de laatste dag bijdrage van Roel Weerheijm – de stad centraal in zijn gedachten en de mensen in die stad. we hebben een week genoten van de meditaties. Roel dank je wel.
.
Meditaties
De laatste bijdrage van deze week is een drieluik waarin ik de soms erg sombere en zware beelden van de eerdere gedichten een contragewicht wilde geven. De week eindigt fantasierijk en hoopvol.
.
Zondag
1
Een straat met het geluid van spelende kinderen
is een andere straat dan dezelfde straat
met het geluid van claxons en sirenes
Soms loop ik door de stad naar huis
en loopt iemand geruisloos achter me
naar hetzelfde of een ander huis
en dan doe ik alsof het de vorige bewoner is
die zich in het jaartal heeft vergist
en straks verbijsterd zal zijn mij
bij hem thuis aan te treffen
2
Hetzelfde adres in een ander jaar
en het kinderspeelgoed op de grond
is verruild voor lege flessen
de geur van sigaretten voor
de geur van kruiden of mosselen
er kan blues klinken en jaren later
Monteverdi of hangt er geen
landschap meer aan de muur
of de muur staat er zelf niet meer
Waar mensen wonen worden telkens
gedaanten in nieuwe gedaanten veranderd
Het is geen lucht, niet het najagen van wind
wat ze doen, ze maken wind uit lucht
en storm uit wind en zijn schuurpapier
tegen de stenen
3
Ik heb een grote rustige stad in mijn hoofd
vol oude gebouwen en ruime parken
ik dwaal er dagelijks in gedachten rond
Iedereen woont er die ik wil behouden
.
Meditaties
Het idee van een stad waarin mensen hun verhalen achterlaten, heeft ook een kinderlijke, nieuwe, toekomstgerichte kant. Wie jong is, kan de verhalen nog niet kennen en wie jong is, is vooral bezig met het maken van nieuwe verhalen. In de prozaïsche bijdrage van vandaag heb ik geprobeerd deze kant zo puur mogelijk te beschrijven.
Zaterdag
Trek de vlieger hard omhoog, zegt je vader. Ren met je rug naar de wind.
Je houdt het handvat met beide handen vast. Hakkentrappend maak je vaart.
De vlieger zoekt de wolken op. Je voelt hoe de wind zich verzet in je armen.
Je lag hier naast je vader toen je nog een kleuter was. ‘Zullen we vormen ontdekken in de wolken?’
Je vader wees een boot aan en een wandelende man. Jij zag een schildpad, een olifant, een berg.
De vlieger kruipt omhoog en haakt zich aan de wind. Zonsondergang kleurt de lucht oranje.
Dan zie je ineens je vader niet meer. De schaduw van een boom heeft hem verslonden.
Je vlieger stijgt steeds verder op. De lucht is diep en donker geworden.
Het licht wordt steeds iets vlakker. Geluiden klinken gedempt.
Boven je hoofd verdwijnen de wolken. Je ziet de eerste sterren komen.
Diffuus, onrustig gonzen, een avond in de stad, een luide lach van ver. Een enkele sirene tussen rustgevende ruis van auto’s.
De vlieger klimt. Een helikopter trekt je aandacht.
Je blijft het handvat stevig vasthouden. De helikopter trekt aan de touwen.
En de vlieger stijgt verder op. De laatste wolken zijn verdwenen, hij zweeft tussen de sterren.
De steelpan duikt achter de helikopter op. Daarnaast zie je de poolster.
En de vlieger stijgt steeds verder op. Je ziet je vader nergens, de stad om je heen is verdwenen.
De wind wordt kouder. Het laatste licht verdwijnt.
Je vlieger is niet meer te zien.
.
foto: fred ernst – ROEL WEERHEIJM
Meditaties
Al ruim acht jaar woon ik op de tweeëntwintigste en bovenste verdieping van een woontoren. Bij zeer helder weer is het zicht ruim veertig kilometer, bij zeer mistig weer is de grond niet te zien en woon je in een wolk. Eenmaal bij zonsopgang hing een bijna spiegelgladde mistbank exact op voetenhoogte en was het net alsof ik uit mijn Franse balkon op de wolken kon stappen.
Wie gedichten schrijft en niets met zo’n uitzicht doet, is mijns inziens een waardeloze dichter.
Vrijdag
1
ik sta op een stad
en ik kijk naar
een andere stad aan de horizon
ik denk alleen aan vandaag
huizen en torens verdringen zich
om te kijken naar mij
ze draaien zich comfortabel en
fotogeniek in de nazomerzon
jacobsladders rollen uit
in een pasgewassen ochtend
het waait september
de dag stroomt en kolkt
het mooie van een nieuw gebouw
is de smetteloze lege aanblik
de stenen dragen nog geen woorden
ik denk alleen aan vandaag
en ik kijk
naar een stad aan de horizon
ik ben op twee plekken
tegelijk en vandaag kies ik
alleen aan vandaag te denken
het mooie van een buitenwijk
huizen zijn verlengde hotelkamers
de verhalen zijn niet groot genoeg
en verliezen hun grip in de cyclus van seizoenen
gebouwen staan stil in het gelid
op hun gewicht te wachten
maar de stad
stroomt stiekem
in stilstand
2
Vanaf deze hoogte is een stad als een reptiel
bloedvaten kronkelen als asfaltbanen langs
en door organen van steen beton of glas
gebouwen die van zuurstof worden voorzien
door mensen eerst naar binnen en later op de dag
wit vermoeid en zuurstofarm weer af te voeren
aderkleppen met rode en groene lichten
stremmen en stuwen de bloedsomloop
terwijl het zenuwensysteem van trams gierend
bellend staal op staal door bochten schuurt
oren ogen en reactievermogen slijpt
en onder onze voeten onzichtbaar de afwatering
van afval en consumptie stroomt
Ik loop vaak door de longen van het beest
die rustig vogelmelodieën fluiten
de mensen stromen er trager over de paden
en de slaap hangt er chronisch tussen takken
Alle lichamelijke functies zijn aanwezig
maar nergens woont het karakter van de stad
omdat het karakter alleen
het zichtbare is
Meditaties
Niet alleen gebeuren en gebeurden er in elke stad onnoemelijke dingen die wij als de huidige stadsbewoners moeten ontdekken en begrijpen om de stad en het verleden te kunnen begrijpen – het is ook omgekeerd: iedereen maakt in zekere zin zijn eigen stad, door zijn eigen blik en zijn eigen ervaringen.
Donderdag
dat je obsessief denkt
dat je tot een feit ter grootte van één atoom wilt komen
een uitgangspunt dat onweerlegbaar zwaar is
omdat dat goed is
dat je obsessief moet denken
dat je obsessief tot een feit ter grootte van één atoom moet komen
dat je een redenering ter grootte van een stad op wilt blazen
om je feit ter grootte van één atoom
omdat dat goed is
je lijf is een slordige kamer vol liefde en hersens
boven de daken en de ondergaande zon
je bloed dat liefde dirigeert
je bloed dat je denkhoofd dirigeert
je denkhoofd dat constateringen ter grootte
van een atoom dirigeert dat onweerlegbaar
waar is
het liefst bouw je een stad van woorden en verhalen
een fundament van één atoom kan een complete toren dragen
een redenering tot in de hemel
en als je loopt langs de grachten
hand in je broekzak en de andere hand
omhoog alsof je een dienblad vasthoudt
daarna de kin van je denkhoofd omklemt
je ogen op de grond gericht waar je je tekst spiekt
in een stad blijft alles wonen wat je zegt
het zoekt een huis in de kieren van de gevels
als bacteriën in de huid van een reptiel
liefde is een slordige kamer vol jouw lijf
je denkhoofdt obsessief dat ook
liefde altijd bij je blijft wonen
alsof je lijf en je leven een stad zijn
bewoond door alle mensen
die je ooit gekend hebt
en dat dat goed is
Meditaties
Als je alle plekken op de wereld in een spectrum van extreem speels en fantasierijk naar extreem gruwelijk en hels zou ordenen, zou De Efteling ergens aan het speelse, fantasierijke uiteinde staan en Auschwitz aan het gruwelijke, helse uiteinde.
Ik bezocht Auschwitz lang geleden op een woensdag. Alles wat ik die dag zag, registreerde ik, maar het kwam nog niet binnen. Pas toen ik dagen later thuiskwam, begon de film te draaien. Maanden aan een stuk zaten de beelden en ervaringen het de hele dag in mijn hoofd, begon ik me bijna schuldig te voelen over mijn zorgeloze leven. Ik realiseerde me dat Auschwitz eigenlijk Oświęcim heet, maar die naam buiten Polen nooit meer zal dragen. Ik probeerde mijn ideeën in een gedicht uit, ‘Nooit meer Oświęcim’ (naar het kunstwerk van Jan Wolkers), maar ik kwam er niet uit. Nu alsnog, als afsluiting.
Woensdag
1
Elk uitzicht wordt minstens twee keer geschreven:
de eerste keer met hijskranen en steigers
daarna met de verhalen die de mensen erin schrijven
telkens volgens dezelfde cyclus:
een gebouw legt haar slangenhuid af
een onzichtbaar volgeschreven perkament
geeft het aan mensen die er een nieuw verhaal op schrijven
en het daarna met het gebouw laten vergroeien
Bij elke momentopname bepalen de muziek
en de voorafgaande scènes wat wij voelen
levens en verhalen inwisselbaar als hotelkamers
2
Sommige palimpsesten behouden hun slangenhuid
dragen hem als een dode doorzichtige jurk
Onder de grond in Rome vrezen gelovigen steeds voor hun leven
komen ze in het geheim bijeen
(panem et circenses)
biddend tussen de schedels van hun broeders
In een hut in Maiernigg
de kleinste concertzaal ter wereld
wonen nog steeds een aantal Mahlersymfonieën
Het lupuslandschap van Verdun ligt er
morbide vredig bij
alsof de soldaten nog op koffiepauze zijn
Onder een parkeerplaats in Berlijn blijft het
30 april 1945
En uit alles wat groeit op de jachtvelden van Oświęcim
bloeit voor altijd onverbiddelijk
uit voor altijd schuldige grond
een Munch-schreeuw
van eerloze misdaden
Meditaties
Dinsdag is de meest doordeweekse dag van de week. Juist op dergelijke dagen is het een fijne afleiding om het speelse in de stad te ontdekken. Maar uitzichten blijven schuldig.
Dinsdag
alles van waarde
ligt aan de oppervlakte
ik vorm mijn handen tot kommen
zet ze naast mijn ogen tegen mijn spiegelbeeld
in het raam
de brede weg is een avond geworden
autolampen spelen tikkertje
rechthoeken van schemerlamplicht een flat
door de ramen als op elkaar gestapelde televisies
kijken gespiegelde mensen met gekomde handen
wezenloos terug
de stad is leegte
lacht licht en lucht
alles van waarde
ligt aan de oppervlakte
ik kan schrijven
ik kan een ei koken
ik kan mezelf te pletter gooien
ik kan een sloopwerktuig kopen
alle stenen tegen elkaar stukslaan terwijl ik zeg
ik maak alle dingen nieuw
als ik alle metselvoegen losmaak en de stad steen
voor steen zou slopen en weer op zou bouwen
heb ik volgens Louis Ferron een nieuwe
onschuldige stad gebouwd
uitsluitend
oppervlakte
.
Meditaties
Al jarenlang schrijf ik gedichten waarin de stad en de stedelijke omgeving een grote rol spelen. Wat me daarin interesseert, is bijvoorbeeld de historische belasting die veel plekken met zich meedragen, maar ook hoe toevallige elementen een ervaring kunnen inkleuren.
De gedichten die ik hier deze week publiceer, zijn in hun vorm een gedachtenexperiment. In een hybride vorm tussen poëzie, proza en essay wil ik een zo divers mogelijke verkenning uitwerken.
Maandag
Wie een uitzicht onthult onthult
een verzameling lenige verhalen
Lijm stenen en cement op een specifieke manier aan elkaar en er ontstaat
een voetbalstadion een parlementsgebouw een gevangenis
een paleis een brug een tempel een concentratiekamp
Hoe het kan dat een gebouw met elke toeristische foto
de schuld van zijn makers steeds dieper vervult
wordt door fervente vertellers en lezers herkauwd
zoals ze voor een schrijver bepalen wat zijn boodschap is
Verhalen blazen hun gewicht in de levenloze stenen
tot het nat als verdampende letters van de daken lekt
zonder lichter te willen worden
Wie een nieuw onschuldig uitzicht onthult
moet eerst de gevangen verhalen lezen
Roel Weerheijm