uw webmaster mocht gisteren zijn zoveelste in de zestig verjaardag vieren onder coronaomstandigheden in zijn tuintje – met dochters en jong schoon ander volluk. verrast door de filosofische woorden van max lerou in dichtvorm en ook iets later op die mooie dag wensen op leven en dood van die dekselse texelse eilanddichter – die we kennen onder de naam ROOP. grote dank en zoals de zanger zo mooi weet te zingen – er was ineens nog een tuintje maar nu ook in mijn hart. van harte hoor
hij is weer eens jarig dat moet weer gevierd net als vorig jaar alle jaren daarvoor en de jaren hierna
als oom hans maar niet over politiek begint en dat nicht hetty de wijn laat staan we weten allemaal nog
laten we het daar maar niet meer over hebben de tijd is toch al een zee er valt niet veel te zien maar dat zie je heel ver
zet uw mobieltje uit, kijk niet meer naar de tijd laat uw hond maar thuis opdat hij niet ten grave schijt wij laten hier bewust geen Mieke Telkamp horen dus pak maar op die kist en roep de rest naar voren
er was voldoende dekking voor ‘t huren van een vliegmasjien die met de tekst ‘hij is gestorven’ aan de hemel valt te zien houdt wel uw ogen dicht voor u uw oh’s en ah’s naar boven roept voordat een feestelijk versierde duif u in de ogen poept
hij was mijn Oost, mijn West, mijn Noord en Zuid mijn Geuzenveld, mijn Slotervaart, mijn Buit- enveldert echt een ware Amsterdammer (Zorgvliet ligt bekans in Amstelveen en dat is jammer)
kras de sterren en de volle maan nu beter door gooi een baksteen door de zon of houd je hand ervoor leg een snelweg door het Vondelpark en trek de stop maar uit het IJ als de cake en koffie op zijn kom je toch niet terug bij mij
Tom Zinger
voor Ron
woorden houden zich nog schuil in de nu zo stille straten
ook in de smalle kieren tussen de stenen van het plein kan ik ze niet vinden
een zware schaduw hangt over de stad die het zicht belemmert
ik wacht maar op het zonlicht het is nu nog te vroeg om ze op te sporen
jij kende elke plek ook in het donker
anke labrie (16-05-2020) naar aanleiding van het thema brachten de dichters Frans Terken, Peter Posthumus en Merik van der Torren, Anke labrie en Max Lerou een eresaluut aan Ronald M Offerman – de overleden Amsterdamse dichter – lokale held zoals ook beschreven in het Parool. wij van pomgedichten wensen dichters familie sterkte met het verlies. een waardig eerbetoon – herkenbaar kernachtig beschreven door Peter Posthumus:
‘…jij zei toen je je bundel gaf ‘ nee laat maar zitten we kennen elkaar zo lang’….’
Verder ook – en dank jullie wel – prachtige verstilling, berusting bij Antony Oomen en troostrijke woorden door de dichters bij verlies van dierbaren. Anne van Walraven geeft de doodverklaarde toch nog een min of meer tijdloze plaats – in de wereld van haar gedicht. René Brandhoff laat het aan de stilte, de grijze bloemen en de vogels die niet weten. over hoe weinig nog over is op zo een dag. Rik van Boeckel sluit aan bij de actualiteit en schrijft regels van hoop en leven uit het hart. Bij Elbert klinkt iets van bitterheid door – wellicht over de onmogelijkheden bij een plotseling verlies. Erika de Stercke spreekt over glorie. over de fase van de ontkenning lezen we bij Petra Maria – als ik wakker word ben jij niet gestorven. schrijft ze. Ien Verrips laat haar hart spreken – dat ik je missen zal ontzettend missen zal – in woorden die erin hakken. natuurlijk missen we onze dierbaren – de vaak zo onverteerbare onomkeerbaarheid die de dood op een geliefde legt. zo prachtig en o zo pijnlijk verwoord door de dichter Tom Zinger:
‘kras de sterren en de volle maan nu beter door gooi een baksteen door de zon of houd je hand ervoor leg een snelweg door het Vondelpark en trek de stop maar uit het IJ als de cake en koffie op zijn kom je toch niet terug bij mij’
Tom Zinger
Tom Zinger: trek de stop maar uit het IJ / als de cake en koffie op zijn kom je toch niet terug bij mij
Anke Labrie: Voor Ron
Antony Oomen: rust nu maar vast en welverdiend / ik prevel Kaddisj aan het water als beloofd
Pom Wolff: ik ben een uur gaan zitten met een boekje in mijn hand
Max Lerou: tot de dood zijn stem verheft
Anne van Walraven: al wat overblijft is wat de tijd niet heeft gekend / daar waar jij nog steeds bent
René Brandhoff: Geschreven in witte ruimte / Ik wist niet dat grijze bloemen bestaan
Rik van Boeckel: het graf van pa en ma is nu een bloemenzee voorbij de velden van Lisse
Elbert Gonggrijp: toen je nog ter sprake kwam, toen je nog bestond
Erika de Stercke: Arm in arm over de kasseien onder de glorie van de nacht.
Petra Maria:lééf, lééf, lééf
Frans Terken: de twinkeling in je ogen onbehouwen gedoofd
Peter Posthumus: en wij wisten van Amsterdam van kroegen en cafe’s
Ien Verrips: dat ik je missen zal ontzettend missen zal nu al mis ik je
Merik van der Torren: laten we wandelen, de kade langs en bloeiende seringen
wie wint de enige echte virtuele ….. en mijn trofee geef ik jou mee – trofee op pomgedichten!
Geen goud, geen zilver, geen brons te winnen deze week. woorden, laatste woorden, aan een geliefde, aan uw geliefde, aan mensen die ons voor gingen, woorden aan doden die zo dicht bij ons waren dat, … de niet eens meer en nooit meer nog anderhalve meter woorden – TOM ZINGER en ANTONY OOMEN schreven prachtige woorden van cake en koffie en van een welverdiende rust – in deze – meer dan dit kunnen we toch niet – prachtige woordenrij sluit ik mij vandaag aan – nodig ik u ook uit om aan te sluiten – geen metalen alleen maar eerbetoon deze week op pomgedichten – tot zondag 10 uur 30 deze enige echte virtuele. de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
Mijn benedenbuurman voor wie ik het sonnet schreef Kaddish voor de Violist:
Kaddisj voor de Violist
ik hoor je lach nog schallen op de gracht ik dacht de Keizers of de Heren waar ik jou nooit had verwacht maar jij was het durfde ik te zweren
en ja jij was het zei je later met weer die gulle lach uit duizend jouw jofele lach luidkeelse schater galmend aan ‘t water tussen de huizen
nu brandt mijn kaars op ’t Homomonument voor jou een mensch en goede vriend je ziel is voel ik hier present
je fiedel klinkt nog na maar enkel in mijn hoofd rust nu maar vast en welverdiend ik prevel Kaddisj aan het water als beloofd
Antony Oomen
een zinloos uur
van mij had je mogen blijven dat weet je wel ik ben een uur gaan zitten met een boekje in mijn hand een pen om je te schrijven het was een zinloos uur
er is er een vertrokken en een is blijven staan meer is het niet ik adem nog en jij in mij niet minder dat is het dat ik schrijven kan dat is het dat ik dood
pom wolff
geen pik zo hard als het leven
stervende dichters met het verongelijkte smoel van een verstoten minnaar hij heeft ze al zo vaak gezien
koud en bloedeloos het hoofd onder protest verlaten denken ze nog eronderuit te komen tot de dood zijn stem verheft
eens gegeven blijft gegeven we doen hier niet aan bijna dood
tevreden kijkt hij uit over de akker die hij al zo lang bewerkt en negeert de opstandigen met hun al stomptandige monden
fris en monter gaat de dood dan weer op weg vrienden maken voor het leven
ml
Al wat zich aan de tijd ontleent ieder dat zich aan de aarde geeft zal gaan wanneer het aan het blote oog ontneemt wat rest is het weten zonder het hoofd en blijft daar ongedood dus ga maar zachtjes rust maar in de tijd al wat rest is liefde niet anders dan vroeger niet minder dan morgen verban de verlangens naar minder en vaker en zie dat de cijfers van eerder en later langzaam vergaan in de rest van het bestaan al wat overblijft is wat de tijd niet heeft gekend daar waar jij nog steeds bent
Anne van Walraven
Zonder stem
Een dag is voorbij Er ligt geen namenlijst Slechts een plakje crematiecake Op een glazen schaaltje
Er hangt een geur van oude koffie Meer is er niet Zelfs geen dichter met aangepaste regels Geschreven in witte ruimte
Ik wist niet dat grijze bloemen bestaan De vogels zingen Weten zij veel
René Brandhoff
Ode aan het leven
Waarom wij hier zomaar zijn niemand die het weet niemand die haar en hem vergeet vertrokken naar niemandsland verdwenen in het labyrint van de tijd vastgezogen in het nu verzwolgen door de onwerkelijkheid van de dood ze heten Ronald Bas en Koos ze leefden voor de muziek de poëzie voor en achter de bar andere namen mogen als geen ander
het graf van pa en ma is nu een bloemenzee voorbij de velden van Lisse toch laat je niet dissen leef het leven dat je door pa en ma is gegeven speel de snaren van ‘t hart ontwijk een ieder die je tart op meer dan de beruchte anderhalve meter zij zijn het niet waard laat ze gaan leef voor jezelf in solidariteit met elk ander jouw waarde vertrouwt de wereld van deze gasten
laat culturen mixen op het ritme van deze tijd laat de bossen met rust laat de natuur bloeien laat dit leven voortdurend leven ons door het universum gegeven.
Rik van Boeckel 15 mei 2020
NADIEN
Toen ik terugging had ik je al vergeten, toen je nog leefde behoefde je nog geen krans. Ik had je nog even zo graag, maar je weerstond niet de verleiding van leegte.
Het graf was gedolven, de rozen verlegd, de excuses verdwenen naar later. Toen je nog een mens was, toen je nog ter sprake kwam, toen je nog bestond, er vele vragen rezen –
Elbert Gonggrijp, Egmond aan den Hoef, vrijdag 15 mei 2020
Glorie
Je wordt kwaad wanneer de sleutel in het slot komt vast te zitten. Vloeken helpt niet.
Ik kijk op afstand, denk aan straks hoe ergernis moet wegebben met zachte woorden.
Irriterend het interval van de lamp het dempt jouw handigheid. Op onze voorhoofden zweet de wijn.
Zo dichtbij, nu mijlen ver van wat we willen, door het roestige van de spelbreker.
Mijn afscheid knakt in niet meer omkijken. Door de gang rolt een lachbui, ze haalt me in.
Arm in arm over de kasseien onder de glorie van de nacht.
Erika De Stercke
hoe schrijf je de dood
de woorden zijn dragend in mijn hoofd zo sereen in een kille ruimte
het liefst zou ik mijn hoofd verbergen in de rokken van moeder
als ik wakker word ben jij niet gestorven schreeuwt de dood met zijn wijsvinger
lééf, lééf, lééf
petra maria
RMO II
Voor jou een museum oprichten een beste gedenkplaats in openlucht met op iedere hoek een bruine kroeg dat moeten we bouwen van deze stad
de stoepen plaveien met naamborden van straten en pleinen waar je te voet ging het park dat je op zwerftochten doorkruiste elke tegel getekend als een markante plek
vrienden bekenden die je voorbij elke hoek ontmoette en hoe groot ook de stad je was er zonder zoeken zeker van je weg
het gemak waarmee je een praatje maakte dat het veel mensen zijn teveel voor een groot schilderij noem het een Nachtwacht met jou als burgemeester stevig voorop
of een galerij met foto’s van mooie vrouwen waar je in voorbijgaan even verliefd op was daarin uitvergroot wie dan de ware werd
wie je verleidde met wat je wist te schrijven het gesproken woord een gezongen akkoord dichter en barman met een eigen toon
dat het nu meer dan bar is een vuile kutzooi hoe dat jou op het hele lijf geschreven stond de twinkeling in je ogen onbehouwen gedoofd
Jij die voorde bar jouw Amsterdam en mijn gemis verwoordde
jij zei toen je je bundel gaf ‘ nee laat maar zitten we kennen elkaar zo lang’
en wij wisten van Amsterdam van kroegen en cafe’s van het Amsterdams Tekort so long, so long het is te kort
Peter Posthumus
toen de dood op het raam tikte liep je naar de deur om open te doen maar jouw einde had geen haast de dood kent niet de tijd zoals wij die sprakeloos zijn doorgekomen moe ben ik van het wachten op je vertrek hondsmoe lam als slappe sla ben ik
droeve woorden zal ik spreken van onze liefde jouw bijzonderheid jouw slimheid zal ik roemen en hoe je drinken kon zoals jij drinken kon dat ik je missen zal ontzettend missen zal nu al mis ik je je naam zal ik blijven noemen van ons zwijgen zal ik zwijgen
IV mei 2020 Ien Verrips
Deze lente
Vegetarisch en mediterraan eetcafé Traffic, trefpunt van menige uitbundige buurtborrels met hemelse linzensoep,
Boekhandel Schimmelpennink, toevluchtsoord voor ontheemden, dagjesmensen en avonturiers,
sloten hun deuren
en dichter en Eijldersbarman Ron Offerman hield er ook al mee op.
Kom Betty, het stormt en regent niet, laten we wandelen, de kade langs en bloeiende seringen
De opkomende zon schijnt me in de rug. De molen langs de Rotte tekent zich scherp af tegen het laatste restje nacht. Het gras is net niet nat meer. De aarde van het platgetreden jaagpaadje is droog met hier en daar een barst. Ik heb een goede cadans in mijn lopen en de meeste kilometers zitten er al weer op en dit is het fijnste stukje, zo langs het water door het groen. In de verte zie ik beneden op het fietspad een jonge vrouw aankomen rijden. Blond, met vormen die tot hun recht komen in haar spandex fietspakje. Kont naar achter, holle rug. ‘Perfect ! Lekkere fitgirl!’, is mijn eerste indruk. Te jong en te overbodig voor mij uiteraard. Ze zoeft me beneden op het fietspad voorbij. Ik zie dat ze eyeliner rond haar ogen heeft. Dat had dus niet gehoeven. Ik stel me haar vluchtige gezicht voor zonder eyeliner en ze wordt weer mooi.
Er is altijd wel iets dat maakt dat de realiteit nooit een fantasie blijft. Bij haar was het de eyeliner. Wat je je voorstelt als een bh uit gaat. De vorm van een borst, de kleur van een tepel. Wat een tastbaar persoon kan veranderen van een fantasie in een andere realiteit. En wat er dan nog overeind blijft. Of hoe het dan is om met die andere echtheid om te gaan. Kan dat dan nog wel? Ooit had ik een vriendinnetje, waar ik tijdens het vrijen het liefst mijn ogen bij dicht hield. Wat mijn handen voelden, vertaalde zich in mijn hoofd tot schoonheid. Die verdween als ik mijn ogen opendeed. Dat deed me veel verdriet. Ik wilde dit ook niet begrijpen. En zag haar het liefst op de tast. Maar dat hield niet. Je went aan je eigen beeld in de spiegel, omdat er weinig anders is daar. Voor jezelf gaat dat misschien nog wel. Stel je eens voorzichtig voor hoe dat voor die ander moet zijn.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees ook de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
De straat die versperd leek door een man is nu leeg. Ik kan door, mijn perspectieven in duiken, groene paradijzen en steenwoestijnen met aan het eind van een lange weg de roos voor jou.
Merik van der Torren Hoi Pom, het overlijden van Ron Offerman raakte me zo, dat ik een kort tekstje dienaangaande geschreven heb. Ik weet niet wat je zal besluiten, alleen dit tekstje of dit samen met het gedicht “nagekomen brief”, dat ik je vanochtend stuurde, ik vind beide dingen ok. groet, Merik
Ron M. Offerman
Hé, die dichter van wie je laatst een bundel kocht voor zeven euro vijftig, is die dood ?
Nee, ik bedoel die barman van Eijlders altijd met wit overhemd en een stropdas, “ een vuile kutzooi dat is het “, “ ze kunnen Mokum effe sluiten.”
wij van pomgedichten punt nl – herhalen een item over dood en verderf uit 2015 hieronder:
gedichten – over dood en verderf in 010, 020 en parijs. jos zuijderwijk: aan het woord kom je niet! niemand! – ronald m offerman: een vuile kutzooi, dat is het – tom zinger: als de cake en koffie op zijn …. Gepost op 2015/1/10 5:50:00 (627 keer gelezen)
(…) En ze nemen nog een biertje, en nog eentje dan Ze zeggen tegen elkaar Goh ‘t is alweer lang geleden dat hij gestorven is En dan gaan ze weer over tot de orde van de dag. Een vuile kutzooi, dat is het
Ronald M. Offerman
Een rare week met een amsterdammer in 010 – barman ronald offerman eijlders leidseplein in de witte de withstraat van 010 bij tineke. Je verzint het niet. maar goed is goed in 010 en in 020. Een groot goed. Een heel groot goed. Het vrije woord. Het woord ook van de dichter. Een rare week – met dood en waar de dood is is altijd ook verderf. Het leven. Geen week voor een wedstrijdje. De dood die jos zuijderwijk overkwam, maandag het afscheid op Zorgvlied. Tom Zinger schreef over zorgvlied zijn blues:
Begrafenisblues
zet uw mobieltje uit, kijk niet meer naar de tijd laat uw hond maar thuis opdat hij niet ten grave schijt wij laten hier bewust geen Mieke Telkamp horen dus pak maar op die kist en roep de rest naar voren
er was voldoende dekking voor ‘t huren van een vliegmasjien die met de tekst ‘hij is gestorven’ aan de hemel valt te zien houdt wel uw ogen dicht voor u uw oh’s en ah’s naar boven roept voordat een feestelijk versierde duif u in de ogen poept
hij was mijn Oost, mijn West, mijn Noord en Zuid mijn Geuzenveld, mijn Slotervaart, mijn Buit- enveldert echt een ware Amsterdammer (Zorgvliet ligt bekans in Amstelveen en dat is jammer)
kras de sterren en de volle maan nu beter door gooi een baksteen door de zon of houd je hand ervoor leg een snelweg door het Vondelpark en trek de stop maar uit het IJ als de cake en koffie op zijn kom je toch niet terug bij mij
Tom Zinger
Een rare week met net teveel dood voor een mens. In parijs en omstreken stierven we in 010 en 020 mee. Met Charlie. Aan het woord kom je niet. niemand! Jos stond ook voor het woord. Altijd in voor het woord. Dat wil ik wel nog even voor hem gezegd hebben. Om dan de harde, onuitstaanbare waarheid onder ogen te moeten zien:
‘kras de sterren en de volle maan nu beter door gooi een baksteen door de zon of houd je hand ervoor leg een snelweg door het Vondelpark en trek de stop maar uit het IJ als de cake en koffie op zijn kom je toch niet terug bij mij’
Dag Jos.
Ik zal het nog niet zeggen Het schrijven durf ik niet Ik loop over straat Met gevoelens van verlies Zelfs mijn stad kan me niet behagen De mensen doen me niets Maar ik zal het nog niet zeggen En het schrijven durf ik niet.
Ik heb een wandeling gemaakt Ik ben gaan lopen in de nacht Me verlustigend met volle teugen Aan andermans nachtrust
’t Was stil in Amsterdam De stad lag wagenwijd open Uren te gaan langs grachten Door straten en stegen over pleinen Niemand kwam ik er tegen
Een enkele klank dwarrelde uit de huizen Het water van de gracht leek gerezen De hemel boven mij een stuk gezakt De straten schenen mij uitgestrekter toe Nauwer daarentegen de stegen
Niets was meer wat het was Of hoe het ons had toegeschenen Toen alles nog normaal leek Alles wat wij toen normaal vonden
Stap voor stap klonken ritmisch op mijn pad Slepend zwoegend voeten en longen Zuchtend adem halend voor de hele stad Mijmerde ik op de maat mijner schreden Wat als er geen grenzen waren Tussen landen tussen mensen of steden Dat je gewoon overal naar binnen kon Binnen of buiten waar alom wordt gezongen
Kom ik wandelend door de nachtelijke stad Ook in dromen voor vroeg ik me af Iemand die mij in zijn diepe slaap In het voorbijgaan herkent Iemand die snurkend mijn naam kreunt
Wat als ik brutaal eens aanbelde Gewoon een koetjes en kalfjes praatje maken Aan de eerste de beste deur aankloppen Waar ik nog licht zie of geluid hoor Een enkeling blijft altijd als laatste op Iemand bijvoorbeeld die rookt in ‘t holst van de nacht
Hallo ik kom vragen hoe het met je gaat Ken je me nog hou je het nog een beetje uit? In alle ernst hoe gek het ook klinkt ik voel je
Luister: daar speelt iemand piano ‘An die ferne Geliebte’ Zo onoverbrugbaar onze afstand Ach lieve wat was je ver Zeker ik herinner me je nog van vroeger
Jongeling in ’t open raam aan de overkant Binnen in het benedenhuis het licht gedoofd Een techno-bas klinkt zacht naar de straat Ontdaan staart hij mistroostig in de nacht
Ik heb hem wel willen benaderen maar Wil niemand ontrieven met mijn troost Durf eigenlijk ook nooit goed te kijken ‘k Zoek geen ontmoeting of ontroering
Ik hunker niet jouw stille verdriet Legt zulke broze bekoring bloot En bovendien je ziet mij toch niet Verdwaalde zwijgend in de nacht