ze zeggen dat…
PAUL BEZEMBINDER wint de enige echte virtuele foto-gedicht wedstrijdtrofee op pomgedichten?
- FRANS TERKEN geef mij zon en een tuintafel
- PETRA MARIA vandaag nog dachten we even hetzelfde
- RIK VAN BOECKEL in de zwoele wind van het dansend eilandlicht
- VERA VAN DER HORST over knuffelen en knuppelen
- CARTOUCHE zeg me
- PAUL BEZEMBINDER met een prachtige salade
- JEANINE HOEDEMAKERS te vaak en soms onnodig
- ANKE LABRIE ziek zusje
wedstrijd gesloten.
Deze week wint Paul Bezembinder het goud. van harte. Paul komt op zeer verrassende wijze uit de hoek met die prachtige salade en dwingt de jury hier tot het schrijven van een juryrapport over een juryrapport. dat kom je niet vaak tegen. en de afgebeelde salade wordt heel smaakvol in woorden aan de lezer opgediend. Geniet zijn salade en de andere gedichten gelardeerd met persoonlijke foto’s en teksten. alle dichters dank jullie wel. naar Matthijs Nieuwkerk zeg ik AAN TAFEL!
mijn stoel mijn lieve stoel ik ga je bezitten en in je worden gedichten geboren
Peter Posthumus: ‘Na vanavond zal nooit meer iets te veel zijn nooit meer iets genoeg…’
VON SOLO naar de kapper!
POMgedichten presenteert de donderdag column:
VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van de vaderlandse powezie.
Mijn vader was op zijn vijfentwintigste van kruin tot voorhoofd kaal. In mijn jeugd was één van mijn grootste angsten dat ik net zo snel, of nog sneller net zo kaal zou worden. Mijn leven zou voorbij zijn. Nooit nog zou ik aan een vriendinnetje kunnen komen. Ingegeven door die angst liet ik mijn haar dan maar zo lang mogelijk groeien. Maar hoe lang kun je daar mee door gaan…
Deel 100. Haarfijn
In mijn kinderjaren gaf ik niet veel om mijn haar. Wel vond ik het vervelend om naar de kapper te gaan. Koude scharen, klamme stoelen, norse Zeeuwse kapsters en stilzitten. Later knipte mijn vader het ook wel eens. Dat scheelde weer een paar daalders op onze toch niet al te breed hangende begroting toentertijd. Op de middelbare school wilde ik ook wel een vriendinnetje, dus dan ga je over je haar nadenken. Je ouders denken dan ook mee, hetgeen in opzet nog wel eens wil conflicteren met je eigen denkbeelden of experimentele wensen. Kappers denken ook mee, en wat me in die jaren duidelijk werd was, dat wat je ook vroeg, ze er altijd wel voor wisten te zorgen dat er iets anders als resultaat uit kwam. Rond mijn vijftiende kwam ik tot de conclusie dat het allemaal geen zin had. Beter zou ik mijn haar dan maar laten groeien. Dit resulteerde er in dat ik rond mijn achttiende een weelderige bos lang haar aan mijn hoofd had zwaaien. Vergelijkingen met zowel Jezus als Eddy Vedder vlogen me om de oren. En langzamerhand had ik ook wel eens een vriendinnetje. In zoverre was voor mij nu wel bewezen dat het zin had je haar te dragen zoals het je fijn zit.
Jaren heb ik dat lange haar gehad. Dat leverde me met mijn tengere bouw veel biertjes op in de disco als jongens me weer eens voor een vrouw aan zagen van achteren. Verder leer je er mee leven. Lang haar is fijn. Ik ben er gek op. Maar ook ik werd ouder. Op een gegeven moment was ik klaar met school. Bij het uitzendbureau werd het advies herhaald dat me eerder door mijn ouders gegeven was. ‘Knip dat haar er af, anders vind je nooit een baan.’ Daar ik ook net gebroken was met mijn toenmalige vriendin leek het me het perfecte moment om dan ook maar weer eens wat nieuws met mijn haar te proberen. Dat haar ging er af, en ik had meteen een baan. Maar het voelde toch wat kaal. En langzamerhand trok ook mijn haargrens zich terug en begon de ooit zo volle bos bij de kruin te dunnen. Intussen was ik al vijfentwintig geweest en had intussen weer een vriendin, dus het belang van mijn haargrens verschoof ook naar een lagere prioriteit. Door de jaren heen probeerde ik vele stijlen. Kaal aan de zijkant, asymmetrisch, helemaal kaal, halflangig en ga zo maar door. Telkens weer iets proberen dat het weer niet wordt. Het leek mijn jeugd wel. Daarbij kwam het nadeel dat ik intussen een kruin begon te krijgen als een monnik. Dat beperkt de mogelijkheden om mee te gaan in alle nieuw hipstertrends. Mijn vaste kapster op de Kleiweg was intussen wel aan mijn grillen gewend geraakt en in staat om dat wat ik voorspiegelde ook één op één uit te voeren. Maar ook zij was van mening dat er eigenlijk geen model meer in te knippen was. En ik had alles al gehad. Ik concludeerde daarop dat er eigenlijk nog maar één combi oplossing mogelijk was. Doorgaan met kaal worden en doorgaan met het laten groeien van mijn haar. Mijn kapster grijnsde alsof ze mijn plan begreep en stemde in met het bijpunten van mijn vogelenest. Op de vraag of implantaten ook nog iets voor mij zouden zijn knikte ze nee. Voor mij genoeg reden om daar vanaf te zien. Want ondanks het feit dat mijn haar onder de juiste omstandigheden nog wel eens aardig wil krullen, zoveel als mijn secundaire lichaamsbeharing krult het niet.
Intussen heb ik op mijn schedel weer een aardige bos met haar, ondanks de dunne en kale plekken. Het voelt lekker. En je kunt er mee schudden, wat ook fijn voelt. Het ziet er, al zeg ik het zelf, nog helemaal zo slecht niet uit. En of het nou bij mezelf is of bij anderen. Een lekkere bos haar is aantrekkelijk. Ook bij een vrouw. Het idee je geliefde tijdens het vrijen stevig door haar dos te woelen is onweerstaanbaar. Haar is fijn. Ik ben er gek op. Of het nou op mijn hoofd is of ergens anders. Geen Brazilian waxes voor mij dus. En laatst zag ik ergens op een universiteitsterrein een professor lopen het een kapsel dat het mijne over dertig jaar zou kunnen zijn. Lang grijs krullend haar, kaal van kruin tot voorhoofd. Ik pas er voor. Zoals ik vroeger zei, de tondueze kan er altijd nog overheen. Maar dat is voor degenen zonder inspiratie en persoonlijkheid. Haren zijn stiekem eigenlijk onze kosmische antennes van de Goden. We staan er mee in contact met hogere machten en andere dimensies. Dichters hebben dan ook zelden een kaalgeschoren hoofd. Soldaten, skinheads, moderne managers en moslimextremisten dan weer wel. Trekt u zelf uw conclusies.
Ten slotte moet iedereen natuurlijk
voor zichzelf maar weten wat hij mijn zijn haar doet. Denkt u echter ook
gerust nog eens aan het elan dat de met haar bekrulde Diederik Samsom
ooit uitstraalde en de schim die hij nog nog is van zichzelf met zijn
slicke kop. Of Jack van Gelder of Sinead O’Connor.
Of zoals mijn kapster zou zeggen: ‘En nou kappen!’