De juf had ons goed voorbereid. In de kleuterklas. Morgen zou het de eerste keer zijn! Oog in oog met de man met de mijter. Spannend. We moesten ons vooral gedragen. Beter nog! Onberispelijk. Stilzitten Petertje! Want anders. Ik had weinig op met die saaie pief. Hoog op z’n ros. Des te meer met z´n knecht. Die had lak en was altijd vrolijk. Een slimmerd bovendien. Misschien zou ik hem kunnen vragen hoe dat nou zat met dat paard.
Desgevraagd had de juf bezworen dat het een doodnormaal paard was. Die schimmel. Maar dat kon gewoon niet waar zijn. Doodnormaal? Op het dak? Zonder vleugels? Een prangender vraag die in mijn kleuterkop brandde betrof de schoorsteen. Bij ons in de keuken was dat een nauwe aluminium pijp met een onmogelijke bocht. Daaronder de kolenkachel. Met een klein kabouter luikje. Het was bovendien zo’n kachel waaraan je flink de poten kon branden. Zo heet. Daar wist ik alles van. Blaren. Geen mens zou dat overleven!
Het werd een deceptie. Onder zijn tabbert prijkten dezelfde bruine schoenen als die van de conciërge. Lomp en afgetrapt. De hakken ongelijkmatig afgesleten. Dezelfde bril bovendien. Terwijl Pedro vrolijk met pepernoten strooide, en wij op onze knietjes van de vloer aten, werd het me duidelijk. Dit was bedrog! De dikke billen die kleurrijk boven mij wiebelden? Rond als die van de juf uit klas drie! Woest was ik. Verdrietig ook.
Waarom was hij zelf niet gekomen? De juf volhardde, maar moeder verloste mij. “Hij is al lang in de hemel,” zei ze, “maar hij leeft voort in onze harten.” En om zijn vrijgevigheid te vieren deden alle grote mensen mee. Om er voor de kinderen een groot feest van te maken. Mijn vriendjes mochten er niets van weten. Bezwoer ze.
Hoezo groot feest? Feest? Aan me hoela! Daar geloofde ik geen bal van. Het ging erom dat iedereen zich gedragen moest. Regels zijn regels! En wie niet zoet is, krijgt de roe. Beloning? Onderwerping? Hersenspoeling? Daar heb ik niks mee. Toen al niet. Loslippig? Ik heb het jaren voor me gehouden. Maar als er voortaan bij dat toneelstuk gezongen werd, bewoog ik geluidloos de lippen. In het hoofd vierde ik mijn eigen feestje. Zet hem op de pot en laat hem lekker stinken. Doe de deur op slot. En dat doe ik nog steeds.
wedstrijd gesloten – dank aan bjorn van Rozen voor de inspiratie – de dichters hebben het deze week mij te moeilijk gemaakt voor wat betreft een verdeling van de eremetalen – er is geen kiezen mogelijk in dat opzicht. dank aan alle dichters die inzonden – wat een prachtwerken van ACG Vianen en Ditmar Bakker – de commentaren onder de gedichten. een prachtig soort kwetsbaarheid. dat is 2x goud!
en dan hebben we Anke Labrie en Cartouche nog – dichters bij de bron – anke het gedicht kaler dan de gedichten van jan arends en Cartouche weelderige poëzie vol overgave – dat is ook 2 x goud. tel ik 4 x goud – gij dichters dit heeft u uzelf aangedaan! VAN HARTE.
Ommedraai
in het strijken van jaren langs je wang , je handen voel je hoe het was en wat er brak – je tracht het voor je te zien, wat in het verschiet en weggesleten wat overbodig leek langzaamaan keert het weer naar die ene jij – dat je
in vuur en vlam het licht zag lachen in haar ogen haar gezicht alsof je nieuw geboren, nooit dichter bij de bron dan dit ene ogenblik van bladeren in het manuaal van teloor gewaande liefde
neem je haar ter hand, de pen van haar vleugelslag roept en raapt je bij elkaar vraagt niet waarom of hoe ze richt je blik en wat je houdt, de zon achter de maan die gaat en komt – draait retrograde met de aarde me om en om
23-10-2023 / Cartouche
heb je net anke labrie gehad en de mensheid uitgelegd hoe dat moet met poëzie krijgen we Cartouche – een weelderige woordenvloed vol authentieke emotie en taalpracht – en kleurrijke overdadige bos bloemen – met die ene jij – dat ene ogenblik – bladeren in de liefde – PRACHTIG! – de dichter bij de bron die zich in al zijn onmogelijkheden – want zelfs de taal van Cartouche weet haar prachtigheid nauwelijks te vangen – al vraagt hij niet meer waarom of hoe – de totale overgave aan de geliefde – en dan maar alsnog – hier beschreven. ja zo moet poëzie OOK zijn.
uitgeteld
mama het eerste woord
papa het tweede woord
jij het derde woord
wij het vierde woord
ik het laatste woord
anke labrie 23-11-2024
inderdaad een beetje wrang werken de woorden wel – ik schrik er een beetje van. aan de andere kant het leven zelden zo kort en zo krachtig samengevat gezien en gelezen. ja als uit moet leggen hoe je poëzie moet schrijven dan is dit een prachtig illustratief gedicht. eigenlijk is dit zo een gedicht dat alle andere gedichten overbodig maakt. prachtige titel ook.
KLEINE UURTJES
Des winters, ’s avonds: even om en geen met wie ik praten kon dan rijtjes huizen, naast mijn loop, waar sneeuw haast tegen vensters kroop.
Ik dacht aan wie daarachter school– in antwoord klonk er een viool, ik zag (door schaars vitrage heen) gezichten, mensen, niet alleen.
Ik had gezelschap op mijn tocht tot ik vergeefs naar huizen zocht en omkeerde, met spijt in ’t hart: ik zag geen ramen dan diepzwart.
En in de sneeuw knerpte mijn tred, die stoorde wie reeds sliep in bed als harde vloeken, toen jij ging, om tien uur al herinnering.
***[D.B.] lieve ongeziene held hoe eenzaam je door de straten gaat – we staan allemaal voor je op – je kwetsbare teksten – ik kan alleen maar zeggen dat ik je woorden een voor een op me leg en me aan je verwarm. en nee ik ga niet. een prachtige ditmar bakker. de pijn tot aan de bron gebracht. wat is dat vandaag met al die prachtige inzendingen.
waarde collega dichter ACG – zaterdagmiddag in Hengelo in de stadsschouwburg te aldaar nog de hand geschud – bij die prachtige expo van Lynne Greenaway – en nu dan hier in de wedstrijd die geen wedstrijd is – de bijdrage zeer welkom – een klein maar zeer fijn kleinood – ja zo het kan vergaan met een dichter – mooi de woorden even laten inwerken en dan de liefde proeven. het binnenste open vouwen. mooi!
ACG Vianen – over de dichter bij de bron
Anke Labie – telt
Cartouche – nooit dichter bij de bron dan dit ene ogenblik
Erika de Stercke – jouw hand op mijn schouder
Ditmar Bakker – in antwoord klonk er een viool,….
Rik van Boeckel – de toekomst is een wereld van gedachten
Frans Terken – Terug naar de bron bij de brug
wie wint de enige echte virtuele – dichter bij de bron kan een dichter niet komen – trofee op pomgedichten? vrij naar het prachtlied DBD-BRON van Bjorn van Rozen. ach elke dichter weet wel waarom het allemaal draait – steeds dichter om en bij de bron – en nou willen we het lezen ook! de zondagochtendwedstrijd is aan! u kent de regels: gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
over indringend gesproken
schat ik vraag je niets ik wil niets anders dan zien hoe de wolken zich gedragen en over elkaar schuiven ergens in een wei van broek in waterland
schat niets anders dan in het zand liggen en luisteren hoe de golven op ons afkomen ergens in de buurt van bloemendaal
schat niets wil ik anders dan een fles witte wijn zonder glazen de volle belofte nog die enorme heerlijkheid ergens in de buurt van je bed
pom wolff
nog steeds
we hebben de avond ingedronken het ene glas na het andere de uren gingen zo voorbij
met een glimlach over het leven gemijmerd in dromen van vroeger de regenvlagen vielen stil
jouw hand op mijn schouder een nieuw gevoel als jonge bron in de straten van onze stad
of we wisten hoe het verder ging in de ochtend sprak de nacht zonder woorden
Erika De Stercke
een lieflijk en subtiel liefdesgedicht uit het verre Gent – alsof alles weer opnieuw – opnieuw geboren liefde en verliefdheid – een hand is soms genoeg – de warmte van de aanraking – die hand die gewoon niet anders kan dan de geliefde aanraken – een jonge bron – de straten van gent beschreven in de nacht en dat de regen dan ook nog stil valt. wat een poëzie mag ik genieten in deze nacht. wat een pracht.
De bron van de tijd
De bron vervloekt geen dichter in een tijd van vele verzen
toetsen laten woorden heerlijk stromen dromen zullen dat nooit vergeten
wat dichterbij zal komen zal een dichter zeker weten
de toekomst is een wereld van gedachten de op velen wachtende bron van dagen en nachten
van binnen straalt verlichting herinnering en weemoed uit.
Rik van Boeckel 23 november 2024
een binnen en buiten gedicht – een ook over het verleden van de weemoed en van de toekomst – de wachtende bron van dagen en nachten – een belofteVOL gedicht. een echte van Boeckel.
Voorheen Zeekoelen
Terug naar de bron bij de brug over wat ons speelwater was de Roode Beek breder dan wat wij wijdbeens konden overspannen nu met een kleine stap genomen
winters vertier als een uitvlucht om novemberdagen te ontlopen is het oude zwembad omgebouwd – vroeger aan de galg gehangen – tot een luxueus vakantiepark
waar wij over de vertrouwde hei door het stuifzand zwoegen in tegenwind en natte sneeuw en weten hoe het hier ooit begon
Ook Frans schreef een juweeltje. de voort – nieuwenhagen heide de tocht naar zwembad zeekoelen in toen brunssum nog brunssum heette – zuid limburg het land rond heerlen – de zomervacanties die ik ooit door bracht in zuid limburg – een warm en weemoedig gevoel – mijn eerste liefde ook daar – samen als pubers naar het zwembad zeekoelen – samen op een grote handdoek in het gras – samen zwijgen – en dan nu zeekoelen is zeekoelen niet meer maar door de nieuwe tijd uitgewist en opgegeten – villawijk etc. – hoe zou het met haar zijn – hoeveel kinderen heeft ze die limburgs praten – ach mooie tijden – dank je wel frans en inderdaad het is ‘en weten hoe het hier ooit begon’.
je wil er toch een gedicht van maken en eerlijk zijn over iemand zonder wie je niet aan wie je denkt en door wie je aangeraakt maar je weet toch dat de waarheid niet in een gedicht past
praten met een meisje om haar in bed te krijgen een jongen elke hoek van de kamer laten zien maar in werkelijkheid zwijgen ze als het graf en zijn ze niet van de bank te branden je weet toch hoe het gaat
maak er dan maar een gedicht van over een warm land met duinen en wolken kijken waar twee mensen naast elkaar liggen in broeierig zand een liedje zingen en dat ze glimmen als ze naar elkaar
Het groeien van bomen heb ik altijd als vanzelfsprekend genomen. Ze zijn er al zo lang ik leef. Groot en klein. Je had ze in het park in de buurt. In de tuinen, voor en achter de huizen waar ik opgroeide. Je had ze ook op de dijken. Er was zelfs een klein bos in de buurt van het dorp. Toen ik jong was werd er ook een parkachtig bos achter het dorp aangelegd. Daar stonden enkel kleine bomen en struiken. Vorige zomer fietste ik daar na dertig jaar nog eens een keer langs. Het park had wasdom bereikt. Bomen waren groot en omzoomd met struiken. Bijna ondoordringbaar groen. De tijd leek me ingehaald te hebben.
De straat tegenover ons huis wordt gekenmerkt door populieren. Deze zijn in de vroege jaren dertig van de vorige eeuw geplant. Het zijn gigantische levende organismen die wel tot dertig meter hoog rijzen. Als het stormt, gaan ze vervaarlijk heen en weer. Maar nooit gaat er één om. Deze houten titanen geven de Statenlaan cachet. Soms in de zomer zoek ik naar de spechten, die je wel kunt horen, maar zelden kunt zien. Sommige mensen zijn bang, dat zo’n kolos ooit op hun huis zal vallen.
Populieren kunnen wel tot tweehonderd jaar oud worden. Deze bomen hebben mensen dus zien komen en gaan. Maar binnenkort gaan ze er zelf aan. Dat is voor de goedkoopste aannemer, die de Gemeente heeft kunnen vinden voor het vervangen van de riolering in de laan makkelijker. Anders zou het maar een dure grap worden. Dan liever die bomen dood. Ach, het is vast recht te praten.
Zelf heb ik een fijne tuin. Er staat achter in een esdoorn. Die is bijna honderd jaar oud. Gezien esdoorns wel vijfhonderd jaar oud kunnen worden, is deze boom dus op een vijfde van zijn of haar leven. Ik heb geen idee of bomen het idee van geslacht kennen. Laatst zag ik dat de esdoorn erin geslaagd was een zaadje te laten ontkiemen in de tuin van de buren, die huren. Mevrouw Solo maande me de buren te verwittigen dat er een boom in hun tuin zou gaan groeien, als ze hem niet snel zouden rooien. Ik knikte begrijpend, maar had niet de minste intentie, gehoor te geven aan dit verzoek. Ik fantaseerde, dat de loot, die inmiddels al drie meter de lucht in geschoten was, op een dag ook een boom van honderd jaar zou zijn. Dan zou ik er al lang niet meer zijn.
Het is niet als met een kind of een hond. Je hond overleef je wel met een beetje geluk. Van je kinderen neem je hopelijk afscheid als je ze niet langer meer tot last wil zijn. Sommige bomen zou ik zo graag zien opgroeien nu ik zelf ouder ben. Maar dat gaat niet. En dat zet je op je plek. Zij zwijgen verder, schijnbaar eindeloos met de seizoenen mee. Vanzelfsprekend.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
“Catch of Time” is een fototentoonstelling gemaakt door Lynne Greenaway. Met als onderwerp 19 prijswinnende Nederlandse dichters. Lynne nodigde de dichters uit om een gedicht te schrijven over wat er de afgelopen 10 jaar met hen is gebeurd, waarna ze op haar beurt een portret zou maken gebaseerd op de essentie van dat gedicht. Van deze dichters namen er 14 ook deel aan een soortgelijke portrettenserie die Lynne bijna 15 jaar geleden maakte. Alle projectinformatie is te vinden op: https://lynnegreenaway.com/catchoftime/
Onder de dichters die aan het project deelnemen bevinden zich Sasja Janssen (winnaar van de eerste Johan Polak Poëzieprijs 2024 en de Adriaan Roland Holst-Penning 2024), Erik Jan Harmens (schrijver van ‘Het grote autismeboek’) en Thomas Möhlmann (redacteur van poëzietijdschrift Awater) om er maar een paar te noemen. Foto expositie ‘”Catch of Time” – gemaakt door Lynne Greenaway Opening zaterdag 23 november 14.00 uur Geopend van 20 november t/m 5 december Openingstijden: woensdag, vrijdag en zaterdag van 12:00-16:00 uur Locatie: SchouwArt, Schouwburg Hengelo, Beursstraat 44, Hengelo.
De deelnemende dichters zijn: ACG Vianen, Alexis de Roode, Anne Broeksma, Daan Doesborgh, Daniel Dee, Dorien Dijkhuis, Erik Jan Harmens, Gijs ter Haar, Hanneke van Eijken, Johanna Geels, Lucas Hirsch, Mark Boog, Mia You, Piet Gerbrandy, Pim te Bokkel, Pom Wolff, Sasja Janssen, Thomas Möhlmann en Victor Schiferli.
www.pomgedichten.nl heeft het exclusieve recht gekregen om 65 teksten van Miriam Al tweewekelijks op de woensdag te publiceren – dat gaan we doen! de teksten zijn door haar helaas overleden vriend Merik van der Torren nog net voor zijn dood uitgetypt en van een nummer voorzien én in een blauw mapje gedaan. vandaag tekst nummer 24 – dank je wel Merik – dank je wel Mirjam Al.
Twee spillebenen op het strand. Is er iemand die kijkt? Alle ogen gericht op wat? Te verwaarlozen denkt de schrijver. Niets is minder waar. Wat hij draagt kan niemand raden. Mag ook niemand zien. Het is zo groot. Men zou er zowaar van in paniek kunnen raken. Bij de aanblik. Nog nooit vertoond, zo groot en lelijk. Opgeblazen in het hoofd van de drager.
De onhandigheid van het behelpen gaat van kwaad tot erger. Onderbroekenlol is het station al lang gepasseerd. En dan brandt die zon ook nog eens zo vleselijk. Hij hoort de stralen haast sissen op zijn huid. IJsjes smelten in de handen van de spotters. En dan glijdt de handdoek in het zand. Pieliewielie in zijn hand.
Preuts (2) … op de schaal van Richter
‘Preuts op de schaal van Richter’. Ik richt me op van de krant. Dit is interessant. Alsof preutsheid gradaties kent. Welke dan? En hoe ziet die schaal er eigenlijk uit? Ik lees verder en val van de ene verbazing in de andere. Toch geen fake nieuws?
Tegenwoordig weet je het niet meer. Moet je meerdere bronnen raadplegen. Links, rechts en ergens in het midden. Een beetje AI erbij en een beetje maggie et voilà, de waarheid bijna binnen bereik. De zoete saus van waarheid. Alsof die zo belangrijk is? Waarom niet genoegen nemen met fake, fantasie 2.0.
Ik ben niet preuts. En zeker niet op de schaal van Richter. Ik ben juist botergeil. Roombotergeil. Geen margarine voor mij. Echt niet.
Preuts (3) … is het nieuwe zijn
Preuts is het nieuwe zijn. Het bedekken van alles dat bloot is. We bouwen muren en kleding om ons heen. Zien wordt het zwijgen opgelegd. We horen te luisteren naar wegstopgedrag. Eigenlijk, diep beschouwd legt iedereen zichzelf een burka op. Mannen dansen in hun rokken en de vrouwen gaan naar de pijpen. De wereld in shock.
Nou ja … de wereld … er zijn wel meerdere werelden op aarde. Gelukkig maar. Zeker in het licht van balansdagen. Minder eten, meer seks, meer beweging, lief zijn tegen elkaar. Maar onder onze kleren dragen we wel een stevige bra en op het strand geen billen en borsten meer bloot. We zijn als de dood voor ons blote lijf. Zelfs onderbroekenlol is uit den boze.
Preuts (4) … van den beginne
Preuts van den beginne word ik geboren. Poedelnaakt. Mijn piemel en ballen zullen de rest van mijn leven nooit meer zo groot zijn in verhouding tot de rest van mijn lijf. Ik word onmiddellijk warm ingepakt door een lieve kraamhulp met blauwe ogen. En niet alleen vanwege mijn blootheid en geslachtsgrootte, maar ook vanwege de temperatuur.
De vraag is alleen, wie wie nu eigenlijk inpakt? Zij mij of ik haar? Zo schattig en mooi geschapen als ik ben, houd ik het op het laatste.
Hoe ik weet dat ze blauwe ogen heeft? Ben haar later nog eens tegen gekomen. En hoe? Weliswaar vijfentwintig jaar later, maar hee, op een oude fiets moet je het leren, nietwaar? Spiernaakt, iets minder preuts.
Preuts (5) … etymologisch uitgeput
Preuts etymologisch uitgeput vanaf 1100 tot op heden. In brede zin alfabetisch gerangschikt in honderdvierenzestig woorden. Nederlandstalige woorden, met losse kruisverbanden en schijnbare tegenstellingen. Oud taalgebruik met vaak de oorsprong in het Frans ende of Latijn.
Na grondig onderzoek naar de alomvattendheid van het woord preuts, kom ik tot nieuwe inzichten. Waaronder nieuw inzicht in politiek. Nooit gedacht, nooit vermoed, dat politiek preuts kan zijn. Zo ook in ons huidige politieke klimaat.
In eerste opzicht zal men niet tot dit inzicht komen. Maar wat loert er achter de gordijnen, wat zit te beven op het pluche? Angst, voorzichtigheid, vertaald in preutsheid en eindeloos geouwehoer, draaien rond de pot; het onmogelijke volbrengen, met een overtuiging die grenst aan narrengedrag.
Ik spreek hier van ijdelheid in meest hardnekkige vorm; preuts het (ver)ongelijk niet erkennen. Liever sterven dan toegeven. De voorzichtigheid is de dood voor het geloof in democratie en vooruitgang. Stop het navelstaren en po(pu)lariseren. Stop de preutsheid.