Merik van der Torren dicht bij de dood van Wilnah Molenaar

foto: Kees Besseling


Hoi Pom,
Wilnah Molenaar, bewoonster van Ruigoord en tuinder in Tuinpark Buitenzorg ( met het beroemde beeld van Boeddha, uit buxus-heg geknipt, in haar tuin ) is niet meer.
Enkele weken geleden kreeg ik bericht dat ze door euthanasie is overleden.
Ik schreef de tekst in de bijlage voor haar; voor pomgedichten, groet, Merik

Voor Wilnah Molenaar

 Je leeft voort en bloeit open.
Bij jou zie ik de kleur oranje.
Als een oranje roos groei je in Buitenzorg,
stekels voor wie blootsvoets je tuin betreedt,
bloemen voor wie verder ziet,
voorbij de boeddha van buxus.
 
Volgens mij is het niet gebeurd;
blijf je bloeien, blijf je geuren
in het wilde gras.


Merik van der Torren
 

Share This:

Anne van Walraven op zoek naar briefjes

Beste Pom,
Snel briefjes aanschaffen, voor nu in getypte tekst.



Hij verstopt zich  in het zoeken 
het vinden verloren 
in het verliezen 

Anne van Walraven / @annevanwalraven


Share This:

Peter Posthumus thuis – terug van vakantie en krijgt meteen al weer bezoek

Hoi Pom, De zomer is al zowat voorbij hier, de dagen worden snel korter en de nachten lang en donker. Heerlijk!
Nog even en er gaan weer grote blokken hout op het vuur.
Ook heb ik een logé gehad waar ik de volgende woorden aan over heb gehouden:


Mijn vriend, mijn gast
nu onder tafel
op de vloer

schreeuwde gisteren nog
de buren uit hun huis
pleegt hoogverraad
belazert alles bij elkaar
leeft op drank en kwaad

mijn vriend, mijn gast
ooit een toeverlaat
moet nog iets leren:
doe nooit iets
wat niemand aanstaat

zo niet, dan weet ik
hoe het afloopt
aan mijn zenuwen
wordt ie dan opgeknoopt

Peter Posthumus

Share This:

kom lieve lieve het is een bende hier- karin beumkes en ramses shaffy wijzen de weg



Inside out

Het is een bende hier
de kater dient zich aan
de hond speelt met de plastic bal
je ogen staan zo diep.

Waar lopen onze uien
wie van ons verdeelt straks rokken
hoe kleden we dit uit
nee, we spellen wit tot
op de laatste letter.

We hangen vuile was naar buiten
zeggen daar druipen jij en ik
Het is een bende hier.


Muziek: Ramses Shaffy – Kom lieve lieve https://youtu.be/mci9m84qYiU
Hier je maandaggediggie. We hebben de vliegenstrips nog hangen, ze zijn giftiger dan ooit.
Liefs
Karin

Share This:

Vera van der Horst – goud!- wint de enige echte virtuele – laten we nou eens niet over mensen schrijven en niet over jou – of uiteindelijk toch nog wel? trofee op pomgedichten

Wat als

je dat gedicht niet had geschreven,
ik het niet had gelezen,
maar de nacht was zo lang,
ik eigende me je woorden toe,
alsof ik je wist te kennen moest
zoiets, niet rationeels, doet
nachtenlang met woorden
doet een man een vrouw,
een vrouw, een man en woorden,
wat als
ik je lijf kon lezen als dat gedicht
een lange nacht een leven
lijkt, en poëzie de waarheid blijkt.

Vera van der Horst

zo herkenbaar en zo ingetogen tomeloos – ik schreef het al – de woorden, de winnende woorden van Vera van der Horst deze week. onontkoombaar verlangen maar zo sterk gebracht dat ik niet anders kan dan deze woorden het  goud toe te schrijven. prachtig gewoon. tegen de sappen die Vera uit de woorden wist te persen deze week kon niemand op. alles stroomt in en uit die woorden – alles stroomt van hart naar meer. naar onderdelen. zo heb ik Vera in haar poëzie begrepen. ik zeg van harte gefeliciteerd. met hans andreus elementen, (een man een vrouw – een vrouw een man), ik lees ook kopland elementen (alsof ik je wist te kennen moest) – niet direct maar ze doen aan die dichters denken – de woorden – een groots gedicht. ik kon niet anders lieve dichters vergeef me. WAT ALS zij niet had ingestuurd ik zou Babak zeer lovende woorden hebben toegedicht, Petra Maria ook, Anke Labrie – potentiële winnaars deze week. en onder hun gedichten dichtte ik die lovende woorden ook toe. maar Vera en haar vloedgolf – die tsunami aan poëzie dompelt alles en iedereen onder in een heerlijk woordenbad – mij in ieder geval wel. deze week het goud voor vera –  lonely aan de top in  een ontembaar en  tomeloos verlangen. je zou er bijna van gaan dichten. dank aan alle dichters voor de inzendingen en de schoonheid die ze aan deze zondag toe wisten te voegen.

Vera van der Horst: wat als een lange nacht een leven lijkt

Petra Maria: en vandaag zag ik de zee vandaag schrijf ik geen brieven

Rik van Boeckel: ga nu maar slapen droom niet meer

Frans Terken: roep me niet tot jouw orde

Ien Verrips: ik denk aan alle mooie dingen die ik nog wil zien

Babak Amiri: Ik zei: mijn hand, mijn stad, mijn verscheurde hart

Ditmar Bakker: Stil ligt het kleine graf van ’t wurm wiens hart het na een dag begaf:

Anke Labrie: een jaartal en zijn naam


niet over mensen

laat ik nou eens niet over mensen schrijven
niet over die er niet meer zijn
of over die ik nooit meer zal zien

én niet over jou
omdat ik altijd heb gewild
dat je bij mij zou blijven
 
pomwolff
 
wie wint de enige echte virtuele – laten we nou eens niet over mensen schrijven en niet over jou – of uiteindelijk toch nog wel? trofee op pomgedichten?
 
hoe het schrijven over –  een plaats krijgt tussen twee personen, geliefden, voorheen geliefden – vult u maar in of aan. schrijven om iets vast te leggen, schrijven om iets terug te halen, om iets een plaats te kunnen geven. iets of iemand. soms een wanhopige poging tot – soms een liefdevolle – soms als een teken van leven – een laatste teken van leven. soms als een signaal. zo beschouwd kan poëzie dienen als een vorm van communicatie – maar dan wel en vorm van hele bijzondere communicatie – we lezen de dichters deze week graag over wie ze niet willen schrijven of uiteindelijk toch nog, toch nog wel. over wat onontkoombaar is in dichters gemoed. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak  – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
Wat als

je dat gedicht niet had geschreven,
ik het niet had gelezen,
maar de nacht was zo lang,
ik eigende me je woorden toe,
alsof ik je wist te kennen moest
zoiets, niet rationeels, doet
nachtenlang met woorden
doet een man een vrouw,
een vrouw, een man en woorden,
wat als
 ik je lijf kon lezen als dat gedicht
een lange nacht een leven
lijkt, en poëzie de waarheid blijkt.

Vera van der Horst

–>
doet ze een keer mee stuurt ze meteen een juweeltje in. mijn god wat een zondag gaat dit worden. opzienbarende poëzie – hier van en door een ingetogen tomeloze. het is zo mooi omdat alle registers tegelijk opengetrokken lijken te worden maar tegelijkertijd een zeer professionele terughoudendheid aan woorden aan de lezer wordt gepresenteerd. de woorden lijken op het papier gesmeten zoals Appel zijn kleuren ‘aanrotzooide’ maar toch geen woord teveel. en dat prachtige WAT ALS dat het thema aanraakt. zo is het niet gelopen zo wordt de vurige wens een onontkoombaar verlangen van de schrijfster waar elke man gevoelig voor is – en na het lezen van haar gedicht zal zijn –  zeker op een zondagochtend. ja doet u mij maar deze vrouw die niet uitgelezen raakt dan doe ik deze vrouw ook. het lijkt ook of we bij hadewych zijn geland – dat enorme middeleeuwse verlangen verpakt nog in woorden die – bij wijze van mannelijk spreken –  alle kanten op ejaculeren. een gedicht waarin het lijkt of dichter aan het leren is haar intensiteit niet meer weg te relativeren. het gedicht dat bij een gevoelige vrouw met groot voorstellingsvermogen een vloedstroom aanricht .
het heeft lang niet meer
zó geregend
als een doorweekte jas
komen gedachten voorbij

ik weet nog dat we
brieven schreven
naar tantes
die cadeautjes stuurden

maar dat was voor
de regen

en vandaag zag ik de zee
vandaag schrijf ik geen brieven
vandaag schrijf ik jou

petra maria

–>
prachtig gedichtje met de eerste strofe teveel. en dat is jammer. geheel overbodig en niet echt mooi die eerste strofe. het gedicht kan – moet eigenlijk – gewoon zonder. herinneringen als een natte jas voorbij laten komen is krom en lelijk –  of een herinnering als een natte jas
of herinneringen als natte jassen – maar die hele vergelijking is niet echt OK hier. jammer jammer jammer. de andere strofen hebben die eenvoud die ik heel erg kan waarderen. die vieze jas ook verdikkeme! die laat zich hier niet meer wegdenken.
Voorbij dromen en sterren

De avond is een ledikant
waarin we dromen achterlaten

de stille weemoed van de nacht
ze fluistert wensen in mijn oren

zo hoog ontdek ik sterren
ze vallen stil in tijd en eenzaamheid

zo zie ik jou zo schrijf je mij
om naar de horizon te reizen

je bent zo goed maar ga nu weg
de tijd van samen is voorbij

Venus en Mars zij hebben pech
het is nu op dus zeg ik stop

ga nu maar slapen droom niet meer
mijn ster straalt voor een andere heer.

Rik van Boeckel
4 september 2020

–>
Rik de inzending is dit keer minder geslaagd – de eerste 4 coupletten ontkomen niet aan iets van clichématigheid. vanaf  strofe 5 verandert de toon en komt er rijm in – ook niet helemaal je van het – waarbij de laatste regel van het gedicht toch net teveel dubbelzinnigheid in zich draagt. een soort dubbelzinnigheid dat niet echt op de dag des Heren thuishoort. of juist wel..
Dichter bij de muur

Hoe je je terugtrekt achter je muur
en ik niet meer bij je kan komen
je vlucht in een wereld van waanzin
die je hardnekkig waarheid noemt

je stoot me af
als ik je daarin niet volgen zal
wil mij het zwijgen opleggen
en verkettert wat we hadden

ik deins achteruit
sta met de rug tegen de muur
alsof je de loop van een kalasjnikov
tegen mijn voorhoofd drukt

roep me niet tot jouw orde
vergeet die drang van dwingen en
kom met betere en tedere woorden
een knieval is het nog minste


© FT 04.09.2020

–>
Frans vertelt in wezen in helder proza wat er in het gedicht aan de hand is. Het is me net te prozaisch en te weinig dichterlijk. proza laat je niet wegdromen. proza is de harde werkelijkheid waaruit de dichter een weg tracht te vinden. die weg/uitweg biedt Frans hier de lezer niet.

de dag is traag vandaag
een dag als gisteren en eer
al bleef het droog de hele dag
het viel dus mee qua weer
 
ik denk aan alle mooie dingen die ik nog wil zien
aan alle mensen die ik nog niet ken
 
ik wil vandaag  iets zeggen
het kan ook zingen zijn
iets zoets iets liefs misschien
bij voorkeur tegen iemand

Ien Verrips

–>
Ien lijdt ook een beetje – en net teveel aan – proza vandaag. het gedichtje begint van de poëzie te zijn in de laatste vier regels. met die werkelijk prachtige regels:

ik wil vandaag  iets zeggen
het kan ook zingen zijn


al met al te weinig voor eremetaal – al zijn die twee regels van goud!
 

Verwoorden
 

De verhalen die ik je nooit verteld heb
leken toen van geen belang
De jaren gingen voorbij en
zoveel pijn deel je met niemand
Behalve wanneer je zeker weet
dat zij je ook pijn gaan doen
 
Ik zei: liefhebben, liefde, lief zijn, beminnen, het houden van
Ik zei: mijn hand, mijn stad, mijn verscheurde hart
Ik zei: mijn lentestraat, mijn winterlicht, mijn ochtendgedicht 
Maar nu….nu maak ik je abstract
 
De verhalen die ik je nooit verteld heb
had ik voor later bewaard
Voor wanneer de woorden te kort, de stiltes te lang
En zoveel spijt deel je met niemand
Behalve wanneer je zeker weet
dat je de stilte met ze delen kan
 
Ik zei:  recht, rechtvaardig, rechtvaardigheid
Ik zei: gelijk, gelijkwaardig, gelijkwaardigheid
Ik zei: mijn herfstdepressie, mijn zomerobsessie
Maar nu….nu maak ik je abstract
om je niet te verwoorden
 
Babak Amiri

–>
weliswaar een gevoelsexplosie de woorden – op zich zelf al mooi – maar toch komt het geheel net te geconstrueerd over – en dat komt een beetje door die verhalen over die verhalen – het gedicht zou als volgt zonder meer boven alles uitstijgen:
 
Ik zei:  recht, rechtvaardig, rechtvaardigheid
Ik zei: gelijk, gelijkwaardig, gelijkwaardigheid

Ik zei: liefhebben, liefde, lief zijn, beminnen, het houden van
Ik zei: mijn hand, mijn stad, mijn verscheurde hart
Ik zei: mijn lentestraat, mijn winterlicht, mijn ochtendgedicht 

en ik zei het jou
 
poëzie hoeft in wezen niet veel uitleg


 
De Andere Kant

“Hij was de jongste van ons zestal kinder…”
Dan stokt haar stem. Stil ligt het kleine graf
van ’t wurm wiens hart het na een dag begaf:
babyblauw grind, een zerk waarop een vlinder.

Ze praat niet meer; ’t is nu een soort geblaf.
Haar kroost, in kielzog, nimmer eensgezinder,
al maakte ’t doorgaans decibellen minder
bij woede of verdriet vanwege straf.

Zakdoeken weggeborgen, haast in draf
terug richting parking, waar een vader laf
maar warm hen opwacht in zijn zescilinder.

’t Gezin bijeen start patriarch de DAF,
zet snel het zeven zestal thuis weer af,
en rijdt vervolgens naar zijn date van Grindr.

———-Wie noemt zulks maf?
De meesten zoeken troost in de karaf,
wat ik met zo’n vrijage dus verhinder.

Ditmar Bakker

–>
Bedoelde of onbedoelde geestigheid de inhoud van Ditmars gedicht. hoe meer leed en ellende de lezer wordt voorgeschoteld hoe meer het lachen is. het moderne grindr gecombineerd met een plaatje van nederland in de 19e eeuw. met dooie kindjes. technisch volmaakt opgebaarde vormpoëzie.
 
en wie niet voor regels  als deze valt:
 
Stil ligt het kleine graf
van ’t wurm wiens hart het na een dag begaf:
babyblauw grind, een zerk waarop een vlinder.

 
heeft of geen gevoel in zijn lijf of geen gevoel voor poëzie. ditmar is en blijft ons wonderkind.
afstand
 
schichtig loopt zij over straat
mensen mijdend als de pest
slaat eenmaal weer thuis
opgelucht de voordeur dicht
 
haar verleden staart haar aan
keurig in stapeltjes op tafel
afstand houden is zelfs hier 
af en toe niet overbodig
 
een foto ligt apart vooraan
die met dat hartje achterop
zo veraf en zo dichtbij 
een jaartal en zijn naam
 
anke labrie
(05-09-20)

–>
hier dan toch wel een gelukte poging om proza met poëzie te verbinden. proza voor de afstand, poëzie voor de emotie. de poëzie wel afgemeten: een jaartal, een naam, een stapeltje. het verleden in stapeltjes –  daar begint de poëzie op te spelen. knap gedaan.

Share This:

Ditmar Bakker rekent toch ook nog even af met Jaap van den Born (dat oude veenlijk met een te vet hart) dichter en redacteur van Het vrije vers

http://ditmarbakt.nl/Sonnetten/229

Ach Pom,

Wat een toestanden toch allemaal. “Why, Ditmar?” Vroeg mij de oud-stadsdichter van Heerugowaard nog op Smoelenboek. Inmiddels heeft deze een antwoord gekregen op je website. Aangezien une politesse en vaut une autre, -hemel, dat Frans krijg je maar lastig uit je systeem als het er eenmaal in zit- stuur ik je hierbij het gedicht geschreven op dhr. Van den Born, dat oude veenlijk met vet hart dat het dure lef heeft gehad mij op eigen titel van Het Vrije Vers te verwijderen toen hij daar zin in kreeg. Aanvankelijk heette het “De Walging”, maar de hertiteling lijkt me gepaster. Er mag een vinkje achter zijn naam, wat mij betreft.


OP DE PERSOONLIJK SIGAARAANSTEKER VAN DRS. P

Voor Jaap van den Born

Zo Christus ferm zijn passiegang beleed
walg ik van jou: gelijk een Gargamel
van smurfen walgt–doordrongen en compleet
zoals de Muzelman van Israël,

republikeinen ooit van Watergate,
patiënten van een malicieus gezwel,
junks van de dealer die hun stuff versneed,
cultuurbarbaren van chansons door Brel.

Je bent een netel, een letaal allel
voor moeders, dwangvoeding voor de asceet,
zo walgelijk als tarrels aan een reet,

potsierlijk als een kerstboom in de hel,
ranzig als een bedorven ulevel
en euvelmoedig als een vals profeet.

***[D.B.]

Peter Verstegen is tweeëntachtig-en-een-half, volgens Wikipedia. dus waarschijnlijk zal de tijd hem vanzelf afvinken.

-x-
van den Born is dichter en redacteur in ruste van Het vrije vers

lees ook de eerdere verfijndheden hieronder over de kwestie Het Vrije Vers:

Share This:

VON SOLO – authentiek, oprecht, eerlijk, contemplatief, uitnodigend: over hoeren en huizen


Wij wonen op nummer vierenzeventig in een oude viswinkel. Die hebben we drie jaar geleden gekocht en helemaal kaal gesloopt en vervolgens met de overwaarde van ons vorige huis geheel getransformeerd tot polyvalent woonhuis met een hip atelier aan de voorzijde, waarbij we de oude etalageruit behouden hebben. Met dien verstande dat we het oude glas vervangen hebben door dubbel gelaagd glas. Elke maand hangen we weer nieuwe mooie kunstwerken en objets trouvés in de etalage. Dat verlevendigt het straatbeeld. De buurt is in opkomst.
 
Een paar huizen verderop op nummer vierenzestig beneden, een huisjesmelkerspand, woonde een hoertje. De eerste keer dat ik haar zag was ik gecharmeerd van haar Indische uiterlijk en haar weelderig zwierende borsten. Ze liep toen in een trainingspak richting de Action bij ons in de straat. Haar leeftijd zal ergens voor in de twintig zijn geweest. De gordijnen van naar slaapkamer aan de voorkant van de woning waren altijd dicht. Eén keer ben ik een pakje op gaan halen dat de bezorger bij haar had achtergelaten voor mij. Ze deed open in een satijnen kamerjasje. Ze groette nooit terug op straat. Als ze ergens heen ging was dat altijd met de taxi. Dat kon ik zien vanuit onze erker op de eerste verdieping, waar ik in de avond vaak het leven in onze straat gade sla. Als ze een keer niet met de taxi ging, stonden de auto’s die haar ophaalden altijd ver weg aan de overkant bij de bloemenzaak. Mevrouw Solo was niet overtuigd dat het om een meisje van plezier ging. De uitbater van de vintage winkel tegenover ons deelt mijn mening wel. Zeker zullen we het nooit weten, want ze woont er niet meer.
 
Tegenwoordig woont op vierenzestig beneden een jonge gast met tattoos  en een baseball petje. Hij heeft een vriendin die als twee druppels water op het hoertje van weleer lijkt. Had zo d’r zus kunnen zijn. Twee weken geleden stond er ineens een grote Dodge Ram Hemi 5.7 liter pontificaal met twee tractorwielen op de stoep voor ons huis geparkeerd. De buurjongen had een feestje. Om het uur kwam hij met een nieuwe verjaardagsgast de Ram starten en laten horen wat een herrie die kon maken. Twee keer is het brullen van een 5.7 liter Hemi motor best leuk. Maar na zes keer is de verrassing er wel af. En dan ga je naar bed. En als het zo warm is, slapen we altijd met alle ramen open. Vanuit de dode hoek van ons blok, waar de betegelde binnenplaats van vierenzestig beneden zich bevind, galmt een feestje aardig door. Zeker als de feestgangers om het luidst boven de bas van de happy hardcore uit, proberen elkaar zaken toe te roepen. Gezien het gespreksniveau was dit op zich op best mogelijk. Ik had verwacht nooit boven de herrie uit in slaap te vallen, maar dat bleek mee te vallen. Op één of andere manier was het best rustgevend.
 
Om half drie ’s nachts werd ik echter toch weer wakker. Uit de tuin van vierenzestig beneden klonk allerlei onsamenhangend geruzie, dat ik, zonder de inhoud te kennen, perfect kon associëren met feestjes waar ik vroeger ook wel kwam. Kansloze gebeurtenissen met veel drank en weinig perspectief. De onduidelijke woordenwisseling culmineerde in het moment dat er klonk of er iets brak, toen één van de feestgangers struikelde. Vervolgens klonk er het geluid van een snel leeglopende gastank en een algehele feestpaniek. Ik vermoed dat er niets onze slaapkamer was binnengewaaid, maar toch moest ik er erg om lachen. Kort daarna vatte ik de slaap weer. De volgende morgen was ik al vroeg op om de hond uit te laten. Op de stoep voor vierenzestig beneden lag een aardige hoeveelheid zwarte ballonnetjes. Een dag later was de grote Dodge Ram voor onze deur weer verdwenen. Die had onze buurjongen voor zijn verjaardag een dagje van zijn oom mogen lenen. Zijn oom is waarschijnlijk de huisjesmelker en de buurjongen bewaakt voor hem tegen inwoning de stash of plantage.
 
Sinds de corona crisis is het bijna elke vrijdag wel borrel bij de vintage winkel aan de overkant van de straat of bij ons voor op de stoep. Ik heb zelfs een uitklap terrasje aan mijn gevel gemaakt om alles wat meer een hip Berlijn-gevoel te geven. Sommige mensen vinden dat amusant. Anderen zien het met lede ogen of meer of minder milde afkeuring aan. De leukste mensen zijn degenen die gewoon aanwaaien voor een biertje. Als ik de buurjongen van vierenzestig beneden en de zus van het hoertje voorbij zie lopen, zie ik ze denken: ‘Die lui zijn niet goed wijs.’ Maar dat is niet zo. Dit is hoe de woningmarkt werkt. This is gentrification man!!! Alles begint met een eerste stap. Over tien jaar wonen hier geen stoepdrinkende hipsters, undercover prosti’s en lachgassende proletenjeugdigen meer. Dan is alles gewoon Deloitte en Audi wat de klok slaat. Maar voor nu moet dat even. Over tien jaar zetten we met een dikke overwaarde onze wooncarrière ergens anders voort. En dat brengt ons bij de moraal van dit verhaal. De één verkoopt z’n lichaam, de andere drugs en de derde zijn huis. En waarvoor? Ach, in de grond van onze ziel zijn er allemaal gelijk en leven we allemaal op dit kleine stukje aarde als verdorven kapitalistjes. Gewoon op de ….weg in Rotterdam. (adres bij de columnist zelf op te vragen red. pomgedichten)
 

VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST
Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
 Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl 

Share This:

Merik van der Torren stript


Hoi Pom,
 
Een herinnering aan vriend Ted leverde deze tekst op.  Voor pomgedichten, groet, Merik



Volgens Ted

Ja,” vertelde ik Ted,
“ die Herman zus of zo,
wat een zeurkous
en  dan wil ie dat ik terugbel,
maar een aardige jongen is hij wel.”

 “Iedereen is aardig,
ook Hitler was aardig,” zei Ted,
nam een slok  bier en staarde
sacherijnig uit het raam.

Later na de striptease werd het
toch nog gezellig.

Merik van der Torren

Share This:

Anne van Walraven aan zee



wensen stenen hun glans, 
of de kans 
om in de zee te breken 
in de hoop 
mee te mogen bewegen


Anne van Walraven / @annevanwalraven

Share This:

DITMAR BAKKER doet een boekje open over de beerput/adderkuil vormdichters van het Vrije Vers -nu ook Peter Verstegen, (een schoft), Bas Boekelo (afgrijselijk homofoob) en Hanna Pest ( de schuilnaam van Frits Criens sr. ) door het slijk!

http://ditmarbakt.nl/Sonnetten/229

Ha Pom,


Mijn dank voor je warme woorden op mijn Stilistisch Alfabet. Ikzelf heb misschien nog het meest plezier gehad van het tantebetje in de ‘B’–de reeks zal van de herfst wel een tastbaar boekje worden (ja, dan zend ik je een exemplaar toe) en dan is de triptiek compleet (en heb ik één van mijn Grote Voorbeelden, de onvolprezen F.L. Bastet, zo niet in kwaliteit dan toch maar in kwantiteit overtroffen–het is zijn schuld, en zijn schuld alléén dat ik de boekenmarkt ontwricht heb met die alfabetten). 

Voor wat betreft het vormvaste landschap: ik heb mijzelf erin opgewerkt tot persona non grata, hoewel ik niet zeggen kan (nu goed: wil) dat mij dit erg deert. Roddel is goedkoop, maar we blijven Nederlanders, dus doe ik je graag uit de doeken hoe één en ander mijns inziens in elkaar steekt. 

Zo je weet zit mijn pen vol megalomane alsem, wat men niet direct gist zo men mij in persoon spreekt. Zoals de herdichter van Martinus Nijhoff mij eens zei, en ik parafraseer, ontbreekt het mij in schrijven zo nu en dan aan “zelfkritiek en deemoed”. Ontegenzeggelijk had (en heeft?) de beste man gelijk wat het eerste punt betreft, maar aan valse bescheidenheid doe ik niet–ik ben mij bewust van de incidentele kwaliteit van mijn werk.

Volgt dan een terzijde met gratis of gratuit vertaling of hertaling. Een doctor in de Neerlandistiek, met (zo men in het Engels zo mooi en beknopt zegt) “tenure” aan de universiteit, riep na lezing eens uit (zowel beduusd als verrukt als geamuseerd als solverend): “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” Behandeld in de les werd Bredero’s “Rodd’rick ende Alphonsus” en ermee gemoeide zogenaamde polymetrie (afgekeken van het Spaans toneel): alexandrijnen worden afgewisseld met kortere versvoeten en hier en daar is zelfs de structuur van het sonnet te vinden in de toneeltekst. Het is hiermede dat Vorm dan toch Inhoudelijk werken gaat–maar daarover zwijg ik hier decent. Wel laat ik enkele regels uit Bredero’s stuk volgen, waarin de oplettende lezer de sonnetstructuur onmiddellijk herkennen zal (r. 1317-1330, zo men het navorsen wil; het octaaf wordt uitgesproken door het personage Almijn, het sextet door zijn, laten we zeggen, ‘bediende’ Haalnaa):

***
Waar blijft den Pochert nu? of macht hem noch niet beuren,
Door het verbaast besorgh van sijn bedeesde romp,
Die hy door ’tsemm’len ciert met een weerlóóse pomp,
Of Vrouwe pronckery? Al klackelóóse leuren.
Die ‘k van ’tversaaghde lijf met stucken sal of scheuren:
Ja rooven hem den huyck daar hy bevreest in kromp,
En drongh vervaart in een als een ghedronghen klomp,
Rinselent van ancxst, en cypert in sijn treuren.

Wat toeft den trotsaart, he ?Wel is het noch gheen Tijdt?
My yvert tot de Móórt, my lust nu na de de strijdt,
De welck sal zijn het graf van dit balóórisch rasen:
Ick gis dat hy  hem biecht, sijn sonden vast belijdt,
Wt vrese vande Doot:
                                                                                             Rodderick wt.
                                        Maar houwt, wie daar? Is hijt?
Mijn Heeren gheeft verlof om den Trompet te blasen. 
***

Een sonnet, volgens de gebruiken van de tijd in keurige alexandrijnen en een Italiaanse schemavariant geschreven. Geprikkeld, had ik er het volgende van gemaakt:

***
Waar blijft die snoever?! Dúrft die twijfelkont,
bezorgd om van zijn lijf te moeten scheiden,
gekleed met opsmuk of verwijfd als meiden
getooid? Bah! Derg’lijk dracht mist elke grond.
Die zal ‘k –en mijns zijn mantel–straks terstond
van zijn door schrik verkrampte lichaam snijden
in stukken, ja, schier angsten zal hij lijden
en doornat sidd’ren dat ’t zijn hart doorwondt.

Waar heult dat parvenu, het is toch tijd?
Ik smacht naar bloed en moord, gevecht en strijd;
de grafgang van zijn nurks en narrig kallen…
Ter biecht vast, dat hij ’t hellevuur vermijdt,
in doodsangst.
                                                                                           Rodderick op
                            Ho! Hoor ‘k zijn aanwezigheid?
Uw woord, heer, zal mij de klaroen doen schallen.
***

Aldus in een in deze tijd gebruikelijker (tot vervelens aan toe, soms, wil ik wel zeggen) jambische pentameter gegoten met behoud van het strakke schema. Beeldig, en begrijpelijk, nietwaar (nee, geen valse bescheidenheid; die loopt ongemerkt over in een hypocrisie zoals die waar Inge Boulonois mee begiftigd is–maar ik moet niet op de zaken vooruit lopen; ik zal mijn armzalige kant van de historie met je delen, Pom, waarbij de onschuldigen beschermd blijven en het addergebroed in de kuil wordt ontbloot)? “Een gave. ’t Is gewoon een gave.” De doctor klapte in haar handen. 

Natuurlijk heeft werk als bovenstaand weinig te doen met de Gave Gods maar des te meer met zweet, tranen en jaren van lees- en ploeterwerk. Vijftien, inmiddels. En Jezus weende. 

Terug naar de adderkuil–overigens had je het over een ‘vluchtige lezing’ Pom, wat mij geenszins deert, maar kijk nu, ja nu, even vluchtig naar de ‘Y’ en lach bulderend–die adderkuil betreft (het forum van) “Het Vrije Vers”. 

Het is namelijk vrij treurig gesteld met het gebonden vers. Bij mijn weten schiet er géén andere periodiek meer over in het Nederlandstalig gebied die op de propaganda ervan is gericht, sinds het ter ziele gaan van tijdschrift “De Tweede Ronde”. Ik meen dat dit blad een korte doorstart heeft beleefd als “KortVerhaal”, waar die perfide Peter Verstegen in redactie zat en mijn inzending van “De Gevonden Hondendrol” snibbig afwees, begeleid door één enkele, bijzonder onvriendelijke, zin: ‘Uw verhaal is geen verhaal en we hebben geen belangstelling.’

Ik citeer de Dalai Lama: “When it is possible, show kindness. It is always possible.” Den heer–pardon–doctor Verstegen is klaarblijkelijk geen boeddhist. Of gewoon een, zeer belezen & getalenteerde, schoft. Mijn repliek op zijn afwijzing sloot als volgt: ‘Ik zal elders met mijn waar leuren en hoop daarbij van types als u gespeend te blijven’. Dit is mij, helaas, niet gelukt: aangezien het (enige) blad voor gebonden poëzie vlot ter ziele ging en aangezien als enige ehm…gemeenschap voor bewonderaars (en zeloten, zie ook de ‘S’ in dat alfabet, Pom) van gebonden poëzie het door Frits Criens jr. (die onder de schuilnaam Quirien van Haelen schrijft) opgerichte webstekje “Het Vrije Vers” overschoot, besloot ik er mijn licht op te steken. Poenitet, hei mihi!

Ik introduceerde mijzelf met een reeks scabreuze ollekebollekes. Dezelfde, die ik eerder aan Cees van der Pluijm zaliger zond–de goede man stuurde mij een vriendelijke repliek…èn het adres van wijlen Heinz Polzer, wien ik vervolgens dezelfde reeks toestuurde, waarop de laatste mij trakteerde op een briefkaart met gepersonaliseerd ollekebolleke: naast de pentekening die J.K. van mij maakte één van mijn grootste, gekoesterde schatten. Deze reeks werd níet goed ontvangen op dat forum. Hierbij was vooral stuitend op te merken dat enkelen het werkje vanwege een bekrompen of zelfs homofoob karakter (een treffend hyperoniem; alle homofoben zijn bekrompen edoch niet alle bekrompenen homofoob) afwezen, afkeurden, afdeden als bagger. Quod non. Tussen haken en terzijde: Bas Boekelo is niet alleen ‘een mager talent dat toch dik lelijk is’, om mijn eigen sententie maar te citeren, maar ook afgrijselijk homofoob. Nu goed–die bejaarde heeft zijn vet al gehad. Voort moeten we, voort.

Inderdaad stonden er–kleine–grammaticale missers in, in die reeks olbols. De discussie is voor lekkerbekken nog terug te lezen op de poel des verderfs die dat forum is (een foutloze, o mores o hybris, want verbeterde versie is te vinden op mijn eigen webstek). Ironisch genoeg is het Criens sr. geweest die deze krentjes uit de pap viste en mij bewust maakte van de noodzaak tot scherpere zelfkritiek. Waarschijnlijk meende hij dat daarmee de kous af zou zijn en ik mijn kop toe zou houden. In elk geval vond hij, getuige een later bericht, dat “de grote broek die je aantrekt” de drager misstond.

Enter Hanna Pest. Spoiler 1: Hanna Pest is de schuilnaam van Frits Criens sr. Spoiler 2: Inge Boulonois was zich bewust van deze informatie, deed alsof haar neus bloedde, en speelde (na een misser van Criens sr. waardoor zijn alter ego openbaarheid werd) de vermeende troefkaarten van gesmoorde onschuld èn morele superioriteit uit. Een hypocriete heks is het die haar graad in de psychologie misbruikt om zich met ellebogenwerk de Parnassus op te tijgeren. Getuige haar verzoek aan de redactie destijds om mijn hilarische “Gonorroe Song” (ik heb het je toegestuurd, lieve Pom) te verwijderen nog bekrompen ook, haar graad ondanks. Het mens heeft zich inmiddels de redactie van Het Vrije Vers èn van Meander ingewurmd. Genoeg over die kol met vingers en terug naar dat ander insidieus sujet.

Je zult je nog wel herinneren dat ik mij onvriendelijk uitgelaten heb over deze–zo dacht ik toen nog–dame Pest die zich kort na mijn introductie op Het Vrije Vers aanmeldde. Al voelde ik aan mijn theewater dat er *iets* niet klopte aan het mens, ik wist niet wat het was. De idee van een alter ego van Frits Criens sr. is wel door mijn hoofd geschoten, maar net zo snel door mij afgedaan: een volwassen man doet zoiets niet, toch? 

Mis.

Criens sr., nog steeds overtuigd van mijn confectiemaat, en later (gelijke monniken, gelijke kappen, spreekt Stoett wijs) op eender wijs onschuld & morele superioriteit biedend als was hij bezig met een voos bridgespel, heeft in deze gedaante al gedaan wat in zijn bereik lag om mij te treffen, te schofferen, of neer te halen. 

Tweede terzijde: nu de metafoor van het kaartspel toch op tafel ligt (hihi): ook in de argumentatieleer wordt gesproken van ‘zetten’. Gesimplificeerd: zetten doen, gaat om en om. Heeft discussiant één een zet gedaan, dan is het aan de ander. Criens sr. heeft zichzelf middels het personage Pest verzekerd van de mogelijkheid in elke discussie die zich op dat forum voorgedaan heeft, een dubbel aantal ‘zetten’ te doen. 

Nog simpeler gezegd: Frits Criens sr. heeft een vals spel gespeeld. Lekkerbekken & gourmands kunnen zich hiervan verzekeren door de interacties op Het Vrije Vers na te gaan–voorbeelden schieten te over. 

De combinatie van mijn uitgesproken zijn en mijn geprikkeld zijn door de homofobe en ronduit denigrerende houding van Bas Boekelo & het voortdurende steken, steken & steken door de schizoïde karakter(s) van Frits Criens sr. heeft geleid tot mijn verwijdering en blokkering van dat forum door Jaap van den Born, persoonlijk sigaaraansteker van drs. P. Overigens heeft Criens sr., in de gedaante van Pest, nog het lef gehad mijn geestelijke vermogens in twijfel te trekken. De pestlijder.

Enfin. Ik ben er dus weg. Boekelo en Criens sr. zijn gestraft met versjes op Hekelvers, die fijne webstek van Alexis de Roode en de zijnen–de regels hebben jouw website ook gesierd. De schijnheiligheid van Boulonois laten we verder maar voor wat het is–maar weet je? Don’t hate the player, hate the game: ik had meer professionaliteit van hen verwacht.

Professionaliteit zoals diverse academici, werkzaam aan diverse universiteiten, uit diverse vakgebieden (maar allen Bekend met Literatuur of Vertaling) hebben getoond, die mijn schrijven simpelweg geprezen hebben, zonodig begeleid met goed advies. Ik zal hen aanhalen noch benoemen, wat overigens ook geldt voor enkele lieve frequentanten van Het Vrije Vers–ze weten wie zij zijn en de onschuldigen dienen beschermd–die mij behandeld hebben zoals het hoort: met respect, vriendelijkheid en goede raad. Nogmaals: zij weten wie zij zijn, en ik meen hen altijd met gelijk respect behandeld te hebben. Er is gezaaid, er volgde oogst.

Evenzogoed ben ik verworden tot persona non grata, mag ik níet meer meedoen aan discussie aldaar, en heeft de redactie het lef gehad mij volledig uit de annalen der gebonden poëzie van de afgelopen tien jaar te verwijderen, de kwaliteit van het gebodene desondanks. Nu goed, de wijzen hadden tot mijn entrée daar nog nooit van F.L. Bastet gehoord, en in hun privé-Pléiade van het gebonden vers worden auteurs als J.P. Rawie, E. Coenen en O.S. Tromp volkomen genegeerd. Nu, daar wil ik mij best tussen scharen.


Ik blijf, met de meeste hoogachting en succes wensen aan Trojka, de inmiddels nieuw opgerichte periodiek voor het gebonden vers, 


Ditmar Bakker
dichter te Leiden

lees ook:

Share This: