Karin Beumkes’ haar mens haar melodie op de maandag: ‘Ze aten chocolade en beefden van de angst..’

Orkaan

Ubie bleef thuis toen Iboe kwam
de orkaan kwam aan land met wind en regenvlagen
het werd tijd, Ubie begon te bidden
God kwam in het huis en ving de eerste klappen op.

Ze aten chocolade en beefden van de angst
maar God was hier het langst
en wilde helemaal niet buigen
en hòòr de takken werden stil
de spinnen begonnen weer te rennen
de katten waren niet meer bang.

Het klusje was geklaard;
Iboe trok zichzelf terug
en ging wat verder mokken

Niemand is vertrokken
het kleine stadje werd een bedevaartsplaats.




Muziek: Paul Simon – Under African Skies https://youtu.be/a3nFdBi6gQE


Groetjes en liefs
Karin

Share This:

opstaan en vallen met Wilfred Alloy in Etappe 9 zo 14-7: Saint Étienne – Brioude (170,5 km, heuvels)



Etappe 9 zo 14-7: Saint Étienne – Brioude (170,5 km, heuvels)

Voordat u sputtert dat dat ‘hoofdprogramma’ van gisteren wel erg in het niet viel bij… – de welbespraakte (sport)verslaggever zou hier misschien de voorzetseluitdrukking ‘met betrekking tot’, ‘ten opzichte van’ of ‘ten aanzien van’ bezigen, maar ik hou het bij ‘bij’ – … bij de bonte verzameling voorprogramma’s: Wilfred Alloy is en blijft de vedette, de hoofdpersoon. Hij had de avond nu eenmaal zo samengesteld. Het woord ‘hoofdprogramma’ was misschien een ongelukkige keus. Aan de andere kant… Klopt, Nelis, daar sta jij. Kun je anders niet even deze kant op komen met een Leffe D? Aan de andere kant, zei ik, de avond was na het applaus nog niet voorbij, dat zult u begrijpen. Het programma liep naadloos over in een gebeuren dat absoluut geen bijprogramma was. MS De Kantelaar op zaterdagavond. Need I say more? (Dank voor drank, Rank.) Dat was op zeker moment weer voetjes van de vloer! En in dezelfde fysieke herpositionering die dat opleverde menig hoofd keihard óp die zanderige vloer. Zo’n hoofdprogramma. De een na de ander donderde van z’n kruk of stoel. Of er ging er een vanuit stand of net nog acceptabel lopend onderuit, alsof het de bedoeling was. Als er meer tegelijk omkukelden, leek er wel een ongecontroleerde, Browns bewogen breekdansdemonstratie te berde gebracht. Dat gaat bijna elke avond zo. Vooral in het weekend. Het gekke is: zelden breekt er iemand iets. Op een of andere manier is de doorgewinterde Kantelaarder erop voorbereid. Die weet altijd zijn val te breken. O, dus toch… ‘Dokter, ik heb mijn val gebroken.’ ‘Hebt u er nog last van?’
 
Je zou bijna denken dat ze het erom doen. Of bijna? Ik heb meegemaakt dat we werden uitgenodigd voor een valpartij in De Kantelaar. ‘Ik geef aanstaande vrijdag na 23.45u een valpartijtje. Ik zou het fijn vinden als jij er ook bij was. We gaan helemaal los! Dresscode: valhelm.’ (Richie Porte is ook een gekend deelnemer aan valpartijen, heb ik me laten vertellen.) Wie in De Kantelaar niet gevallen is, is er niet geweest, vindt de echte stamgast. Feesten is vallen. Tot zoiets is het ‘vervallen’. Beetje Kantelaarder kantelt en gaat au-au schaterend onderuit. Er zijn er altijd een paar die het verpesten voor de rest. Die weigeren pertinent om in de kroeg op hun bek te gaan, die houden hun poot stijf. Gelukkig maken ze het huiswaarts meanderend meestal goed. Wie trouwens starnakel gierend van de lach in de gracht dondert is vijf jaar lang gevrijwaard van Des Kantelaars valplicht (bij een tweede tewaterlating vrijstelling voor het leven). Terecht. Dat is een held. Buiten-categorie. Smeetsgevalletje ‘ik buig mijn hoofd zeer diep’. Zijn er vergelijkbare liefhebberijen? Alloy doet na zijn snelvers soms aan stagediven zonder opvang. Ook een soort pijnfestijn. Al lijkt er van opzet geen sprake, het is wel echt zijn ding.
 
Vallen en het direct eraan verbonden voetjes-van-de-vloer zijn onlosmakelijk aan los gaan verbonden. Een onvast losvastig geheel dus. Beetje pijn hoort er ook bij. Iets soortgelijks, en aan de andere kant (Ja Nelis, kan er nog een Leffe D deze kant op?) toch ook weer niet, zie je soms bergop in de Tour. Je zit vast in het zadel, maar dan vast in de zin van geblokkeerd, van nauwelijks vooruitgang boeken. Dan ga je uit het zadel en op de pedalen stáán. In zekere zin ook hier: voetjes van de vloer. Uit het zadel zijnde, het achterwiel minder belastend, beweeg je anders, het is een soort dansen. (Dank je Rankje.) Ondertussen kom je nog steeds nauwelijks vooruit. Je stopt met dansen, gaat weer even in het zadel, en dan moet je weer omhoog. Je danst op een vulkaan. Die uitdrukking past hier niet helemaal. Zorgeloos is alleen de aanblik, de buitenkant. Van binnen sterven de renners duizend Nureyevven. Aan de andere kant… Ah, dank je Nelis, maar ik had nog. Je hoeft niet bij elk ‘aan de andere kant’ met bier deze kant op te komen. Ik geef het wel extra aan, oké? Aan de andere kant (dus? heel goed, Nelis) zijn die renners ook helemaal geen dansers. Voor gedans zijn ze in ieder geval niet gekomen.
 
De renners weten doorgaans – je moet wel doorgaan, hè – de berg er uiteindelijk wel onder te krijgen. Erboven. Om kort te gaan, ze moeten één ding goed onthouden: zonder pasjes komen ze er niet door.
 
Terwijl ik bovenstaande valdansonzin over het virtuele papier smeerde, stroomde de zuipschuitkajuit weer vol met die lui die laatst Herbert in het zonnetje grapten. Ze zijn weer erg aanwezig nu. Aan de andere k…. Nee, Nelis! Kijk, ze zijn herkenbaar gekleed. Gele hesjes, T-shirts. Wel andere opschriften. Eens zien. Juist… Dat ga ik nu niet verklappen. Geen vrijgezellenavond in ieder geval. ’t Is vast een generale repetitie. We moeten door. Tijd voor het Herbertje van de Dag en de Ducrootkwoot. Herbert glibberrochelt zijn favoriete prepositiehoestbui, Kroot legt een hulpwerkwoord op het BBQ-rooster.
 
HvdD: ‘Mag ik even terugkomen op jouw overtuiging met betrekking tot Niki Terpstra?’
DK: ‘Hij zegt ik kon niet meer de energie vinden om nog iets te kunnen.’
 
Het moment is bijna daar. We geven het woord aan Wilfred Alloy, maar niet voordat…
 
“Wél voordat, Ketting! Hai mensen! Gezellig! Is everybody happy? Heb ie every body?” [hahahaha] “Moet je luisteren zeg. Loop ik laatst door de Kalverstraat je kent dat wel.” [hahahaha] “Kom ik m’n ouwe vriend Philippe tegen Philippe rent weleens wiel in z’n vrije tijd moet je weten dus ik zeg hoi Philippe nog steeds aan het wielrennen in je vrije tijd? Zegt ie…”
 
(Ik geloof dat Wilfred zich de kritiek uit bepaalde hoek heeft aangetrokken en nu probeert een iets lijviger hoofdprogramma te berde te flansen. Dat vind ik niet hoeven. Straks gaat ie nog jongleren. Hij is sneldichter. Beoefent een eerlijke, bijna vergeten kunst. Het woord ambacht ligt zelfs op de loer.)
 
“Dus ik zeg nou ja ‘allaaa Philippe’ dan zoek je maar een andere hobby!” [hahahaha]
 
(Het sneldichten moet hij koesteren. Straks doet niemand ‘t meer. En dan huilen we wat, en dan? Wilfred moet er niet opeens dingen naast doen, alleen maar omdat zuh erom vragen. Wat is dit nou? Een conférence? Getsie. Hij staat volgens mij bovendien grappen van die onvermoeibaar ellebogende Tantpissalopes te vertellen. Alweer jeuk. Lange mouwen helpen niet. Dit is één keer en nooit weer.)
 
“Nou goed hij was dat kauwgom kauwende mokkel zo zat en ja die wagen kon die rijke stinkerd inmiddels ook gestolen worden…”  [hahahaha] “Dus hij zegt…” [hahahaha] “Luister nou… hij zegt geef mijn Porsche maar aan Vicky.” [hahahaha] “Ach mensen, dit is allemaal maar gekkigheid. Ik vroeg me af… Zijn we klaar voor een roeptumaartje? Ja hè? Het is misschien saai dreunerig, met in elke even regel dat lettergreepje extra, en een beetje uit de tijd. Maar toch, ik zou zeggen, en ik zég het ook…”
 
ROEPT U MAAR

“En danseuse!”

Een pittig stukje bergop doet menig renner staand,
waarmee hij zich, in wielertaal gesproken, ‘danser’ waant.
Wij diehard Kantelaarders, besnoven, ladder, straal,
wij hijsen onze gerstenatten zelden verticaal.
Het is een standaard hangen, of heerlijk onderuit.
Die benen doen we later wel, wanneer de zuipschuit sluit.
Dan danst het door de straten, hoe vlak ook geplaveid.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[klapklapklapklapklap]
 
[Top 3 algemeen orangement: 7. Kruijswijk +1.27, 19. Mollema +2.45, 53. Kelderman +26.40]

Share This:

RIK VAN BOECKEL wint de enige echte virtuele ‘schitterende nimf’ trofee op pomgedichten -(naar vreeswijk zingt bellmans epistel 72)

  • FRANS TERKEN maar aan het IJ sta jij
  • PETRA MARIA vult de bladzij van je dromen
  • RIK VAN BOECKEL tot er een ster ontstaat
  • VERA VAN DER HORST Zo mooi als je liep op gebeeldhouwde benen
  • ANKE LABRIE die zomeravonden die toen veel langer leken

de maand juli zonder jeanine – juryvoorzitster met vakantie – biedt de gelegenheid lastige thema’s op te geven – schitterende nimf – ga er maar aan staan – hahaha – komen we vandaag in een finale frans terken – petra maria – vera van der horst – rik van boeckel anke labrie terecht.

we zoeken het op de pom nooit in het vele – het ene is genoeg – het ene mooie is genoeg.

genieten we  en passant van die prachtige vreeswijk,  van die prachtige bjorn van rozen met band.

zij bezingen allemaal hun schitterende nimf zoals deze ook zijn beschreven door frans en petra maria – hoeveel schitterende nimfen hebben we nog te gaan  in het leven – je hebt steeds van haar gehouden zingt frank boeijen samen met Yasmine – die het verlaten van haar schitterende nimf niet wilde en kon overleven – in elke schitterende nimf schuilt immers ook het gevaar van het feestje van de angst en de pijn.




Schitterende nimf, ogen die blaken
Weelderig vlees op het sneeuwwitte laken
En tengere spieren
De slaap moet zegevieren
Want nu komt in zijn pracht
Morpheus, de god van de nacht
De luiken zijn dicht en de kaarsen zijn gesnoten
Wees maar niet bang, de deur is gesloten
Geen mens die nu nog stoort en o, de nacht is lang
Slaap zoetelief, bij mijn gezang
Slaap zoetelief, bij mijn gezang


Het uur middernacht, ’t slaat in de toren
De leeuwerik, ach, is nog lang niet te horen
Nu sluimeren de struiken
Maar achter onze luiken
Zoetelief, zoals je ziet
Rusten wij, maar slapen niet
Hoor eens de donder. Hoor je de regen?
Plotseling hebben we onweer gekregen
De bliksem zoetelief, of hij zelfs neder sloeg
Slaap maar weer in, ’t is nog zo vroeg
Slaap maar weer in, ’t is nog zo vroeg

Slaap toch m’n nimf, droom van m’n snaren
Totdat de zon de dauw komt vergaren
En wij doen liefelijkheden
Waaraan wij pas nog deden
Eerst je mond en dan mijn glas
Vliegen er vonken in de as
En dan, mon Dieu, ze is bezweken
Kijk me toch aan mijn nimf, geef me toch een teken
Goddank, ze ademt weer, en godzijdank ze lacht
Schei nu maar uit, slaap zacht, slaap zacht
Schei nu maar uit, slaap zacht, slaap zacht

wie wint de enige echte virtuele ‘schitterende nimf’ trofee op pomgedichten? (naar vreeswijk zingt bellmans epistel 72) u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.







zo waren er soms dagen
 
kind nu ik je zie
dan voel ik weer de wind
en sluit ik mijn ogen
 
ik zie de boom nog
waaronder ik ons droomde
misschien had ik
 
toen
 
iets
 
dat het zich niet vouwen laat
en niet kleiner laat maken
dan het is
 
zo waren er soms dagen
ze gingen met de wind
en het weten dat niet wilde
 
pomwolff
Waternimf

Naar Kopenhagen kan ik reizen
de kleine waternimf omarmen en
als het mag haar een zoen bezorgen

of dichterbij de Loreleij
die rotsvast torent boven de Rijn
mij in het voorbijgaan naar haar toe zingt

niet dat zij te ver gaan maar
aan het IJ sta jij – je reikt me je handen
vanuit een roestige schuit

zo verweerd kan oude liefde zijn
laat de golven zingen van de wind
wij vouwen ons in het vooronder samen

FT 13.07.2019



en daar staat zij aan het ij – schrijft frans – en zij reikt hem de handen – prachtig, prachtig zijn waternimf. dichtbij gehaalde oude liefde getekend door het weer, het water, door het zingen van de wind heen hoor je het verlangen.
MUZE

zoals hij naar je kijkt
alsof je drijft
licht golvend
het kroos in de poriën

zijn armen omhelzen
het voelt alsof je zinkt
naar het donkere
lokkende water

zoals hij je schrijft
onuitwisbaar
wacht je de waanzin
van zijn streling

als hij naar je kijkt
ogen van oceaangrijs
vult hij de bladzij
van je dromen

Petra Maria


zoals hij naar je kijkt – schrijft petra maria – en het voelt alsof je zinkt, als haar muze de bladzij van haar dromen vult – prachtig – o heerlijke schitterende nimfen laat het altijd zo zijn het zijn – laat de dichters heel – laat ons dichters heel – asjeblieft.
De zingende nimf

Langs waterwegen zingt de nimf
met schitterende zon in de ogen

streelt melodieën van lucht
boven rotsen van dagelijks geluk

de dans van de zwaluw verlicht haar
zoals de sprong van de zalm verdicht

de natte aderen van de Rijn
strelen de in gedachten verzonken kade

van Leiden tot Sankt Goar
zingt zij over oevers van genade

neemt ons mee naar de overkant
langs groen gedoopte glinsterdalen

verlegen zingen wij refreinen mee
tot er een ster ontstaat

de nimf ten huwelijk vraagt
haar antwoord nu de tijd vertraagt.

Rik van Boeckel
14 juli 2019


passievol gedicht van Rik – over hoe zij zingt over oevers van genade – haar stem weer klinkt – mooi en hoe haar antwoord de tijd vertraagt – een antwoord op die ene altijd weer gestelde vraag. zoveel passie verdient het goud vandaag.


Ontastbaar


Zo mooi als je liep
op gebeeldhouwde benen
je blik onbevangen
gericht op een droom


De haren wild springend
op tengere schouders
die, zo leek, geen last kenden
nu niet en nooit


Waar je liep
viel een vacuum
daarachter verlangen
dat jou niet bereiken kon


nu niet en nooit

vera van der horst


een zo invoelbaar vacuum lazen we niet eerder in een gedicht  met daarachter dat verlangen bestaande uit wel duizend elementaire deeltjes – zoveel verplaatste luchtdruk wist zelfs einstein niet meer te plaatsen – zo wordt een vacuum soms een zwart gat
 

Cornelis
 
waar we hem eindeloos draaiden
met zijn nimf, zijn nozem en zijn non
op die zomeravonden
die toen veel langer leken
 
nu ik in de aula zat
de laatste van ons clubje
hem bijna vergeten was
huilde ik pas
toen hij na Bach
plotseling de ruimte vulde
 
anke labrie



 
dat die avonden toen zoveel langer leken – treffend geschreven – hoe ze door alles heen meegenomen zijn en voor even kunnen worden terug gehaald – mooi

Share This:

WILFRED ALLOY beleeft Etappe 8 za 13-7: Mâcon – Saint Étienne (200 km, heuvels) in café eijlders



Etappe 8 za 13-7: Mâcon – Saint Étienne (200 km, heuvels)

Als aangekondigd: de Bontegezelschappenavond! Wilfred Alloy met een gevarieerd voorprogramma: veel poëzie, onderbroken door vrolijke entr’actes: een meezinglied en filosofische beschouwingen vanuit het circus dat Tour de France heet. Ik zit er in De Kantenaar vanzelfsprekend lijvig bij. Om lijve verslagen gaat het immers op onze Détour. Begrijpelijkerwijs kan ik niet alle teksten hier zwart-op-witwassen. Da’s te veel van het goede. Maar namen, toenamen, titels, eventuele rugnummers moeten te doen zijn. Dus ga ik genieten en af en toe iets noteren over/van de optredende taalkunstlieden.
 
Altonice Rieding opent het bal, licht nerveus, in heur karakteristiek klassieke stijl met een gedicht uit de bundel ‘Verleden vergetelheden’, getiteld ‘Vriendschap nu en dan’, direct een melancholieke toon zettend: Hoe mag onze vriendschap zijn? / Zal die ooit gaan zingen? / Vraag het niet den kastelein. / Hij weet and’re dingen. // Zitten wij dan bij den Waag, / Eindelijk verbonden, / Of bezwachteld als vandaag / Door der minne wonden? // Hoe mag onze vriendschap zijn? / Zal die ooit gaan blinken? / Vraag het niet den kastelein. / Hij geeft slechts te drinken. Ranke Nelis staat achter de tap met ogen vol verbazing te luisteren. Van rond een tafel met o.a. dichters die zich regelmatig in litteraar café Selderij laten zien en horen wordt gelijk gemopperd, iets als dat het niet prettig is de avond zo wereldsmartelijk en zienzuchtig te beginnen. Altoos’ afsluitende kwatrijn maakt gelukkig alles goed: We hesen ongekend. / We bliezen onzen bubbel. / We zagen op het end / Chileen en Leffe dubbel. Ilse knikt goedkeurend, zo van: net het dranklustbruggetje dat we nodig hadden, nu het plastische fysiek nog. Er gaan sidderingen van angst en verwachting door Des Kantelaars zuipkajuit.

De eerste poëzie van genoemde tafel. De sidderingen houden aan. Een blok erotische, ‘erodynamische’ (die houe we d’r in, Herb) wielerpoëzie om u tegen te zeggen. Of ú? Niks u! Je klapt gewoon dicht van ontzetting of prompte uitputting. Je kunt ook geen boe of ba meer zeggen. Uit Drenthe zijn voor een klein weekje de drijvende schrijfkrachten Sari Uwehitser en Marie Relbed de kroeg in gerold, landelijk beroemrucht geworden om hun erodynamische wielerbundel ‘Winnesinne’. (O, zij scholen natuurlijk laatst achter die kreet ‘En nu in het Drents’!) Sari draagt in algemeen beschoft Nederlands ‘Winnen is binnen’ voor. Ongeveer de titeltrack. De wijze waarop daarin heuvelop en heuvelaf wordt gegleden is niet geschikt voor verslaglegging in de Détour. Marie doet even verstaanbaar ‘Met  waaierlust op de kant gelegd’. Niks mis met de titel. Die durf ik te noemen. Maar het gedicht zelf, oi-oi-oi. Van hetzelfde laken… Gezamenlijk brengen ze ‘Van kop af’ en ‘Stevens Kruijswerk’. De kajuit piept en kreunt. Bij de kreet ‘Nu alles in het Drents!’ vallen de eerste cafégasten flauw. De dames zien er wijselijk van af.
 
Wilfred moet hebben geweten wat ons te wachten stond. Voorprogrammatisch doordacht getimed is het zangintermezzo van Immanie Kompaan in chique masculiene outfit (Pannekoek op wulps gestemde tingeltangel). Om even bij te doen komen. Maar we komen niet meer bij. Toch goed bedoeld. Immanie doet de meezinger ‘Janus heb jij je hoedje op’, bekend van optredens van het 7e Regiment Infanterie o.l.v. Joh. Zaagmans in de Tolhuistuin boven het IJ: Ik ging laatst op visite / Bij kennis en patroon / ‘k Dronk hier en daar een borrel, / En was niet meer brandschoon. / De kou had mij bevangen, / Voor ‘t eerst zoolang ik leef / Viel bijna van ’t stoepje / Mijn hooge hoed stond scheef. / Toen riepen me weldra, de jongens achterna: // [Refrein:] Janus heb jij je hoedje op, / Janus wat doe jij met zoo’n dop, / Janus heeft op z’n kanus, / Zijn hooge zij, nou is ie blij / Janus wat heb je op je kop. / Janus is nou de zuurkool op, / Janus heeft op zijn kanus, / Zijn hooge hoed, ‘t staat hem goed, / Die apen snoet.
 
Na de meezinger – het zong niet massaal mee, menig Kantelaarder zocht verhit geraakt verkoeling in extra bierconsumptie – draagt de Amersfoortse Ilse Hoejij uit de bundel ‘Voorbij de meet gekomen’ het vers ‘Eén been van gisteren, één van vandaag en alles ertussen’ voor en het werkelijk niets verbloemende ‘Met twee vingers in een gat naar keus’. Nelis kan de bestellingen nauwelijks aan. Immer, de hoed nog op, komt ‘m een handje helpen achter de bar, als Ilse na de tweede voordracht heesfluistert: ‘En nu in het Vies’. Wat?!! De vaste parlevinker van De Kantelaar levert extra vaten bier.
 
Frenk Snater uit Schin op Geul. Een poëet die wat lucht geeft. Zuidzuivere lucht. Wel over de tour, maar gewoon beschaafd beschouwend: Hoe het bergop gaat / dat het malen je in staalvrije roes brengt, / alsof de Franse aarde naar je framestaven / de maat van het verzet bepaalt, / op een zachter blad, / zoals jij zelf het bewegen wordt / en de stilte, de voldane stilte erna. De laatste regels kunnen erodynamica verraden, maar dat is niet des Frenks. Schitterend. Raak. Nee, die komt wel even binnen.
 
Een aantal voordragers van Genoemde Tafel is ook te bewonderen in het reeds aangestipte litterare café Selderij, gesitueerd nabij de Grote Markt, die beruchte poel des verderf. (Herstel: verderfs. Maar laat ik geen ronkende honden wakker maken.) De Selderijdichters gaan er prat op, misschien iets té prat, dat zij – het zijn hún woorden, hè – De Beweging van Labeto-Tachtigers voortzetten. De huidige Beweging heeft inmiddels, toegegeven, een enorm bereik. Meestal per bus. Dat wel. Want ja: zij, De Beweging, wordt stilaan toch minder. Ze brengt tegenwoordig ‘slowezie’ als het ware. Hoe het ook zij, goed verzorgd vervoerd reikt De Beweging inmiddels tot in België. En wat het café zelf betreft: schrijvers die hem wel lusten aldaar gelaten is Selderij an sich gewoon een fijn innemend drinkablissement en qua uitstraling om door een ringetje te halen. Je waant je in zwierig artistieke sferen van weleer. Mensen tutten zich ‘s weekends thuis urenlang op voor een bezoek. Dat doen ze niet zomaar. Je wilt er goed voor de dag of de avond komen. Zelfs een hond gaat er pico Bello gekleed. Qua bediening staat het in een bijna vergeten horecatraditie: ze komen naar je toe, ze weten je te vinden, kortom: je wordt er aan je tafel hoogstpersoonlijk afgeserveerd. Waar maak je dat nog mee?
 
Dit terzijde geschoven zijnde is het tijd voor de volgende (dubbele) entr’act. Wielerbespiegelingen van Herbert Dijkstra en Maarten Ducrot. Commentatoren bij de Tour de France, moet u weten. De heren berichtten wegens contractueel vastgelegde journalistieke werkzaamheden ter Fransen plekke helaas niet lijvig/scharminkelig op de bonte avond aanwezig te kunnen zijn. ‘Een volgende keer misschien,’ mailde de heer Dijkstra. ‘Dat zegt wel iets.’ Nee, dat zegt niets. Gelukkig hebben we de woorden nog:
 
HvdD: ‘De moulin staat er wel, maar Tom is er niet.’
DK: ‘En nu gaan de beulen het rad ronddraaien.’

(Ik krijg net een diepe overdenking op mijn mail van de Belgische ex-wielrenner en oneline-snuiver Gilbert Tantpissalopes, naar aanleiding van het gebeuren in de etappe van vandaag: ‘Als je à la Philippe koerst, doe je het goed’. Kennelijk solliciteert die Vandejammerwijven ook naar een fulltime kwootfunctie in de Détour. Ik overweeg een ander mailadres.)
 
Tot slot de Terborgse dichter Jan L.S. Hemdelink. Hij brengt uit zijn rakelings door wielererodynamica geprikkelde uitgave ‘Stijgingspercentage’ het (schaam)streekvervoerende poëem ’Code rood’, dat  ook de toehoorders locaal fysiek blozen doet, maar hun tevens een jeugdig groene glimlach ontlokt.
 
De zaal schudt lijf en leden uit voor de afsluiting (lees: hoofdprogramma), naar gewoonlijk gebruikelijke usance verzorgd door de man om wie uiteindelijk alles draait. Alstublieft, publiek, hou het beschaafd…

ROEPT U MAAR

“Een kwak geven!”

Het peloton maalt soepel. Het koerst behoorlijk strak.
Maar zoekend naar posities geeft men and’ren soms een kwak.
Een duwtje of een beukje. Ook dat hoort bij de tour.
Wie zoiets niet vindt kunnen fietst maar huilend naar z’n moer.
Hier kwam onlangs een Vlaming, die om zo’n kwak zelfs vróeg.
Wat douwen later wist men dat dat op iets anders ‘sloeg’.
U ziet maar in welk bierschuim u masochistisch bijt.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[klapklapklapklapklap]
 
[Top 3 algemeen orangement: 7. Kruijswijk +1.27, 19. Mollema +2.45, 49. Kelderman +26.40]

Share This:

WILFRED ALLOY aan de bitterballen in Etappe 7 vr 12-7: Belfort – Chalon-sur-Saône (230 km, vlak)


Etappe 7 vr 12-7: Belfort – Chalon-sur-Saône (230 km, vlak)

Ranke Nelis geeft met een wijsvingertikje op zijn licht ongepast patserige horloge aan: het Bittergarni Uur is aangebroken. Eindelijk! Iemand gaf ‘m ooit z’n vet en sindsdien is dat Uur een begrip.
 
Hebben wij eigenlijk een favoriet in de tour? Er zit nu bijna een week op en ik vroeg het me opeens af. Is er iets gaan leven in het land? Is er zo’n sfeer ontstaan die Smeets, als ie nog steeds onontkoombaar het beeldscherm vulde, de favoriet zou doen vragen: ‘Besef je (je) wel wat je momenteel losmaakt in Nederland?’? Vroeg of laat wil je zien – stiekem natuurlijk, want voor de gereserveerde Kantelaarders is de tour, met al z’n gekte, al z’n ins en outs, als het er werkelijk op aankomt… not done – hoe de mannen het doen. Of ze een versnellinkje in de benen hebben. Of ze überhaupt benen hebben, desnoods die van gisteren. Je denkt gelijk weer aan Tom Dumoulin. Nee, dat was een ander benenverhaal. Hij had wel de benen maar zat na een val met een niet functionerende wielerknie vol grind dat ook omliggende pezen… Pijnlijk. Die doet dus niet mee. Zou een favoriet zijn geweest. Kruijswijk – hing die niet een keer langs de weg aan een tros schrikkelprikkeldraad te drogen of ben ik in de war met iemand anders? – staat nu derdst, meen ik. Dat moet ‘m worden. Wat? Geen derdst meer? Achtst inmiddels? O die had ook iets met grind. ‘Kruijswijk kraakte op het grind, maar doet niet dramatisch’, lees ik. Ik heb het gemist. Een minuutje en vier seconden? Sniks. Daar kun je net zo makkelijk derdst mee staan. Het gaat om het tijdsverschil dat je hebt. Waar hebben we het over? Over het tijdsverschil. Ik voel het: hij gaat nog vlammen. Hup Steven! Eerst naar zeven, en dan verder zien. Vandaag wordt de langste etappe van de tour gereden. Een vlakke. Een etappe voor sprinters, begrijp ik. O wacht, dan moet Groenewegen vandaag onze favoriet zijn.
 
Ik weet een foefje voor de kijkers, voor als het met de favoriet niet goed gaat. Schiet me opeens te binnen. Werkt bijna altijd. Je moet er wel voor in de kroeg zitten. Bij voorkeur. Ik kijk even naar de Ranke. Hé Nelis, waar zitten we eigenlijk? Kijk even op je tom. Tom! Je navi-dinges! Hoe heet het hier? De Kantelaar, zeg je? Waar is dat? Of interessanter: wát is dat? Een kroeg? Juist, dat wilde ik horen. We zitten in de kroeg. Nee, dat we dat even geverifieerd hebben. En dan zie je Groenewegen op de linkerflank zwoegen, ergerlijk in het wiel gezeten door de spreekwoordelijke man met de hamer. Hij heeft er een klap op gegeven. Met die hamer. Ergens op. En Dylan heeft ‘m gekregen. Waar precies op, die klap? Op z’n lever, denk ik. Gebeurt hier ook weleens. Maar goed, dan moet je als toeschouwer gewoon wat doen. En nou komt het, let op. Wat bijna altijd werkt is een portie bitterballen. Dan bestel je, in de kroeg dus, een portie bitterballen. En op zeker moment komen die ballen uit de frituur, zul je altijd zien. Let op: een goed deelbaar aantal ballen. Geen priemgebal. Dat je geen gezeik hebt over de verdeling. Want je eet die ballen niet alleen hè, Nee, die eet je sámen. Ja toch, Wilfred? Daar moet je geen ruzie bij krijgen. Het gaat om het sámen verorberen van bitterballen IN een kroeg. Samen sterk aan de bal ‘met betrekking tot’ duh tegenstander. Het klinkt weird en abstract maar dit is de gedachte: als die ander geen bal heeft kan die niet scoren. Simpel es det. En het werkt heus. Dus je bent in de kroeg samen aan de bal en hop! dan krijgt ook Groenewegen meteen die bal zeg maar en dan schiet ie de gelijkmaker in de winkelhaak. En vlak voor het eindsignaal de winnende. Kat in het bakkie. De bitterballentruc werkte vaak goed als ik met mijn zoon in de kroeg een voetbalwedstrijd met Ajax bekeek, vandaar deze beeldspraak. Hopelijk gaat het ook op bij het wielrennen.  
 
Goed. Bittergarni Uur. Kijk, daar zijn de dampende bitterballen. Heel goed, Nelis. Jij voelt het perfect aan. De meet is niet ver meer. Doe er gelijk wat bier bij. Voor iedereen hetzelfde, toch? Wel, het is nu vooral zaak de boel bij elkaar te houden. Dat niemand zich aan het gemeenschappelijke sportieve belang onttrekt door een bal achterover te drukken, er stiekem  vandoor te gaan en buiten zicht aan de bal met de eer strijkt die ons en onze favoriet toekomt. De langste etappe van de tour. Vlak. Een etappe voor sprinters. Wat ik al zei. Dus de ballen vandaag voor Groenewegen… Nog een paar honderd meter… Is het bier nu al op? O, het was er nog niet. Niet opgelet. Wat een spanning… 50 meter… En het wordt…. Groenewegen! Zie je wel? Oké Nelis, Leffe D voor mij en voor de rest van de ploeg wat ze al dronken. Dit gaan we vieren.
 
Ducrot kwam pas na half vier aankakken. Het was me ontgaan waarom. Tot die tijd had Herbert wielrenner Theo Bos in zijn hok voor een vraaggesprek. De onzekere man stelt toch al veel vragen, nu was het nog erger. Eenmaal geïnstalleerd was Ducrot nauwelijks bij te houden. Met grote moeite heb ik onderstaand stuk gewauwel kunnen vangen. Maar hij zei veel ergere dingen. Herbert zeverde over een geleerde gast die vanavond bij die Ohne de Graaf komt aanschuiven. En dat we vooral moesten kijken. Een wetenschapper in de aërodynamica. Hij sprak het steevast uit als ‘erodynamica’. Erodynamica in de wielersport? Meer iets voor een bonte zaterdagavond, om maar even iets te verklappen.
 
HvdD: ‘Wat kun je nog sleutelen aan zo’n man, dat ie op het eind helemaal komt bovendrijven?’
DK: ‘Dan is ’t wel even binnenvetten, dan is ’t wel je haren uit je hoofd trekken.’
 
Ook weer gehad. We zijn bij het slot, het hoogtepunt, beland. Ik hoop dat het Kantelaarpubliek na dit betoog zijn verantwoordelijkheid neemt. Ook richting onze sneldichter Wilfred Alloy. Dat ze, wuh, de ballen in de ploeg houden. Daar zullen we hem hebben. Stap-struikel-strompel-stommel. En hij staat!
 
ROEPT U MAAR

‘Linkeballen!”

De tour kent van die renners, die voor dezelfde poen
heel sneaky in de kopgroep soms aan linkeballen doen.
Ze rijden achter ruggen, ze stoempen nooit vooraan,
om op een onverwacht moment er vies vandoor te gaan.
De groep slaakt zure vloeken, maar houdt zich meestal flink.
Van Nelis trouwens zijn die hete ballen net zo link.
Nou goed, er zijn zat zaken waar men geen blusbier slijt,
maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[klapklapklapklapklap]
 
[Top 3 algemeen orangement: 8. Kruijswijk +1.04, 22. Mollema +2.22, 61. Kelderman +20.58]

Share This:

Peter Posthumus in de taal der liefde

Ik heb bij voorbaat niets te zeggen
ik ben bij voorbaat sprakeloos

ik zag gouden ringen breken
en diamanten branden
in de schemer van die laatste avond

ik zie op eens weer hoe je bent verdwenen
naar wéér een ander leven
terwijl ik alles. alles
voor jou had willen geven


                                  peter posthumus

Share This:

Met WILFRED ALLOY berg op: Etappe 6 do 11-7: Mulhouse – La Planche des Belles Filles (160,5 km, aankomst bergop)

Etappe 6 do 11-7: Mulhouse – La Planche des Belles Filles (160,5 km, aankomst bergop)

Die verbroken verbinding gisteren was niks. Er waren bij één Herbertist, die het voor de rest dreigde te verpesten, een paar draadjes los. Kap Nelis heeft de stoorzender vakkundig overboord gegooid, uh… gerepareerd. Contacten gelegd. Verder aardige lui, die gisteren zeg maar op de koffie kwamen. Dat hele idiote geherbert was inderdaad een studentikoos geintje. Prima. We hebben erom gelachen. Laat ze maar aanmonsteren. Beetje verjonging kan de schuit wel gebruiken.

De tour. Het ging vandaag volle bak, vanuit een vol huis, full house, van Mulhouse naar (La) Planche des Belles Filles. Dat Plateau van de Mooie Meisjes. Ach, ik weet het nog van 2017. Zelfde valpartij. (Zou valcrack Richie Porte er nu ook bij zijn geweest? Hihi.) Het Plateau van de legendarische alsmede betreurenswaardige Meisjes die tijdens de Dertigjarige Oorlog rond 1635 op de vlucht voor Zweedse huurlingen liever vanaf dat Plateau 1148 meter naar (L’) Étang des Belles Filles vielen (de Vijver van diezelfde Mooie Meisjes, thans meervoudig Étangs) dan in vijandige Zweedhanden. (Aankomst bergop, gaf de reisleiding nog optimistisch aan. Dat was dus niet altijd zo.) Waarschijnlijk heeft de heer Dijkstra u iets soortgelijks willen vertellen, ongetwijfeld steeds irritant onderbroken door albetweter Ducrot, in zijn eigen woorden (d.w.z. die van de folder die hij in het locale toeristeninformatiecentrum ongezien uit een of andere molen had gesjord), met zijn slimy voice-over, het stemgeluid dat u onpasselijk geworden als het ware zelf aan de rand van dat Plateau over een schuin stuk rots zou doen uitglijden en in hierboven geschetste diepte deed storten. Ik hoop derhalve dat u hem er niet over hebt hoeven aanhoren. Aan de andere kant: na een kwartiertje Herbert op Plateauhoogte krijgt een enkeltje Étang des Belles Filles bijna iets aanlokkelijks. Alle verdwazing in het fietsframe verstopt: voor de zekerheid herhaalde ik de letterlijke hoogte- en dieptepunten van de legende, uiteraard vanuit mijn veilige commentaarpositie op onze zuipschuit MS De Kantelaar. Leffe blond ernaast, net zo makkelijk.

Het blijft een akelig verhaal. Je zou er nogmaals van naar de fles grijpen. Om te vergeten. Kamagurka graptekende eens: ik drink om te vergeten dat ik drink. Ook een goeie reden. Hoe dan ook: de Mooie Meisjes maken dorstig. Maar hoe ben je er de volgende ochtend aan toe? Denk je liever niet aan. Het lijkt me goed op zo’n droevige avond ergens een koffiemomentje te plannen. Hoe doe je zoiets? Waar haal je de kracht vandaan? Die arme Mooie Plateaumeisjes. Die lelijke vol-huishoudende Zweden. Daar zit je dan, Ketting, met je leuk bedoelde praatjes. En of het niet genoeg is, op Canvas nogmaals naar Lost in Translation met Bill Murray en Scarlett Johansson kijken! Je zoekt het ook wel op hè. En dan weet je dat het pak, dat enkel wil malen en malen, van Mulhouse richting La Planche vertrekt, nietsvermoedend, zich van geen drama bewust, en dan weet je dat jij er wel alles van weet, en dan herlees je tóch het verhaal van de fatale val van de Mooie Plateauzolen-Meisjes, en dan huil je wat… En dan? Onbegrijpelijk. Huilen. Weet je wat nou zo gek is, Ketting? Mevrouw van Zetten uit Tiel begrijpt dit dan weer wél. Maar ja, die bestaat dus niet. Wat een wereld. Ik… Vrienden, ik verbreek nu écht de verbinding. Laat mij maar even. Zo terug. (Leffe D, Nelis! En extra tissues!) [Verbinding verbroken]

Ranke Nelis zingt, zoals De Kantelaar weet, graag liederen uit het Nederlandstalige repertoire. Het bijeen gefabuleerde ‘geval’ van de Belles Filles was hem gisteren al ter oge gekomen en had hem zo aangegrepen dat hij er een liedtekst op moest maken. Niet direct op die Belles Filles, zei hij, maar op het gevoel dat je zo ’s ochtends kunt hebben. Nelis wil dat lied graag ten gehore brengen. Ik vermoedde dat ie het reeds gemaakt had. Hij bleek het zelfs van die Pannekoek te hebben, die het bovendien al had gespeeld op het Bergense ‘Literariteitencabaret’ van Ana Paljas – ook aan boord, zie ik – maar wat dondert het? Goed gejat en op het juiste moment. De Kantelaars hebben besloten hem het groene licht te geven. Wat kun je nu immers beter doen dan de loden downte wegzingen? O, het is geen meezinger, hoor ik. Dan maar gewoon luisteren. Nelis heeft ons verzekerd dat het goed afloopt, al moet er eerst fors tegen het zuur gevochten. Opnieuw begeleid dus door Pannekoek op de piano die ook niet in een beste stemming is. Die tingeltangel dus. Maar dat is ie standaard. Een blues? Woke up this morning… Yeah. Ik zou zeggen: gooi het eruit. Maar het is dit geworden: ga je gang!

Drinkin’ Shrinkin’ Blues

Ik werd die ochtend wakker met me lijf in gore lompen.            / Me hart deed grote moeite iets aan bloed nog rond te pompen. / Ik fikste teilen koffiedrab en brood in droge hompen. / Die zeikstraal van een kat wist ik de keuken uit te stompen. / En na een kouwe does / zocht ik een schone bloes. / Die bleek te heet gewassen, dus gekrompen.

Ik trachtte me verschijning met iets anders op te pimpen / (want met zo’n shrunken outfit zou de wereld me beschimpen) / en vond een combinatie, afgewerkt met grauwe gimpen, / een soort van circustarzan, half verstoten door de chimpen. / Al oogde het wat raar, / dit moest het wezen maar. / Het leven kon nog moeilijk verder krimpen.

Het daglicht werd verdragen, ja ik wist zelfs aan te klampen, / en ’s avonds in De Kantelaar, weer hijsend in me dampen, / bepeinsde ik diverse existentiële rampen / en hoe men elk ontkiemsel soms de zomp in weet te stampen. / Ik nam de blues voor lief: / het was toch relatief, / ik had maar met een kleine krimp te kampen.

Nou word ik gierend wakker in dezelfde klamme lompen / al buffelt weer me hart om al die vochten rond te pompen. / Ik slobber van die teilen troost en beitel door me hompen / en geef dat klauwgevaarte nog wat feestelijke stompen. / Dus blijf maar lullen, Truus. / Nou heb ik een excuus. / De bloes is lang niet ver genoeg gekrompen.

This barmaster’s voice… Wow! Weet niet hoe het met jullie is, maar veel beter voel ik me er toch niet door. Je krimpt ineen. En nu… O ja. Denk je alles gehad te hebben… Ik hou het kort. Herbert voorziet bij al dat geklim een Labeto-vervolgtraject en Kroot klinkt als een locale Zweedse huurling rond 1635.

HvdD: ‘Dus zo vormt zich de bus.’

DK: ‘Je kunt je vandaag niet verstoppen. Echt niet. De billetjes gaan bloot.’

Snel door, de tijd drinkt. Dringt. Het Détour afsluitende Alloymoment pakt niemand ons af. Die billen blijven bedekt. Ik zou zeggen, Wil, en zeg het daadwerkelijk: etappe 6 kan afgepilst, voor we naadloos overgaan op iets sterkers. Of is het – slik – nog ‘Tijd voor Moccona’? Help ons uit de bonenbrand!

ROEPT U MAAR

“Koffiemolen!”

De renner maalt zijn koffie, geswitcht naar ‘minder zwaar’:

Maar zulk soort maling krijg je moeilijk in De Kantelaar.

Alleen al de gedachte leidt vaak tot klein verzet.

Het hijst hier alcoholisch, van ‘we gaan nog niet naar bed’.

En dat is dan toevallig: zo vind je toch je ‘troost’.

Ze staan weer vers getapt, hoor. Op de Mooie Meisjes, proost!

Niet dat het iets verbetert aan de realiteit,

maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!

[klapklapklapklapklap]

[Top 3 algemeen orangement: 8. Kruijswijk +1.04, 22. Mollema +2.22, 53. Kelderman +17.45]

Share This:

Abraham VON SOLO een nachtje slapeloos moet kunnen


VON SOLO hanteert de juiste methodiek. laat de angsten inderdaad even toe –
stop ze in een column -en sluit de column af met een punt. en dan is het verder: genieten maar van elkaar, van de zon, van de kids, van de drank en alles wat de mens ook maar genot kan brengen.




Deel 344. Slapeloos


Het was zondagavond. Naast me hoorde ik een gelijkmatige ademhaling. Verder was alles stil. Het geluid van de snelweg was niet te horen. Ik had het warm en kon niet slapen, overvallen door gedachten, die me in doodsangst brachten. Wat als dat asbestincident van twintig jaar geleden inderdaad slecht zou uitpakken? En mijn kinderen dan? Dat hun vader nog voor zij van de middelbare school af zijn, er niet meer zal zijn. En hoe heeft dat toch kunnen gebeuren? Had ik er iets aan kunnen doen? Mezelf enkel tussen gedachten door troostend met het idee, dat ik morgen in ieder geval nog zou leven.

De wanhoop. Ik weet waar het vandaan komt. De avond ervoor had ik voor mijn doen veel te veel gedronken. De volgende dag word ik dan altijd geplaagd door een milde depressie. Die trekt gelukkig weg als de alcohol ook weer uit mijn bloed verdwijnt. Maar als je ouder wordt, duurt dat soms even. Dinsdag lachte het leven me gewoon weer toe, toen ik opstond. Maar de nacht blijft een raar domein. Ik had het niet aangedurfd om mevrouw Solo wakker te maken voor correlatie of troost. Zij sliep. Als ik ze wakker had gemaakt, daargelaten dat dat gelukt was, was ze niet vriendelijk of begripvol geweest. Als ik tegen haar aan had gaan liggen, had ze afwijzend gekreund en me van zich afgeduwd. Op dat soort momenten sta ik er alleen voor. Je vraagt niet om hulp, als je afwijzing als antwoord verwacht. En die gedachte brengt mij terug naar mijn jeugd.

De problemen die ik als kind of tiener verzon, waren soms zo groot dat ze me tot wanhoop dreven. Liefde, school, levensvraagstukken, angst. Allemaal onderwerpen die me, toen ik jong was, menig maal uit de slaap hebben gehouden. Ouders die me altijd voorhielden dat het wel goed zou komen. En daar hebben ze tot dusver ook gelijk in gehad, durf ik te beweren, terwijl ik even op het houten tafelblad tik. Maar op de momenten dat je erover maalt, is dat meestal maar een schrale troost. Zo schraal dat je vanzelf ophoudt met het vragen om hulp. Als je op een gegeven moment het antwoord zelf al kent, hoef je er ook niet meer om te vragen. Het antwoord beantwoord wel letterlijk de vraag, maar het beantwoord niet de vraag achter de vraag. Dat waar je echt mee worstelt.

Gewoonlijk slaap ik rustig tegenwoordig. Maar afgelopen zondag realiseerde ik me ineens dat ik overvallen werd door een existentiële angst zoals ik enkel ken uit mijn jeugdjaren. Het soort angst dat je uit je slaap kan houden. Het soort vragen waar geen antwoorden op zijn. En ik denk dat ik het nu begrijp. Het verlangen op die momenten, is niet dat naar een antwoord. Het is het verlangen naar een luisterend oor, een deelgenoot, een arm om je heen, iemand dat er altijd zal zijn. Het was nooit meer dan eenzaamheid. Dat wat komt als er niemand meer wakker is op de wereld, behalve jij zelf.
 

VON SOLO

DICHTER, COLUMNIST,  PERFORMER EN CINEAST

Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl

Share This:

WILFRED ALLOY gaat nu iets heel geks zeggen over Etappe 5 wo 10-7: Saint-Dié-des-Vosges – Colmar (175,5 km, heuvels)



Etappe 5 wo 10-7: Saint-Dié-des-Vosges – Colmar (175,5 km, heuvels)
 
‘Er staat in m’n script dat ik nu dit kasteel moet bekijken.’ (Preherbertje)
 
Toute la folie à vélo de cirque: toch missen we Mart Smeets een beetje. Voor hem bleef je thuis. We speelden ooit ‘Mart Smeets Tourbingo’. Kruisten op speciale formulieren zijn gevleugelde uitspraken aan, als hij ze in de uitzending bezigde: ‘Ook dat is wielrennen’, ‘Ik ga nu iets heel geks zeggen’, ‘Met twee vingers in de neus’, ‘Ik buig mijn hoofd zeer diep’, ‘Senk joe!’, ‘Rechtdoor naar school en kantoor’, ‘De huiskamervraag’, ‘Hij rijdt zich het snot voor de ogen’ etc.  Net kwam een zekere mevrouw Van Zetten uit Tiel aan mijn tafeltje zitten. Mag ik dat zeggen? Regisseur Ranke Nelis verderop gebaart: ja, dat mag ik zeggen. Och, ik had het al gezegd, waar hebben we het over. Om de haverklap barstte die Tielse dame in snikken uit. Het wielercommentaar is niet meer wat het geweest is, huilde ze. Ik besta niet meer zonder Mart Smeets! (Ik vroeg me meteen af wat ze in deze non-hoedanigheid dan van me verwachtte.) Tegenwoordig worden er edele boekdelen gesproken, waaiers afgedraaid, treintjes op de zij gelegd, klappen op kokoskoeken gegeven, tonnen viskuit aangeboord en ijzers onder het koudvuur gebonden. Ik kan er geen chocola van maken. Smeets vatte ik al nauwelijks – hoewel hij bij zijn typerende uitleg van ingewikkelde tourzaken vaak zei: ‘Mevrouw Van Zetten uit Tiel moet het ook begrijpen’, nou, nee dus – maar Dijkman en Van de Croo volg ik helemáál niet. Het ergst van het hele verhaal is echter, zoals ik al zei, dat ik het gevoel heb niet meer te bestaan! Ik tel niet meer mee!
Het snikken werd een hartverscheurend krijsen. ‘Ik heb vanavond een buitengewone tafel’, zo zou Smeets dit gebeuren hebben aangekondigd. Ik keek aangedaan om me heen – niemand van de andere gasten leek iets van het verdriet aan mijn zij te merken – en trachtte haar gerust te stellen: Mevrouw Van Zetten uit Tiel, dat bestáát niet! En weg was ze.
 
Mensen, ik slik nog wat van die dingen. Wat meldt eigenlijk het stickertje dat op het doosje is geplakt? Priegellettertjes. Even de bril erbij: ‘Kan de schrijfvaardigheid beïnvloeden’. Ooooh… Als dat alles is? Nelis! Leffe dubbel! Maar iets meer dan de vorige keer graag!
 
En nu in het Nederlands. Er wordt aan dat dichterstafeltje verderop naar me gewenkt. Kroegkraaksters Altoos en Immer en nog wat mensen. Of ik er niet gezellig bij wil komen zitten. Zaterdag misschien. Er komen dan weer voorprogramma’s. Wilfred had het over een ‘bontegezelschappenavond’. Dat belooft wat. O, nu herken ik er twee. Ilse Hoejij en Frenk Snater. Natuurlijk. Van dat  litterare café  bij de Grote Markt. Ik denk dat die de komende bontedingenzaterdag hier wel een nummertje te berde brengen. Mijn uitgever Lupulus is trouwens ook aan boord. Als gebruikelijk deels beschut in een hoekje. Maakt me wel een beetje nerveus. Alsof hij me al op de werkplek tekstinhoudelijk en in mijn verdere doen en laten aan het controleren is. Streep dat ‘alsof’ maar door: hij gebaart me goedkeurend ‘alles op z’n tijd’. (Danke Ranke.) Nou goed, ik kan er voorlopig dus mee door. Nee: het was voor Nelis bedoeld. Lupulus had voorlopig genoeg witte wijn, was de boodschap. Phew.
 
De eerste groep Kantelaargasten, zo na theetijd, bestaat voornamelijk uit artistiek(elijk)e types. Ze doen van alles of beweren dat te doen, van alles een bescheiden beetje, ze schrijven, zingen, maken muziek, lezen elkaar en de krant, spelen (ook zonder podium) toneel… Of ze doen vol overtuiging niets, hooguit interessant (gelukkig een minderheid). Maar genieten vooral van de betrekkelijke rust, de stilte voor de storm die ik maar even het aprèstouretappecircus noem. Jemig: ik heb de bezoekersinformatie in grove lijnen nog niet afgerond of daar spoelt reeds genoemd circus, de onvoorwaardelijk tourminnende meute, niet OSM, onstuitbaar onze zuipschuitkajuit in. Dan zal het hele pak wel over de meet zijn, daar in kom waar was het ook weer. Het joelt en yellt dat het een lieve lust is. Elke avond lijkt het erger te worden. Ik heb het over… Herbertfans. U kunt nog weg. Nu vraag ik me ernstig af of de jongelui in dit belegen, maar vooral als vanouds tourcommentaarkritische drinkablissement wel aan het juiste adres zijn, maar ja, je kunt ze niet zomaar de toegang weigeren. De supporters – ‘Herberthooligans’ dekt de explosieve lading van hun aanwezigheid misschien beter – hebben zich nu ook visueel georganiseerd door het dragen van ‘gele herberthesjes’ – op de rug staat te lezen: ‘De tour wacht op niemand, Herbert ook niet’ – en T-shirts met een afbeelding van die onnozele kop erop en opschriften als ‘Heerlijk Helder Herbert’ en ‘Herbert Dijkstra: die zegt wel iets’. Sommige meisjes zwiepen vervaarlijk met waaiers, sommige puistige tienerjongens met lange Märklin-‘treintjes’ alsof het fietskettingen zijn. Alles wijst erop dat wie de moed heeft iets over hun verstoring van de rust op MS De Kantelaar aan te merken ter correctie resoluut en niet zachtzinnig  ‘op de kant zal worden gezet’. Nu ja, ze zijn wat luidruchtig, maar vooralsnog goedgemutst, die Herbertisten. Ik overdrijf ook met die waaiers en treintjes. Anders gezegd: dat is niet waar. Als ze maar wat te zuipen krijgen, is het oké. Het kan ook één grote grap zijn, bedenk ik opeens. Dat die lui net als wij Herbert gewoon een wolk snot vinden. Dat hun outfits louter een feestje aankleden. (Herbert Dijkstra? Wie is dat dan?) Je weet het niet. Hoe dan ook: niet op reageren, Lena. 
 
En nu in het Frans. De tour. Het ging van – niet te lezen dit – van Sans Idée der Vogels… naar… die Col maar. Met deskundig commentaar, dalingspercentage 95%. Wat had Herbert te berde? Luchtverplaatsing opnieuw. ‘De koplopers kunnen elk gewenst moment ingerekend worden, maar het moment is nog niet gewenst, dus rijden ze voorlopig aan kop.’ Gebruikelijk gezever over kastelen, kerken, kloosters, dat is dan iets, maar ook vandaag nergens een Labetobus te zien. Ducroot bleek zijn bloeddorst te kunnen dempen: ‘175 km voor de finish wegrijden, dan hypothekeer je je krachten, laat ik het maar eens netjes zeggen.’ Deze was diep: ‘Het winnen, het met je handjes omhoog over de streep komen, ja, dat is een ander vak.’ Het diepst was dit hoogtepunt over de schandalen rond oud-tourwinnaar Jan Ullrich: ‘Op z’n allerhoogste dieptepunt kwam het breed uitgemeten in de pers.’
 
HvdD: ‘Hij zit heel stil op z’n fiets, de benen doen het werk.’
DK: ‘Richie Porte is een gekend deelnemer aan valpartijen.’
 
Tijd voor Alloy. Het podiumtrappetje met wankele voeten betreden na een traytje Straffe Hendrik. Hij ligt, hij zit… en hij staat! Ik weet al wat er geroepen gaat worden. Vrees de gevolgen…

ROEPT U MAAR

“Herbert Dijkstra!”

Hij blijft van alles dazen, zo tijdens dat gefiets.
Maar opgeteld is ’t lucht. Ik zeg maar zo: ‘dat zegt wel NIETS’.
Kastanjes, kolen, ijzers. Zijn stem een glibberspons.
Met tig onwetenswaardigheden overstelpt hij ons.
Gevangen in gewauwel, zijn nonsenskretendrang.
Hij haat gevallen stiltes, door hun zuinig zijn op stang.
Straks vindt ie nog zijn einde, verstrikt in woordenstrijd.
Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
 
[klapklapklapklapklap]
– verbinding verbroken –

[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +0.25, 12. Kelderman +0.51, 45. Mollema +1.43]

Share This:

Merik van der Torren over die dame met rode lippen en zonnebril die met drie vrienden…..


Hoi Pom, enig burengerucht bij mij aan de overkant veroorzaakte deze tekst, groet, Merik

Burengerucht

Die dame met rode lippen en zonnebril
die met drie vrienden onder het genot
van ballonnetjes lachgas gisteren
vanaf negen uur ‘ s ochtends
op house-muziek swingde
 
dient vandaag te stofzuigen,
grote roze bloemen in een vaas te schikken,
een heerlijke ovenschotel te konterfeiten.

Dan kom ik
op het witte paard.

Share This: