Bestaat er zoiets als een typisch mannelijke of typisch vrouwelijke literatuur? En lezen mannen voornamelijk boeken van mannelijke auteurs en vrouwen van vrouwelijke? De Volkskrant meende hieraan een heel katern te moeten wijden. Aaf Brandt Corstius gaf ruiterlijk toe vooral boeken van vrouwelijke auteurs te lezen, een enkele Oek de Jong daargelaten, maar Maarten ’t Hart bekende in z’n jeugd de boeken van Cissy van Marxveldt te hebben verslonden omdat hij in de kleine christelijke bieb van Maassluis al snel door de mannelijke auteurs heen was. En ja, vrouwen houden vooral van waargebeurde en psychologische egodocumenten, aldus Aaf, en het zijn overwegend vrouwen die zulke boeken schrijven.
Mijn tip aan de mannelijke lezers (als u mij al leest, ondanks dat ik een vrouw ben) luidt dan ook: voordat u weer eens uw beklag doet over de vrouw, dat ze grillig en ondoorgrondelijk is en u niets van haar begrijpt, lees toch vooral deze vrouwenboeken, bij voorkeur de boeken die druipen van de meisjesellende en u snapt in één klap wat de vrouw beweegt. Zo heeft columniste veel over de man geleerd van stoere schrijvers als Hemingway, Henry Miller, LF Céline, Philippe Djian en Max Frisch.
Overigens heb ik ooit meegedaan aan een experiment, toen we bij diverse gedichten en prozastukjes moesten raden of ze door een man of door een vrouw waren geschreven en de hele klas zat er grotendeels naast, kan ik u vertellen. Maar dat in de normale wereld vrouwen vrouwen lezen en mannen mannen wekt geen verbazing, zoals homo’s homo’s lezen en zwarten zwarten. Opmerkelijker vond ik de boekenkeuze van de aan het katern meewerkende auteurs. Die was sterk angelsaksisch georiënteerd, ABC ging er zelfs prat op alleen maar boeken in het Engels te lezen omdat ze van de engelse humor houdt.
Nou leest mijn lief ook voornamelijk Engels, maar hij leest het liefst SF en Phantasy en dat is hoofdzakelijk in het Engels voorhanden. Bovendien schijnt Terry Pratchett in nederlandse vertaling niet te pruimen te zijn omdat – inderdaad – de specifieke humor verloren gaat. Pieter Waterdrinker noemt nog een paar Russen en zowaar een Duitser, Joseph Roth. Dit is wel een opmerkelijke blikvernauwing en verschraling van de literatuur. (Overigens kende ik in het het rijtje angelsaksische schrijfsters, die ABC oplepelde, er geeneen.)
Duits, de taal van de grote Dichter und Denker, wordt niet eens meer gelezen. Maar ook de franse, spaanse en italiaanse literatuur heeft grote namen voortgebracht. De laatste decennia wordt er – naar verluidt – ook nog wel eens een enkele Scandinavieër ter hand genomen.
Sinds ik Servokroatisch leer, lees ik met enige regelmaat joegoslavische schrijvers en dichters. (Dichters meer, want met gedichten ben je sneller klaar.) Als je een taal leert, moet je je ook verdiepen in cultuur en literatuur, vind ik. Dit afgelopen weekend was ik bij een duitse Lesebühne in Perdu en raakte na afloop in gesprek met de schrijver Harald Gröhler uit Berlijn over de groten uit de duitse literatuur. Waar kan dat tegenwoordig nog? Zo wist hij te vertellen dat Christian Delius nog een aantal jaar in Utrecht heeft gewoond.
Toen ik zei dat mijn pseudoniem op de duitse Bühne Frau Hai (zo werd ik in Freiburg op kantoor genoemd, want Heij is voor de Duitsers lastig uit te spreken) luidt, knikte Harald bedachtzaam en sprak: Dat is een hele goede naam. De grootste namen uit de duitse literatuur zijn einsilbig – Böll, Grass, Mann, Frisch. Namen die u waarschijnlijk niets meer zeggen, lieve lezer, want u leest geen Duits. Veel te moeilijk, hoor ik u al verzuchten, hoewel het – veel meer dan Engels – op het Nederlands lijkt en tijdens het lezen hoeft u ook geen naamvallen te gebruiken. En anders leest u maar een vertaling, ik lever u die graag aan. En u kunt ook niet meer met droge ogen beweren dat de Duitsers geen humor hebben. Harald Gröhler las bij de Lesebühne een dolhilarische scène in een kaplsalon voor waarmee hij het hele publiek, Duitsers en Nederlanders, plat kreeg.
fernweh is ver genoeg
we reizen op de ouderwetse manier als vogels wiekend op de lucht we willen ons duurzaam verplaatsen
en alstublieft niet te verheven, meneer de grens is ver genoeg hinkstapspringend over gesteven lijnen
een dagje uit met een peertje in de nok de boulevard leidt de horizon in zo zie ik de zon in het glas zakken
het onweer is over rijnaken getrokken dagjesmussen strijken neer in de goot we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen de verte is nooit bereikt, dromen liggen op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden dan tot dat ene station met lekkend dak de laatste halte tot verzengend azuurblauw
Opeens, zo merkte ik, hoewel verstrooid en met mijn gedachten meestal ergens anders dan ter plekke, opeens zegt iedereen: Ik besef mij. Als in: Ik besef mij dat Zwarte Piet zwart is. Ik besef mij dat Mohammed weinig gevoel voor humor heeft. Ik besef mij dat menige vorst een verzameling bastaarden heeft.
Hoe gaan die dingen? Iemand maakt een taalfout en gelijk neemt iedereen het over? Hetgeen lijkt te getuigen van een verregaande mate van roedelgedrag. Zoals de hausse aan festivals en evenementen dezer dagen. En maar hossen met zijn duizenden tegelijk. En maar taalfouten maken met zijn tienduizenden tegelijk. Ik besef mij, ik bedacht mij, elk werkwoord blijkt opeens wederkerig te zijn. Hoezo het tijdperk van het individualisme? Roedelgedrag! Wel eens geprobeerd het centrum van Amsterdam te bezoeken in de zomermaanden? Voor je het weet loop je in een woedekoliek trossen homoseksuele medemensen in roze gazen tutuutjes weg te meppen of Britse vrijgezellen in konijnkostuum, tot je enkels in de lege blikjes en plassen kots. Of loop je in andersoortig feestgedruis de meest ernstige vorm van tinnitus op omdat je de deur uitging zonder je Kruidvat-herriestoppertjes.
De meest curieuze uiting van dit roedelgedrag is wel De Museumnacht. Noem me gek maar ik dacht altijd dat het zaak was een museum te bezoeken op momenten dat het er rustig is. Omdat het doel van het bezoek is ongestoord met je neus bovenop het te bewonderen kunstwerk te staan of desnoods vier stappen achteruit te zetten voor wat afstandelijke beschouwing zonder gelijk twaalf andere kunstliefhebbers ondersteboven te lopen. Fout. Men bezoekt eens per jaar het museum om ook aldaar met zijn honderden tegelijk te hossen. En de directie maar vurig hopen dat zijn museum vol zal lopen met de feestgeneratie. Kennelijk helemaal vergeten dat de beatmis de kerken er ook niet bovenop geholpen hebben.
Roedelig is ook het multifunctionele gebruik van de goed Nederlandse kreet ‘OK’. Vroeger vooral in gebruik als bevestiging van een afspraak. Tegenwoordig in trek als antwoord op alles waarop men geen antwoord heeft. ‘Mijn moeder is overleden’. ‘OK’. ‘Mijn hond heeft mijn kat opgevreten’. ‘OK’. ‘Ik schrijf poëzie omdat je dan met weinig woorden toe kan en lekker snel klaar bent’. ‘OK’. Hier telt vooral, als in het Chinees, de intonatie. Bij het multifunctionele OK dient de stem omhoog te gaan en iets te blijven hangen. En ziet, op zulk een eenvoudige wijze getroost ploetert de gesprekspartner voort op zijn onbegaanbaar pad.
Wij zijn in het gelukkige bezit van een levende taal, zo verzekert iedereen die ervoor doorgeleerd heeft mij. En levende talen zijn in voortdurende verandering. Is het niet door foutief gebruik dan wel door de muggenzifterij van taalregenten. Die bepalen dat wij arme sloebers, al jaren gewend aan de pannekoek, ineens pannenkoek moeten schrijven. En waarde lezer, u wilt niet weten hoe lang het spellingprogramma van mijn computer erover heeft gedaan te accepteren dat ik echt pannekoek bedoel. Maar ik besef mij dat wij ons dienen aan te passen. Aan alles dat leeft, inclusief de feestgeneratie. En dus ook aan de levende taal. OK.
als we dan toch aan het goud en zilver en het brons moeten – komt goed uit – drie gedichten springen er vandaag uit. de mond van niet vergeten van frans terken en het leven als een bruistablet opgelost in liefde – beelden van frans die de hele week meegaan. het levenslustige gedicht van rené hillenaar en de verstilde natuurromantiek van jako. dat is mijn keuze. alle dichters dank je wel voor insturen. maar het goud voor frans, zilver voor jako en het brons voor rené. van harte gefeliciteerd. en ja heb het leven lief. dichters aller landen!
Kind aan huis
Deze stad past als een maatpak zeg je als je de glazen schuift jij kind aan huis in elke kroeg
diep in de nacht nog zuig je het vertier op als zand op de vloer ruimhartig glijdt het vocht over tafel
zo ging je ook om met geluk niet vragen hoe en waar het te vinden maar doen wat van pas kwam
het schuim van de verzen happen als het naar de rand van het glas kruipt met je vingers tikkend op het tafelblad
in de spiegel zie je een hand op de borst de hand die bij lamplicht woorden weegt een mond gekust van niet vergeten
van het nachtbed dat onverwarmd wachtte op in elkaar verdrinken leven als een bruistablet in liefde opgelost
–> ‘doen wat van pas kwam’ _ (geen zoektocht naar het hoe!) een pragmatisch advies van de dichter Frans Terken bij het zo LUDIQUE aangedragen thema – heb het leven lief. we lezen een universeel slot in dit levensgedicht. wees maar niet bang zingt ludique – frans schrijft over ‘een mond gekust van niet vergeten’ – mooi – het leven als een bruistablet en dan in liefde opgelost. prachtig beeld. ja zo moet het leven. zijn. zo moet het zijn. het zijn zijn.
Frans Terken – zo ging je ook om met geluk niet vragen hoe
Petra Maria – wanneer je loopt dan wuiven bomen
Ditmar Bakker – Toch kreeg ik wat wijsheid mee, van lieverlee..
René Hillenaar – nu of nooit de brand erin de duivel mag me halen…
Cartouche – het gaat nooit over
Jako Fennek we strekken onze armen naar de wangen van de liefde
Magda Haan in tranen
wie wint de enige echte virtuele – heb het leven lief – trofee op pomgedichten?
deze week gaan we er optimistisch tegenaan lieve dichters. heb het leven lief – zo prachtig vertolkt door LUDIQUE (vrijdagavond bewonderd in Delft – Rietveldtheater in hun nieuwe show APROPOS live gezongen) – dit weekend als inspiratiebron. dat we de dichters mogen lezen over het leven lief te hebben – en dat we ook mogen lezen in poëzie hoe het leven lief te hebben. en doe het maar helemaal over de top – of haal het uit uwe tenen – dat we het leven mogen vieren, uitschreeuwen dat we leven en zolang we leven. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp tenzij noodzaak – 20 regel s is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd. juryvoorzitter Jeanine Hoedemakers is deze week om goede redenen verhinderd – zij bezoekt: All Women – Theaterconcert t.g.v. Bevrijding ‘s-Hertogenbosch Zondag 20 oktober – Muzikale voorstelling “Pontypridd 1944” door All Women t.g.v. 75 jaar Bevrijding ‘s-Hertogenbosch van 10.30-11.30 uur
ach soms komt het zo dicht bij elkaar dat je wel moet schrijven: bij het uitkomen van het verzameld werk van menno wigman en het zo prachtig door LUDIQUE vertolkte lied – heb het leven lief.
menno
laten we het nog één keer uitpakken en bewonderen én laten
waar we zo goed in waren (geworden) een leven over deden het verbergen achter onze veilige schaduw de held uit hangen laten we het laten
wat zo makkelijk is dat je eraan voorbij gaat ging – met jachten en jagen met hollen en vliegen in hoeveel gedichten stond het niet beschreven
in hoeveel ongelezen gedichten wél dat je eerst bijna moet sterven om het lief te zien
pom wolff
Je weet het al
ik hou van jou ik hou echt heel erg veel van jou mijn handen tasten je schouders en het kuiltje van een ochtendlach
er was nooit een grijs zo grijs en diep als in jouw zeeën je stem is goud de woorden dansen gretig in een zacht balans
en als je boos wordt of de eenzaamheid je tart beweeg ik hemel hemel hel en aarde geluk gelukkig zul je zijn kom op nou toch
wanneer je loopt dan wuiven bomen grashalmen buigen als je stopt en staart de horizon trilt en alles alles staat heel even stil
alsof het leven wacht alsof het leven lacht heel zacht op een teken van jou van jou waar ik zoveel van hou
Petra Maria.
–> het – heb het leven lief – brengt petra-maria terug tot twee – ach het is altijd (nouja meestal) van twee – het geluk – het leven – het opgaan – het grote herhaalde IK HOU VAN JOU – petra schuwt het niet om het uit te roepen – zonder dat geen leven lijkt de boodschap. de handen, de stem, dansend, een trillende horizon, wuivende bomen – alles alles zet petra in. en er is veel meer natuurlijk – het gedicht kent een einde – de liefde die petra hier heeft uitgeschreven zeer zeker niet. dat valt te lezen.
De Korrel
Mijn scholing was naar God—gereformeerd,
al werd mijn vader vurig atheïst
die kerk & bijbel verder heeft geweerd
daar hij wèl van Het Grote Liegen wist.
We bleven overnachten bij de nonnen
als middelbareschoolklas—niet benieuwd
naar exegese: jong en onbezonnen.
Als huiswerk diende één geïnterviewd,
dus legde ik mij toe om al ’t bedrog
—die vrouw van Kaïn, daar begon het mee—
in één gesprekje uit te bannen. Toch
kreeg ik wat wijsheid mee, van lieverlee:
Ze sloeg vulgaire vragen in de wind
en zuchtte, zei “Je bouwt op zand, mijn kind.” [D.B.]
-x-
–> Ditmar in een nonnenklooster, weer eens wat anders. of de goede raad van de hoofdzuster borg stond voor een lief leven – het finale oordeel schorten we nog even op. ik zeg een grappig technisch verzorgd dingetje met welke ditmar ons verrast op deze gewijde zondagochtend, met een onverwachte wending. toch ergens zal ditmar de nonnenliefde en de lust op elkaar toen niet zijn ontgaan bij zijn bezoekje aan het lesbisch paradijs dat elk nonnenklooster toch is geweest (en voor zover ze nog bestaan noch immer is.) dat ze daarbij ook nog lustig kindjes opofferden is een ander thema. heb het leven lief kent/kende vele toonaarden.
Lust for life
het grote bruisen begint ik lik mijn wonden met losse handen en zie wel waar het klopt
ik sterf dit leven in de kiem trek de tering uit de dag en zaai mijn zaad waar ik wil oogsten
het heeft te lang geregend mijn hart loopt over in een smeulend vuur dat zich niet doven laat
nu of nooit de brand erin de duivel mag me halen als ik weer een dag geen vonken schijt
laat me levensgeil mijn dagen slijten en mijn reet afvegen aan de spijt!
–> ha wat leuk dat René heeft ingestuurd. ook hier lezen we een bruisend begin. de bruistabletten doen het goed deze week. rené presenteert een nieuw begin – ik wil nieuw worden – schreef gorter ooit – in die traditie dienen we hier te lezen – zonder spijt en zonder verleden – het nieuwe, het nieuwe leven aanvaarden – op een zeer aardse wijze aanvaardt de dichter hier de nieuwe weg – de lust for life – goed getroffen – het spat eraf – de woorden vol energie en geladen. mooi!
Zwart-witfoto
Honderd jaren lijden eeuwen eenzaamheid been- en hoofdwonden ‘Vechten is de grootste vreugde te beleven met je broek aan’ Stormlopen in plaats van in stelling gaan’ een leven lang Het gaat nooit over hongerzucht en oorlog, een oorveeg voor alle zonden
20-10-2019 GV/Cartouche
–> of onze Cartouche het thema heeft begrepen – heb het leven lief – ik weet het niet. hij plaatst een zwart wit foto tegenover het zo gloedvolle en inspirerende thema. een dominee in de bocht lezen we. dit is er ook nog mensen – het leven is niet alleen een mooi plaatje. er is ook rampspoed, oorlog en verderf – houdt deze dichter ons voor. maar we willen nou net een weekje roze, liefde, lust, mooi&lief, beste Cartouche. we willen een keer niet de donkere holen in van zwart/wit. stuur je foto naar de wereldleiders, leg je foto in geschiedenisboeken – maar geef ons deze week hoopvolle woorden van de liefde van het leven en de lust.
licht
tot we bemerken dat de uitgestrekte tijd vermoeid zijn lijf kromt ons gestaag naar de verdommenis duwt
we weren dan het kwaad knijpen de keel van ‘t boze dicht openen de luiken, opdat licht naar binnen dringt
we horen in de ochtenduren hoe buiten de merel te keer gaat bewonderen het opgaan van de zon wandelen door morgendauw strekken onze armen naar de wangen van de liefde
we plukken de laatste roos van ‘t jaar vlekkeloos tussen verwelkt rooskleurig en geurig zoals we het leven zien
jako fennek
–> een fijn diep en diep romantisch gedicht met veel ‘Naturempfinden’. en zo hoort het ook als de uiteenspattende gloed met de jaren langzaam is uitgedoofd. dan dicht de dichter toch nog over de wangen van de liefde – maakt de dichter de liefde van twee in wezen groter en breidt de dichter de liefde uit tot alle wangen die de liefde in zich dragen en je toelachen. bij binnendringend licht, een leonard cohen accent. jako plaatst daarnaast heel geraffineerd kleine charmante en hartverwarmende accenten zoals het een dichter betaamt: de laatste roos, een opgaande zon, een kwiek vogeltje.
buiten de lijnen
ogen spreken verlangen liefde waar geen woord voor is we spelen buiten de lijnen harten breken en tranen vloeien
balanceren op schaarse momenten in zwijgende geheimen het kaarslicht is gedoofd
spoelen ons af en drijven weg het stille weten van…
het stille weten van… spoelen ons af en drijven weg
het kaarslicht is gedoofd in zwijgende geheimen balanceren op schaarse momenten
harten breken en tranen vloeien we spelen buiten de lijnen liefde waar geen woord voor is ogen spreken verlangen
een beetje voorzichtig recenseren moet ik wel bij dit gedicht. bij deze dichteres, nieuw op de pom. de dichtregels herhaald van boven naar beneden en van beneden naar boven. zo wordt de tekst een spel van woorden en regels. maar is het poëzie? nee dat is het nog niet. poëzie is er niet voor om alles en alle gevoelens direct te benoemen. dit ‘gedicht’ is een wil melkertje. voor de kenners. magda moet leren het onbenoembare in woorden van poëzie te leggen. dit is meer een tekst voor een hulpverlener. heeft ie veel werk aan aan zoveel emoties. conclusie: magda plaatst inderdaad deze tekst buiten de lijnen van de poëzie.
Met wie spreek ik eigenlijk als ik met jou praat? Met jou of met je tumor? Is dat humor? Je gezicht vervormd door de medicijnen en je mooie haar weg door de chemo en daarbij, die rare stand van je hand en je been kan nergens meer heen, als we je niet helpen.
In niets herken ik de stoere lieve man, de zeeman, die mij in mijn ogen keek en mij en mijn in vrolijkheid verpakte leed begreep. En toch klink je nog als hem en zijn je platitudes en twinkelgrapjes nog dezelfde. Alleen dat lijf is niet meer stoer en sterk, zoals het was, op de dansvloer van de Helmers en het café aan de Maas in Maastricht, waar we salsa dansten tot onze voeten en onze zielen bloter dan bloot aan flarden hingen.
Zo genazen we samen van oud zeer & ander leed. Jij vond een lieve vrouw en ik een paar jaar later een lieve man. Maar de inmiddels vrolijke vriendschap bleef en kwam steeds weer sprankelend tot leven op elk feest waar we samen zijn geweest. De wijn vloeide altijd rijkelijk en de taal kwam tot leven tot diep in de nacht. Ik had niet verwacht dat je vóór mij zou gaan hemelen, ook al geloof je daar niet in. Die hemel is van het geloof waar je vanaf viel als misdienaar. En je gevoel wil wel een hemel, maar je verstand zegt ondanks de tumor in je brein, dat er geen hemel is.
Ik sprak met je tumor over reïncarnatie en daar fleurde je van op. Wijnboer wil je dan wel worden, maar wel dicht bij zee. Een zee met stormen en prachtige luchten, dat wil je nog graag zien. Of als je als vliegende olifant terug mag keren kun je overal snel naar toe en ben je sterk genoeg om ook wijn mee te nemen. Zo vullen wij een laatste mooie middag, met dromen over wat zou je zou kunnen zijn. En ik maakte nog een laatste keer zuurvlees voor jou, een krachtig en lekker oud Limburgs recept, waar je van had liggen dromen. En die droom was makkelijk te verwezenlijken, ook al roerde ik mijn tranen er doorheen. Ach lieve zeeman, de wijn smaakt je nog, de humor maakt het leven van nu wat dragelijker, maar de tumor neemt je steeds meer in beslag.
En ik weet dat er gauw een dag zal zijn, dat je verdwenen zult zijn. Ik haat die dag. Nu al.
De wondere wereld van St.Peter laat de balalaika klinken aan de Neva
de schaduw van Dostojevski volgt de stappen over de Nevsky Prospect naar de klassieke impressies van de Hermitage naar lijnen van Picasso tropische kleuren van Gauguin om te verdwalen in schilderingen van Rembrandt Van Gogh Matisse Kandinsky Lipchitz beeld van Kennedy
de bruggen ruggen van de wind zingen over tonnen van gewicht in zuilen van de kathedraal van Isaac tot gele kleuren in heldere bladeren de geschiedenis van de stad lezen van Peter’s grote geboorte in Lenin’s vroegtijdige dood iconen van de Russische ziel
de balalaika speelt de melodie van de opstanding van Tolstoi van de historie achter de gevels weerspiegeling van de Neva rivier.
Het was druk in de Albert Heijn op Eudokiaplein. Haastig liepen mijn dochter en ik door het mierennest. Ineens, in mijn ooghoek zag ik ze. Toch even twee keer kijken. Hoe zag ze eruit. Wederom precies als vroeger. Hoge zwarte Dr Martens laarzen tot de knie. Leatherlook legging daaronder. Zwarte pony met lang zwart haar. Ze had alles om een lekker wijf te zijn. Toen ik langs haar liep keek ik naar haar gezicht en profiel. Haar lippen had ze op laten spuiten, voor een jeugdige eendjesuitstraling. Ook al zoiets waar ik heet op loop.
Maar warm werd ik niet van haar. De eerste keer dat ik haar zag, was bijna vijfentwintig jaar geleden. Ik woonde op de Teilingerstraat. Zij woonde daar ook in de buurt, want vaak zag ik ze lopen, als ik door mijn raam naar beneden keek. Ze had toen ook al alle kenmerken die een vrouw voor mij aantrekkelijk kunnen maken. Een keer heb ik haar aangesproken om te vragen of ze een keertje wat wilde gaan drinken. Daarop gaf ze aan daar geen zin in te hebben. Ze trakteerde me nog wel op een hatelijke blik en dat was het dan. Niet lang daarna liep ze regelmatig met een jongen langs, waarvan ik inschatte dat het haar vriend was. Een typische surfdude. Soms keken ze naar boven als ik naar beneden keek. Het glas hield de dodende blikken tegen.
Haar blik nu echter, was er niet meer één die zou doden, tenzij er sprake zou zijn van suïcide. Een rilling trok door me heen, toen ik naar haar ogen keek. Ogen die ooit een arrogante zelfverzekerdheid hadden uitgestraald, waren veranderd in lichtblauwe, troebele glazen bollen, een kikker waardig. Puilend van angst en tegelijk afgesloten van alle beweging eromheen. Ogen die niet meer waarnemen dan een grijze wereld binnenin.
Laatst sprak ik een vriendin die ook in de Agniesebuurt woont. Zij kent de vrouw ook van zien lopen. Ze wist me te vertellen dat de vrouw in kwestie haar hondje, een chihuahua, had vermoord. Er wordt gefluisterd dat er een steekje aan haar los zit.
Het doet je afvragen wat ons uiterlijk ons maakt. Een vrouw die in vijfentwintig jaar niet veranderd is. Maar waar het licht in gedoofd is. Hoe is het mogelijk, dat de buitenkant zo geconserveerd is, terwijl er binnen niets meer leeft? Wordt een gebouw simpelweg een spookhuis door er de lichten uit te doen?
’s Avonds in bed voelt het of een ijskoude hand mijn rug een moment raakt. We doen zo ons best alles te houden zoals het is. Maar als het donker wordt, is de dag niet meer dan een herinnering. En als de hoop op de volgende vervlogen is, blijft het donker.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
Hoi Pom, Ik ben op (om-) weg naar Nederland. Zondag ben ik van plan naar Eijlders te gaan, wellicht zien we elkaar. En dan is hier mijn tweewekelijkse bijdrage:
staan je vingers krom van wat niet wilde is iedere hand een vuist vol narigheid brandt het maagzuur tot in je zolen verdween je laatste geld met het gruis in de golven met de as in het schuim valt er met jou geen lot te krassen
ben je niet beter dan een slecht idee, een onbekend soldaat die uit z’n graf komt kruipen dan zullen we die vrijheid vieren dan zetten we het op een zuipen
Hoi Pom, deze foto van bloeiende monnikskappen in mijn tuin past leuk bij het gedicht “In oktober”, voor pomgedichten op woensdag, groet, Merik
In oktober
Een diepe stilte daalde neer op tuin 95 in Buitenzorg. In de verte klonk zacht getinkel, een klokkenspel. Uit de aarde rezen stemmen op, een mannenkoor, prijzend de Heer.
En ja hoor, achter de kotheniaster stonden zes lila monnikskappen in bloei, wiegend in de frisse herfstbries
Merik van der Torren
In October
A deep silence settled on garden no. 95 in Buitenzorg. From far a ringing was heard, A chiming of bells. From the earth a choir of men’s voices rose Praising the Lord.
And yes indeed , behind the cotheniaster Six lilac monkshoods were blooming And swinging in the fresh autumn-breeze
Merik van der Torren
En octubre
Un silencio profundo se hizo sentir en el jardín 95 de Buitenzorg. En la lejanía se oyó un leve carillón. Se oyeron voces subiendo de la tierra, un coro de hombres, alabando al Señor.
Y claro, detrás del cotoneaster estaban seis capuchas de monje de color lila meciéndose con la brisa fresca del otoño.
Afgelopen donderdag werd de Nobelprijs voor literatuur toegekend aan de oostenrijkse schrijver Peter Handke. Weer zoiets waar de wereld de schouders over ophaalt, afgezien van een handjevol Balkankenners. Om u even bij te praten, lieve lezer: Handke, in de jaren 60 het welpenjonge enfant terrible, dat de theaters opschudde met het provocerende stuk “Publikumbeschimpfung”, waarbij de acteurs het publiek voor rotte vis uitmaakten, besloot om gedurende de joegoslavische oorlogen in de jaren 90 tot een nieuwe nonconformistische daad over te gaan, namelijk het publiekelijk opnemen voor het door de westerse media gegeselde Servië en met name het regime van wijlen Slobodan Milosevic. Op de vraag waarom hij dan uitgerekend Milosevic en niet de oppositie moest steunen repliceerde hij: er is helemaal geen oppositie in Servië – daarbij voorbijgaand aan de vele studentenprotesten in Belgrado, die door Slobodan met harde hand werden neergeslagen.
Handke liet zich kronen tot de prins van de servische Acacemie voor Kunst en Wetenschappen, een clubje nationalistische intellectuelen van het soort dat je tegenwoordig ook veelal bij het Forum aantreft, die Milosevic van zijn ideologie van etnische zuivering bedienden. Handke schreef met zijn “Winterliche Reise oder Gerechtigkeit für Serbien” een lofzang op het ongerepte servische platteland. Van hem had Joegoslavië niet uiteen hoeven vallen. Nee, van mij ook niet, maar om dat op brute wijze tegen te gaan door middel van een fascistische politiek van alle Serviërs “heim ins Reich”, met bloedvergieten, verkrachten, concentratiekampen, etnische zuivering en genocide tot gevolg gaat wel erg ver. In 2006, toen Slobodan – nog voor zijn veroordeling – het loodje legde in z’n scheveningse cel, sprak Handke op diens begrafenis de volgende woorden: Ik ken de waarheid niet. Maar ik kijk. Ik luister. Ik voel. Ik herinner me. Daarom ben ik vandaag hier, dichtbij Joegoslavië, dichtbij Servië, dichtbij Slobodan Milosevic. Maar kennelijk werd hij verblind door Slobodans zon die fel in z’n ogen scheen.
Dat ging zelfs zo ver dat de recalcitrante schrijver overging tot het ontkennen van de genocide van Srebrenica. Later gaf hij een slinkse draai aan zijn “misstap”: hij had helemaal niet de servische oorlogsmisdaden willen bagatelliseren en zijn aanwezigheid op Slobodans begrafenis was zijn manier geweest om afscheid te nemen van Joegoslavië. Dit werpt vervolgens de aloude vraag op: moet een schrijver worden beoordeeld op zijn werk of op zijn politieke engagement? “Foute” schrijvers genoeg in de geschiedenis. In mijn studietijd was dit al een speerpunt, toen de Nazisympathieën van Gottfried Benn – naast Bertolt Brecht de grootste duitse dichter van de 20e eeuw – langs de morele meetlat werden gelegd. Nu bliefden de Nazis hem niet vanwege zijn weinig verhullende poëzie over lust, dood en verderf, dus die liefde was snel bekoeld. Benn nam publiekelijk afstand van zijn eerdere beweringen, die zijn poëzie gelukkig nauwelijks hebben beïnvloed.
Ook de werken van collaborateur Louis Ferdinand Céline zijn uitstekend autonoom te lezen: “Van het ene slot naar het andere” over zijn tijd als lijfarts van Pétain, toen die zijn hoofdkwartier had verplaatst van Vichy naar Sigmaringen, leest eerder als een literaire schelmenroman dan een politiek pamflet. Céline heeft nooit afstand genomen van zijn abjecte overtuigingen, maar werd na de oorlog verguisd en sleet zijn laatste jaren als dorpsarts in een of ander normandisch gehucht. Natuurlijk moet een schrijver altijd in eerste instantie op zijn werk beoordeeld worden, maar een Nobelprijs is wel iets anders dan een literaire rehabilitatie, het is de belangrijkste en meest prestigieuze prijs ter wereld en bovendien gekoppeld aan een zekere morele waarde. Mijn eerste reactie op dit nieuws was dat het getuigt van de wereldvreemdheid van het Nobelcomité. Dit is te zacht uitgedrukt. Eerder getuigt het van een grenzeloze domheid en politieke blindheid. Een holocaustontkenner beloon je tenslotte ook niet. Niet aan iedereen is dit ongemerkt voorbijgegaan. Salman Rushdie twitterde dat hij zich al twintig jaar geleden tegen Handkes idiotics teweer stelde. Voor columniste is het een uitgemaakte zaak. Peter Handke moet zijn Nobelprijs inleveren.
Snoepgoed voor misantropen
De Hoge Heren van Huize Nobel strooien weer met snoephartjes waarop boodschappen in pastel waar klimaatpippi met harde trekken en kiezels in de mond het moet afleggen tegen de honingzoete baklavawoorden en de weense apfelstrudeloratie van de literaat in de ivoren toren die uitkijkt over het slagveld en luistert naar de scheepsberichten maar het morse niet verstaat en de taal niet spreekt.