hoewel Cartouche deze week bijna het gouden gedicht geschreven had gaat deze eer toch naar BABAK. dus we omhangen CARTOUCHE met zilver en beleggen de weemoed van BABAK én ook de afwezigheid van moed om een echte asbak te kopen met goud. Van harte! dank aan alle dichters die instuurden. prachtige inzendingen deze week maar Cartouche en Babak verdienen de kroon.je moet het maar durven om te verhalen over de afwezigheid van moed een echte asbak te kopen in een gedicht waar in je wel een geliefde opvoert aan de tijd. prachtig! GOUD VOOR BABAK! onder de winnende gedichten het commentaar.

Het nu is even relatief als nooit en
ik begrijp geen van beide
De nacht is even mooi als de dag en
ik ben er altijd te laat mee
Mijn vingers, wijzend naar de hemel
voelen zich zo klein en ik heb nog altijd niet
de moed om een echte asbak te kopen
In het midden van de nacht
volgde ik je ademhaling als een metronoom
die houvast bod aan mijn amateuristische hart
De andere mensjes en hun dingetjes
vond ik heel even irrelevant
Maar nu, op deze schitterende nacht
wil ik nooit aan jou denken
Babak
<!
Babak stuurde zijn tekst in om 2.56 uur, ik plaatste het ingezonden werk een kwartiertje later, om 2.15 uur. wonderlijke toestanden in europa, in nederland en op pomgedichten punt nl. de tekst zou ook kunnen gaan over het verdwenen uur in wintertijd. in de laatste regel zou ik het woordje ‘meer’ willen toevoegen. dat zegt mijn dichterlijk hart.
Maar nu, op deze schitterende nacht
wil ik nooit meer aan jou denken
zo moet poëzie ongeveer zijn – dat je niet precies weet waarover de dichter schrijft maar dat toch in elk woord iets van weemoed is gelegd – de dichter begrijpt ook het wat en het waarom niet – in regel 2 – hoe mooi de nacht ook hoe mooi de dag de moed is nog niet gevonden een echte asbak te kopen- regel 7 – en dan verschijnt de geliefde in de prachtnacht om nooit meer aan te denken. het verdwenen uur wintertijd laat zelfs geen aandenken na.
dichter, geliefde, de prachtnacht – de lezer en en het gedicht zijn in het uur wintertijd verdwenen – in het zwarte gat van de poëzie en de tijd. einstein zou opkijken.

Wat valt er meer te zeggen dan dat
ik altijd al hield van zacht en rond, herdersuren
en sturen met tong en vingers zonder dodenlijn
het spel spelen, grenzen verleggen blijven
bij het niet enkel met de mond belijden van een
verbond gesloten tussen god in de wolken, jou en mij
geen kloof, geen baarmoederlijke mond te over –
bruggen van toen en ooit naar een als deze
nu – die nacht, de zomernacht dat ik dichter
bij de oorsprong kwam, het donker dat afschermt
tegen het meedogenloze dat je geworpen wordt
in de draaikolk van het alfabet – een naam krijgt
waarmee heel een leven wordt opgescheept
weet ik mij – met jou opnieuw samen op te lopen
tot ontbloemen en bloeien in de uithoek van je geest
is ons de nacht een leger, de dag niet meer dan ruwe vacht
van klok – naar klepeltijd is dan maar alleen een stap
een kleine sprong, daar zijn geen woorden voor
één te mager, één te zuiver op de graat
in alle talen – hoe onvergankelijk ook –
het beter is dat ik verder zwijg
31-10-2021
Cartouche
<!
tsja 21 regels – 20 en een titel zal cartouche uitschreeuwen. bij noodzaak mag meer – en hier is sprake van noodzaak – ik zal niet zeuren. scharnierpunt in het gedicht is de passage: ‘die nacht, de zomernacht dat ik dichter bij de oorsprong kwam..’ alle andere regels kleden het gedicht en de geliefden verder aan.
wat valt er meer te zeggen dan… dit een werkelijk prachtig gedicht is! ik kan wel gaan zeuren dat het ook met een strofe minder kan maar dan kleed ik dit gedicht uit en dat moet ik maar eens keertje niet doen. deze volle glorie aan Cartouche gunnen – asjeblieft.
- Vera van der Horst: we zijn onze naakte lijven…
- Ien Verrips: toen jij en ik tot wij versmolten
- Rik van Boeckel: lange haren door het gras
- Cartouche: Wat valt er meer te zeggen dan dat
- Babak: In het midden van de nacht volgde ik je ademhaling
wie wint de enige echte virtuele – de dagen van van toen en ooit en hoe onvergankelijk leken ze – ‘soms was de nacht zo wonderschoon..’ trofee op pomgedichten punt nl?
de vervlogen dagen trofee deze week naar aanleiding van de prachtcolumn van VON SOLO donderdag hier in dit theater – over die vervlogen dagen – ik citeer VAN SOLO: “Ik loop langs je oude huis, waar je niet meer woont. Jaren al, woon je er niet meer. Je bent verdwenen in het niets. Vast naar ergens beter. En zo zie ik mezelf door een voorstadje van Aken lopen. Ik weet dat je weg bent, maar ik moet je zoeken, want ik mis je. Je hebt nooit een adres achtergelaten. Ik weet niet eens zeker of je nog wel leeft.”
vervlogen meisjes, vervlogen jongens, vervlogen mensen – you know – deel ze deze week nog één keer met ons lieve dichters – u heeft ze overleefd nu wij nog – u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.

het VON SOLO meisje van weleer
andere handen
die jou strelen
raken mij
pom wolff

in mn slaapkamer aan de muur
ik pak hem leg hem naast me neer
volg de lijnen vanaf het papier
teken ik verder naar je hand
die het potlood zacht beweegt
voel ze weer
we zijn onze naakte lijven
werden nooit ouder
keer op keer vlij ik me
naast je
Vera van der Horst
<!
een paar oneffenheden toch – hoe graag ik ze ook niet lees – dat ‘teken ik’ in regel 5 loopt niet – stottert als het ware. en dan aan het einde na de woorden ‘naast je’ schreeuwt iets om meer om ‘neer’ dus hier. zo zie je hoe een paar oneffenheden een gedicht killen – kapot kunnen maken.

die onbevangenheid van
toen jij en ik tot wij versmolten
vanzelfsprekend voor altijd
zou het zo zijn
nooit zou het anders zijn
er zou nooit een ander zijn
okt 2021
Ien Verrips
<!
Ien houdt het kort – en dat valt in haar te prijzen – ik zeur natuurlijk als ik het toch hier TE kort vind allemaal. deze tekst neigt naar een statement te zijn. ik zie een zaal publiek – de spreekster toont deze tekst op en groot scherm en roep uit – roept u maar!
er was wel een ander! roep ik op de eerste rij. goed zo meneer wolluf maar ik had graag dat u even een keer uwes bakkus houdt met uwes wijsneus zo op die eerste rij als haantje de voorste. maar mevrouw Ien ik zit hier alleen in het donker – de zaal is verder leeg.
als de lampen aan gaan en de voorstelling ten einde blijkt blijk ik inderdaad alleen in de grote zaal te zitten. door het felle licht verbleken de woorden op het grootscherm – versmelten als het ware in het neonlicht met het neonlicht.
ik wilde nog roepen dat ik de regel “toen jij en ik tot wij versmolten” wel een goede regel vind. maar de suppoost geleidde mij al naar de uitgang van het theater. dat u voor 6 regels tekst de hele reis uit amsterdam heeft ondernomen naar hier is bewonderenswaardig meneer maar dan hoeft u nog niet de boel hier te komen verstoren als de eerst de beste voetbalhooligan blert u de boel bij elkaar – daar zitten ze in de dichtkunst echt niet op te wachten, meneer. wegwezen nu en wel thuis!

Aan de laan van de puber
ligt het dode hondenlijk
te dansen in het vergeetachtig geheugen
in de tuin wandelen oude zielen
aan jaren van jeugd ontsproten
zij zoeken het verval der jaren
nu dansen de lange haren door het gras
van de voltooid verleden tijd
het verleden een andere onontkoombare
in herinnering verborgen realiteit.
Rik van Boeckel
30 oktober 2021
Porto
<!-
wel een bijzondere Rik van Boeckel deze week – de veelal in zijn dichtwerk flonkerende sterren zijn ten onder gegaan in een hier gememoreerde verleden tijd. een bijzondere eerste strofe – zoveel dansende hondenlijken halen de poëzie nou ook weer niet – maar deze hier danst je tegemoet. ik zal deze strofe nooit meer vergeten – die hond niet, dat lijk niet. poëzie blijkt toch een wonderlijk medium. er wordt gedanst er wordt gewandeld –
maar dat die hond nog steeds danst dwars door een vergeetachtig geheugen heen – maakt dit gedicht tot een zeldzame bijzonderheid – herstel: een liggende dode hond danst dwars door een vergeetachtig geheugen – het is een wonder!