Leven blijft omdat het overgaat (de tekst op haar rouwkaart)
Inge Boulonois was de best geklede dichter die ik kende, kleuren op elkaar afgestemd, haren glanzend, lach stralend. Zoals ze schreef, zo was ze. Slim, zorgvuldig, veerkrachtig, realistisch, perfectionistisch, altijd op zoek naar het juiste woord en de meest veelzeggende taal en beeldspraak. Dichtkunst vormde haar idioom van geluk. En licht van toon bleef veel ongezegd. Op de eerste van deze decembermaand kreeg ik een mail van haar waarin ze haar afscheid aankondigde, het was onverdragelijk dat dat in een mail moest. Kort daarvoor had ze haar vernietigende diagnose gekregen en nu al was ze niet sterk genoeg meer om persoonlijk dag te zeggen. In haar mail staat de vrede die ze voelt, ze heeft gedaan wat ze wilde, haar leven voelde ‘af’ en ze dankte voor al die jaren die we samen hadden gehad. Bij Meander, in Atelier9en40, met de muziek, de kunst, in alle warmte. Het was de eerste mail die ze stuurde zonder het vertrouwde haak- of breipatroontje en de vraag waar of ik mee bezig was? Of ik het niet verder wilde vertellen, schreef ze. Een paar dagen later werd haar rouwkaart brutaal in de media gedeeld zoals bij elke dood vriendschap en persoon worden geclaimd. Ze zou er een versje van hebben gemaakt.
Inge was van origine beeldend kunstenaar, studeerde af als psycholoog en schreef sinds het nieuwe millennium gedichten. Ze debuteerde in 2004 met de bibliofiele bundel Ooglijke tijd. Van 2011 tot 2015 was ze stadsdichter van Heerhugowaard. Haar poëzie werd opgenomen in diverse literaire tijdschriften en bloemlezingen en haar werk werd meerdere malen bekroond: Plantage Poëzieprijs (2005), Concept Poëzieprijs (2006), Guido Wulmsprijs (2006), Culturele Centrale Boontje Poëzieprijs (2008), Poëzieprijs Merendree (2009) en de Nieuwegeinse Poëzieprijs (2009). Ze was redacteur van Het vrije vers, snelsonnettier van gedichten.nl, medewerker van Meander.
Haar eerste bijdrage voor Meander was een Klassieker, in 2005. Ze schreef voor ons recensies van light verse en deed zo nu en dan een interview. Op 19 november was dat er een met Bart Adjudant. In 2021 verscheen een interview met haar. Een voorpublicatie uit de bundel die zou verschijnen bij haar 80e verjaardag plaatsten we op 26 oktober jl. Ik, wij, moeten haar laten gaan, met dank aan alles wat ze voor ons betekende en betekent, in het vertrouwen dat ze zelf uitsprak.
Voor in de agenda: zondag 29 december 16.00 uur verzorg ik samen met enkele lezers en de oprichters van het Nederlands Dagboekarchief een lezing in de Alkenaer, zaterdag 4 januari 2025 is er een extra lange Reuring om het nieuwjaar in te luiden, aanvang 15.00 uur.
dank aan de dichters die instuurden in deze onrustige wereld – vol van oorlog, ontploffingen, dictators al dan niet op de vlucht en van de gewone mensen die de poëzie genieten. een erika de stercke die arm moedertje moederziel alleen gelaten beschrijft. een anke labrie en een cartouche die een heel gedicht schreven om een regel te laten uitblinken, een frans terken die een niet geplaatst standbeeld memoreert, een rik van boeckel die de hele youtube in één gedicht overbodig maakt. de commentaren onder de gedichten kies ik toch voor de opsomming van Cartouche – die boekenkast van de geliefde met alle helden op alfabetische volgorde en dan die hoop op een stoffig plekje voor de dichter zelf in haar zo eloquent gepresenteerde boekenkast. nou Cartouche hier heb je goud – en dat stoffige tiepje van je lees je in het commentaar daar hebben we het minder op. van harte!
Legendarisch
worden als benjamin – wie wil dat niet? – of a. franklin, grondlegger, zingende legende een huig of hugo in een grote kast, een kist
een zelf gekozen dood als claus, of een j.c. die de wereld openspeelt, als bloem niet slapen maar vaste plek op aarde
eerlijk zeemansgraf als dat van jacob s. en wederopstaan uit de onderwereld om op en om te zien naar je geliefde – euridice homerus en hercules de hand reiken
te hoog gegrepen, hoe vergeefs al dat gestreef toch naar heldendom laat mij maar – wat niet na te laten valt
dag en nacht lippen blijven balsemen met mijn stift tot bloed in inkt verbleekt het enige wat ik wil is opgenomen worden
in een stoffig hoekje van je boekenplank “is alles veel voor wie niet veel verwacht’’
08-11-2024 / Cartouche
een heerlijke opsomming – een typisch mannelijk gedicht zou dichteres zeggen – ik dacht dat maria van daalen haar naam is of was – ons lelietje van dalen – pseudoniem van Maria Machelina de Rooij – zou ze nog leven – zij heeft ooit het fenomeen opsomming in de poëzie onderzocht – nou ja hoe dan ook – hier hebben we onze Cartouche – en zijn opsomming van johan cruyff tot aan de klassieken – en opsomming die hij laat eindigen in haar boekenkastje waar hij dan zelf zo graag een plaatsje inneemt – desnoods onder het/haar stof. dit is de ware onderdanigheid haha. nou in 020 hier zeggen we dan in die altijd zo fijne jordaan – als ze de boel niet effe ken opcleanen dan ken ze de kolere krijgen. nee hoor – een prachtig slot van een opsommingsgedicht. een hele opsomming om dat kleine stoffige plaatsje in die boekenkast te belichten in liefdeslicht.
Cartouche -het enige wat ik wil is opgenomen worden in een stoffig hoekje van je boekenplank
Anke Labrie – de jongen van de apotheek
Erika de Stercke -ondertussen wachtte jij
Frans Terken – waar is mijn standbeeld
Rik van Boeckel – heldinnen Amália en Mariza bewijzen dat woorden uit dat hart verrijzen
wie wint de enige echte virtuele -ach we hebben of hadden allemaal wel ooit of nog ergens een held of heldin toch – trofee op pomgedichten.nl?
met het enige mooie liedje van zanger buwalda als inspiratie deze week – we zijn niet erg op zijn religiegedoe gesteld hier op de site – maar zijn ‘voor de zwijgers’ mag er echt zijn – lang geaarzeld toch gekozen – waarom zijn helden/ heldinnen gekleineerd/ getypeerd moeten worden als ‘de kleinen’ is een raadsel – maar los daarvan een prachtig nummer. u kent de regels van de zondagochtendwedstrijd: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
leven
laten we het nog één keer uitpakken en bewonderen
waar we zo goed in waren een leven over deden het verbergen
achter onze veilige schaduw de held uit hangen wat zo makkelijk is
dat je eraan voorbij gaat het jachten en jagen het hollen en vliegen
in hoeveel gedichten stond het niet beschreven in hoeveel ongelezen gedichten wél
dat je eerst bijna moet sterven om het lief te zien – om het ademloos lief te hebben
pom wolff
Ode
Een lyrisch lofdicht ligt me niet. Ik heb geen helden meer en geen idolen Wellicht toen ik nog in een god geloofde of erg verliefd was – wat is het verschil – maar nu breng ik aan niemand meer een ode behalve aan de jongen van de apotheek.
Hij alleen kan me laten zweven Hallucinerend zing ik hem mijn lof. Hij maakt de woorden waar die een arts ooit uitsprak voordat hij mij terplekke plat spoot, ‘Pijn is voor de middeleeuwen’.
Hoe hij naar boven ijlt gelijk een jonge god, vleugels aan zijn sandalen, zijn tovertas gevuld met alle kleuren van de regenboog: teken van hoop. De pijn vermindert al als ik hem zie en wankelend aan zijn voeten val ja, deze ode – en vijf euro – is voor hem.
anke labrie
‘behalve aan de jongen van de apotheek’ een prachtregel – doet denken aan de wereldregel van de schrijver nescio die de sarphatistraat vereeuwigde – Behalve den man, die de Sarphatistraat de mooiste plek van Europa vond, … net als bij Cartouche is het hele gedicht geschreven om één regel in alle briljantheid te laten glimmen – oplichten – de schijnwerper op de jongen van de apotheek. mooi!
omkijken
de wereld heb ik afgedweild tussen felle regenvlagen en zon buiten op de brandende aarde tegen witgekalkte gevels onder afdaken met palmtakken
maandenlang niets laten weten geen kaartje, geen contact aan mijn voeten lag de vrijheid het vriendje kende de knepen van overdag, nog beter ’s nachts
onder de hemel lovende woorden de toekomst wipte op onze lippen we gedroegen ons als helden uit de beste reisverhalen, ondertussen wachtte jij, mama op een teken
Erika De Stercke
ach gossie oude mamma in alle eenzaamheid beschreven als ik het gedicht goed lees en dochter erika maar zwieren en zwaaien – ‘de toekomst wipte op de lippen’ van de geliefden – een regel om 1000 beelden bij te bedenken – hoe dan ook – dochterlief zal het niet van een vreemde hebben vermoed ik zo. de mamma als eenzame verstilde heldin beschreven hier – ik voel met mamma mee. schuldgevoel hier door de dichter beschreven na maandenlang uitzinnig genot. ja je hebt van die dichters – klopt!
Dit is mijn vak voor A.W. –
Ik ben een heldin dat is mijn vak sprak een Haarlemse collega in Eijlders soms ben ik buuf dan weer verpleegster verder speel ik vaak de hulp in huis
als er ergens nood is sta ik paraat spring bij in welk lastig geval dan ook zo moeilijk kan het toch niet zijn helpende hand is mijn tweede natuur
geen heldin op sokken maar een met een laag eelt onder de voet vraag ik wel waar is mijn standbeeld het mag ook al een voetstuk zijn
ik schrijf het in kapitalen in mijn boek voor mijzelf om niet te vergeten voor jou en iedereen om erop te wijzen wat er in een mensenleven toe doet
frans beschrijft het leven en hoe hulpverleners het vak zonder standbeeld vaak beoefenen. weinig toe te voegen aan zo een gedicht – maar dat de hulpverlener zelf om een standbeeld vraagt – dat hoor je of lees je niet vaak.
De waarheid van zingende helden en heldinnen
Er zijn in Portugal lange zinnen voor de zingende heldinnen ze laten fado horen in weemoedige oren
hun waarheid van tong en lippen zal nimmer zwijgen over de waardevolle tijd van vrede
al hoor je dat in een vreemde taal Pessoa heeft een goede reden om de woordenschat te versterken
zo kan een ieder de held verstaan met ‘t hart vol poëtische aderen net als in het Spaanse lied van Lorca
heldinnen Amália en Mariza bewijzen dat woorden uit dat hart verrijzen en fadista’s er voor openstaan
Estrella Morente zal uit flamenco opstaan tijdens de Iberische reistijd van la música naar de magische liefde van Sevilla en de Lusofone saudade van Lisboa.
Rik van Boeckel 7 december 2024
als je rik van boeckel leest hoef je youtube niet meer op te zetten en af te spelen – de grote helden van de passie en de weemoed – van de lieve vrede en de wrede liefde bevolken je kamer.
zoals je in een labyrinth bij kanteling nooit eerder dan het water de uitgang vindt
labyrinth
het café was minder druk dan gedacht liet belachelijk veel stilte toe die dag liet een ruimte die geen mens bedekken kon veel minder klein
en wij waren in de war alsof we steeds niet wisten waar we moesten zijn dreven tussen wijn en water niks geworden onaantastbaar grenzeloos zo op de grens
tot we omsloegen en kantelden en zij ons bij terugkeer overspoelde toen jij van steen en ik niet zeggen kon wat ik bedoelde
hadden we moeten weten dat als een mens het ooit van stilte wint zij in stilte heeft gewacht heeft gedacht dat in geluid groter gevaar
zoals je in een labyrinth bij kanteling nooit eerder dan het water de uitgang vindt
Op 1 december zette ze nog dit gedicht, haar laatste, op haar tijdlijn:
Vaak leggen dagen vrede op je bord. Je hoort de vogelkelen rondom zingen, ervaart de schoonheid van gewone dingen en je beseft: de taal schiet hier tekort.
Eens is het er, het afsluitend verdriet – ook daarvoor heeft de taal de diepte niet.
Dietske schrijft: In ‘wie glas blaast’ vinden twee zussen, Desiree Geerlings (1970) en Dietske Geerlings (1971), elkaar ergens tussen woord en beeld, tussen Roermond en Zutphen. Waar ze altijd dachten heel verschillend te zijn – Desiree promoveerde op protontransfer in de moleculaire dynamica en Dietske studeerde af in de Nederlandse taal- en letterkunde op de poëzie van Hans Faverey – blijken zij toch een gemeenschappelijke fascinatie te hebben voor abstracte structuren. In ‘wie glas blaast’ doen zij eigenlijk hetzelfde, maar op een andere manier. Allebei stellen ze scherp op iets wat verschijnt, Desiree in beeld, Dietske in taal. Wat zij vangen, komt los van de omgeving, waardoor het in eerste instantie vervreemdt. Het is een abstractie geworden, maar doet ook ergens aan denken. Het lijkt of ze iets gevangen hebben, maar tegelijkertijd ook zelf iets hebben geschapen. Als je inzoomt op het kleine, zie je in essentie dezelfde structuren terug als van de grote wereld om je heen. Als je de moeite neemt in te zoomen op de ander, kom je erachter dat de ander in wezen niet veel anders is dan jij. Wie glas blaast, schept een vorm uit iets vloeibaars. Wie fotografeert, laat beweging tot stilstand komen. Wie poëzie schrijft, laat een gedachte stollen in taal. Wat eerst bewoog, ligt nu verstild voor ons. Je nadert het wezen van iets, zonder het ooit te bereiken, maar door het te blijven proberen, kom je nader tot elkaar. Zie voor meer informatie: https://www.dietskegeerlings.nl/wie-glas-blaast. Een gedrukt exemplaar van de bundel is via iedere boekhandel verkrijgbaar, ook via mijn site. Voor een pdf van de bundel, zie: https://www.dietskegeerlings.nl/e-books, waar je het bestand kosteloos kunt downloaden.
tussen twee zusjes – Desiree Geerlings (1970) en Dietske Geerlings (1971), moet je niet gaan zitten en zeker niet met een recensie – dat is het eerste wat in mij opkomt – als ik voor de tweede keer door de bundel WIE GLAS BLAAST blader, druppel, scrol.
ik heb geen verstand van fotografie dus 50 procent, nee meer dan 50 procent van deze recensie slaat nergens op. de foto’s van zusje Desiree nemen meer dan 50 procent van de bundel in beslag. én – ik heb geen verstand van communicatie tussen zusjes – 100 procent van de foto/dichtbundel behelst een communicatie tussen genoemde zusjes. dus ook in communicatief opzicht slaat deze recensie in wezen voor de volle 100 procent nergens op.
vervolgens is de cursus glasblaaskunst volledig aan mij voorbij gegaan – en bovendien interesseert mij de glasblaaskunst voor geen geblazen meter – al heb ik wel enig glaswerk in mijn kamertje op drie hoog achter in de jordaan staan zoals de hierboven afgebeelde foto – tsja daar heb je het weer – wat is het eigenlijk – geen vaas – geen schaal voor bonbonnetjes – het is een prachtig heel veel alles en in wezen ook heel veel niets – het is glas van glas. prachtig glas – ondoordringbaar glas – hoe je ook kijkt – door de schoonheid blijft de kern verborgen en uit het zicht. zo is het ook met de afgedrukte zwart wit foto’s van zusje Desiree de kern blijft verborgen – je ziet allemaal prachtige dingen maar wat je ziet weet je meestal niet – op een enkele zwaan na die door het beeld drijft – overal zit als verpakking glas omheen – zeg maar.
ik bedenk dat ik deze recensie ook zo had kunnen beginnen: het is een prachtig heel veel alles en in wezen ook heel veel niets – het is glas van glas. prachtig glas – ondoordringbaar glas – hoe je ook kijkt – door de schoonheid blijft de kern verborgen en uit het zicht. we zullen nooit helemaal precies kunnen begrijpen wat de zusjes elkaar te zeggen hebben – én het is de vraag of zusje Desiree – de fotografe – wel heeft gecommuniceerd of wenst te communiceren – zij fotografeert en soleert in haar beeldkunst.
bij zusje Dietske is het anders – zij reageert in taal op de beelden die in de bundel staan afgebeeld. maar ja ook bij Dietske geldt – het is prachtig heel veel taal en in wezen ook heel veel niets anders dan een talige reactie op abstractie – het is als prachtig glas – ondoordringbaar glas – hoe je ook kijkt – door de schoonheid blijft de kern verborgen en ook bij Dietske uit het zicht.
soms moet Dietske even stil houden: na bladzijde 70 met de tekst – ‘ en nou stil zeg jij zeg ik zeggen we samen’ – valt de bundel 10 bladzijden stil. de woorden lijken soms een min of meer wanhopige poging om de beelden bij te houden of te plaatsen in de wereld van de taal. het jongere zusje doet verwoede pogingen om het iets oudere zusje bij te houden. maar ja woorden kunnen nu eenmaal nooit ‘winnen’ van beelden, of samen één zijn of worden met de beelden – de fenomenen fotografie en dichtkunst verschillen in essentie te wezenlijk van elkaar – hoe dicht ze ook bij elkaar komen soms. de poging tot eenwording/versmelting is gedoemd te mislukken en mislukt dan ook.
het is alsof beeld en woord ooit ontstonden in dezelfde veilige donkere baarmoeder en daar ieder afzonderlijk bescherming genoten maar toch in wezen volstrekt anders – hoe zeg je het – het dicht-licht zagen. op de pagina’s 39 en 70 – u kunt ze zelf opzoeken – weet zusje Dietske dan ook van haar talige mission impossible bij de mooie zeg maar prachtige maar voor het grootste gedeelte van de mensheid ook volstrekt onbegrijpelijke zwart/wit foto’s van haar zusje.
had ik deze recensie moeten schrijven – NEEN – in het nawoord van de bundel WIE GLAS BLAAST vat Dietske mijn recensie samen. nog nooit eerder werd er een recensie geschreven die voor méér dan 100 procent overbodig was. ik citeer hieronder Dietske:
pom wolff 5/12/24
Dietske schrijft: Eigenlijk doen we hetzelfde, maar op een andere manier, zeggen we tegen elkaar. Allebei stellen we scherp op iets wat verschijnt. Jij in beeld, ik in taal. Wat wij vangen, komt los van zijn omgeving, waardoor het in eerste instantie vervreemdt. Het is een abstractie geworden, maar doet ook ergens aan denken. Het lijkt of we iets gevangen hebben, maar tegelijkertijd ook zelf iets hebben geschapen. Wat eerst bewoog, ligt nu verstild voor ons. Als ik naar jouw beelden kijk, heb ik het gevoel of ik het wezen van iets nader, misschien zonder het ooit te bereiken, en juist dat raakt mij, brengt mij in beweging, omdat ik het blijf proberen. Steeds kom ik weer op iets anders uit en besef ik dat niets ooit hetzelfde is, en dat ik leef.
Na mijn vijftigste verbeeld ik me meer dan ooit, dat mijn gezondheid me in de steek zal laten. Mijn conditie is niet meer wat het was. Ik probeer het nog wel op te bouwen, maar dat gaat hopeloos moeizaam. En telkens verzint mijn lichaam ergens anders weer een vaag pijntje of ongemak. Op zich zijn dat allemaal zaken, waar wel mee te leven valt. Tot dat natuurlijk niet meer het geval zou zijn. En daar komt mijn hypochondrie weer om de hoek. Elke pijntje in de buikstreek zou kunnen wijzen op een ernstige dodelijke ziekte, die zich daar schuilhoudt om als een sluipmoordenaar toe te slaan. Elke zere knie zou kunnen wijzen op een terugkeer van mijn nooit verklaarde artritis. En dan denk je weer aan het ooit onvermijdelijke einde. Of is het wel een einde?
Zou het kunnen, dat we telkens opnieuw leven. Dat het allemaal een spelletje is, waar we zelf de hoofdpersoon zijn. Dat we, voor we instappen een set opties meekrijgen om onze speler vorm te geven en bepaalde wendingen van het plot vooraf in te stellen. Uiterlijk, interesses, liefde, hoogtepunten, dieptepunten en de dood. Dat doen we dan natuurlijk op basis van wat we uit ons vorige spel geleerd hebben, in het gunstigste geval. En de mogelijkheid om dingen van tevoren gunstig te bepalen, hangt af van hoeveel punten we in het vorige leven gescoord hebben. Dat bepaalt bijvoorbeeld ook de medespelers, die je kunt ‘inkopen’ en de figuranten. Dat verklaart als je erin zit ook het hoge gehalte minkukels dat rondloopt en opzichte van goede en verstandige mensen. De enige voorwaarde die eraan hangt, is dat als je eenmaal instapt in het spel, je tijdens met hele spel, niet doorhebt, dat je in het spel zit. Je denkt werkelijk, dat dit je enige hele leven is.
En daar zit de adder. Omdat je tijdens het instellen van de parameters voor het spel al weet hoe de vorige spelen verlopen zijn, kun je soms slordig worden. Je denkt bij jezelf, dat het toch niet uitmaakt, omdat je aan het einde van het spel gewoon weer opnieuw kunt beginnen. Je kunt van alles uitproberen. Je kunt bijvoorbeeld voor de grap bedenken, dat vermoord worden wel een leuke dood is, of juist opteren voor een slopende ziekte, of het kan zijn, dat je gewoon geen punten meer had om dat criterium in te stellen en hebt gekozen voor een willekeurig einde. Maar dan wel kiezen voor oneindig veel bier. Als je aan de zijlijn staat kun je daar nog mee lachen, maar eenmaal in het spel zul je het ervaren als bittere ernst. Het is vergelijkbaar met de keuzes die een puber maakt, zonder de consequenties ervan te overzien. Je speelt als ware met je leven.
Het is grappig, hoe, nu ik eenmaal verder in het spel zit, ik pas ervaar hoe bepaalde instellingen uitpakken. Waar je telkens dingen leert, waarvan je denkt, dat ze goed van pas hadden gekomen, als je ze eerder had geweten en je er vervolgens niets meer aan hebt. Alles lijkt een som van leuk en minder leuk. Van moed en angst. Van haat en liefde. Uiteindelijk echter wel, op leven en dood. Hoewel je dat zelf, dus nooit echt zeker zal weten.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 25 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
al ben je niet mijn noorden, zuiden oost of west, mijn dag of nacht, mijn zon of maan de richting ben je niet in mijn bestaan
je bent mijn 2e gedachte de vraag die daaruit volgt je bent de schaduw die er niet toe doet zo lijkt het je bent je bent je bent altijd wie je bent en mij laat zijn
nov 2024 – IEN VERRIPS
Ter volledigheid de inspiratie kwam uit de funeral blues van WH Auden: He was my North, my South, my East and West, My working week and my Sunday rest, My noon, my midnight, my talk, my song; I thought that love would last forever: I was wrong.