Telkens weer verwondde jij
wat al voor je open lag.
********
Je gaf mij mezelf
Maar jezelf gaf je niet.
*********
Zomer
Och ja
Ik ben het strand
En jij de zee
Zo liggen we
voor eeuwig
samen aan de kust.
********
Ik fietste stralend door de Kinkerstraat
Achter mij ontstonden kettingbotsing,
zo verblindend was mijn lach.
Ik hoorde niks.
Later zag ik op het nieuws :
Vrolijke dame zorgt voor chaos in de stad.
********
Weemoed
Er zijn altijd schaduwen, maar die vallen altijd achter ons
Er zijn echo’s uit het verleden, die wegvagen in de lucht
Soms zul je het vergeten maar je maar niet altijd
Ga voorwaarts, geniet van het geluk.
********
Liefde is het begin, maar zou het laatste woord moeten zijn.
********
Kom maar kindje, kom maar binnen in mijn zin
Jij bent ontstaan uit liefde
en verbroken banden met het verleden
voor mij is er geen einde, alleen maar dit begin.
Om kwart over zes was ik opgestaan. Soepel en redelijk fit,
voor die tijd van de dag. Op het gemak de keuken schoongemaakt. Boterhammen
voor de kinderen gemaakt. Ochtendgymnastiek. Rustig aan. Ontbijttafel dekken en
gezamenlijk ontbijten in harmonie. Douchen, frismaken, kinderen de deur uit en
tas inpakken. Met de klink al in mijn hand realiseerde ik me mijn inbussleutels
vergeten te zijn. Ik liep naar de kast met mijn gereedschapskist en trok deze
ruw uit de kast. Daardoor kwam een metalen strip los. De schuld lag mijns
inziens bij de krakkemikkige stellingkast. Geïrriteerd pakte ik een schroevendraaier,
sloeg de strip weer op zijn plek en borgde deze met de schroevendraaier.
Opgefokt liep ik de deur uit.
Op de Kleiweg ging er niets mis. Mijn fiets maakte met pas
gestelde en gesmeerde ketting geen enkel geluid. Soepel zoefde ik de Albert Heijn
voorbij richting de Kruising met de Straatweg, met de intentie deze rechtdoor
over te steken. Het lukte om rakelings de fietsers van links te ontwijken, die
klaarblijkelijk geen bekendheid hadden met de basale voorrangsregels. Het geluk
was met me want een auto van rechts gunde me vrije doorgang, en zo was de
kruising overbrugd, de luwte in op de Kootsekade. Het was een fijne lentedag om
te beginnen. Bij de kruising van de Bergse Rechter Rottekade met de
Mistreelstraat kun je het fietspad op dat je de A20 onderdoor brengt. Het is
een listige kruising, omdat hij onoverzichtelijk is. Ik had mijn koers al
ingezet om de bocht te nemen toen er een robijnrode Renault aankwam, waardoor
ik links langs de verkeersheuvel moest passeren. Stoppen was ook een optie geweest.
Maar dat kwam niet in me op. Vanuit tegenovergestelde richting naderde op de
fiets een vrouw.
Er was meer dan voldoende ruimte om elkaar te passeren.
Praktisch deden we dat dus ook. Bij het passeren keek ik haar aan. Mijn
systemen vertelden me dat ik aan de andere zijde van het fietspad behoorde te
rijden. De vrouw was rond de zestig. Kort zwart, waarschijnlijk geverfd, haar.
Haar ogen waren verscholen achter een blauw getinte bril. Het soort dat
waarschijnlijk beschikt over mee kleurende glazen. Haar blik was
uitdrukkingsloos. Ogen zonder kleur. Zonder knipperen. Een seconde na passeren
vloekte ik hevig en riep nog wat voor me uit over iets wat de uitdrukking
‘teringmuil’ had kunnen bevatten. Verder fietsend zonder om te kijken verbaasde
ik me. De dag was nochtans zo ontspannen begonnen. Van waar deze boosheid?
De dag bleef verder doorspekt met momenten dat ik mijn
woorden in moest slikken en mails moest hertikken alvorens ze te verzenden. Ook
op korte gesprekken moest ik mij telkens even extra voorbereiden om niet te
offensief over te komen. Maar ik kwam de dag zonder kleerscheuren verder door
en was blij rond vijf uur weer naar huis te fietsen met de wind mee.
Thuisgekomen zette ik mijn fiets op slot en keek genoegzaam naar de voorgevel
van ons huis op de Kleiweg. De lamp in de vorm van een kabouter die in de
vitrine staat was al aan en het schemerde. De keuken inlopend ontstond er net
een ruzie tussen mijn zoon en dochter. Duidelijk om niets. Mevrouw Solo
probeerde op een weinig constructief, succesvolle manier de plooien glad te
strijken.
Bijna had ik de neiging er iets van te zeggen, maar zweeg en lacht wat in mezelf. Het klopte. Onderweg naar huis had ik de grote volle maan zien opkomen door de bomen. Er is zoveel, waarvan we denken dat we het de baas kunnen. Er zijn zoveel dingen die we met ons begrip wel denken te kunnen beheersen. Maar onder de streep geloven we en leven we het meest in dingen die we niet kunnen doorgronden. Die een verklaring geven, die nooit onomstotelijk sluit. Die altijd wel wat ruimte laat, om als het moet, te doen wat we niet snappen.
In de verte van de straat zie ik twee grote vrachtwagens. Ze hebben grote zwaailichten en zijn druk doende. “Wat gebeurt daar nu weer ?” denk ik, “zijn ze weer bomen aan het rooien?” Dan keert één der wagens over de weg en ik zie, niet in koeien-, maar in olifantenletters: RUTTE staan. “Jemig,” denk ik, “ zou dat een nevenfunctie van de premier zijn? Levert het torentje niet genoeg inkomsten op om rond te komen ? Moet ie bijklussen ? “ Inmiddels ben ik dichterbij gekomen en zie dat de wagens bezig zijn de vuilcontainers te verwisselen. Mooi zo ! Ik zwaai naar de bestuurders: “Daag Rutte, daag vuilnisman van Nederland! En waar gaat die rotzooi nou naar toe ?”
onze heij viert vakantie. komt haar toe. krokus, zachte liefde, voorjaarsvoelen. hoewel ze er behoorlijk uitgerust bijzat afgelopen woensdag op de boot – aan het einde van de wereld – in 020.
De ijzerman van Rotterdam klauwt met zijn handen naar de open lucht kauwen vluchten van het Shell gebouw caleidoscoopbeeld van een zwerm zwartmannen zwartvrouwen
en in een portiekplek zoekt een
menselijke prop de dekens van de stilte op. Hij noemt zichzelf Charley
Hand Voor De Mond verkoudheid heerst nog in de straat.
Morgen voltooit hij zestig uren werken met drie handen en een inktvisoog tilt hij de deksel van de onderbuik van deze stad omhoog en waant zich krokodil tot maandagochtend.
In het leefnet van het riool valt de grond zo af en toe nog tamelijk droog.
Meta’s woorden van afscheid van de dichter Joop Scholten
Ton Huizer naast zoveel overmacht
Frans Terken bij wat er niet meer komt
Aratrios dan kennen hem ook de dingen niet meer
Petra Maria vdE gewoon om alles
Erika De Stercke in een geschrokken bed
Gérard Vromen rest alleen de hoop
Marc Tiefenthal ik sta zelden stil bij het water
Rik van Boeckel het koor van dagen zacht gestemd voltooit de onomkeerbaarheid
Lisan Lauvenberg met zondagochtendrouw en Wat ongelooflijk weg blijft.
afgelopen woensdag op de boot aan het einde van de wereld –
meta de hand geschud – zij bezocht met frans terken de avond op de boot vol van
gedichten, songs en muziek.
meta de vrouw van joop scholten die aan het einde van 2018
overleed. hoe ze hem in kleine dingen mist. dat er dan ineens dat verdriet is –
dat hele grote verdriet dat zich in hele kleine gewone dingen in huis manifesteert.
omdat verlies uiteindelijk iedereen aangaat staan we deze week stil bij rouwen – en de door meta zo mooi verwoorde rouw. wie wint de enige echte virtuele – dat er dan zomaar ineens dat grote intense verdriet is bij hele kleine dingen – trofee op pomgedichten?
aan de dichters gevraagd iets van rouw aan te raken – in een woord – een regel – een strofe – een gedicht. u kent de regels – de commentaren zijn verzekerd. de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
het was
een dag als alle andere
er lagen dingen op de grond
het was warm de deuren open
je hoorde stemmen
een poes
sloop door de tuin
op weg naar wat zich voor zou doen
donkere wolken in de verte
een hoge vrouwenstem
en duidelijk gerinkel je zou zeggen het hoort erbij die vrolijkheid die buiten zichzelf mag zijn eenmaal binnen snel verstomt
en toch een dag als alle andere was het niet
pomwolff
Naast het bed
Vele malen afscheid genomen in de pauzes van je diepe dromen
gebogen, als het rietje in het lege glas verkreukeld als de zakdoek in
je hand van was
beneveld, na een zoveelste doorwaakte nacht, klein naast zoveel overmacht
Ton Huizer
prachtig. hoe klein we zijn bij ‘zoveel overmacht’ ton vindt/vond de woorden. weinig aan toe te voegen. hoe je in 8 regels die zware laatste nachten kunt navoelen. bijna een universeel beeld – en hoe kansloos een mens is in zijn laatste uren. Meta schreef nog ik dacht dat ie wel op zou staan – ‘niet gebeurd’. u begrijpt het kader van pomgedichten wel naar ik hoop deze week – geen wedstrijd natuurlijk – geen goud of zilver of brons voor de dood. dat gunnen we de dood niet. wel de dichters – goud deze week voor alle dichters die instuurden. dank jullie wel.
Goedemorgen Pom, dank voor de aandacht die je geeft aan het verdriet dat ons overvalt op allerlei momenten. Enkele dagen na de uitvaart van Joop ontving ik een troostend bericht van Katelijne Brouwer. Daarbij stuurde ze een gedicht, dat mij tot onderstaand gedicht inspireerde, in die dagen geschreven. De regels tussen aanhalingstekens heb ik ‘geleend’, de titel uit het gedicht van Katelijne, in de eerste regel een bekende, van Martin Bril. Warme groet, Frans
‘We zeggen dat missen mag’
Hoe ‘je mist meer dan je meemaakt’
van een onweerlegbare waarheid is
ik mis meer het meemaken met jou
alsof er op het podium een lege stoel
de knop van de microfoon uitgezet
er rest slechts ruis uit de boxen
of dat mijn inbox tevergeefs wacht
geen bericht dat het scherm vult
er hangt slechts wit in de lucht
zoals het wit dat tussen de regels rust
dat ik daar even inhoud en stilsta
bij wat er niet meer komt
waar ik eerder naar uitkeek
hoe het dan toch het laatste gedicht
waarin je schreef voor een pasgeborene
iemand die nog beginnen moet
leven vanaf de eerste dag
leren wat missen is
FT 30.12.2018
frans terken zonder meer de grootste dichtvriend van joop scholten – hoe ze samen schreven over alle aspekten van het leven – hoe frans een vriend verloor, de dichter een dichter. hoe als het hart stil is blijven staan bij de een het hart ook stokt bij de ander. over stil staan, over leegte en gemis van zoveel meer dan de woorden kunnen schetsen. dat er leven is – weer nieuw leven is – onontgonnen nog. gelukkig maar. onze troost.
‘We zeggen dat missen mag’: Katelijne Brouwer, (‘Uit de tijd’, in: De maagden moeten bloeden, uitg. De Harmonie)
‘je mist meer dan je meemaakt’: Martin Bril
het laatste van pa
altijd nog zij het moeizaam
de ochtend zit me glad met op de kaken
een geurig watertje – het laatste van pa
uit de beragde prijzenkast vol cadeaus
ter gelegenheid van zelfs god vergat
welke jubilea – maar
het axeflesje strak de scherfbak in dan
kennen hem ook de dingen niet meer
ooit dagelijks algemeen in het gebruik
of enkel bij toeval soortgelijke vervormd
als herinneringen vaag uit het hoofd
net te vaak gedregd herzien dit gezegd
danken wij u voor uw komst
Aratrios
arie van egmond toont ons dat ene beeld – en tegelijkertijd het genadeloze van de dood – ‘dan kennen hem ook de dingen niet meer – ooit dagelijks algemeen in het gebruik’ – ja het is ons lot. we mogen hopen als dichters nog in een regel voort te leven – maar wat is het waard als we er zelf niet meer bij zijn – totdat die vreselijke waarheid waar geworden is die arie hier schetst:
dan kennen hem ook de dingen niet meer
GEWORTELD
niet dat we nu nog
dagelijks huilen
om jou
maar onlangs
kwam het leven
zo absurd voorbij
dat mij ter plekke
een diepgeworteld
verdriet overviel
gewoon om alles
wat niet meer mag zijn
en zo vanzelfsprekend
is geweest
PetraMaria
petra maria schrijft: ‘gewoon om alles’ – het zo grote verdriet hoeft niet klein gemaakt – het grote verdriet is OM ALLES – dat we het soms mogen uitschreeuwen – OM ALLES – en ja het mag. het is goed – dat we weer een beetje ademen kunnen. en ja petra het was ook om alles.
dat je langs kwam om over de sleur te spreken zaken zonder inhoud gaan
de braadpan in
aan tafel kwam een ontsnapte broekgeur langs het deerde niet eens
je prikte plannen op denkbeeldige kaarten dronk de nacht met dubbele
klinkers in slaap
koud die middag al genoten bloemkelken van het licht,
joelden kinderen door speeluren
in een geschrokken bed verdoken voor jaren jouw afdruk
Erika De Stercke
de afdruk nog – ja zo kan het ook beschreven het gemis – de dingen, de drank, het eten – een laatste teken bijna – de afdruk: een laatste indruk – mooi.
De dag begon mooi wit
een randje kou, stapelwolkje
een handvol zon
maar als de ziel eruit
rest alleen de hoop
verblekende letters – calibri light –
de foto op mijn scherm
de schittering
de schaduw rond de ogen
je open mond – ze vliegen me aan
woorden, de klank ervan
Andrea B, ‘con te…en quando
sono solo’ knalt ineens uit mijn box
snijdt mijn vlees grijpt me bij de keel
leent me je oor en als verdoofd
reik ik in den blinde naar het glas
een lik, een laatste slok
hoe fucking killing zal de nacht
16-02-2019 GV/Cartouche
de hoop – de open mond – de nacht – zoals het gaat – zo vaak ook gaat – hoe het allemaal zal verlopen – mooi wit de ochtend tot en met die fucking killing nacht die erop volgt: het leven – de dood. en wij ergens onderweg.
Haast kreeg het
Het lag aan het water, dat
stroomt maar naar zee,
de rivier vergeet.
Gebeurt er iets anders
dan een schip, een bootje,
behalve een drenkeling?
We verliezen elkaar
uit het oog, na je dood.
Doodnormaal en ik sta
zelden stil bij het water.
Tot ik je het hoor zeggen:
luister eens met je ogen dicht.
Zo stond je daar.
Met achter je die tak
te veel.
— marc tiefenthal
de rivier vergeet – wij zolang we leven niet – en dat we toch nog kunnen praten met wie ons lief was. mooi beeld zo aan de schelde in antwerpen – de kade. een lentedag – ik stel het mij voor – horen we onze geliefde even terug – al is het maar voor even en in ons eigen hoofd. woorden van de warmte.
Pom, hier mijn bijdrage aan de virtuele rouw.
Verstild verleden
De tijd waait over stenen heen stokoude schim van jaren in
geboorte en dood gekerfd echo van verstild verleden
een traan plengt
licht en stilte zingen is een rouwproces het koor van dagen zacht
gestemd voltooit de onomkeerbaarheid
nooit keer je weer naar even
nu de kus balsemt geen lippen meer oh foto van de vele jaren
terug zelfs die herinnering achter de rug
zo dichterbij de dichter in
mij dood wilde ik jou niet zien de wake ging niet door je was ons
zachtjes voor
het leven een dodelijk sprookje het boek gelegd als
laatste steen zo jij mijn boeken stilaan las schrijf ik jouw naam als
rouwgedicht.
Rik van Boeckel 17 februari 2019
over de onomkeerbaarheid: ‘het koor van dagen zacht gestemd voltooit de onomkeerbaarheid’ – die genadeloze onomkeerbaarheid legt rik van boeckel troostende woorden. om jouw naam als rouwgedicht te schrijven. het mooiste gedicht is jouw naam te schrijven – om de geliefde op deze manier voor even terug te hebben. van ver weg en nog zo dichtbij. dank je wel rik.
Bijna voorjaar
Uit de donkere aarde spruit
voorzichtig het nieuwe leven.
Bevend en trillend als je
het van dichtbij zou aanschouwen.
Zo kijken we vandaag niet
we kijken naar wat niet meer
wat nooit meer tevoorschijn.
Wat ongelooflijk weg blijft.
In de donkere aarde woelt
aangrijpend en voor altijd
het verdwenen zijn van jou.
Dit voorjaar kleurt de dagen
en buiten spettert het leven
het missen in mijn hart.
Lisan raakt in die ene regel de pijn, de harde pijn: Wat ongelooflijk weg blijft. én in die andere regel: het verdwenen zijn van jou ook- en in de slotregel: het missen in mijn hart. de kern. dank je wel Lisan.
Laten we het glas heffen op alle mensen die nog geloven in het goede en het zuivere in de mensen.
Laten we het glas heffen op alle mensen die nog geloven in de liefde en trouwen en steeds weer opnieuw trouwen, omdat ze blijven geloven dat ze eindelijk trouw kunnen zijn als ze eindelijk met de juiste partner zijn. En die de puinhoop die ze achterlaten door hun ontrouw zelf niet kunnen zien. Laten we hopen dat ze zelf ooit die pijn mee zullen maken, of liefst zonder die pijn de juiste inzichten zullen krijgen.
Laten we het glas heffen op alle politici die ondanks het gedraai en gekonkel van hun mede politici toch oprecht trouw blijven aan hun principes. Ook al betekent die trouw dat er mensen in het ongeluk worden gestort of ongelukkig blijven omdat er voor hen geen uitzonderingen worden gemaakt. Maar ze hoeven zich ook nooit schuldig te voelen, omdat ze bij die politici geen twijfel hebben doen ontstaan in hun principes, want stel je voor dat godvruchtigheid en rassenhaat zou verdwijnen, dan verdwijnen de verschillen tussen mensen en hebben we geen politici meer nodig.
Laten we het glas heffen op mensen die niet meer nodig zijn en die dat ook niet erg vinden, nodig zijn is zo’n overbodig, je weet wel gevoel.
Laten we het glas heffen op alle dichters, die ook niet weten wat ze schrijven, of waar ze over schrijven, maar moeilijk doen, omdat makkelijke taal, geen kunst is. En gevoel in een gedicht alleen maar afleid van het verhevene, van het ongeziene, onlogische en onbegrijpelijke taalgebruik.
Laten we het glas heffen, water drinken vooral, omdat dronken dichters wel bestaan, maar geen bestaan hebben, omdat hun taal en poëzie voorgoed verloren is geraakt tussen de spiritualiën en menigeen dit verward met spiritualiteit.
Laten we het glas heffen op de spijt die we hebben, over alle verloren tijd. Als het voorbij is, dit moment, deze gedachte, deze woorden, beklijft er alleen zucht voor de eeuwigheid.
Een paar kinderen nemen een dagje vrij voor een
klimaatbetoging. De minister vindt het maar onzin. Ouders vinden er
tegenwoordig weinig meer van, want ja, het is onschuldig allemaal, dus die
kinderen doen maar. De scholen maken zich verder alleen zorgen over de
leerplichtambtenaar en de CITO-scores. En hier en daar schrijft een columnist
er iets smalends over. De volgende dag is er gewoon weer dagelijks flutnieuws
met reclame tussendoor. Business as usual. Gelukkig maar.
We zijn blij dat de wereld zo overzichtelijk is. Massaal zuchten
we altijd van verlichting als het bericht de derde dinsdag van september komt,
dat de koopkracht behouden blijft, of nog een klein beetje groeit. We zijn blij
met onze salarissen, hypotheken, aftrekposten en belasting teruggaven. Het is
allemaal een spelletje dat ons in staat stelt lekker te blijven leven. Of beter
gezegd kopen. Maar oh wee als politici aan de koopkracht komen. Dan is het land
te klein en komt het anders zo meegaande volk in staat van beroering en dreigt
een ander kabinet te kiezen die het weer in orde maakt. Met de koopkracht. Het
enige moment dat de brave burger zich ineens interesseert voor het milieu is
wanneer ze aan zijn auto komen, of wanneer een corrupte overheid hem dwingt een
warmtepomp te kopen. Of wanneer het hip is, en je er sociaal maatschappelijk
mee kan scoren door ermee te koketteren. Voor het gemak gaat de burger ervan
uit dat de overheid het in eigen land en verder in de grotere wereld wel regelt
voor ze. Waar betaal je anders belasting voor?
Helaas doet de overheid niets. Ze blijft een bureaucratie,
in dienst van ‘de machten’ die zijn.
In de vorige eeuw is het tweemaal voorgekomen dat de wereld
in brand stond. De reden daarvoor was een strijd om economische macht. Onder de
streep werden daar vooral grootindustriëlen financieel wijzer van. En politiek
gezien plaveide het de weg voor de afbraak van de naties tot één grote
goddeloze globale marktplaats, een opmaat tot nog meer kaasschaafmogelijkheden
voor het grootkapitaal. Miljoenen brave burgers trokken vol goede moed ten
strijde, hun dood tegemoet, voor het grotere goed. Ze dachten dat dat hun land
was, maar het bleek vooral een strijd van economische ideologieën te zijn. Het
recht van de rijkste heeft in de twintigste eeuw gezegevierd. Daar ging
iedereen graag voor lopen. Zo de dood tegemoet.
Intussen heeft twee eeuwen materiële Westerse welvaartsgroei
de wereldzeeën naar de kloten gemaakt met overbevissing en plastic, de
Noordpool doen smelten, de dampkring ernstig beschadigd en vergiftigd en op de
koop toe het overgrote deel van het natuurlijke drinkwater op deze planeet ondrinkbaar
gemaakt. Meer dan de helft van de diersoorten is uitgestorven en de rest is de
komende tien jaar aan de beurt. Er is zogezegd niets aan de hand. Nee hoor, we
moeten er vooral naar streven dat de hele wereld het Westerse welvaartsniveau
evenaart. Intussen zijn de brave burgers van het Westen verworden tot
ruggengraatloze consumptiedieren. ‘Nee, waarom zou mijn kind in mammonsnaam
spijbelen voor het klimaat? Wat heeft dat nou voor zin?’ Je kinderen kunnen
beter binnen in je geïsoleerde woning economie leren en op hun smartphone
insta-en. Wij wanen ons veilig in een virtuele wereld van cijfertjes. Als de
cijfertjes op het scherm kloppen, kan ons niets gebeuren. Daar betalen we toch
belasting voor?
Als een fabriek in Dordrecht gif in het water loost, dat de
waterzuivering er zelfs niet meer uitkrijgt, dan zou het een burgerplicht
moeten zijn, dat men zich in toerbeurt aan het hek ketent, opdat die zaak
permanent op slot gaat. Om maar een voorbeeld te noemen. Maar nee, het volk
laat zich met wat cijfertjes over normen in slaap sussen. Nog even afgezien van
‘wie het recht aan zijn kant heeft’. Want gif in het drinkwater brengen, dat is
nog altijd juridisch acceptabeler dan je aan een hek vastketenen.
We zitten als volk vast. We zijn bijna in een kunstmatig coma.
We wíllen ook niet meer geloven hoe erg het is. Want dat zou betekenen, dat we
heel veel materiële welvaart en gemoedsrust gaan moeten opgeven. Dat we ons
massaal vergist hebben al een halve eeuw. Dat we zouden moeten toegeven dat we
op krediet leven. Dat we slaven zijn van onze eigen zinloze, holle hebzucht. Dat
we zieke verslaafden zijn, die heimelijk het laatste huishoudgeld jatten uit
moeders portemonnee, voor nog één shotje, om het af te leren. De aarde heeft
kanker, maar we doen net alsof er niets aan de hand is. Dat komt omdat wij als
mensheid debet aan de ziekte zijn. Haar met chemo en bestraling dromen te
genezen. Wij zijn de parasiet, die de planeet uitteert. Berustend, onder de
kadaverdiscipline die we jegens ons onwrikbare geloof aan het gouden kalf aanhouden.
Uitgeput hopend dat de palliatieve zorg van de overheid en de markt ons allen
mettertijd een zacht inslapen zal gunnen. En met gesloten ogen drukken we onze
vredig slapende kinderen het kussen op het gezicht. Als ze onverhoopt toch wakker
worden, zeggen we dat er niets aan de hand is. Zelfs dan ontbreekt ons de
daadkracht.