
Vier jaar geleden was ik bezig het plafond uit onze te renoveren woning te slopen. Om onduidelijke redenen viel ik van een steiger en sindsdien lig ik in coma. Daar ben ik deze week achter gekomen. Het is een hele toer geweest, maar kleine en subtiele details hebben me nu toch met de realiteit van de situatie geconfronteerd. Het is een beetje onwerkelijk allemaal, maar ik zal het moeten accepteren, dat niemand dit werkelijk leest. Het zijn mijn spinsels in mijn hoofd. Hersengolven die me doen geloven dat ik werkelijk rondloop, terwijl ik al tijden met mijn ogen dicht in een bed lig.
Ik meen me nog van alles te herinneren. Dat ik bijkwam op de vloer en de trap op kroop om hulp te vinden. En dat ik toen wegviel. Vervolgens strompelden we naar huis, ondersteund door mevrouw Solo. Thuis ben ik gaan liggen op het gras. Daar werd de pijn zo intens dat ik vroeg om een ambulance. Ik herinner me nog hoe ik ingeladen werd. En het magische moment van de morfine. En dat ik wegzweefde en alles me niets meer kon schelen. De dood, die mocht komen. Maar dat niet deed. Lichtjes die in mijn ogen schenen en het bijkomen in een bed op een witte kamer. Ergens tijdens dit proces is de stekker van de werkelijkheid eruit gegaan. Vraag me niet meer wanneer.
In het begin leek het erop, dat alles zich weer langzaam naar normaal bewoog. In mijn hoofd tenminste. Er bouwde zich weer logica op in mijn hersenen en dit machtige orgaan paste zich aan, aan de gegeven situatie. Een levende geest in een slapend lichaam. De eerste stap was me te doen dromen. Me te doen geloven dat alles weer normaal zou worden. Een soort overlevingsmechanisme. Een slaap waakritme met het op en ondergaan van de zon. Gedachten reconstrueren als daarvoor. Niet te veel rare dingen. Een beetje extra ontspanning en daarna het zoeken naar een balans, die me zou kunnen doen geloven dat alles goed was, tot alles ook echt weer goed zou zijn. En dat is jarenlang bijna feilloos gelukt.
Tot onlangs. Het is me op gaan vallen, dat bepaalde patronen zich steeds matter herhalen. De gedachten worden sleets. De omgang met mensen wordt steeds voorspelbaarder. Het lijkt soms wel of ik dingen eerder heb meegemaakt. Of de film zich herhaalt op basis van ervaringen uit mijn eerdere, echte leven. En dan het kader waarin zich alles afspeelt. Ook hier vindt steeds slordigere herhaling van patronen plaats. Verkiezingsuitslagen en kabinetten zijn steeds slechtere kopieën van de eerdere werkelijkheid. Daarnaast produceert mijn brein puzzels. Zo heeft het een pandemie verzonnen, waar ook de keuzepatronen zich meer en meer in afgetakelde versies van een zelfde escape room voordoen.
En dat is het moment, dat ik het ineens door had. Mijn wezen heeft er geen zin meer in. De grijze massa wacht al vier jaar, tot het lichaam weer een teken van leven vertoont. Tot de geest het vlees weer kan verheffen en sturen. Maar het geheel wil niet meer. Alles is langzaam tot stilstand gekomen. Het blijven proberen heeft het geheel uitgeput. Er vormt zich een soort uitzichtloosheid, waar ik geen vat meer op heb. Zelfs geen keuze in heb.
Mijn zorgeloze coma is voorbij. Alles is nu overgeleverd aan de wereld die rond mijn bed staat. Monitoren houden me continu in de gaten. Met medicijnen en kuren word ik onderhouden. Zou het moment komen, dat zij snappen, dat ik het nu ook snap. En zij dan een beslissing zullen maken, die ik zelf niet kan maken. Misschien wel tegen mijn zin. Of er überhaupt nog sprake van zin kan zijn.
Een korte parabel over vreemde tijden en (on)mogelijkheden.
XV