U bent zelf een knuffel!
Spaan Special 2 – ALJA SPAAN doet de dinsdag: ‘Schrijven is misschien dat vooral: thuiskomen en je omgeving herkennen, je benen op tafel kunnen leggen,…’
De schrijfster Anais Nin zegt in ‘De nieuwe vrouw’:
“De kunstenaar is een tovenaar – hij heeft me geleerd dat waar je ook terecht bent gekomen, je altijd weer kunt ontsnappen”. Dat troost me meestentijds.
Schrijven omdat je bang bent dat niemand je vindt terwijl je je verstopt hebt onder de bessenstruik. Tot tien horen tellen en dan denken dat nooit iemand op het idee komt daar te zoeken en eigenlijk dat ook niet willen. Schrijven omdat er niemand is die luistert, omdat de anderen te groot zijn of te ver weg of teveel met zichzelf bezig. Schrijven uit wanhoop, onmacht, neiging tot schreeuwen terwijl je keel vastgeschroefd is en je tong uit je mond gerukt en simpelweg niemand in staat is tot horen. Schrijven omdat dat het enige is dat nog rest, het enige is dat je kunt, althans dat hoop je.
Schrijven om orde te scheppen omdat orde veiligheid brengt en rust, omdat duidelijkheid overzichtelijk is en gewenst, omdat beheersing noodzakelijk is en omdat je verweten is dat je dat niet bent: niet beheerst, niet duidelijk, niet veilig. Schrijven ook om mooier te maken, beter, te helen of juist te scheuren, schrijven om dingen in op te bergen of juist om iets aan te tonen. Zo verdwijnt de vader uit de eerste column onderaan de trap, opgerold in een stinkende deken.
Can death be sleep, when life
is but a dream,
And scenes of bliss pass as a phantom by?
The transient pleasures as a vision seem,
And yet we think the greatest pain’s to die.
How strange
it is that man on earth should roam,
And lead a life
of woe, but not forsake
His rugged
path; nor dare he view alone
His future
doom which is but to awake.
© John Keats, On Death
from Posthumous and Fugitive Poems
“Hij was nu beslist ergens anders. Hij kon niet zeggen of hij nog zweefde of zat. Het kwam hem voor dat hij onderweg was naar iets en ergens moest aankomen. Er streken flarden lucht tegen hem aan, er waren ijle witte wolken, er hingen pluimen rook. Ergens heel diep van binnen kwam de gedachte dat hij iemand moest waarschuwen, dat hij zijn moeder moest zeggen waar hij naar toe ging, dat er een bezorgdheid zou zijn als hij niet vertelde dat hij op tijd terug zou zijn. Ze zou de aardappels over de tafel gooien en doen alsof de mand gescheurd was. Ze zou opstaan en langer zijn dan ooit, het lijf angstaanjagend wit, de haren los, en het vel pakken van zijn arm en dan dat tussen twee vingers draaien.”
(uit: Bestsellers, hoofdstuk 3)
De moeder uit de eerste column komt in hetzelfde relaas terug, zelfs de dochter kent daarin haar plaats. Het is elke keer alsof alle reizen samen met chauffeur en passagiers en met medenemen van bagage en passanten tegelijk eindigen. Schrijven is misschien dat vooral: thuiskomen en je omgeving herkennen, je benen op tafel kunnen leggen, je kreukelige kleren uithangen, de kruimels uit je koffer schudden, de auto in de was, de ansichtkaarten geschreven, bij het verzenden misschien nog een aarzeling, en ze dan terugvinden onder de fruitschaal. De peren hebben de appels aangeraakt, er zijn bruine plekken ontstaan met spikkeltjes erin en er hangt een lichte geur van bederf.
Vervolgens is schrijven het raam open zetten, de tochtstroom voelen, de geur van een verlaten zomer ruiken, de melodie van een kinderliedje in de verte horen, een motor die aanslaat, het ontmoeten van de thuisblijvers. Op sommige dagen komen we ook tegen:
negenenvijftig motoren in groepjes van vier, drie vissers in de beschutting van een reuzenparaplu, een treuzelend brommertje met een giebelend meisje, BMW’s met bungelende knuffels en open ramen, een man in korte broek (met tuinslang), twee magnums uit de verpakking, een hond op het fietspad, vier mannen in trainingspak die allemaal tegelijk hun kuitspieren ontwikkelen en een roze plastic tas aan het prikkeldraad van het weiland langszij.
Ik was om alle goede redenen onderweg.
U bent zelf een romanfiguur!
U bent zelf een romanfiguur!
de dichter Brandhoff reageerde gisteren met een zekere mate van enthousiasme op mijn column met de titel – ik ben zelf een dichter! als volgt om met een goede raad te eindigen:
“Dat is natuurlijk waar, al hadden we al veel eerder vastgesteld dat niemand op de waarheid zit te wachten. Overigens ook niet op de weg of het leven. Het leven wordt je vanuit de schoot in geworpen. Van daaraf bekijk je het maar. Je zou dichter kunnen worden. Net als ik zelf of zoals Ólafur Kárason of Ljósavík. Die heeft het overigens óók niet makkelijk gehad, ook al bestond hij slechts als romanfiguur. Dit lijkt mij dan uw volgende column, heer Wolff: “U bent zelf een romanfiguur!”.
Over de door Brandhoff op de kaart gezette romanfiguur lezen we op internet: “Ólafur Kárason had always kept to himself and did not interfere in other people’s affairs;…” verder hoef ik niet te weten – deze romanfiguur kent heel veel gelijkenis met mij – met dichter, columnist pom wolff. ik bemoei me nooit met het leven van een ander en ik heb me in het verleden ook nooit bemoeid met het leven van de ander. sommige mensen maken daar hun levenswerk van. BAH! – die instelling ook vreselijk!!! neen ik schrijf slechts over schoonheid, wonderpracht, volmaaktheid en de ontroering daarbij – laat ik één voorbeeld noemen: voorbeeld!
Karin Beumkes ontwaakt in MENS&MELODIE op de maandag
U bent zelf een roofdier!
Petra Maria wint de enige echte virtuele – hoe kan dat nou – trofee op pomgedichten
- RIK VAN BOECKEL takken bewaren dit geheim dat nooit openbaar zal zijn
- PETRA MARIA zo ver was het toch niet bedoeld
- FRANS TERKEN wil opheldering