stevig juryberaad heeft als resultaat opgeleverd dat PETRA MARIA deze week het goud mag omhangen. een prachtig gedicht – teer als het voorzichtige ochtendlicht van augustus. ‘ dat je de woorden bijna niet durft aan te raken – \’zo staat het beschreven in het juryrapport en zo is het ook – petra maria gefeliciteerd.
ONDER SLUIERS VAN BOMEN
dat ik daar nu aan denk nu het augustus is
onder een woudreus waar we geluk schreven
zijn we dat verloren ligt het bedolven onder lagen blad
droeg jij niet de liefde naar mij
zo ver was het toch niet bedoeld
Petra Maria
ook in september draagt dit gedicht de augustuswoorden neergeschreven door petra maria. een vraag met reikwijdte. hoe is het allemaal mogelijk – een heel heel voorzichtig antwoord op de vraag wordt heel heel aarzelend getracht. maar de dichter weet natuurlijk ook wel dat dat het antwoord niet kan zijn op de vraag naar waar en waarom de liefde verloren ging. heel teder wordt het verlies hier beschreven dat je de woorden bijna niet durft aan te raken – dan vallen ze om. (of dwarrelen ze met de wind mee weg).
RIK VAN BOECKEL takken bewaren dit geheim dat nooit openbaar zal zijn
PETRA MARIA zo ver was het toch niet bedoeld
FRANS TERKEN wil opheldering
Wie wint de enige echte virtuele – hoe kan dat nou – trofee op pomgedichten? wellicht zijn er dingen die nog opgehelderd moeten, dingen van de liefde, van voorbij, dingen van verlangen of van toch nog ooit of van zeker wel. we lezen ze graag. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
nog steeds overal
hoe kan dat nou net zat je nog op een terras nu zie ik je weer achter een zwetend raampje
in een amsterdamse tram naast remco campert staan hoe kan dat nou
dat de straat weer een gewone straat is een terras een gewoon terras met uitzicht op wat ik maar voorbij zal noemen
en jij ooit de tram nam die ik ook nam
pomwolff
De rivier van de tijd
De takken hangen boven de rivier ik tel de groene bladeren boven de Rio Vouga kastanjebomen spiegelen zich in de miljoenen jaren
ik raak de tel kwijt mijn leven is zo klein in de tijd vlinders vliegen vlijtig langs storen zich niet aan mijn gezicht
ik zet een boom op met onze gedachten het leven is een spiegel van de eeuwen de hominide sprong uit zachte stromen van de zee der continenten ‘n miljoen jaar terug op aardrijk’s rug
we schreven nog niet met pennen van schors takken bewaren dit geheim dat nooit openbaar zal zijn.
Rik van Boeckel Rio Vouga São Pedro do Sul 30 augustus 2019
‘ het leven is een spiegel van de eeuwen ‘- rik weet ook niet hoe het allemaal gekund heeft – het HOE van de oorsprong zet hem aan het denken en het denken van RIK is meteen ook het dichten. De Rio Vouga haalt “Die Vergangenheit” boven (water). de nietigheid van de mens in een aantal mooie regels gegeven.
Opheldering
Alsof je op twee plaatsen tegelijk kunt zijn je ziet jezelf zitten in een spiegel in de ogen van de ander verdwaald
hoe je in een strandstoel aan zee hangt en leest van een onweerstaanbaar feest waar de vuurwerkvonken vanaf vliegen
maar je bent daar niet – noch geweest – drijft als een wolk boven het hoofd weg naar een binnenstad in het zuidoosten
in het zwart van een heldere nacht brandt daar licht op de plek waar je later wel wilt landen
je trekt het zicht erop naar je toe telt de sterren tussen daar en hier veert op om dichterbij te komen
FT 31.08.2019
“maar je bent daar niet” – de kernregel in dit gedicht – hoe graag ook gewild – de realiteit snijdt als het ware de dichter van zijn poëzie af – snijdt dichters poëtische droom aan flarden. tussen droom en daad…. wat resteert legt Frans schitterend vast in die twee laatste – in wezen wanhopige – regels: (je) telt de sterren tussen daar en hier veert op om dichterbij te komen
Het thema voor de zondagochtendwedstrijd is een vraag deze week – geen antwoord. dichters geven blijkbaar liever antwoorden dan dat zij vragen stellen. hoe kan dat nou? dat was de vraag. toch zijn er heel wat vragen te stellen. hoe kan dat nou dat de zon op 1 september verdwenen is? hoe kan dat nou dat ze daar achter dat water in engeland de democratie hebben afgeschaft? hoe kan dat nou? dat Kees Godefrooij bij het Daan&Daan festival niet kwam opdagen vanwege – naar zeggen van sassy de presentatrice – ‘een enorme buikloop’.
nou ik ben in het festivalboekje op zoek gegaan naar een antwoord – en ja hoor het antwoord was al snel gevonden – in het festivalboekje lezen we het antwoord in een gedicht van Kees Godefrooij – (ook Kees Godefrooij stelt geen vragen – neen Kees geeft liever ongevraagd antwoorden.) we lezen zijn antwoord in optima vulva: ‘hij zit geketend aan het altaar van haar klit’ dat is wat we lezen – dat is waarom deze KEES GODEFROOIJ niet aanwezig was bij Daan&Daan en verder lezen we dat godefrooij weer eens ‘spit’ heeft. Wat een toestanden allemaal – zo zie je maar weer sassy – die godefrooij heeft zijn hele buikloop bij elkaar gelogen. zijn afwezigheid stinkt.
en ik zeg: laat Kees Godefrooij toch lekker nog even vast zitten – liever vast “aan haar klit” dan bij Daan&Daan onder de mensen. (met of zonder buikloop).
vanmiddag op naar Daan&Daan allemaal dichters daar. een tuin, een podium en witte wijn. er zijn dichters veel dichters. en ik moet nog een column. dan maar alleen de titel van de column en het gedicht dat ik vanmiddag bij Daan en Daan zal doen – zeg maar als column:
nog steeds overal
hoe kan dat nou net zat je nog op een terras nu zie ik je weer achter een zwetend raampje
in een amsterdamse tram naast remco campert staan hoe kan dat nou
dat de straat weer een gewone straat is een terras een gewoon terras met uitzicht op wat ik maar voorbij zal noemen
https://www.ginieruitenbeek.nl/industrie/nieuw-werk/ Vanmiddag is er opening van werken in LOODS 6 – Expositie the joy of painting in LOODS 6 Amsterdam – KNSMlaan 143 – 30 augustus tot en met 1 september 2019. 17.00 uur.
In haar landschappen verbeeldt ze vooral de ruimte, en desolate sfeer, die ze meenam van de reizen die ze maakte naar o.a. Scandinavië, IJsland en Groot-Brittannië. Onderstaande tekst van Willem Frederik Hermans illustreert deze ervaring: “Ik laat mijn ogen over dit eenvoudig landschap gaan, nergens door bomen versluierd en toch zo geheimzinnig. Het is kaal en maakt geen kale indruk door de talloze kleurschakeringen van de nietige planten, de mossen, de grote keien en de lege plekken.” (Tekst uit Willem Frederik Hermans, Nooit meer slapen)
‘De mens is uit haar werk verdwenen.’ Lees ik bij de werken van kunstenares Ginie Ruitenbeek. Een interessant gegeven. Blijkbaar kun je verdwijnen uit de werken Ruitenbeek. Ooit waren daar mensen en nu ze verdwenen zijn, wellicht zijn opgegaan in de adembenemende landschappen, resteert alleen nog een omgeving – voor de mensen opnieuw zichtbaar gemaakt door de schilder.
En weg zijn we! Ja ja U ook! De mens opzienbarend opgelost in de werken Ruitenbeek – zo beschouwd zijn haar schilderijen tevens van adembenemende poëzie gemaakt.
Alles is veel makkelijker als je drinkt. Opstaan met de gedachte dat er in de middag bier zal zijn. Nooit echt hoeven na te denken over wat je zal bestellen als je in de kroeg bent en toch een zee van keuze hebben. Als je weet wat je drinken wil, dan kun je het eten er zo omheen verzinnen. En eten hoeft ook niet per sé. Een zak borrelnootjes of chips is ook goed. Altijd een reden om sociaal te zijn of naar een verjaardag te gaan, als er maar wat te drinken is. Verveel je je, dan kun je altijd nog gaan drinken. Dat is altijd goed. Je kunt het samen doen, maar ook in je eentje, als de ander geen zin heeft. Dat maakt niet uit. Drinken is altijd goed en het blijft ook goed gaan zolang je niet stopt.
Een heerlijk halve literblik Pools bier van de avondwinkel in Rotterdam. Een ijskoude, beslagen pul in een Biergarten in Berlijn. Een glas rode wijn bij een goed stuk vlees in een Parijse Brasserie. Een Pastis op de middag op een Frans terras. Een whisky in het schemerdonker met een boek erbij. Een Duvel, een Westmalle, een Orval. Merlot, Shiraz, een Morgon vieilles vignes, een dikke Haut-Médoc. Donkere rum Saint-James uit Martinique, een messcherpe Ardbeg. Alles, het is allemaal lekker. En het is zo simpel. Je koopt, je bestelt, of je pakt gewoon uit de koelkast en drinkt. En drinkt. Altijd een reden. Altijd een invulling. Altijd goed.
Alles is veel makkelijker als je drinkt. Er is altijd een invulling van de tijd. Een vervulling van een verlangen. Een reden om het leven een gouden randje te geven. Ook als er niks te vieren valt is het feest. Ook als er niets gebeurd of gedaan is, was het goed. Altijd gezelligheid. Het maakt de mensen dragelijk. Het is makkelijk, want het kan altijd en niemand vindt het echt raar als je het niet te gek maakt. Mensen doen zelfs graag met je mee. Dagen vliegen voorbij gevuld met snel vervagende herinneringen. Telkens weer die eerste slok. Het vage gevoel van beneveling, de bevlogenheid van vergeten woorden. Het zo ontzettend erg met elkaar eens zijn over de belangrijkste dingen die de volgende dag vervlogen zijn. Alles zal terugkeren als er de volgende dag weer gedronken wordt. Dat is een belofte.
Toen het warm werd dit jaar, ben ik beginnen drinken. Ik weet nu dat een koud biertje het enige elixer is dat de vermoeidheid zal verdrijven. De toverdrank die Asterix weer onkwetsbaar maakt. De enige exorcist die de Satan van verveling kan verdrijven. De enige liefde die het leven zin kan geven en nooit weg zal gaan, er altijd zal zijn. De enige betrouwbare yogi die het moment écht tot het zijn in het nu kan maken. Het bloed dat je doet kruipen, waar je niet verder na hoeft te denken. Niet meer hoeft te proberen. Enkel naar de koelkast te lopen voor de oplossing waarvan vijf procent vol voldoende is om alles honderd procent op te lossen.
Sinds drie dagen sta ik nu droog. Op mijn schouder fluistert een stem, dat er meer is. Meer dan dat alles hierboven. Dat het goed is, wat ik doe. Dat ik ervan verzekerd mag zijn, dat dit beter is en beter zal worden. De andere schouder zwijgt en ik kan bijna de zelfverzekerde glimlach zien die een snode overwinnaar eigen is.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER EN CINEAST Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl Lees de wekelijkse column van VON SOLO op www.POMgedichten.nl
Ik lees in het voorbijgaan alfredex aankondiging: Zondag 8 september is het Woord weer terug in de kerk van Ruigoord met de dichters Ria Westerhuis, Terra Isis Gitane, ACG VIANEN en Ibo Bakker. Te beginnen meestal rond 16.15 en de presentatie wordt zoals altijd verzorgd door Yvonne van Doorn en Hans Plomp, de dj is Meng Ing Chu. De toegang is gratis (donaties zeer welkom)
ACG de grote kleine man uit Eindhoven doet Amsterdam dus aan. Het is alsof Messi even de Arena bezoekt en een paar ballen in de rechter bovenhoek krult. Alsof JC nog een keer afdaalt om in een razende versnelling zich tot het Woord te verwaardigen. ACG de grote klankdichter komt even langs om Ruigoord wakker te schudden.
Om wellicht ook Amsterdam te bevrijden met zijn woordkogels – van die criminele maffia die hier naar we vandaag mochten begrijpen de macht in handen heeft gekregen in de onder en de bovenwereld – om met een mitrailleurvuur aan woordklanken het geboefte poëtisch neer te maaien: takka takka takka tak – takka takka takka tak wordt woord! zodat het woord weer woord moge worden, weer Woord zal zijn.
FRAMING: een parabel Gelukzalig zijn de armen van geest
I. “Een vals getuige zal niet onschuldig zijn,” zei hij, geboeid door de geüniformeerde man voor hem. “Dat zal zijn,” was des dienders respons, “maar het gaat niet over schuld maar over de wet. Over aansprakelijkheid. En jij was op de plaats delict.” Een maand voordien, in een ooit uitgepolderd dorpje, krap vijftien kilometer ten noorden van de woonplaats van het geboeid orakel, was een vrouw van middelbare leeftijd gevonden. Er was geen sectie nodig om uit te wijzen dat zij verkracht was. Het in afgrijzen vertrokken gezicht liet geen twijfel bestaan over het feit dat de vrouw bewust was van de wurging die zij ondergaan had door de goedkope sjaal die nog om haar schouders gedrapeerd lag. Haar handen lagen gekruist in haar schoot, haar was hing wapperend in de tuin—van een afstandje nog niet zo’n vreselijk tafereel, ware het niet dat zij zo kéék. En dat iemand over haar lijf had geürineerd en dat door de wanden van de doorzonwoning heen een hysterische buurvrouw tegen een medewerkster van Slachtofferhulp had geweend en geloeid dat ze nooit vergeten zou hoe de vrouw naar die man gekeken had. “Ze is getrouwd! Heeft twee kinderen! En hij—heeft me misschien gezien!” Hoe had de man eruit gezien—huilend omschreef ze een anonieme rug.
II. Achter ’t gaas van het balkon zaten zij in zoele late zomerzon: het maffe meisje en de rare jongen. In de zee van gras onder hen lagen her en der badhanddoeken als kleine vlotjes die voor hen dobberden in de hitte die oktober nog droeg. Het maffe meisje droeg geen naam en toch ook vele. Ze had zich voorgesteld als Charlotte, als Pauline, als Magda en op andere manieren. Vetrandjes en kleine kinderen, vooral baby’s, verdroeg ze niet. De rare jongen ging door het leven als Frank, maar rook als eender ander mens in de nabije omgeving naar roos en althea—en zou met om het even welke naam zo verzacht gegeurd hebben—het meisje rook ook zo. De vreemde oude man die soms hun leven binnentrad hield vandaag haar grote teen even vast—een zweem hibiscus—en vestigde zich toen opnieuw in zijn door hek en regulariteit gemarkeerde habitat waar hij met de regelmaat van de klok medicijnen, shag en ananasbavaroise tot zich nam. Met het verdwijnen van de vreemde oude man vervlogen gedachten aan hem zo vlot als de zware Van Nelle die de rare jongen rookte—ze waren altijd blij hem te zien komen en het speet hen nooit wanneer hij ging. “Ik heb een plan,” zei het maffe meisje toen de oude man vertrokken was. “Ik heb het getekend, wil je het zien?” Op zijn instemmen trok ze een vel uit de lijvige rolkoffer die zij voortdurend met zich meetrok en waarin al haar wereldse bezittingen zaten, en zo nu en dan die van anderen. Ze toonde hem een schools getekend en ingekleurd tableau van een man, een vrouw en een kind, geflankeerd door genummerde planmatigheden die gekenmerkt werden door eenzelfde kinderlijkheid als de tekening zelf: 1. Vind een man. 1a. Bijvoorbeeld op vakantie in de winkel of op straat ze zijn overal 1b. Wel een lieve. 2. Een kind (kinderen is niet moeilijk kinderen krijgt iedereen). 3. Samen wonen in een mooi huis en een tuin. 4. GELUK!!! “Het lijkt me een best te realiseren plan,” zei de rare jongen desgevraagd. “Een lieve is belangrijk—en kinderen krijgen is inderdaad niet moeilijk. Altijd lief zijn voor kinderen misschien wel, maar zolang je ze niet tot brakens toe van hun lievelingseten laat eten of dwingt met stront in hun ondergoed naar gymles te gaan, komt het vast alleszins goed. Kinderen zijn solide, veerkrachtig, dat—” Gekerm en een toenemend getrippel van voetstappen. Haast onopgemerkt ging het voorbij.
III. Percentages liegen er niet om: zodra een moord wordt gepleegd en deze niet wordt opgelost binnen 48 uur, is de kans dat de dader definitief gevlogen is, groot. 83% van latere ontsluitingen komen tot stand doordat de dader bekent of een getuige—of medeplichtige—ten langen leste tóch naar de politie gaat en praat. Of het nu een drang is in het reine te komen bij God, de Maker of het Zelf, óf een niet te weerstaan verlangen op te scheppen over de eigen vernietigingskracht: de mens heeft de neiging te bekennen, zonder Kafkaëske enscenering. Hij wist dan ook dat hij dat zou doen. Hij vertrok naar Amsterdam en zocht toenadering tot een geliefde die hem zou aangeven of beschermen, maar willig-of-niet getuige zou zijn. “Ik moest de cirkel doorbreken;” zei hij tot zijn lief in één van de meer lucide momenten in ruste die ze beleefden, tussen kroeg, sauna en coffeeshop door—in het park, misschien—“dat zei ze me eens tijdens een telefoongesprek. Ik was woedend, op het ziedende af.” Hij ging ter biecht bij de Liefde, sprak over jeugd, schizofrenie, mishandeling en God. Over zijn opsluiting, haast tien jaar vóór hun tocht door de hoofdstad, in een psychiatrische kliniek—hij kende het reilen en zeilen van wet, protocol en regelgeving na tien jaar behandeling en medicatie goed genoeg, vond hij. Genietend van vrijheid bekende hij het giechelend: “Ik heb haar vergiftigd.” “Hoe bedoel je?” vroeg zijn geliefde, geschrokken. “MXE. Ik heb methoxetamine in haar thee gegooid. We zaten in een restaurant, ik kreeg ruzie met de serveerster en mijn moeder trok partij voor de serveerster.” “Wat een kutwijf,” oordeelde de Liefde. In de coffeeshop, zo’n zesendertig uur de tocht in, zou het mis gaan. De tent, waar zij koffie en rookwaar nuttigden, liep vol—terwijl het noenuur nog moest slaan. “Ik moet even iets doen,” zei de jongeman, beklom het twintigtal treden van de trap achterin de zaak en stond daarmee op de smalle balustrade die het geheel overzag: een gemêleerd gezelschap, zo’n vijftiental groot, dat in meer of mindere staat van vervliegende verbazing, desinteresse dan wel gebla- of geamuseerdheid de monoloog onderging die hij schreeuwend over hen uitstortte: “Moeder! Medea! Mijn medicamentenroes doet haar bezingen uit droevige keel! Mijn psychiater meent oedipusrexcomplex oorzaak van dit onverkwik’lijk geheel! Hij, onderworpen aan misdaaddeductiedrang der rechercheurs—lange armen der wet—vindt mijn gekwebbel nu preperturberender…” Daadwerkelijk gemorrel—het geschreeuw was complexer en vreemder dan men gewend was, zelfs in de hoofdstad. Hij denderde voort: “Er wordt opeens op mijn woorden gelet?! Zij was alleen, wist ik, moedertjesfoezelaar: dinsdag sinds jaar en dag schoonmaakdag was. Toen zij ontwaarde de schizofrenielijder rolde een schreeuw over ’t gifgroene gras! Zij werd zijn slachtoffer, kinderontwikkeling leidend tot moedermoord, boete en schuld! Zoonlief, per trein in de Haarlemmermeerpolder, toont haar het wapen: een sjaal. Dan…tumult!” Tumult ontstond inderdaad—hij liet zich niet vermurwen, niet door zijn lief die hem trachtte te overreden mee naar beneden, naar buiten, weg van hier te gaan, en niet door de dame achter de bar die zich niet met hem bezighield maar de wijkagente buiten staande had gehouden. Hij ging voort: “Drama: in tranen smeekt zij ‘wees toch redelijk’! Rood reeds haar ogen, de wol, oh zo zacht, definitief leidt tot noodlotsverordening: zij ligt als lijk. Hij…ontbloot haar geslacht, geeft dan zijn oorsprong een dildobehandeling; wil zo voorkomen een daderprofiel dat doet omschrijven een machiavellistische zoon—daar verkrachting hoort niet bij zijn stiel.” De wijkagente keek, zag en sprak in haar walkietalkie. Ongehinderd ging hij voort: “Het is volbracht, denkt ‘ie. Misericordia! Neemt dan haar handen, gekruist op haar dij; gaat in de weer met een nagelriemschoonmaakset—zo komen wouten niet snel naderbij.” De wout van de wijk leek het weinig te interesseren—die postte buiten, waarlangs de Liefde schielijk vertrok, terwijl de shopdame schutterig tafeltjes afging en hij voort ging, voort: “enkel dat moordwapen: culterlumbaalpunctie was zoveel cleaner en beter geweest! Scalpel of mes even onderinstekelijk…echter was hij voor een bloedbad bevreesd; dus ’t werd verwurging, met scheerwol-cum-zijdeblend, snel, op een dinsdag, onzichtbaar gewrocht: hij had textiel daartoe, matricidaliter, ’s anderendaags bij Miss Etam gekocht!” Buiten loeide een busje naderbij zoals hysterische mensen wel doen—net zo dwingend, redeloos en monotoon. Hij schreeuwde voort: “Cash, had met cash betaald. Don’t leave a paper trail! Thuis liggen chipkaart alsook telefoon werkloos te wachten. Het amfetaminegruis bittert zijn keel. Ongenadige zoon, die reeds indachtig de celamplitudetests, handzaam bij ’t zoeken naar vreemd DNA, moeder bevlekt met wat soakliniek-bezoek hem kon verstrekken: urine, van, tja…een anoniemblijver.” De juut buiten sprak met twee broeders buiten. De broeders keken, spraken. Eén van hen haalde een spuitje tevoorschijn. Hij ging voort, hij moest voort: “Diepnihilistische zoektocht naar rust, met dit kort ritueel, vond haast een eind door het Dijkbuurtpreventieplan: buurvrouw aanschouwde het ganse taf’reel. Thans…” Een korte klim van beide broeders en vier agenten—waar kwamen die zo snel vandaan?— een naald in het dijbeen na een korte worsteling, en rust, diepe rust, waarmee aan het schouwspel in de coffeeshop, aan de Liefde en de vrijheid inderdaad een abrupt einde kwam. Niemand had meer gehoord dan geschreeuw.
IV. Het rare meisje zat weer stil terwijl hij naar de helgroene zee en de haven voor treinen erachter keek—hij wist niet zeker of hij had gesproken of stil was geweest. Toen hij wakker werd in de gecapitonneerde kamer was hij alleen, toen ze hem ècht wakker lieten worden en spraken over IBS stelde zij zich het eerst aan hem voor als Charlotte. Hij was Frank, zei hij. Nu keek hij naar haar en zag dikke tranen over haar gezicht lopen: vertrokken van intens verdriet. “Ik heb hem niet eens meer vast mogen houden,” bracht ze uit. Frank pakte haar hand en huilde met haar mee. Op een onbestemde plek werd een meer en meer verwarde en geagiteerde onbekende ingelicht over de finesses van het vrijwillig DNA-bevolkingsonderzoek.
Hierbij “De scheur”, recent geschreven. Ongeveer een maand geleden stuurde ik het als ingezonden brief naar het Parool. Hoewel de tekst nauwelijks aansluit bij de actualiteit valt het me tegen dat dit bij uitstek Amsterdamse gedicht niet is geplaatst door deze Amsterdamse krant. Misschien wilden ze de vele scheuren binnen en buiten de redactie van het Parool niet hinderen,
Groet,
De scheur
Er is een scheur geconstateerd die zich laat horen op de daken van de Govert Flinckstraat en de Stadhouderskade.
De scheur is vervolgens gelokaliseerd op de Amstel en de Dam.
Er is een verwijdering ontstaan tussen links en rechts in de stad, tussen fietsparkeren en boetes wegens rijdend bellen.
De scheur in de broek van het oude centrum laat een crème-kleurige bil zien, de sexy vitaliteit van Mokum levenslust en feestgedruis.
We maken ons niet echt druk om de scheur, al geeft die een hard geluid dwars door het fluiten van de vogels en hondengeblaf, het geroezemoes van buren.
U bent zelf een jinek! Goedhart dood – Goedhart dood. Het nieuws ging als een lopend crematievuurtje door het bejaardencentrum. Aan elk tafeltje werd bewoonster Goedhart besproken. haar ziekelijke bemoeizucht en haar ‘eeuwige gelijk’ kunnen gelijk mee de kist in sprak buurman aan het tafeltje, waar al snel werd overgeschakeld op een ander onderwerp. Jinek.
jinek gisterenavond. hebben jullie die teunvandekeuken nog gezien sprak mevrouw witglas – hij zat bij jinek. met zijn plofkip en zijn pakje biologische kip. buurman nog helemaal met zijn hoofd in goedhartsferen keek witglas aan. normaal gesproken zou goedhart nu het woord gepakt hebben om het niet meer los te laten. één vraag stellen en het einde van het gesprek was daar aan het tafeltje goedhart.
plofkip? plofkip? stamelde buurman nog niet echt gewend te antwoorden in het goedhartloze tijdperk. ja die vandekeuken beweerde dat de plofkip duurzamer is dan de biologisch opgevoede kip – die biologische kippen stoten veel meer rommel uit. CO2 bedoel je viel buurman haar in de rede. Witglas ging onverstoord door: én er was een vegandame die reklame maakte voor veganprodukten bij de appie – en dat je smaakpapillen zich snel aanpassen aan wat je eet.
het gesprek zonder goedhart kwam lekker los – dan kan je net zo goed karton vreten – merkte een derde tafelgenoot op. buurman rondde het gesprek af: mijn smaakpapillen zijn helemaal gewend aan de gewürzstraminer 2016 – dat wil ik graag zo houden.
96 jaar is ze geworden. we dachten het niet meer mee te kunnen maken. eindelijk eindelijk eindelijk. decennia lang heeft zij haar omgeving van goede raad voorzien – en al zo een beetje 60 jaar zat niemand meer op haar goede raad te wachten. maar goede raad bleef ze geven. over van alles en nog wat. over kleding, over gedragingen, over televisieprogramma’s, aan haar buurman de laatste 15 jaar in het verzorgingshuis – eigenlijk over alles.
ook buurman is erg opgelucht – wat fijn voor je dat je van haar bevrijd bent – buurman keek mij aan – ja mevrouw goedhart heeft de geest gegeven – ik wens ze daarboven heel veel plezier met de geest van mevrouw goedhart. hier beneden ruimen we de boel op en weten weer wat het is om bevrijd te zijn – sprak de buurman.
en weet je sprak buurman – dat ze de laatste dagen nog zwaar de tering erin had dat ZIJ niet dement ‘vermoord’ is zonder strafeis voor de ‘moordenaar’. dat die aandacht aan haar voorbij moest gaan.