Lisan Lauvenberg – laten we het glas heffen – Laten we het glas heffen op de spijt die we hebben, over alle verloren tijd.

Hef het glas

Laten we het glas heffen op alle mensen die nog geloven in het goede en het zuivere in de mensen.

Laten we  het glas heffen op alle mensen die nog geloven in de liefde en trouwen en steeds weer opnieuw trouwen, omdat ze blijven geloven dat ze eindelijk trouw kunnen zijn als ze eindelijk met de juiste partner zijn. En die de puinhoop die ze achterlaten door hun ontrouw zelf niet kunnen zien. Laten we hopen dat ze zelf ooit die pijn mee zullen maken, of liefst zonder die pijn de juiste inzichten zullen krijgen.

Laten we het glas heffen op alle politici die ondanks het gedraai en gekonkel van hun mede politici toch oprecht trouw blijven aan hun principes. Ook al betekent die trouw dat er mensen in het ongeluk worden gestort of ongelukkig blijven omdat er voor hen geen uitzonderingen worden gemaakt. Maar ze hoeven zich ook nooit schuldig te voelen, omdat ze bij die politici  geen twijfel hebben doen ontstaan in hun principes, want stel je voor dat godvruchtigheid en rassenhaat zou verdwijnen, dan verdwijnen de verschillen tussen mensen en hebben we geen politici meer nodig.

Laten we het glas heffen op mensen die niet meer nodig zijn en die dat ook niet erg vinden, nodig zijn is zo’n overbodig, je weet wel gevoel.

Laten we het glas heffen op alle dichters, die ook niet weten wat ze schrijven, of waar ze over schrijven, maar moeilijk doen, omdat makkelijke taal, geen kunst is. En gevoel in een gedicht alleen maar afleid van het verhevene, van het ongeziene, onlogische en onbegrijpelijke taalgebruik.

Laten we het glas heffen, water drinken vooral, omdat dronken dichters wel bestaan, maar geen bestaan hebben, omdat hun taal en poëzie voorgoed verloren is geraakt tussen de spiritualiën en menigeen dit verward met spiritualiteit.

Laten we het glas heffen op de spijt die we hebben, over alle verloren tijd. Als het voorbij is, dit moment, deze gedachte, deze woorden, beklijft er alleen zucht voor de eeuwigheid.

©Lisan Lauvenberg

Amsterdam 14 februari 2019

Share This:

VON SOLO: In lichte wanhoop, doch strijdbaar: “De aarde heeft kanker, maar we doen net alsof er niets aan de hand is.”



VON SOLO
DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
 

Deel 324. Kadaver

Een paar kinderen nemen een dagje vrij voor een klimaatbetoging. De minister vindt het maar onzin. Ouders vinden er tegenwoordig weinig meer van, want ja, het is onschuldig allemaal, dus die kinderen doen maar. De scholen maken zich verder alleen zorgen over de leerplichtambtenaar en de CITO-scores. En hier en daar schrijft een columnist er iets smalends over. De volgende dag is er gewoon weer dagelijks flutnieuws met reclame tussendoor. Business as usual. Gelukkig maar.

We zijn blij dat de wereld zo overzichtelijk is. Massaal zuchten we altijd van verlichting als het bericht de derde dinsdag van september komt, dat de koopkracht behouden blijft, of nog een klein beetje groeit. We zijn blij met onze salarissen, hypotheken, aftrekposten en belasting teruggaven. Het is allemaal een spelletje dat ons in staat stelt lekker te blijven leven. Of beter gezegd kopen. Maar oh wee als politici aan de koopkracht komen. Dan is het land te klein en komt het anders zo meegaande volk in staat van beroering en dreigt een ander kabinet te kiezen die het weer in orde maakt. Met de koopkracht. Het enige moment dat de brave burger zich ineens interesseert voor het milieu is wanneer ze aan zijn auto komen, of wanneer een corrupte overheid hem dwingt een warmtepomp te kopen. Of wanneer het hip is, en je er sociaal maatschappelijk mee kan scoren door ermee te koketteren. Voor het gemak gaat de burger ervan uit dat de overheid het in eigen land en verder in de grotere wereld wel regelt voor ze. Waar betaal je anders belasting voor?

Helaas doet de overheid niets. Ze blijft een bureaucratie, in dienst van ‘de machten’ die zijn.

In de vorige eeuw is het tweemaal voorgekomen dat de wereld in brand stond. De reden daarvoor was een strijd om economische macht. Onder de streep werden daar vooral grootindustriëlen financieel wijzer van. En politiek gezien plaveide het de weg voor de afbraak van de naties tot één grote goddeloze globale marktplaats, een opmaat tot nog meer kaasschaafmogelijkheden voor het grootkapitaal. Miljoenen brave burgers trokken vol goede moed ten strijde, hun dood tegemoet, voor het grotere goed. Ze dachten dat dat hun land was, maar het bleek vooral een strijd van economische ideologieën te zijn. Het recht van de rijkste heeft in de twintigste eeuw gezegevierd. Daar ging iedereen graag voor lopen. Zo de dood tegemoet.

Intussen heeft twee eeuwen materiële Westerse welvaartsgroei de wereldzeeën naar de kloten gemaakt met overbevissing en plastic, de Noordpool doen smelten, de dampkring ernstig beschadigd en vergiftigd en op de koop toe het overgrote deel van het natuurlijke drinkwater op deze planeet ondrinkbaar gemaakt. Meer dan de helft van de diersoorten is uitgestorven en de rest is de komende tien jaar aan de beurt. Er is zogezegd niets aan de hand. Nee hoor, we moeten er vooral naar streven dat de hele wereld het Westerse welvaartsniveau evenaart. Intussen zijn de brave burgers van het Westen verworden tot ruggengraatloze consumptiedieren. ‘Nee, waarom zou mijn kind in mammonsnaam spijbelen voor het klimaat? Wat heeft dat nou voor zin?’ Je kinderen kunnen beter binnen in je geïsoleerde woning economie leren en op hun smartphone insta-en. Wij wanen ons veilig in een virtuele wereld van cijfertjes. Als de cijfertjes op het scherm kloppen, kan ons niets gebeuren. Daar betalen we toch belasting voor?

Als een fabriek in Dordrecht gif in het water loost, dat de waterzuivering er zelfs niet meer uitkrijgt, dan zou het een burgerplicht moeten zijn, dat men zich in toerbeurt aan het hek ketent, opdat die zaak permanent op slot gaat. Om maar een voorbeeld te noemen. Maar nee, het volk laat zich met wat cijfertjes over normen in slaap sussen. Nog even afgezien van ‘wie het recht aan zijn kant heeft’. Want gif in het drinkwater brengen, dat is nog altijd juridisch acceptabeler dan je aan een hek vastketenen.

We zitten als volk vast. We zijn bijna in een kunstmatig coma. We wíllen ook niet meer geloven hoe erg het is. Want dat zou betekenen, dat we heel veel materiële welvaart en gemoedsrust gaan moeten opgeven. Dat we ons massaal vergist hebben al een halve eeuw. Dat we zouden moeten toegeven dat we op krediet leven. Dat we slaven zijn van onze eigen zinloze, holle hebzucht. Dat we zieke verslaafden zijn, die heimelijk het laatste huishoudgeld jatten uit moeders portemonnee, voor nog één shotje, om het af te leren. De aarde heeft kanker, maar we doen net alsof er niets aan de hand is. Dat komt omdat wij als mensheid debet aan de ziekte zijn. Haar met chemo en bestraling dromen te genezen. Wij zijn de parasiet, die de planeet uitteert. Berustend, onder de kadaverdiscipline die we jegens ons onwrikbare geloof aan het gouden kalf aanhouden. Uitgeput hopend dat de palliatieve zorg van de overheid en de markt ons allen mettertijd een zacht inslapen zal gunnen. En met gesloten ogen drukken we onze vredig slapende kinderen het kussen op het gezicht. Als ze onverhoopt toch wakker worden, zeggen we dat er niets aan de hand is. Zelfs dan ontbreekt ons de daadkracht.

https://www.nu.nl/klimaat/5738502/kwart-nederlanders-vindt-discussie-rond-klimaatverandering-overdreven.html
https://www.telegraaf.nl/financieel/2896534/bijna-helft-nederlanders-wil-niet-betalen-voor-klimaat

Share This:

Merik van der Torren: ‘Je hebt me diep, heel diep bewogen.’


Hoi Pom, een tijdje geleden kwam op Schrijfgroep de Klus het thema “delen” langs. Ik schreef dit pantoum, een ouderwetse liefdes-uitflap, groet, Merik

Delen

Ik ben dol op je blauwe ogen.
Dat wil ik even met je delen.
Je hebt me diep, heel diep bewogen,
kon alle wonden van mij helen.

Dit wil ik even met je delen.
Je zingt voor mij het hoogste lied.
Je kon alle wonden van mij helen,
vervlogen is een groot verdriet.

Je zingt voor mij het hoogste lied.
Engelen dansen in de lucht.
Vervlogen is een groot verdriet,
klinkt één harmonisch lief gerucht.

Engelen dansen in de lucht.
Ik ben dol op je blauwe ogen.
Klinkt één harmonisch lief gerucht.
Je hebt me diep, heel diep bewogen.

Share This:

Jolies Heij en de kogelbiefstuk

Over afvalscheiding & kogelbiefstuk

Dit wordt geen klimaatpraatje, lieve lezer. Ik hoor u verzuchten: zij ook al? Aangezien ik mag aannemen dat u zeker niet jonger bent dan ik, zal het uw tijd wel duren met dat klimaat. Dat is meer voor scholieren die het – gezien de almaar stijgende levensverwachting – nog de hele eeuw moeten zien uit te houden op de planeet, het zweedse klimaatmeisje Greta voorop. Waar asperger al niet goed voor is. Je wordt er consistent en volhardend door. Wat een asperger zich eenmaal in het hoofd heeft gehaald krijg je er met geen paardenspan meer uit, dat was bij generaal Montgomery ook het geval, alleen pakte dat bij de Slag om Arnhem minder goed uit. De generaal sloeg als rasechte asperger de waarschuwingen van zijn militaire adviseurs in de wind en voerde uit wat hij zich in het hoofd had gezet, namelijk de Duitsers tot ver achter de Rijn en over de kling te jagen, met de bekende desastreuze gevolgen.

Columniste heeft zich nooit zo heel intensief met het klimaat beziggehouden, al was het vorige zomer verrekte warm. Ik heb andere hobby’s die vooral met taal en tekst te maken hebben. Toen ik in Freiburg in Duitsland ging studeren, kreeg ik voor het eerst met afvalscheiding te maken. Op spullen in de verkeerde afvalbak stond de doodstraf. Ik had een kamer in een Wohngemeinschaft met twee fundamentalistische afvalscheiders, door een zweedse kennis gekscherend “Ökofaschisten” genoemd. Tussen mij en het milieu is het daarna nooit meer helemaal goedgekomen, al scheid ik tegenwoordig keurig het afval – meer uit gewoonte dan uit bewustwording – en eet ik niet iedere dag vlees, maar dat is eerder omdat ik er nooit zo dol op ben geweest. Je hoeft mij ’s nachts echt niet wakker te maken voor een kogelbiefstuk.

De reden dat ik geen vegetariër ben is puur door luiheid ingegeven: ik wil niet omkomen van de honger als er in de balkanese rimboe toevallig niets anders te krijgen is. Ik heb nooit de ambitie gehad om vlees geheel af te zweren en ook nu niet. Maar afgelopen weekend viel me iets op. Ik dineerde met de schoonfamilie ter gelegenheid van schoonpa’s verjaardag bij een niet nader te noemen bistro in een niet nader te noemen dorp op de Utrechtse Heuvelrug. Iedereen had vlees op het bord liggen, ik ook. Een halve kip, volgens de menukaart, maar het leek meer op een hele haan met een volgestouwde ganzenlever. Lief en ik hadden ‘m makkelijk met z’n tweeën opgekund. Alle borden waren overladen met vlees en werden vergezeld van minuscule schaaltjes groente die grotendeels onaangeroerd bleven. Bij het verlaten van het etablissement besloot ik om toch eens een zaadje te planten. Ik zei tegen de serveerster dat het allemaal heel goed had gesmaakt, maar dat zulke vleeshompen in deze tijd van klimaatcrisis en milieubewustzijn toch echt niet meer konden.

Dat er restaurants bestaan waar al wordt geëxperimenteerd met minder vlees en meer groente op het bord. Ze keek me glazig aan. Haar collega ging er wel op in. Dat hoef je in een dorp als dit niet te proberen, meende ze, dan blijft de klandizie weg. Zou men mij aldus als een zemelige hipster met opgestoken wijsvingertje uit de grote stad wegzetten? Misschien. Maar ik had toch het gevoel een goede daad te hebben verricht, wat voor columniste echt wel bijzonder is omdat ik liever lui dan idealistisch ben. Zo stapte ik met een tevreden gemoed door naar het tuinhuis waar de natuurgenezer juist een servet ombond en zich over een kogelbiefstuk ter grootte van een ganzenlever boog. Ik kiepte het beest terstond uit het raam, dat was mijn tweede goede daad voor de zondag. Gé, wat doe jij nou? riep hij verbijsterd. Sinds wanneer ontzeg jij mij mijn vleesje? Ik ben een Balkanman, ik moet vlees eten, daar word ik sterk van, geeft mijn moeder me altijd gezegd.

Wel Radovan, gaf ik, je bent nu een grote jongen, dus je hoeft niet meer naar je moeder te luisteren. We gaan een moestuin voor je aanleggen met gezonde spruiten. Geen denken aan, pas als ik niet meer jouw muze goef te zijn doe ik afstand van mijn kogelbiefstuk, bromde hij misnoegd. Goeveel vlees zit er nou gelemaal aan spruiten? Dat is geen vlees, antwoordde ik, dat heet textuur.

zomerliefde duurt langer dan blessuretijd

ik kwam je buiten de tijd tegen, alleen de ruimte
was van ons omdat wij die vulden, ieder gebaar

was een mogelijkheid, ieder woord van jou ontkenning
of bevestiging, afhankelijk van de toonaard

alleen de klok die de kostelijkheden aftikte was echt
alsof we in blessuretijd leefden draaide de zon met ons mee

om de vergankelijkheid voor ons uit te tekenen
ik had geen foto, nee, een blauwdruk wilde ik van al jouw gangen

niet de schaduw van je hand, maar de hand zelf was het
die ik wilde overtrekken om genadeloos in de groeven te vallen

liefde duurt niet dan een zomer lang, maar nachten
lijken langer dan de lichtste dagen en ik weet toch

hoe je er nadrukkelijk niet om hebt gevraagd noch bedongen
muze te zijn, dat is als koning tegen wil en dank

het zou moeten aflopen met de terugreis en in een juwelenkistje
bewaard, het was nooit mijn bedoeling om een museum in te

richten en je kunt het kort en klein slaan zo veel als je wilt
ik kan schepen verbranden, maar het ruim slaat alles op

de tijd was te kort, wij duurden eeuwigheden langer

Jolies Heij

Share This:

Karin Beumkes op de maandag: hij bond een bosje knoflook aan de deur spoelde bij de kraan zijn mond met gorgelwater…

Gorgelwater

Mama went gelukkig aan de oude papageuren
jenever oude motor slapen met de teddyberen
oksels in de avond.

Zij moeten lachen om de bandenpech van gisteren
en daarna het verboden glaasje draaien
zij heeft geroepen in de nacht
hij wilde dat het overging.

Zo komen spoken in dit huis heeft hij gezegd
hij bond een bosje knoflook aan de deur
spoelde bij de kraan zijn mond met gorgelwater.

een ouija-bord veranderde in scrabble
en in het draaiglaasje goot hij een drankje
daar was dat glaasje voor bedoeld.

elke maandag hier op de site te lezen het pure talent van karin beumkes. wie kan nog in haar schaduw staan?

muziek: Abba-Arrival https://youtu.be/U1DX7eyUfv0
Liefs en groetjes Karin

Share This:

FRANS TERKEN wint de enige echte virtuele- ‘van het zich koesterende ongrijpbare’ – jeanine hoedemakers trofee op pomgedichten -Erika De Stercke zilver en Petra Maria brons



Goedemorgen heer Wolff,
 
Hier ben ik dan met mijn beoordelingen. Ik heb geen moment hoeven schipperen tussen ijdelheid en gewoon gedegen lezen en noteren. Al moet ik zeggen dat ik erg verrast was toen ik gisteren las dat je een gedicht van mezelf als thema presenteerde, iets wat ontzetten leuk en ook vleiend is natuurlijk.
Ik weet niet of er nog meer inzendingen zullen komen dus ik wacht nog even af. Ik heb met plezier de gedichten gelezen en ben er goed voor gaan zitten.
 
Dankjewel pom, Liefs en tot straks xx

De edelmetalen:

Goud Frans Terken
Zilver Erika
Brons Petra


Eervolle vermelding Cartouche


En tja, tante moet weer zo nodig, een denkbeeldig krokusje voor de rest. Hartstikke ongrijpbaar grinnikt ze er bij.


xx


Ik heb begrepen dat het ongrijpbare een moeilijk thema is voor sommigen. Daar snap ik niks van 😉


Gefeliciteerd allemaal
  • Petra Maria als wij zo mochten blijven
  • Frans Terken op het wezenlijke het onvatbare
  • Rik van Boeckel dat liefde in aantocht leek
  • Altonice Rieding Om ons uiteengaan zoo warm
  • Erika de Stercke de ochtend omarmt wat niet te zeggen valt
  • Cartouche Schwatzhaft schwärmend
  • Lisan Lauvenberg Bemin me nu of begin er nu mee.
Jeanine Hoedemakers – het groen vindt al wat herfst – 2003 – De Beuk – Amsterdam

wie wint de enige echte virtuele- ‘van het zich koesterende ongrijpbare’ –  jeanine hoedemakers trofee op pomgedichten?

hoe de juryvoorzitster deze week  en dichter hoedemakers  zich  zelf ooit omschreef – zo  hebben we deze week meteen ons thema te pakken  lieve dichters –  wat of  wie toch nog gekoesterd?  – en wat is en zal en bleef ongrijpbaar – en hoe dan? welke liefde – welk voorwerp – welk getijde – de dichtwereld ligt aan uw voeten en wij lezen het elke week zo graag van u en deze week in het bijzonder – de ongrijpbaarheid van het leven – de ongrijpbaarheid van het toch zo gekoesterde – lezen we ergens ook  iets van de weemoed? u kent de regels:
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.

uit deze bundel van Jeanine hoedemakers het volgende gedicht:

IV

een net
gespannen over de vijver
vangt al het blad
van de eikenboom

daar tornt geen dichter
aan

daar vist geen kat
nog naar de goudvis

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

blad dat liggen
bleef

geloof dat ik mijn pen in liefde drenken moet
vandaag zie ik alle foto’s weer

van uitdagende vrouwen
ongrijpbaar als wilde spinnen

een met die benen
een in die tijgerprint

een met ingehouden verlangen
wat ervan gebleven is?

pw

de wind ruimt het grijs

en het water in de rivier
lijkt zich rimpelend te verzetten
tegen onze berusting

de koude was een verademing
onze kraag van ontmoetingen
tot diep achter de oren

als wij zo mochten blijven
in elkaars jas van geluk
laat maar weg het prille groen

dan baden wij ons in het zijn
maar de wind ruimt het grijs
niet zomaar

voorbij

Petra Maria

pom:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

dat is de hoge norm die is gesteld – ga er maar aan staan – zo we lezen de grote wens bij petra maria

als wij zo mochten blijven
in elkaars jas van geluk

deze twee regels halen zonder meer het gevraagde niveau van dat koesterende ongrijpbare dat ook nog glinstert – geen makkelijke opdracht deze week – de andere regels van petra maria halen het niet. hoewel nog nooit iemand wist te duiden wat poëzie nou eigenlijk is zie je hier voor je neus de poëzie zich voltrekken:

als wij zo mochten blijven
in elkaars jas van geluk

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

jeanine:

Petra Maria

Mooi van sfeer dit gedicht met twee hele fraaie eerste strofes. Enkel bij het woord koude hapert het even. Misschien is het een oplossing als je van koude gewoon kou maakt en mocht je hechten aan de lettergrepen dan is kilte nog een optie maar verder nemen de strofes me echt wel bij de hand.
Ook de derde strofe vangt fijn aan, om de derde regel soepeler (of gemakkelijker te kunnen plaatsen) te lezen is het wellicht een idee om hem tussen streepjes te plaatsen

– laat maar weg dat prille groen –

Het woord voorbij zou ik schrappen, het hangt er wat aan en veroorzaakt bij de lezer plotseling een andere beleving en dat is ontzettend jammer daar het gedicht zo’n heerlijke suggestieve sfeer uitstraalt. Samengevat; een fijn Petra gedicht waarin het thema keurig ligt opgeslagen.

Groene Waterman

Als een vis zwem ik hier rond
zuig mijn mond aan rekken en tafels
drink de taal van deze spektakelstad
de stemmen die letters naar het leven trekken

het festijn om hier tussen kaften te verkeren
zo te leren wat goesting brengt
geen woord dat niet om betovering vraagt
elk draagt de eigenwaarde hoog

hoger nog dan de sprekers van de stad
te verstaan geven aan de vreemdeling
die verpozing en verblijf zoekt

maar tot zijn leed niet de vinger kan leggen
op het wezenlijke het onvatbare
dat hier drijft en dartelt in elke laag lucht

FT 09.02.2019

pom:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

ook hier mijn norm die ik deze week op de ingezonden werken leg – en ook bij frans halen slechts twee regels en wel de laatste twee dat specifieke van ongrijpbare poëzie waar een mens in kan vergaan – zich in kan verliezen of op kan mee zweven:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

op het wezenlijke het onvatbare
dat hier drijft en dartelt in elke laag lucht

jeanine: 

Wat een bijzonder mooie manier om het thema op te pakken. Het leest prettig van Als tot en met lucht. Ik til er dit even uit omdat ik daar bewonderend ben blijven hangen:

de stemmen die letters naar het leven trekken

het festijn om hier tussen kaften te verkeren
zo te leren wat goesting brengt
geen woord dat niet om betovering vraagt

Dankjewel Frans

De ongrijpbare blues

Stilte in de nacht zo schoon
het verleden gestorven in weemoed
zingt in de wereld van muzikale dromen
dat liefde in aantocht leek
de woorden stal uit de tango van haar lippen

zij luisterde nooit naar de stem van mijn hart
de deur ging dicht de wind waaide cirkels
op het ritme van de ongrijpbare blues
gespeeld op scherpe snaren met tonen
gestemd in de grijze klankkleur van smart

oh melodie oh reflectie van herinnering
koestering van nostalgie dagen voor de stilte
wat gebeuren zal is net zo onzeker
als de prestaties van het verleden
het nu een poëtisch moment van vergeten

nu in de nacht komt mij de dageraad toe
dansen dromen in mijn nabijheid
nemen afscheid van de voorbije tijd
wordt de blues een bereikbare song
uit lange tenen langzaam omhoog gezongen.

Rik van Boeckel
9 februari 2019

pom:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

dat rik vol van weemoed tracht en tracht – hoe het er even op leek en hoeveel regels de dichter nodig heeft om de werkelijkheid te verwerken – ja zo is het zo vaak met de liefde – het is een verwerkingsproces meneer hoorde je vroeger vaak in de slagerij. ook rik weet 2 regels aan ongrijpbare poëzie toe te voegen:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

dat liefde in aantocht leek
de woorden stal uit de tango van haar lippen

jeanine:

De woorden stal uit de tango van haar lippen, wat een prachtige regel is dit. Of; nu in de nacht komt mij de dagenraad  toe.
Veel fraais in dit gedicht, mag ik schrijven dat hier de muzikant losgaat of moet ik musicus zeggen? Of toch maar gewoon de dichter gaat hier los.


Beste Pom,
Bijgelaagd de inzending van de ongrijpbare dichteres Altonice Rieding, mijn alter ega, uit haar bundel ‘Verleden vergetelheden’ een vers over de ongrijpbaarheid (niet: gonggrijpbaarheid) van een bij nacht tot fluisterpoëzie glijdend koperblazersconcert in de sinds 1929 ook bouwtechnisch ongrijpbare concertzaal van het afgefikte Paleis voor Volksvlijt – ongeveer op de plek waar onlangs nog een man met neppistool en wie weet een persoonlijke Nederlandsche-Bankcrisis zich via dodelijk bewapende politie van het leven benam (Andere Tijden, de huidige) – en over het verdriet om de ongrijpbaarheid van het warme, liefdevolle, doch meedogenloos voorbije samenzijn.

Kopermaannacht
(voor Immanie Kompaan)

’t Zevende Regiment Infanterie
Blies op electra, tot dan ongekend.
Volksvlijts concertzaal ‘cet après-midi’
Was in geen tijd zulk een bruischende tent.

Ook in de tuinen, bij gaslicht verwend,
Zwierde ’t op iedere hoornsymphonie.
Zelfs kellner Laurensz, een nuchtere vent,
Viel voor den charmdans en ‘t vat eau-de-vie.

Zingend hielp Zaagmans, capeldirigent,
’t Koper den nacht in. Het was tegen drie
Fluist’ren geworden tot puur poëzie.

Teder, nog lustig op zeek’ren moment
Bracht ik te weenen mijn minelegie
Om ons uiteengaan zoo warm innocent.

Altonice Rieding

pom:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

geheel afwijkend, maar zekers niet onsympathiek, altonices bijdrage

Het was tegen drie
Fluist’ren geworden tot puur poëzie.

dat zijn de toe te voegen regels – maar ja het is nacht he en in de nacht hebben we tegenwoordig geen zonlicht meer. altonice behoorde nog bij die stevige tot vroeg in de ochtend doordrinkers die geheel kachel het zonlicht aan zich voorbij lieten gaan – het is de ware romantiek in het zwart van de wassende maan, donker van de drank en onschuldig als de menschheid.

jeanine:

Een sonnet! en ik ben het absoluut niet eens met de spellingcontrole die kennelijk niet kan lezen wat er nu eigenlijk staat,  druk als hij het heeft met rode strepen plaatsen.  Je moet dit maar kunnen schrijven is wat ik denk. Knap geschreven maar het thema is erg goed verstopt. Zingend hielp Zaagmans, ik denk hier onmiddellijk aan een zingende zaag.
Die laatste strofe daar zit het hè. Dank Altonice (het voelt vreemd om deze naam in te tikken, ik zit hier zowaar te gniffelen, ik lijk tante wel)

Dauw

de dagen heeft ze verdraaid
om een antwoord te vinden
op wat haar ontglipt

oplossingen liggen in de ogen
van voorbijgangers, ze kijkt en
kan niet ontcijferen

in een kamer van onrust krijgt
de stilte poten, sluipt rond en
aarzelt geen seconde, bijt

een worsteling in het holst van
dromen die het zuurstof stelen
en emmers zweet achterlaten

verwilderd krabbelt het lichaam
recht, laat een groeispoor achter
het ongrijpbare krijgt een stem

het regent gouden druppels
in de tuin van toekomstplannen
een schittering valt open

de ochtend omarmt wat niet
te zeggen valt

Erika De Stercke

pom:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

bij erika ook veel te veel – en inderdaad het leven is niet echt makkelijk – maar dat wist de lezer al – de lezer wil vandaag poëzie – die prachtige fenomenale ongrijpbare poëzie werd gevraagd – en laat erika ons nou toch ook DRIE regels schenken van dat ongrijpbare fenomeen – dank je wel:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het

een schittering valt open

de ochtend omarmt wat niet
te zeggen valt

jeanine:

Zo hee, wat een mooi gedicht, de enige regel die me op dit moment opvalt omdat hij me wat stoort is: verwilderd krabbelt het lichaam recht. Waar ik rechtop van ga zitten is een regel als: oplossingen liggen in de ogen van voorbijgangers maar ook die laatste drie regels laten me niet onberoerd:

een schittering valt open

de ochtend omarmt wat niet
te zeggen valt

Arenlezers

Poëten
van duytschen bloed
zijn wij

Schwatzhaft schwärmend
Schwebend schwach
Dichter Denker
Scharfrichter Henker

Zwart rood en goud
onder één vlag geschaard
ongrijpbaar – zware woorden

als liefdewerk en oud papier
arenlezer worstelaar
als ik hakend naar

09-02-2019
Cartouche

pom:

https://nl.wikipedia.org/wiki/Aren_lezen

hier kunnen we lezen wat lezen betekent: ‘Aren lezen is een eeuwenoud recht van de armen. Het bestond er uit, dat arme mensen na het oogsten van de rogge of tarwe toestemming kregen om de op de akker achtergebleven aren te verzamelen (te “lezen”) en mee te nemen.’ cartouche onder de indruk van een schilderij van millet – van van gogh of een andere meester.

maar we zochten iets van poëzie toch?  niet iemand die de weg naar de voedselbank is kwijtgeraakt.

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het 

jeanine;

Maar Cartouche toch, ik weet niet wat het is maar dit gedicht grijpt me, ik vind het een beetje een beangstigend gedicht maar kan niet goed uitleggen waarom. Het voert me naar een oorlog. Nu kan schrijven een strijd zijn, zo praten er een kan zijn of worden en dan dat bloed van ons, onder één vlag geschaard. Ik durf het niet te zeggen maar ik begrijp het gedicht niet helemaal, ik vind het beklemmend en het waarom is ongrijpbaar dus in die zin voldoe je voor de volle honderd procent aan het thema. Wauw, beef ik en zie je op een podium staan waar je dit gedicht de zaal in ‘smijt’. Ze gaan ervoor absoluut klappen vermoed ik maar als ik ze ga vragen waar het volgens hen over gaat dan weten ze dat net als ik niet precies . Wedden? Hmm, dat is misschien niet slim, tenzij het om een Bossche bol gaat.

Zondag

Sluimerend de dag beginnen
met de afwas van gisteren.
Straks naar een feestje toe.

De poëzie van deze dag
in grauwheid erbij verzinnen.
Straks de feestkleding aan.

De eerste koffie van de dag
brengt helderheid naar binnen.
Straks de feestvreugde verzinnen.

Bemin me nu
of begin er nu mee.
Straks heb ik er geen zin in.

@Lisan Lauvenberg
10 februari 2019

pom: onze lisan vat de stier bij de horens en voegt twee regels toe aan de wonderschone passage, het wondermooie pad dat jeanine voor ons dichters deze week heeft gelegd:

in dat zelfde
zonlicht van het zich
koesterende ongrijpbare
glinstert het 

Bemin me nu
of begin er nu mee.

jeanine:


Bij de laatste strofe schiet ik spontaan in de lach. Alles straks behalve beminnen, dat moet meteen. Even denk ik aan het lied Vrouwen aan de macht gezongen (geschreven door haar zelf?, ) door Babette van Veen. In dit gedicht is ‘straks’ aan de macht, dat heeft wel iets en het is ook herkenbaar, dat zalige, nu even niet. Dat van uitstellen afstellen komt weet deze dichteres wel, dat is duidelijk. Veel kan de dichter zelf besluiten maar dat wat ze echt wil, daar heeft ze dan weer net geen invloed op, dat is het ongrijpbare. Hee, bemin me eens!  Ja dag, straks. Dan heb ik geen zin meer. Oh, nou, jammer dan.




Share This:

Lisan Lauvenberg en de stad in haar – vermoeid door oeroud verdriet

De Stad

De stad in mij
is vermoeid door
een oeroud verdriet.

Zware woorden klinken
tegen de gevels
die scherp omlijnd zijn
in de eerste dagen.

De bruggen overbruggen
diepe sombere waters
Geen lach weerspiegelt.

Hoe schoon en mooi
het klonk en was
Het verbond is verbroken.

De stad breekt zichzelf af
Ze geeft niet meer
Ze gaf

lisan Lauvenberg
, 12 jun. 2002

Share This:

DE VON SOLO van vandaag: ‘We worden beoordeeld op onze ‘shareholder-value’. ‘

Deel 323. Professioneel

Een verplicht verjaardagsfeest, bedrijfsfeest, netwerkborrel noem maar op. Mensen die elkaar eigenlijk weinig tot niets te zeggen hebben. Die voor het fatsoen elkaar wat obligate vragen stellen. Telkens dezelfde vraag. Niet: ‘Wie ben je?’ of ‘Wat vind je leuk om te doen’, maar ‘Wat doe je?’ En dan denken over het antwoord. Wat je doet? Men bedoelt vast welke dienstbetrekking ik heb bij een werkgever. En je antwoord dat dan. Degene die tegenover je staat, repliceert dat hij een succesvolle eigen zaak heeft met tien man personeel en weken van tachtig uur draait. Je voelt je klein worden.

Eigen baas van een succesvolle onderneming staat wel bovenaan. Daarna de medici, juristen en commerciële academici. Economen en politici draaien ook mee, maar dat zijn meer de parvenu’s. Dan de hele trits nietszeggende middenklasse banen. Met aan de onderkant de ambtenaren, leraren en het zorgpersoneel. Die brengen niets op. Die kosten alleen geld. Ergens daaronder bungelen nog de ZZP-ers. Mensen die geen baan konden houden en de ellende zochten, gestimuleerd door allerlei mooie valse marketing vanuit de UWV ‘s en werkgeversorganisaties. Je zou bijna vergeten dat er mensen zijn zonder baan. Tenminste…

Het is ziekelijk dat we op de sociaal maatschappelijke ladder worden afgerekend op onze kostendekkendheid. Dat we ‘wat op moeten leveren’ in termen van euro’s. We worden beoordeeld op onze ‘shareholder-value’. We zijn al zo ver gedegenereerd dat we elkaar er zelfs al op lopen af te rekenen. En onszelf een schuldgevoel aanpraten als we niet genoeg monetaire waarde vertegenwoordigen. Onze identiteit is gevormd door de economische waarde die wij en de wereld om ons heen aan ons toekent. Het is niet meer zozeer maatschappelijke verdienste, ecologisch activisme, medemenselijkheid, ethiek of esthetiek, die je waarde bepaalt. Het zijn enkel nog de euro’s. En het zit ons dieper onder de huid dan we zouden willen toegeven. Triple A en niet minder.

Een grappig bijverschijnsel is het volgende. Mijn moeder was vroeger huisvrouw. Dat kon, als je man voldoende verdiende. Dan kon je je dagelijks met huishouden en kinderen bezighouden. Ook kon je sporadisch een kopje koffie drinken met buren of naaste familie en op het gemakje een gesprek voeren bij de bakker of de slager. Er waren zelfs hier en daar slimme mannen die hun tijd ver vooruit waren, die zagen dat ook de vrouw de hoofdkostwinner kon zijn. Het was een luxe waar de huidige generatie jaloers op zou behoren te zijn.

Maar dit blijkt dus niet het geval. In die veertig jaar is er niet zo heel veel veranderd. Er zijn nog steeds, zij het wel wat minder vrouwen die onderhouden worden door hun echtgenoot, of het nou is binnen het huwelijk of via een vorstelijke alimentatieregeling. Maar huisvrouwen zijn er nauwelijks meer. Er zijn wel heel veel yoga instructrices tegenwoordig. En life coaches, wandelcoaches en orthomoleculaire geneesvrouwtjes. Meestal zijn ze op social media ook nog directeur of eigenaar van hun eigen bedrijfje waar ze de enige werknemer zijn. Tenzij ze het samen doen met nog een paar van dezelfde gesitueerden. Ze hebben het zo druk, want het huishouden doen ze er ‘ook nog bij’. Erbij ja. Want daar wil je niet op getaxeerd worden. We houden onszelf voor de gek met de naampjes die we onszelf en anderen geven.

Als iemand mij op een verjaardag vraagt wat ik doe, dan zeg ik dat ik dichter, columnist en cineast ben. Kijk maar op het podium, lees mijn columns, check mijn films en je weet dat het klopt. Mijn geld verdien ik als ambtenaar. Zo lever ik spreekwoordelijk een wederdienst aan de maatschappij voor de riante subsidie die ik maandelijks ontvang. En daar ben ik in zekere zin ook nog trots op ook. Maar ik weet ook, dat daarmee het gesprek verder gauw afgelopen zal zijn. Mijn waarde is te laag. En daarbij ben ik ook nog een klaploper.

Het is jammer dat het in onze ‘ranking the stars meets whatever next top flopper’ zo werkt. Het dwingt mensen in keurslijven, die niet zitten en daarbij vaak ook nog eens helemaal niet staan. Maar dat is natuurlijk puur een waardeoordeel van een lang vergane orde.

Share This:

de VON SOLO uit 2015

POMgedichten presenteert de donderdag column:
VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van de vaderlandse powezie.

Tien jaar geleden nam mijn carrière een vlucht. Ik was van baan gewisseld en trad toe tot de middenklasse. Er werd aardig op gepusht dat ik zou gaan golfen. Want iedereen deed dat. Uitgerekend één keer heb ik afgeslagen. Het heeft me nooit kunnen boeien. De nut en noodzaak om er sociaal maatschappelijk mee vooruit te komen ook niet. Golf is wat dat betreft passé. Nu hebben we hardlopen…

Deel 84. Road to nowhere

Intussen mag ik van tijd tot tijd borrelen met directeuren en managers. En zo kwam het dat ik vorige week met magistraal uitzicht over de stad een paar biertjes stond te drinken. Door een collega werd ik voorgesteld aan een paar managers die ik enkel kende van horen zeggen. Zij waren met een aantal directeuren in druk gesprek over hardlopen. En als directeuren praten, luisteren mensen. En praat men elkaar naar de mond. De directeuren hadden duidelijk hardlooplijven. Lang, slank en atletisch. Duidelijk niet aangetast door een veeleisend gezinsleven dat alle zelfontplooiing verstikt. De managers waren dat niet. Die waren wat ouder en licht gedrongen. Te weinig tijd aan zichzelf besteed. Maar dat maakten ze nu goed. Er werd gepraat over de marathon in estafette. En mentaal was ik al weer afgehaakt van zo weinig vreugde en zoveel ambitie. Toch luisterde ik nog even. Want dat doe je dan. En op een gegeven moment hoor ik één van de managers zeggen: ‘Ik heb eigenlijk geen hardloopconditie, wel veel uithoudingsvermogen, maar als ik veel hardloop gaan mijn knieën pijn doen.’ Hierop wachtte ik het moment van stilte af en sprak plechtig: ‘Ach, pijn is ook maar een emotie…’. Deze uitspraak werd met een langere stilte onthaald en met blikken als zag een team biologen een nieuwe keversoort die ze niet eerder zagen. De toon was gezet. Even later toen het over de Bruggenloop ging, die langs de nieuwe Markthal gaat, stelde ik voor om het dan niet ‘Operation Market Hall’ te noemen, omdat anders het risico te groot zou zijn dat ze misschien een brug te ver zouden lopen. Wederom de ongemakkelijke stilte. In mijn ooghoek zag ik de financiële man gniffelen. Die kende zijn klassiekers tenminste wel. Het bleek achteraf dan ook geen hardloper. Mijn kansen bij deze mensen ooit nog in het gevlij te komen had ik in ieder geval om zeep geholpen. Maar dat was allengs beter dan elke borrel weer die hardloopverhalen te moeten aanhoren.

En dan wat ik van hardlopen vind. Simpel. Iedere boerenlul kan het. Net als golfen. We zijn er op gebouwd. Korte stukjes tenminste. Als we tien kilometer hardlopen, dan geeft ons lichaam gewoon aan dat dat niet de bedoeling is. Als je dan nog verder loopt, dan luister je in ieder geval niet naar je lichaam. Grenzen verleggen noemen ze dat dan. En dan vraag je je af waarom iedereen zo gestresst is. Omdat niemand het meer rustig aan doet. Hardlopen om te ontspannen. Veel tegenstrijdiger krijg je het niet. Vroeger liep een enkeling de marathon. Tegenwoordig moet je hem wel gelopen hebben, of minstens op de bucket list hebben staan, anders tel je niet meer mee in gesprekken op borrels en verjaardagen. Het is eenvoudigweg een prachtig voorbeeld van nieuw Angelsaksisch populistisch proletarisme. Als je maar genoeg ambitie hebt en competitief ingesteld bent, dan kan je alles bereiken. Alleen jammer dat mensen dat dan niet gewoon toepassen op de gebieden waar ze talent voor hebben of voor in de wieg gelegd zijn. En kiezen voor het dogma hardlopen. Ze zouden ook gewoon muziek kunnen gaan maken, tuinieren, spelen met de kinderen, klussen of een gedichtje schrijven. Nee, liever lopen we onszelf massaal voorbij. Onder de streep blijft de sociaal maatschappelijke omgeving waar we in leven er nog steeds één waar eigenlijk alleen telt wie de grootste heeft. En dat laten de aapjes elkaar nu dan weer zien door heel hard rondjes te gaan lopen. Of zijn het schaapjes?

Ik begin er niet aan en ga er al helemaal niet harder door lopen. Momentum creëer ik wel op een andere manier. En toch loop óók ik soms achter de feiten aan. Ik vertelde mijn vader dat ik een smalende column over hardlopen ging schrijven. Hij wist me te vertellen dat dat ook al op televisie was geweest afgelopen weekend. Dat kon ik niet weten. Ik kijk net zo min TV als dat ik hardloop. Ik doe gewoon zo hard mogelijk waar ik goed in ben.


In the day we sweat it out on the streets of a runaway American dream
At night we ride through the mansions of glory in suicide machines
Sprung from cages out on highway nine,
Chrome wheeled, fuel injected,and steppin’ out over the line
H-Oh, Baby this town rips the bones from your back
It’s a death trap, it’s a suicide rap
We gotta get out while we’re young
`Cause tramps like us, baby we were born to run


(1975, Bruce Springsteen)

Share This:

Merik van der Torren over de Stadionbuurt met opvallend veel stewardessen – strakberokt, in fel-blauw, soms met een hoedje op


Hoi Pom, opvallend veel vrouwen bij mij in de buurt zijn stewardessen. Ze lopen in KLM-blauw van en naar hun werk, rolkoffertjes achter zich. Dit fenomeen inspireerde me.

Kijk, wat zien ik ?

Voor Nora en de anderen

Zoals men steltlopers waarneemt
op stranden waar ze wormpjes
uit het zand kunnen pikken,
zo treft men in de buurten rond Schiphol,
zoals de Stadionbuurt opvallend veel
stewardessen rond; strakberokt, in fel-blauw,
soms met een hoedje op.

Ze reizen naar Londen, Rome of Timboektoe,
heen en terug naar Johannesburg,
ze reizen de wereld af en serveren cocktails en
exquise hapjes in het vliegmachien.

Dan strijken ze neer op het terras van het buurtcafé
en nippen van rosé.
Je reikt de schaal met nootjes aan en
vraagt haar hoe het gaat.
“Goed”, zegt ze.

Merik van der Torren,
29 januari 2019

Share This: