VAN PIEKEREN met de zomerhit van 2019

Share This:

JOLIES HEIJ: “Iedere dag dezelfde bagno met dezelfde zongebruinde koppen, hetzelfde brandende zand, dezelfde meloenstand, hetzelfde lauwe zeewater.”

Over romantiek & velours

Columniste al volop in vakantiestemming. De komkommertijd is aangebroken, de kranten vullen de katernen met zomerspecials van narcisgele stranden en azuurblauwe luchten. Het Italiëgevoel. Daar is een dagje naar het strand een manier van leven met tutta la famiglia, van bambino tot nonna. Ik heb het vroeger vaak gedaan tijdens de verplichte vakanties met ouders en zussen, maar vond er niets aan. Iedere dag dezelfde bagno met dezelfde zongebruinde koppen (ik werd enkel rood), hetzelfde brandende zand, dezelfde meloenstand, hetzelfde lauwe zeewater. Dat rondje vlinderslag langs de kustlijn ben je dan ook wel zat en de leeslijst voor school is allang klaar. Alsof je iedere dag verplicht de tijd uitzit, net als op kantoor, of in het redactielokaal te Pomburele.

Maar er is toch iets wat ik voor altijd zal missen. De romantiek van de Riviera-express. De slaapcoupé’s met velours zitting (waar nog gewoon gerookt mocht worden!), die tegen bedtijd werden uitgeklapt en bekleed met knisterendpapieren lakens. Urenlang slingerend in De donkere kamer van Damocles lezen. De halve nacht kletsen en kaartspelletjes doen in het conducteurshok. Als 19-jarige ondernam ik dit avontuur voor het eerst in mijn eentje. Mijn vader zette me ’s avonds in Albenga op de trein, nadat ik de hele dag peentjes had zitten zweten van opwinding. Als ik maar het juiste rijtuig zou weten te vinden, alsook mijn zitplaatsnummer waarboven een geplastificeerd kaartje prijkte: riservato Albenga-Arnhemo. Dan pas kon ik opgelucht ademhalen. Het was 1984 en Big Brother ver weg. We passeerden Genua, Milaan en vlak voor middernacht Domodossola, dat alleen al door het tijdstip en de klank pure poëzie was. Bij Basel sliep ik nog steeds niet, want ik heb van mijn leven nooit in een rijdend bed kunnen slapen. Met open ogen was ik me gewaar hoe de trein in het witte licht van de hoge schijnwerpers op het perron wel twee uur lang aan het rangeren was.

Kennelijk moet ik toen toch even zijn ingedommeld, want toen ik m’n ogen weer opende, was de dag aangebroken. Je zag de spitse torens van de Keulse Dom opdoemen, de steden van de Ruhrpott en toen kwam Emmerich, de laatste halte voor de grens, waar de trein opnieuw een uur stilstond. Je gaat naar buiten voor een peukje, struint wat over het godverlaten perron, verzucht tegen je medereizigers dat je het nu wel hebt gehad en echt heel graag naar huis wilt. Er waren geen smartphones, dus een praatje was nog heel gewoon. Afgelopen weekend kreeg ik plots een déjà vu. Ik ging met de historicus en het servokroatische leraresje een dagje uit naar Elten en Emmerich. Station Emmerich was in die 35 jaar geen spat veranderd, niet eens opnieuw in de verf gezet en het perrondak lekte. Het déjà vu was compleet toen we op de terugweg meer dan een uur op de trein moesten wachten. We zaten op een aftands bankje naast twee conducteurs, de een was druk in het Nederlands aan het bellen, de andere in het Duits. Waren wij de enige passagiers? Daar kwam de trein uit Duisburg waarop het perron volstroomde met ongerust volk. Wegens een springer lag het treinverkeer al drie uur nagenoeg plat. Het kan nog gekker, zei een skiester uit Innsbruck, vanochtend vertrok de trein uit München een kwartier te vroeg, zodat m’n ticket omgeboekt moest worden. We knikten begripvol.

Er werd lief en leed gedeeld, de smartphone leek niet meer te bestaan. Het servokroatische leraresje had sjans met een Kroaat uit Zaltbommel, maar alras bleek dat het hem er voornamelijk om te doen was om sjeckies te bietsen. Wanneer kan ik eindelijk uit dit rotgat weg, verzuchtte hij, ik moet binnenkort in Emmerich voorkomen, ik kan hier niet snel genoeg weg. Wat heb je op je kerfstok? vroeg het leraresje liefjes, maar hij staarde haar slechts mysterieus de rook uit zijn neusgaten blazend aan. Op sommige vrouwen heeft zoiets een magische uitwerking, maar het leraresje schoof toch maar een stukje bij hem vandaan. De historicus beende vlijtig op en neer, driftig swipend naar steeds dezelfde berichten. Tja, dit is toch een uithoek geworden sinds de intercity er niet meer stopt, kwam de Innsbruckgangster weer. De vroegere grandeur was definitief vervlogen en soms betekent romantiek gewoon ongemak. Maar die trein kwam uiteindelijk wel.


fernweh is ver genoeg

we reizen op de ouderwetse manier
als vogels wiekend op de lucht
we willen ons duurzaam verplaatsen

en alstublieft niet te verheven, meneer
de grens is ver genoeg
hinkstapspringend over gesteven lijnen

een dagje uit met een peertje in de nok
de boulevard leidt de horizon in
zo zie ik de zon in het glas zakken

het onweer is over rijnaken getrokken
dagjesmussen strijken neer in de goot
we zijn allebei al eens doodgegaan

aan fernweh, maar hier staan onze stappen
de verte is nooit bereikt, dromen liggen
op het plaveisel in die nabije stad

we weten dat treinen niet meer rijden
dan tot dat ene station met lekkend dak
de laatste halte tot verzengend azuurblauw

waar ik in jou verzonk

Jolies Heij

Share This:

WILFRED ALLOY pakt rustdag 2 ook nog even mee – ma 22-7: rustdag


ma 22-7: rustdag
 
… gevechten tegen het zuur …
 
Weer tijd voor wat artistieke voorprogramma’s, vindt Wilfred. Hoe kun je zo’n rustdag beter dan zingend doorbrengen? Ik zie trossen opgestoken vingers in de kajuit-juit-juit, vier om precies te zijn, maar negeer die gewoon. Heb niet voor niets al dit voorwerk voor Wilfred gedaan. O, de vingers zijn voor Nelis bedoeld. Men heeft dorst. Over zingen gezongen (Danke Ranke): zoals wij weten wordt half augustus, rond Maria Hemelvaart – hoe deze ongelovige hier nu plots mee komt? – bekend in welke stad volgend jaar mei het – en nu moet ik even spieken – Eurovisie Songfestival plaatsgrijpt. Het (d.i. de strijd) ‘gaat tussen’ Maastricht en Rotterdam. Ik vermoed Oisterwijk, dat acceptabel ‘tussen’ Genoemde Steden ligt. Het zal daar wel ‘gaan’. ‘Bonsoioioioir Oe-as-ter-wiezjque!’ Hoe zou de Franse jury dat Oisterwijk uitspreken? Sommige laaglandnatievelingen hebben er al moeite mee. Welnu, vandaag op de tweede rustdag het Eurovisie Songfestival in het piepklein en een tikkeltje anders: Des Kantelaars Zure Visie Wrong Festival! DKZVWF! Wie kent het niet?! Ik zie opnieuw minstens vier opgestoken vingers. Er wordt snel gedronken. (Leffe D nummer 2 alweer. Dank je, Nelis. Zeg, wat doet zo’n mooi biertje als jij in een eenvoudige kroeg als deze? Opgedronken worden? [hahahaha] Leuk, Alloy.) Basissmaakversterker voor het Wrong Festival is: zuur. Heel klein dus. Een liedje, een extra versje. De liedtekst is ook van Wilfreds hand trouwens, ik bedoel, nu van zijn hand, niet zijn stem, maar toch helemaal Alloy, herkenbaar aan dezelfde dreun met dat lettergreepje extra halverwege de even regels. Hij gaat maar door, die ‘Bulderdijk’, die ‘onvermoeibare versifex’ van de 21e eeuw. Op zeker moment moeten mensen het toch zat zijn, zou je denken. Parijs is nog ver en de stekker er nog niet uit. N.I.W.… Pannekoek heeft het op muziek gezet. Nelis, die vindt lang genoeg zangdroog te hebben gestaan, vertolkt het lied, getiteld Zuurstok Sjanie. Uit de tijd dat Wilfreds maag door ene Helicobacter gekraakt werd. M.E. erbij, traangas, dat werk. Smaakmaker opnieuw: zuur. Er zal overigens geen applaus, boegeroep of gejuich uit het publiek klinken. Het publiek zijn wij en wij geen publiek. Mooi festival is me dat…
 
Ze was niet meer de jongste. Ze was behoorlijk stok. / Geen nazaat, door een houding waar al menig man van schrok. / Ze noemde dat een keuze, maar doorgaans klonk het zuur. / Nu kon ze enkel wachten op de slag van ‘t laatste uur. / Berucht als ‘Zuurstok Sjanie’, vanaf de kleuterschool. / Ze zeek met valse branie al haar bijtend vitriool. // Zo kwam ze zelfs ter wereld. Zodra het vlieswerk brak, / vervulden moeder golven walging tot haar schedeldak. / Toen Zwaan lag bij te komen – dat ding eruit gestouwd – / werd zij al zonder reden door het mormel toegesnauwd.  / Daar had je Zuurstok Sjanie, ons rinse aureool, / vast werkend aan haar manie tot gesneer en apekool. // Ze trok haar wrange sporen, veel zuurte liet ze na, / ontkalkte elke ‘vriendenkring’ met ongekend pH. / En waar zij ook passeerde, de zakken vol venijn, / hing penetrant huishoudelijk de meur van haar azijn. / ‘Daar zuigt weer Zuurstok Sjanie,’ zo treurde men in koor / en heel die zangcompanie ging er langzaam onderdoor. // Nu giet ze dus haar zuren in zo’n verzorgingshuis. / Ze bijt nog massa’s mensen weg, het personeel incluis. / Maar straks zal het gedaan zijn, ondanks dat aceton, / een stof waar Maag’re Hein, hoe sneu voor haar, wél tegen kon. / Dan gaat daar Zuurstok Sjanie aan ‘t hemelse gewelf / bij strijkwerk Mantovani voor verzuring van God Zelf. // Dan toost je maar op Sjanie met borrel, bier en bowl, / bevrijd van de litanie van die zerpe kutviool.
 
Dank u, u bent een fijn publiek! Altonice doet nu, in modern Nederlands zowaar, een gedicht dat haar uit tijden van weleer ingefluisterd is door – en nu moet ik even spieken – het chanson ‘La maison où j’ai grandi’ van Françoise Hardy, de bekende chanteuse de La Vague Yé-Yé: een stukje geschiedenis, een riviertje, een wonder, een vleugje jeugd, de dingen de baas en alles wat voorbij gaat. Druk ik het zo goed uit, Altoos? Ze schudt schuchter nee. Immer schudt achter haar Pleegzuster Bloedchileen ook het hoofd, van het lachen. Juist. Gezellig, mensen. Ga je gang.
 
om de slochter

de moesboeren boeteprevelend bereid
gereed voor kilometers slopend geslof
naar de heilige stee om – o wonderheid –
de tot zuurtoost geroosterde christusstof

elders te velde huivert een vendelflard
geuzen – verguisd vergeten en bijna heen –
overste helling kwam van zee trof het hart
kil slaat de leden het dooraderde veen

eens zal – de hemelen hun vuurwet gewist
geen woord gesmoezeld in het recht ter vest –
ons het pad vrij zijn tevreden om wat is
zo de slochter om niets meer stromend west

Fijn, Altoos. Over naar Alloy. Momentje. Eerst dit:
 
HvdD: n.v.t.
DK: n.v.t.
 
Dank voor uw bijdrage, heren. Alloy nu. Hij staat, het bergop achter de rug, al klaar op het podium. Ik vraag me de laatste tijd af: is dat trapklimmetje in de tweede helft van de Détour dan geen probleem meer voor ‘m? Vreemd eigenlijk. Hij is toch niet minder gaan zuipen, integendeel. Destijds beklom hij het podium zoals elk jaar op Maria Hemelvaart in de brandende augustuszon godvruchtige pilgrims voorbij de houdbaarheidsdatum de ellen(de)lange trappen van de Panagia Evangelistria op het Griekse heilige eiland Tinos richting de wonderbare icoon van de Verkondiging aan de Moeder Gods. (Alweer dat katholieke gestoemp en geslof door het hete stof. De tour, maar dan anders.) Dat zegt (mij) wel iets. En ik heb het niet eens van Herbert. Die loopt vooral voor ongeïnteresseerde wielertoeristen door Franse kastelen te gidsen. Maar het blootsvoets en dito knies kruipgestrompel staat me nog helder op het netvlies. (Leffe D, hoi. Dank Nelis.) Maar goed, alles went, zullen we maar zeggen. Of steeds minder mensen hangen zijn zatte geklauter aan de grote klok, ook mogelijk. Dat is het. We hebben het er niet meer over. Intussen vraagt men zich hier aan boord van MS De Kantelaar af waarom ik zo eindeloos in mezelf zit door te typen. Hm. Oké dan, Alloy. Laat ze maar roepen. Ik verwacht op deze rustdag een soort pas op de plaats. Zit ik er ver naast?
 
ROEPT U MAAR
 
“Surplace!”
 
Hij wilde wel een wijntje. Zo’n wijntje van de streek.
Hij nipte wat, z’n mond trok scheef. “Mon Dieu, ze gaf me bleek!
Twee flessen Evian nog!” Hij hield het bij dit glas.
“Het zal me niks verbazen, mensen, als ik straks zuur plas!”
Ontkalkt en hevig spoelend verliet hij snel de stad
met in zijn muil de smaak nog van een half sportfondsenbad.
U ziet dat zo’n châteautje soms fout naar binnen glijdt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!

Share This:

Karin Beumkes op de maandag: ‘Heel de wereld is een open wond.’

Brief aan ……


Het koele stof bedwelmt mijn gezicht
hier liggen wanhoop en verdriet op de verlaten schouders.
de tijd heeft weinig lichaam meer
maar ik ben ouder.

Er zijn granaten en verdoemde bommen
mijn ledematen horen niet meer bij mij.

Ooit dacht ik – er zal vrede wachten
maar als het noodlot op mijn hart bonst
ben ik voor eeuwig moe.

Geluiden uit de gebroken stad verstommen
en de verlatenheid dekt mij van binnen toe.

Ik weet helaas geen plaats
waar ik mij kan vermommen.

De oorlog gaat voorbij mijn grenzen
zal ik nog een keer vrede wensen…

Maar de ether hoort mijn huilen niet
al zou ik schreeuwen om de waarheid
de vijand komt- al zou ik krijsen om genade
de vijand staakt het vuren. niet.

Heel de wereld is een open wond.





Groetjes en liefs
Karin

Share This:

WILFRED ALLOY als herbert – de Vraag is welke groep de quickste step in de benen heeft in Etappe 15 zo 21-7: Limoux – Foix (Prat d’ Albi) (185 km, bergen)


Etappe 15 zo 21-7: Limoux – Foix (Prat d’ Albi) (185 km, bergen)

… topoverleg …
 
Weer de bergen in. Het kan daar boven koud zijn, dus trek iets extra’s aan, mannen, zegt de gezag pretenderende baas van team Deceuninck–Quick-Step. Och, wie zijn de aangesproken mannen om daartegen in te gaan?  Dat zijn: Kasper Asgreen, Dries Devenyns, Enric Mas en Maximilian Richeze. De volgende renners gaan er wel in mee: Julian Alaphilippe, Yves Lampaert, Michael Mørkøv en Elia Viviani. Dat wordt bergop nog gezellig, denkt de teambaas met bedenkelijk gezicht. Met een gezicht waarvan de bedenkelijkheid, de bezorgdheid valt af te scheppen, bedoel ik. Niets bedenkelijks aan dat gezicht an sich, al nodigt het niet direct uit tot nader contact, maar dat is een ander verhaal. Kasper, Dries, Enric en Max sputteren voor de start dus tamelijk tegen, maar de baas heeft met enige druk, tegen het hem karakteriserende intimiderende aan, toch dingen gedaan gekregen – de dingen de baas als het ware – namelijk dat gans Deceuninck–Quick-steps met iets extra’s over de gebruikelijke wielerkloffie aangetrokken aan de etappe begint. Jasjes dus. Wat vreemd is als je erbij stilstaat. Helemáál als je er aan de start, zeg onder aan de berg, bij stilstaat. Het is daar namelijk behoorlijk heet. Rare jongens, die Deceuninck–Quick-Stepwielrenners. Maar goed, de jasjes zijn dan maar vast aan voor als ze in hogere sferen geraken. Hoeven de mannen er niet voor af te stappen.
 
Klimmenderweg lopen ook de negatieve gemoederen hoger op, nog hoger dan ze al waren. Het botert al langer niet binnen de ploeg, dat is een publiek geheim. Over waar ‘t ‘m precies in zit laat niemand zich voor de camera uit. Botsende karakters, zoiets, in de koers soms letterlijk botsend, dranghekken geïnvolveerd. Tja, dan kan zo’n dwingend opgelegde dresscode net de zweetdruppel zijn die het klam geworden boordje doet overlopen. En natuurlijk de spreekwoordelijke emmerdruppel. Zulks blijkt pijnlijk als ze de top zo ongeveer bereikt hebben. De ploeg zet zichzelf op de kant. Of hoe noem je zoiets, de remkabel wordt gesnokt? De edele delen tot halt houden afgedraaid? Het team stopt in ieder geval, of liever: de twee deelteams stoppen. Ze gooien, de woede reeds voorkokend, hun fietsen áán de kant (dat is zeker goed verwoord), de ene kant vier, de andere kant ook vier, en zijn van zins flink met elkaar op de vuist te gaan. Alles wijst erop. Wat er onderweg aan verbaal grof vuil heen en weer is gesmeten is niet te achterhalen. Je zou het de heren commentatoren kunnen vragen. Die menen continu te weten wat de renners koersend denken en zeggen, zelfs als ze niet op hun zijspanmotor meerijden. Feit is dat Genoemde Viertallen elkaar zat zijn.
 
De gangs staan tegenover elkaar. Worden er spreekwoordelijke troeven op tafel gelegd? Welnee. Het primitieve ‘erop klappen’! Sodemieter op met je kaarten, dit is geen spelletje. Handen en voeten gaan nu duchtig spreken. Vraag is welke groep de quickste step in de benen heeft (als daar boven überhaupt nog benen zijn, misschien die van gisteren). Het antwoord komt ‘rap’, zoals dat zo mooi heet.  
 
Durven jullie wel, vier tegen vier?! bibberroept Yves Lampaert, vooral in hoofdrekenen niet de slimste van het stel. Ja hoor, antwoordt Enric Mas rustig. Lijkt me wel zo eerlijk, voegt hij er vals grijnzend aan toe, vertrouwend op de slagkracht van zijn manschappen. De jasjes gaan uit bij het stel dat het waagde tegen de baas in te gaan inzake – hoe toevallig – het aantrekken van diezelfde jasjes. Kasper Asgreen, paars van woede, werpt als eerste zijn colbertje van overigens sportief prikkelend erodynamische snit van zich af om direct aan te vallen, Dries Devenyns,  redelijk acceptabel gekleed, volgt zonder nadenken zijn voorbeeld en staat op het punt ‘dol-ge-Driest’ op die vier walgelijke wittevoethielenlikkers af te stormen. Enric Mas en Max Richeze echter willen zich in stijl op het handgemeen voorbereiden door na het uitdoen der jasjes – nog tien keer sportiever prikkelend erodynamisch qua snit, hetgeen perfect bij de traagheid in handelen past – tevens onderliggende overhemdsmouwen tot de zwetende oksels op te stropen. Het oogt wel fraai slowmotion-filmisch, stijlvol heldhaftig en tot strijd bereid, het bouwt boven op die berg de spanning prettig en ondraaglijk tegelijk op, en dat zal hun bedoeling misschien ook zijn geweest – zie bovendien hoe de twee hun stropdas nog gentlemanlike subtiel met rechterwijsvinger en dito middelvinger over de linkerschouder tikken (alle bewegingen synchroon en danseuse als in een soort voorstelling van het Frans Nationaal Wielerballet of ‘Tour de France – Le Musical’) – doch tactisch is dit alles ronduit onverstandig. Er is geen intern overleg meer in de gevechtseenheid als geheel, geen samenhang. Voor zolang het filmduo het jasafwerpen, mouwopstropen en stropdas-over-de-schouder-draperen laat duren is het gewoon twee tegen vier.
 
Durven jullie wel, vier tegen twee? roept Devenyns, door de overtalsituatie in zijn nadeel overrompeld een stuk minder Driest. Ja hoor, lacht Julian, en hij zet zelfbewust à la Philippe de Tweede zijn IJzeren Hertog van Alva Elia Viviani strategisch op kop – als speelden zij het duel met thuisvoordeel, het publiek aan hun kant, in het Spaanse deel van de Pyreneeën – om eventuele futloze aanvallen van die twee sukkels alvast doeltreffend te kunnen beantwoorden. Kasper is van angst weer Asgreen as ever, terwijl in het achterland van het opstandige gebied het opstropen der mouwen zijn voltooiing nog moet meemaken. Jaaaa, het loopt weer aardig richting kerst, mensen. De afloop van het treffen zal ik hier derhalve niet uit de bevlekte doeken doen.
 
Of Ranke Nelis ook Pleegzuster Bloedwijn schenkt, wil Immanie weten. 
 
Herbert en Maarten hebben op de zijspanmotor bergop andere strijd geleverd zien worden. Ze hebben dus inderdaad met het pak meegereden, maar niet met ‘het maatpak’. Herstel: Maarten reed grotendeels alleen. Materiaalpech, zo was de officiële lezing, noopte Herbert al voor de beklimming van de eerste col – hoe druk je zoiets uit – te ‘lossen’ en de rest van de etappe in zijn bedompte commentaarkeet te volgen. Het scherm ging opnieuw af en toe op zwart, maar ook dat is het circus dat Tour de France heet. Pech. Herbert weet gaten altijd soepel dicht te praten, en dat zo beeldend dat het zwart van het scherm niet eens opvalt. Dat zegt wel iets. En die paar schrammen, ach, het had slechter kunnen aflopen, breek hem het gips niet open. Dusss…. Onafhankelijk van elkaar, dat scheelt schrijnend gebekvecht,  leverden de heren weer diepe kwoots. Herbert zegt expliciet dat hij iets gaat zeggen – wat zegt dat over Herbert? – en Kroot neandert weer in een knusse aflevering van Oudere Tijden:
 
HvdD: ‘Ik zeg: de verliezers van gisteren zijn de aanvallers van vandaag.’
DK: ‘Hij vrat een stuk berenvlees en legde er gelijk de zweep weer over.’

[Extra verkeersinformatie: in het pittoreske centrum van Foix is een Labetobus vol vale, zombieachtige passagiers gesignaleerd. Haal niet in, blijf rechts rijden en probeer de chauffeur met lichtsignalen en schoten in de lucht te waarschuwen.] Hij kan, Alloy.
 
ROEPT U MAAR

“Een jasje uitdoen!”

De renner heeft nog over. De groep kan nu gesloopt.
Wat extra kolen op het vuur, het jasje losgeknoopt.
Je ziet zoiets wel vaker. Ook in De Kantelaar
doet menigeen het jasje uit, voor topprestaties klaar.
Dat continue hijswerk… de dorst stijgt met het uur.
Begrijpelijk, dan gaat er soms nog méér uit op den duur.
Het ‘uitgaans’-leven is niet op alles voorbereid.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 


[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +1.47, 27. Mollema 35.54, 36. Poels +56.22]

Share This:

JOLIES HEIJ wint de enige echte virtuele – aan welk vakantiegevoel geeft de dichter zich over – trofee op pomgedichten – ANKE LABRIE zilver


JOLIES HEIJ mogen we op deze zomerdag feliciteren met het door haar verdiende goud. liefde hoop en troost om in te verzinken – we kiezen voor de korte versie – hoe dan ook een werelds mooi gedicht – om even in euforie te verkeren. zilver voor ANKE LABRIE die voor een alternatieve vakantie kiest ergens ver in de ruimte – met een bevrijdend avantgardistische schreeuw vol met dada-elementen wijst anke ons de weg. dames van harte – het was weer mooi.

fernweh is ver genoeg
 
we reizen op de ouderwetse manier
als vogels wiekend op de lucht
we willen ons duurzaam verplaatsen
 
en alstublieft niet te verheven, meneer
de grens is ver genoeg
hinkstapspringend over gesteven lijnen
 
een dagje uit met een peertje in de nok
de boulevard leidt de horizon in
zo zie ik de zon in het glas zakken
 
het onweer is over rijnaken getrokken
dagjesmussen strijken neer in de goot
we zijn allebei al eens doodgegaan
 
aan fernweh, maar hier staan onze stappen
de verte is nooit bereikt, dromen liggen
op het plaveisel in die nabije stad
 
we weten dat treinen niet meer rijden
dan tot dat ene station met lekkend dak
de laatste halte tot verzengend azuurblauw
 
waar ik in jou verzonk
 
 
Jolies Heij 


dit gedicht had zo moeten zijn:
 
we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen
de verte is nooit bereikt, dromen liggen
op het plaveisel in die nabije stad
 
we weten dat treinen niet meer rijden
dan tot dat ene station met lekkend dak
de laatste halte tot verzengend azuurblauw
waar ik in jou verzonk



dan weet iedereen weer wat poëzie is en moet zijn – met deze 8 regels komen we 2019 door – in deze 8 regels vinden we alles wat een mens moet vinden – hoop troost en liefde en de vurige wens dat ooit iemand zulke regels voor jou zal schrijven.   
  • FRANS TERKEN om het geluk van rust te turven
  • RIK VAN BOECKEL daar zong Cuby Grollo’s Blizzard Blues
  • MERIK VAN DER TORREN op vakantie
  • CARTOUCHE geen zaaien maaien kwellen en kwelen
    geen tongen en handen vol verlangen
  • PETRA MARIA VDE als de regen komt dan dansen we…
  • JOLIES HEIJ de laatste halte tot verzengend azuurblauw
    waar ik in jou verzonk
  • ANKE LABRIE pfiew



wie wint de enige echte virtuele – aan welk vakantiegevoel geeft de dichter zich over – trofee op pomgedichten?
 
lekker ruim thema deze week – we gaan de bloedhitte in – maar eerst nog de vruchtbare regen – en dan is er de vakantie – gaat de dichter op reis of reist de dichter het hele jaar al in zijn hoofd dag in dag uit  en is ie/ze eindelijk aan rust toe – een rustige liefde? een roestige liefde? een mooi oord of een mooie moord – we gaan het lezen – we lezen het zo graag wat er allemaal  in de dichterlijke hoofden om gaat. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.



dat we liepen daar
en vroegen le temps perdu meneer
weet u daarvan?
 weet u iets meer?
 
dat we westmalle
dronken op het marktplein
en jij zei
ik wil wel verdwalen om te vinden
 
praat door zei ik
praat door
nooit eerder zo’n verlangen
voor niemand niet
 
pomwolff
 
 
Schoonspoelen

Laat het hoofd lekker schoonspoelen
alle drukte die erin heen en weer zwemt
nog geen lege blik in de ogen
waar jij al een week mee rondloopt

zo doorzichtig wil ik de dagen houden
uitzicht op de bergen en op wie daar toert
niet het afmattende van blanco blad
dat herhaald om hoofdbrekens vraagt

en zal ik nog een keer koffie
of wil je meteen aan de wijn
naast de voeten op tafel – glaswerk genoeg
om als het niet gaat tegenaan te schoppen

dat we vanavond laat de scherven tellen
om het geluk van rust te turven

FT 20.07.2019


frans is wel aan het dolce far niente gevoel toe mogen we lezen. niet het afmattende dichtwerk maar een uitzicht op de bergen, koffie wijn en scherven om in een heerlijke rust afscheid te nemen van de afgebroken dag. ik heb met strofe een in die zin moeite dat heel strofe een weg kan. die ‘jij’ in de vierde regel is ook niet echt duidelijk. de 10 regels na strofe 1 zijn gedicht genoeg, helder als het nog niet gebroken glas helder als het uitzicht op de bergen.
 


Pom, ik ben nu even op vakantie in Drenthe om daar morgen op te treden op het Taribush Kuna festival.


https://taribushkuna.nl/programma/literair-cafe-door-ria-westerhuis-en-vrienden/


Dit is dan ook mijn bijdrage aan de enige virtuele. 
Ik stuur ook nog een foto. 



Het buiten land

In de nacht van Ansen
zweten de muggen bloed

de varkens de geiten de paarden
zijn ruikend aan de wereld geklonken

het buiten land is een groen reliëf
van het vlakgeslagen universum

daar zingt geen fado van Lisboa 
kletteren geen castañuelas de Andalucia 
strelen geen chansons des accordeons
de la Dordogne et la Provence 

daar hoor je geen reggae de ska
Jah rastafari geen rumba y merengue
tikt de djembé van Taribush Kuna
het ritme van heide en bos

zong Cuby Grollo’s Blizzard Blues
langs Dwingelderveld Hooghalen
het Drents Friesche Wold

de zomer schijnt daar een dag voorbij
een weekend vooral een week vooraf

dromers in Drenthe denken aan de tijd
dat leven nog een spinsel was van God
poëzie alleen op vakantie was

dichters schrijven dat mysterie op
de fietsen de paden de bomen
smeden deze werelden aaneen

de dag begint zo steeds opnieuw
in een universum van verliefde sterren.


Rik van Boeckel
20 juli 2019
Ansen. Drenthe


was het webmaster niet die schreef:
je kunt veel van mij verlangen, ik wil verder gaan dan ooit, van flatgebouwen springen, hangen, maar wandelen in drenthe?……. nooit!
 
voordat rik poëtisch wordt lezen we toch enige kritiek op het drentse platte platte land, zo volgestouwd met stenen bedden – het ligt gewoon niet lekker – in nederland die hoop stenen.
“daar zingt geen fado van Lisboa …’ dicht rik. muggen, varkens, geiten de hele familie drenthe komt langs – je kijkt je ogen uit. in drenthe is de poëzie op vakantie. het wil maar niet wennen. rik maakt er nog wat van – hij ziet sterren verliefd zijn en spreekt over een mysterie. ik zeg maar zo: je verstaat ze niet.


 


Op vakantie

De afspraak was: hij reed en ik
schreef gedichten,
dus toen de auto panne had,
ging ik zitten op een steen,
zon in mijn gezicht en schreef:
“De schroef van de woensdag ontbreekt”,
liep de berg op tot boven de boomgrens
en schreef: “ Lichter dan lucht de vogel”.
Ik keerde terug en de auto was weg


Merik van der Torren



nou dat is fraai – mirjam en merik zien we op de foto mogelijk voor een tochtje  de bergen in. de chauffeur verdwenen. het zwarte gat van de poëzie in gezogen? de berg af op onnatuurlijke wijze? of gewoon rechtsom omdat meneer niet goed tegen dichters kan of tegen kritiek. we zullen het nooit weten. in ieder geval is de auto weg. en boven de boomgrens begint de vakantie voor merik van der torren – ik hoop dat ie voor woensdag terug is. zijn dag op pomgedichten.


Vier dagen lang
 
Geen bergen om tegen aan te kijken
geen toppen, geen verdwalen, geen zon
die brandt, geen martelen, geen blaren
pleisters, zeven heuvelen of maagden

geen zaaien maaien kwellen en kwelen
geen tongen en handen vol verlangen
geen ik of jij aan mijn zijde als een
uit honderd enamorados*van Lorca
 
ook even geen struik die daar verwelkt
in al wat ik bekeek zit ikzelf voor een deel**
 
alleen maar slapen, een kleine eeuwigheid
nietsdoen, geen open ogen die dwalen
om bij zinnen te komen in een uitstap
in deze stille bijslaap-vierdaagse
 
opgeladen weer de klim te maken
naar ons papierwitte stapelbed
de folie van de fado, tonen van
tristeza – als losse stukjes
     poëzie no es nada nao sim***
 
*gelieven;**Fernando Pessoa;*** het is niets, nee ja
 
20-07-2019
Cartouche


een cartouche- je met voetnoten. er moet weer worden geleerd. meneer is niet van plan zijn nest uit te komen. filosofische noteringen van pessoa bij de hand. verder de ogen dicht en luizijn maar.  zo laadt deze dichter zich op. lezen we. 4 dagen lang 4 lange dgen viert cartouche het leven zonder poëzie – nou ja met de ogen dicht toch nog 18 regels geschreven voor pomgedichten – we waarderen het. in nijmegen lopen ze vier dagen om een gladiool. cartouche houdt de gladiolen voor gezien en duikt een bed zonder heuvelen bed in. ieder het zijne maar zo zeldzaam lui zie je dichters bijna nooit.
 
REIZIGER

koffers drijven mij
naar jou
als jurken met vleugels
naar warme oorden

als de regen komt
dan dansen we doorweekt
tussen hoge bomen

wil ik op reis
dan alleen met jou
al het andere
blijft thuis

Petra Maria


ja als het regent staan we in de regen als de zon schijnt kletsnat in de zon – dat waren ongeveer ook de eerste dichtregels van uw webmaster. petra maria staat aan het begin van een rijke carriere. dit gedicht kan beter nog. met name de laatste strofe mist de kracht van een goed gedicht.
Ha Pom,
 
Mijn kortste gedicht ever. Ik ben er wel aan toe onderhand: helemaal niks!
 
Fijn weekend.
 
Hrtegr. 


vakantie
 
pfiew
 
anke labrie

kapper doet u maar lekker kort in dit weer – de dichters doen niet anders. nou meneer wolluf – dichters dichters u bedoelt mevrouw labrie wellicht – een cartouche, een van boeckel – die stomen gewoon door hoor regel na regel. mevrouw labrie weet wel de kern van het thema te raken – uit 5 letters en betekenisloos woord scheppen waaraan ze de de snelheid meegeeft als die van de apollo 13 om aan de zwaartekracht van de aarde te ontsnappen. heerlijk gewichtloos in de ruimte de ruimte in. zo voelt de ware vakantie.

Share This:

WILFRED ALLOY zit de bergen uit in Etappe 14 za 20-7: Tarbes – Col du Tourmalet (117,5 km, bergen)



Etappe 14 za 20-7: Tarbes – Col du Tourmalet (117,5 km, bergen)
 
… anale talen …
 
“Moet je luisteren zeg. Komt Broer Konijn terug van vakantie, je kent dat wel…” [hahahaha] “Blijken ‘zuh’ alles meegenomen te hebben.” [hahahaha] “Wat denk je? Vergeten z’n hol dicht te doen.” [hahahaha] “Heeft u ‘m, mevrouw?” [hahahaha] “Broer Konijn dus woest keutelkakkend naar de politie gehupt…” [hahahaha] “Vertelt ie op het bureau zwaar gestrest z’n verhaal – je kwam er gewoon niet tussen – afsluitend met een verontwaardigd ‘Wie dóet zoiets, wat ís dat nou voor grap, waar slááát dat op?’ Zegt die politie…” [hahahaha] “Nee moet je luisteren… Zegt die politieagent grijnzend… ‘dat slaat op hol’…” [hahahaha]
 
Toute la folie à vélo de cirque. Wordt weer een hartig woordje met de crew. Niettemin, sommige profwielrenners – Alloys ‘gekkigheid’ verwees er via een driedubbele détour ook naar – wekken de indruk dat ze ergens in hun vroegste ontwikkelingsfase zijn blijven steken. Let eens op de taal van commentatoren en geïnterviewde renners. Ik begrijp het ergens wel. Waar? In de bergen. Bergop zwoegend let je niet op je woorden zoals op je ademhaling. Dan word je, meer bezig met je zittechniek, een grofgebekt monstertje. Dan ben je een volwassen kind, met een degelijke anale basisopleiding op zak, verongelijkt, boos, moe, driftig, met negatieve gevoelens kortom, of juist vrolijk ondeugend, uitdagend confronterend, een groot kind dat de poep- en piesfase dan wel in een andere taal herbeleeft, maar nog altijd in zijn uitlatingen grenzen opzoekt en soms overschrijdt. Nogmaals, het is allemaal wel te verklaren. Stoempend in de Pyreneeën… (Stond het ‘in de papiere? Nee eh…’ Excuus voor dit Tantpissaloopje, het poepte er vanzelf uit.) …word je zelf een fysiek grensgeval. Dan let je niet op je woorden. Wat kan het jou schelen als de mensen erover vallen? Het belangrijkste is ervoor te zorgen dat je er nog bent en ‘met een schuin oog’ – heeft u ‘m, mevrouw? [hahahaha] – al naar de volgende etappe kunt kijken. Momentje… Wil je je niet met mijn verslag bemoeien, Alloy?!! Vieze man! Dit is niet de eerste keer, hè, dat jij er iets bij typt, als ik even weg ben. En ik drink geen kopstootjes! Die kwamen destijds zeker ook van jou. Wat? Over wie we het hier dan hebben, vraag je?
 
Door schimmen van mijzelf omringd …
 
In de MS-zuipschuitkajuit is de crew inmiddels wel toe aan een 18e-eeuws klassiek welklinkend en welproostend, alledrankomvattend holistisch Bach-anaal. Geen C te hoog of te weinig wat ons betreft, je kunt met ons alle kanten op kantelen. Regisseur Ranke Nelis gebaart van zijn kant dat ook mijn woorden kantje boord zijn, maar op ’s Kantelaars boordtoogkant heeft de goede man wel klaargezet waar zo’n behoefte is: voor sneldrinker Wilfred Alloy een met een vaasje tot kopstoot gecompleteerd keteltje 1 (over kantje boord gesproken: nog zo’n nippertje), voor Altonice Rieding en Arent Hendriksz B. ‘Pannekoek’ Lix ieder 0,5 liter RBB (Roetemeijers Beiers Bier (eerst oma’s tourfiets terug)), een wel-te-lusten Chileen voor Immanie Kompaan, en good old Leffe D voor kom hoe heet ik ook weer en waar hebben we het over. Of nee, ik doe ook weer eens zo’n houtenkopstootje. Wilfred!!! Er valt kettingpost uit Tiel op de kajuitmat. Voor de kattenbak.
 
Nog iets noemenswaardigs gebeurd in de Tour? Bergetappe, met 117,5 km vrij kort, maar wel twee Pyreneeënreuzen: de Soulor en de Tourmalet. Niet dat je zegt colletjes. Schiet me opeens dat veelkoppige monster te binnen, waar Ducrot het eens over had. Als de renners dat op grote, frissere hoogte tegenkomen, zal het veelkoppig wel een colletjestrui dragen. [hahahaha]. Heb je weer achter mijn laptop gezeten, Alloy? Maar of er nog iets gebeurd is? Het beeld van Dijk en Du ging regelmatig op zwart. En toch lulden ze door. Ik vind het knap. Misschien zijn het ook die technische mankementen die de twee af en toe doen besluiten op de zijspanmotor mee te rijden. Altijd beeld dan. Ik meen dat ze deze middag ook stukjes hebben gereden. De kwoots nu van Herbert (arm uit het gips, andere arm erin) en Ducrot.
 
HvdD: ‘Het rivierwater stroomt in tegengestelde richting, dat betekent dat ze aan het klimmen zijn.’
DK: ‘Alle renners hebben de neiging om het peloton als de navel van de wereld te zien.’
 
Klaar. Heeft Alloy nog iets aan wielrenherenleed te berde? 
 
ROEPT U MAAR
 
“Met je hol open zitten!”
 
Er wordt wat af gezeten. De tourtaal ervan vol.
Maar moet de renner dat nu ook al met een ‘open hol’?!
Dan zit je in je zetel, het geel zal straks wel staan,
en krijg je zelfs een bruine trui daarover omgedaan…
Het zal zover niet komen. Dat open hol beduidt
een afzien, stoempen, zwoegen. Oftewel: je ligt eruit.
Hoe zit je in het zadel? Veel kan eraan gewijd,
maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +2.14, 15. Mollema +9.03, 50.Kelderman +53.10. Extra verkeersinformatie: de Labetobus met Groenewegen reed niet ver van de meet op 15.27.]
 

Bericht bekijken

Share This:

WILFRED ALLOY en het inzicht bij Etappe 13 vr 19-7: Pau – Pau (27,2 km, tijdrit)



Etappe 13 vr 19-7: Pau – Pau (27,2 km, tijdrit)

… jongen, eet je wel genoeg …
 
Dijkstra poneerde laatst vanuit zijn commentaarkeet het/de kreet, het decreet zeg maar, dat je ‘Parijs niet kunt halen op enkel een banaan en een broodje pindakaas’. Je moet er iets bij slikken wat nog niet op ‘de lijst’ staat, suggeslibbereerde hij voort. Mij persoonlijk lijkt dat je op louter bitterballen ook niet soepel over de meet glijdt. Maar waarom zou een renner ook bitterballen gaan eten? Om iemand van MS De Kantelaar een etappe te laten winnen? Dezelfde bijgelovige shit? Andersom werkt het zéker niet. Het is belangrijk dat het garnituur in de juiste monden verdwijnt. Dan nóg: met de ballen voor ons en voor de renner ‘een banaan en een broodje pindakaas’ (fantasieloze jaren-vijftig/zestig-maaltijdcombi) kom je er ook niet. Ik ben die vette frituurzooi eigenlijk ook zat. De wielersport moet bovendien schoon blijven. Afschaffen dat Uur. Rauwkost op het menu! En hoe heet je spul, Herbert?
 
Ex-topcyclist M.D. kijkt met gemengde gevoelens terug op de voedingswaarde van zijn jeugd, tweede helft jaren zestig. Zelden at hij zijn bord leeg (vandaar zijn levenslange obsessie met de inwendig verterende mens). ‘Jongen, eet je wel genoeg?’ vroeg moeder dan bezorgd, en als haar geduld opraakte, dramdreigde ze – gek werd hij van die slogan – ‘Denk aan de kindertjes in Biafra’. Nam hij soms aan de Olympische Obesitasspelen deel? Regelmatig flapte hij in verschillende peergroups, steevast ongepast, die/dat voor hem betekenisloze kreet er zelf ook uit, zo onverwijderbaar zat die tussen zijn oren in de hersenen gebrandmerkt. Als een klasgenootje hem om raad vroeg over de aanpak van een lastig te doorgronden stuk huiswerk, riep hij bijvoorbeeld, met zorgwekkende waanzin in de ogen, alsof hij een dubieus lijntje had gesnoven: ‘Hoe je die staartdelingen moet benaderen, vraag je?! Denk aan de kindertjes in Biafra!’ Op zekere ochtend keek hij in vaders scheerspiegel en, nog steeds geen sjoege van de uitzichtloze politieke en humanitaire hel in dat ver van zijn bed gelegen stuk Afrika, beloofde hij zichzelf: ‘Eens zal ik de koning van Biafra zijn. Ha! Dan zal ik die kindertjes eens leren minder te eten.’ Met het gebruikelijke gevoel van voedselwalging propte de zak botten vervolgens, louter voor de vorm, zijn sneu plakkerige witte boterham met pindakaas en zijn banaan in de schooltas van het destijds lachwekkend brave type en fietste, nu eens ‘en danseuse’, dan weer stoempend, door het toentertijd nog woest geaccidenteerde Vlissingen bergop naar school. Voor de neutrale kijker redelijk kreukloos doorliep hij het laatste basisschooljaar en schakelde hij naar het andere blad, dat van het hier en daar nog bergop voortgezet onderwijs. Hij maalde zijn molen soepel. Tot het een keer goed mis ging, nadat hij iets had geslikt wat niet op moeders boodschappenlijst stond. Swallowin’ blues. Hierover meer in deel 2 van ‘De verzwegen jaren van Maarten D’.
 
Maar we zitten hier gezellig en we zitten hier ook E! Mensen, dit is allemaal maar gekkigheid. Oei, er is aan ‘s Kantelaars tingeltangel plotsklaps een gierende behoefte aan nootjes. Altoos levert ze kroegkrakersvrind Pannekoek zwart op wit. Toonsoort G. Okeee! En lós gaat het. Dat die honger maar gestild is. Immer schakelt aan Nelis’ toog naar een volgend blad voor de zes. Gebeiteld. Geheid.
 
Goed eten is in de tour belangrijk. Dan moet je niet direct denken aan hoeveelheden, maar aan stofjes. Door een tekort aan specifieke stoffen kan de wielrenner – bergop hè – van het ene op het andere moment geparkeerd staan. En wie zit er prompt naast hem aan het stuur? Zul je altijd zien: de spreekwoordelijke Man met de minstens zo spreekwoordelijke Hamer. Die creep geeft er(gens) een klap op en de renner is door de beugel gezien. Misschien weet onze slecht gevoede wielersporter – hij heeft inmiddels een gezicht gekregen en we blijven ‘m volgen – met een laatste krachtsinspanning die gereedschapsman achter het stuur vandaan te meppen. Als dat lukt – het lukt! – heeft ie er wel een spreekwoordelijke fiets bij (voor de duidelijkheid: hij zat met Hamermans niet in een geparkeerde auto). Een luxeprobleem, ook zoiets. Op het beste rijwiel hervat hij de koers – zijn eigen uiteraard, dat scheelt voor het vervolg weer wat jeukend wielerjargon – maar ja, hij moet toch als een gek gaan schakelen. De voedselgerelateerde wielerblokkadekwestie blijft, zeker met hoge stijgingspercentages. Naar welk blad dan? Wat is wijsheid? Om blaadjes gaat het niet zozeer. Het is slechts één stofje dat hij ontbeert. De naam is me ontschoten. Voel me zelf ook niet zo best nu. Er hangt iets in de lucht kennelijk. Heeft er iemand een mueslireep of zo? Vlieg op met die bitterballen, wat had ik nou gezegd?! Koolhydraten, daar gaat het om! Energiedrankje ook goed. Ah, Leffe D, dank, Rank. Nu gaat het wel weer. Je moet weten, ik zag er als een berg tegenop om verder te vertellen. Niettemin laat ik het hierbij. Die wielrenner komt er wel, met hulp van een man zónder hamer, maar mét dat stofje.
 
Beste mensen, dit was een waar verhaal. Ik weet het zeker… want die berg… dat was ik. Giddy up go!
 
Hoe verging het vandaag het pak in de tour? Wel, na een goed ontbijt – een banaan, een slap kadetje pindakaas en een paar tabletjes uit een doosje dat mams niet op haar lijstje had staan – reed iedereen op tijd. De klok de baas. Dat was fijn. Laatkomers hielden de boel maar op. Tijdrit dus. Pau-Pau.
 
Wat vonden de heren commentatoren? Herbert Dijkstra, een arm in het gips (iets met een in een haarspeldbocht boven de boomgrens gelost motoronderdeel (‘Ik Valverde diepte in’ waren zijn voorlopig laatste verstaanbare woorden)), hield geen moment zijn mond. Ducrot daarentegen was tot 15.47u opvallend stil. Hij zat tot dat scharniermoment niet naast Herbert. Kon met die arm van doen hebben. In plaats van Ducrot hield aanvankelijk een andere wielerpipo hem gezelschap. Ook niet te stoppen. Voordat ik het Herbertje van de Dag geef eerst dit lozen:  ik wil nu verdikkeme wel eens van Dijkstra weten WAT precies een en ander dan wel over dit of dat ZEGT. Details! Ken je dat woord nog van school, Zeikstra?! Met enkel dat suffe IETS kom je niet meer weg, jij vuile gore meandertaalruftige van verwaaide bedwantspoep en mestvliegfragmenten verzadigde wielerstrontjargonventilator!! Mijn pilletjes, waar zijn mijn pilletjes?! Doosje bijna leeg. Parijs is nog ver. Je ademhaling, Josse. Pfff. Hier komt ie. (De koning van Biafra laat ik zitten. Ben kapot. Wat dat zegt, vraagt u? Wilt u het echt weten?)
 
Herbertje van de Dag: ‘Dat zegt wel iets over de Deen.’

Op tijd terug van de apotheek. Ah! Een Dubbeltje op m’n kant, drankdankrank. Het laatste woord is aan Alloy, die nu beweert van begin af al aan het woord te zijn geweest. De lolbroek. [hahahaha]

ROEPT U MAAR

“Hongerklop!”
 
Je hebt niet goed gegeten. Verslapt van top tot teen.
Dat kan maar één ding wezen: een tekort aan glycogeen.
Niet meer vooruit te branden. Zulks wordt in wielertaal
als ‘hongerklop’ omschreven. Nou zeg, in ons dranklokaal
heeft Nelis zat te vreten, van vet en klef tot droog.
Voor standaard vazen bier voldoet een dorstklop op de toog.
Er is nog menig land waar men dorst en honger lijdt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +2.12, 16. Mollema +5.34, 47. Kelderman +32.51]
 

Share This:

ANTONY OOMEN lees het gedicht GETIJ bij herdenking MH17

Beste Pom

Afgelopen woensdag hebben we de MH17 herdacht. Bij deze gelegenheid heb ik mijn gedicht Getij voorgelezen.

Getij
 
Ik heb mijn droefheid laten liggen op het strand
Zij zal onderhand zijn weggespoeld als een kasteel van zand
 
Het zandkasteel dat ik als kind
Jaar na jaar secuur weer opbouwde
 
Vestingmuren, kantelen, torens, hoofd- en bijgebouwen
Steeds kwam de zee ze halen
 
Tranen met tuiten huilde ik van weerloze woede
Maar ik heb mijn waterlanders laten liggen op het strand
 
Ik heb mijn tranen naar de zee gedragen
In een emmertje, met een schepje, water!
 
Ik heb de structuurvan de zee gewijzigd, bedacht ik, vroegwijs
Want ik heb in zee geplast en staan janken in de branding
 
Het zandkasteel bestaat uit zand vermengd met dromen en verdriet
Een verdedigingswerk dat beschutting biedt tegen de vijand
 
Mijn tranen, ik heb ze laten lopen in het zand
Toen ik na jaren mijn verstand herkreeg, begreep
 
Weggespoeld worden, steeds weer opgebouwd
Dit is waar zandkastelen voor bestaan
 
 
Antony Oomen
17.VII/2019
Amsterdam

Share This:

LISAN LAUVENBERG: “Ooit, heel lang geleden na een verbroken, krankzinnige liefde heb ik me zo gevoeld, alsof iemand een gat in mijn hart had geschoten, …”

 

How To Stay Alive – een methode 

 
Hoe kan het dat ik tweemaal op weg ging om de film Manchester  by the Sea te zien en twee keer te laat kwam en daardoor tweemaal in een andere film terecht kwam, die beide over dichters en poëzie gaan. Was het noodzakelijk om weer eens onder ogen te krijgen wat het inhoud of kan inhouden als de dichter gezien wordt als gek, die de gekte in zichzelf en de maatschappij beschrijft en levensvragen aan de orde stelt of de rustige observator, die ziet wat anderen niet zien en in de schoonheid van het alledaagse hun grondstof vinden voor hun teksten. 
Omdat ik vele dichters ben en vele dichters ken, vond ik geen eenduidige antwoorden in de films. 
De ene film over de dwingende noodzaak van poëzie die de beoefenaars nog wel eens tot waanzin drijft en de andere film over een observator, een kalme rustige kijkende dichter, die zichzelf niet eens als dichter ziet, maar prachtig verstild zijn omgeving en wat hij ziet vastlegt. 
 
In de eerste film is er de zware, indringende stem van Iggy Pop die van uit de huis van zijn grootouders de teksten van Michel Houllebecqs “To Stay Alive” voorleest. In 1991 schreef Houllebecq dit spraakmakende essay over waanzin, overleven en kunst en noemde het een zwak maar duidelijk signaal aan hen die op het punt staan het bijltje erbij neer te gooien. Houllebecq roept levensmoede dichters om terug te keren naar de oorsprong : het lijden. Een dichter moet de vinger op de wond van de maatschappij leggen en hard drukken. “Wees abject en u zult waarachtig zijn.” 
 
Ik zelf hoef niet zo nodig terug naar het lijden, maar zag in film vijf mensen die behoorlijk wat afgeleden hadden en ook afgegleden waren tot schimmen van wie ze ooit waren of hadden willen zijn. Waardoor ik slechts kon denken, dat mij dit gelukkig bespaard is gebleven en ondanks de vele uitdagingen die het leven me bood, ben ik noch dood, noch beroofd van mijn geestelijke vermogens en zelfrespect. En een groot doodsverlangen ken ik ook niet. Moet een dichter deze How to Stay Alive gaan zien? Jazeker! Al is het alleen maar om Iggy Pop”s stem te horen, die prachtig vertelt over waar Zijn teksten vandaan kwamen. Uit de song Candy kwamen als vanzelf weer stukken tekst naar boven dwarrelen, vooral het stukje waarin Kate Pierson plots begint te zingen….
.
I had a hole in my heart
for so long
I”ve learned to fake it
and just smile along 
 
Down on the streets
those man are all the same
I need a love
Not games. 
 

.

Dat bleef de hele dag in een straf ritme in mijn hoofd ronddrammen.  Ooit, heel lang geleden na een verbroken, krankzinnige liefde heb ik me zo gevoeld, alsof iemand een gat in mijn hart had geschoten, een plek waar plots niks meer zat. Terwijl het dagelijkse leven en het werk met de dichters me dwong om te glimlachen tegen de klippen op. En de mannen in de straten van mijn stad niet veranderden in prinsen of goede metgezellen, maar vooral beestachtig zopen en de hele nacht rondneukten met geile dichteressen. Kunst en poëzie is vaak synoniem met drank, drugs, sex en een heftige manier van zijn en leven. Is het werkelijk vrijheid. Of vergeten waar de rem zit? 

Neem dan nu die andere film, Paterson van Jim Jarmusch, die is daarentegen zo lief en onschuldig en zo alledaags dat het daardoor weer wonderschoon wordt. Een dichtende buschauffeur, die zijn dichterschap ontkent en een zeer kunstzinnige vriendin die maar niet ziet van zichzelf hoe groot haar talent is. Hier is de dichter observator, liefdevol met zijn vrouw en hond in de weer. Het is een zacht ingekleurd poëtisch verhaal in prachtige kleuren. De hond won een prijs in de categorie best animal performance in Cannes. Dat kan alleen in Frankrijk.

Ik had dus geluk deze week, Manchester By the Sea wacht nog op me en twee andere films draag ik met me mee en laat ik nu ook op jullie los.
Als jullie tijd hebben kijk dan ook naar Bright Star Over Keats en zijn muze, Willem Jan Otten schreef er een sterk easy over in Trouw, wouw wat kan die man goed kijken en schrijven. Uit zijn verhaal een stukje tekst en dan vooral doorgaan met schrijven, lieve dichters, want we zijn allen verschillend, goed of slecht is wat we er zelf van vinden. 
So Stay Alive and tell me how you do it. 
.
 
💋 Lisan Lauvenberg vrijdag 10 februari 2017 
 
 
 
 

Share This: