.”
“Dus hij sprak jou aan omdat hij hoge nood had. Dat kan hij zelf toch wel regelen, daar heeft hij jou toch niet voor nodig?”
“Ach Rick, een beetje verlegen, hij is hier voor het eerst in die verre Achterhoek denk ik. Dan heb je een beetje houvast nodig”, vergoelijkte ik.
Inmiddels was Bart opgelucht en wel naast mij komen zitten. “Ik heb vast een pilsje voor je besteld Bart. Geen bezwaar toch zeker?”
“Een…. een pilsje”, stotterde Bart. “Maar over een uurtje heb ik mijn sollicitatiegesprek. Zullen ze dat niet ruiken?”
“Natuurlijk zullen ze dat ruiken jongen”, sprak Rick. Hier in de Achterhoek is dat een aanbeveling voor een geslaagde sollicitatie. Neem de geur van drank en mest met je mee bij zo’n gesprek en gegarandeerd, je wordt aangenomen.”
“Naar welke functie solliciteer je eigenlijk Bart?”, vroeg ik geïnteresseerd.
“Afdeling Milieuzaken”, was het antwoord. “Speciaal belast met de controle op het illegaal uitrijden en storten van mest.”
“Dan zal je hier wel niet veel vrienden maken”, deden Rick en ik bijna gelijktijdig. “Jouw voorganger is hier na vier maanden al weggepest.”
“Gelul, denken jullie dat ik me hier laat wegpesten? Door zo’n stelletje boeren uit de Achterhoek?
Wij uit de Randstad hebben wel voor heter vuren gestaan. Als je immuun wilt worden voor pesten dan moet je maar een jaartje in Den Haag komen wonen.”
Tot onze verbazing wond Bart zich zienderogen hoe langer hoe meer op.
“En nu moet ik weg anders kom ik te laat.”
Nadat hij de rest van het glas bier achterover had geslagen, beende hij driftig het café uit.
Rick en ik keken elkaar aan en barstten in lachen uit.
“Wat een figuur”, sprak Rick. Is iedereen in Den Haag zo gauw aangebrand?
Het zullen de zenuwen voor die sollicitatie wel zijn.
Weet je wat Joop, we nemen nog een pilsje op mijn rekening, dan betaal jij die ene van Bart, want hij heeft zijn pilsje niet betaald.”
“Verrek Rick, dat is inderdaad waar. En zo’n figuur moet controle gaan houden op de illegale meststort.”
“Ja, en het ergste is dat hij de eerste is in mijn lange loopbaan die hier illegaal mest heeft gestort. Schijten en niet betalen, het is me wat.”
Toen ik een uur of twee later weer buiten stond zag ik Bart in de verte bij de bushalte staan.
Ik zwaaide naar hem en hij zwaaide vrolijk terug.
“Aangenomen?” riep ik naar hem.
Hij knikte opgetogen.
Toen ik door wilde lopen riep hij me echter. “Zeg Joop, ik moet dat pilsje nog betalen. Hoeveel was het?”
“Laat maar zitten Bart. Rick en ik vinden het veel te leuk dat jij de eerste illegale meststorter in zijn café bent geweest.”
Hij keek mij eerst vragend aan, toen begon hij te lachen en vrolijk schudde hij mij de hand ten afscheid.
Toch een aardige jongen die Bart. Een beetje heetgebakerd, maar dat zal de leeftijd zijn.
Ik ben echter benieuwd hoe lang hij het als controleur bij Milieuzaken zal uithouden.
Ik vermoed dat heimwee naar Den Haag hem de das om zal doen.
Joop Komen