Toen vader terugkwam van zee dansten
tantes op tafel met roomwitte navels was ons varken verwerkt in de
worst en het hop hing als bellen te drogen.
Die dag proefde ik aan
zijn vingers hoe Zuid-Afrika voelde hoe de kinderen stonken hoe de
spreeuwen daar jokten hoe de aarde daar schreeuwde hoe de stranden
vervuilden hoe de rooibossen huilden.
Dit was het donker hier kon
je je schamen hier lag rag op de ramen en God moest mij horen hij had
smeer in zijn oren de wind zou het zeggen aan een vuurvliegje snel aan
de man in de cel die prinsenbloed had en wittebrood at.
De site was weer een beetje kaduuk of overbelast deze ochtend – iets met de server – er komt een dag dat alles beter is – webmaster en jeanine hoedemakers deze week de juryvoorzitter laten ons niet uit het veld met prachtige rozen slaan – nu leest u de commentaren onder de gedichten – over enige minuten de uitslag door jeanine – dank aan de dichters die instuurden.
Jeanine meldt: Goud Frans Terken – Zilver Merik van der Torren Brons Petra Maria
MERIK VAN DER TORREN Bij ons schijnt de zon, fonkelt in Bollekes
MARC TIEFENTHAL Een man uit Rotterdam spoelde ‘s nachts aan
PETRA MARIA misschien het zachte glooien
FRANS TERKEN we hadden aan een halve maan genoeg
RIK VAN BOECKEL zoals de wind waait in Oostende
JOLIES HEIJ onze dorst is natter dan een dweil
vlaamse toestanden
je lacht me in 1000 kralen toe
daar moet ge toch heel wat aan geregen hebben
trachtte ik in mijn beste vlaams
liet mijn vingers over de kralen gaan en weer terug ook weer duizend deed spontaan mijn duizendkralen gedicht:
blijk jij gewoon van wie ik houd twee lieve ogen houden we duizendkralendag en rijgen we vullen we huisjes met poëzie
nam jij mijn hand
om deze op je hart te leggen
pw
In Gent
In het oog van de cycloon zitten we.
Laat buiten de storm maar razen.
Pannen en planken van daken scheuren,
Bomen ontwortelen, ouden van dagen vermorzelen.
Bij ons schijnt de zon, fonkelt in
Bollekes Keizer Karel.
We zien het Lam Gods herrijzen en
Sioux-indianen onder de kloosterbogen.
“Nog één Keizer Karel, alstublieft””
Om weg te zweven naar de hoge bergen.
Laat buiten de storm maar razen.
Merik van der Torren
pom: ha ha ha de ouden van dagen komen er niet goed af vandaag bij onze merik. leuk gecentreerd deze opkomende liefde die alles in zich herbergt – liefde is exclusief en van 2 mensen in een middelpunt – merik gebruikt de elementen die hem ter beschikking staan. ‘Om weg te zweven naar de hoge bergen.’ is echt zo een merik regeltje – buiten elke ordening.
Jeanine: Merik van der Torren – Zo is het, laat buiten die storm maar razen. Al ben ik een fervent tegenstander van het vermorzelen van ouden van dagen, dit moet gezegd. Het gedicht leest prettig, ik krijg van alles voorgeschoteld en het waait.
Toegestaan, stand van zaken
Boter smokkelen doen we niet meer.
We spelen ook geen kaas, boter en eieren meer.
We versluizen zelfs geen geld meer.
De lage landen liggen klaar
om overspoeld te worden,
alsnog houdt Nederland stand,
in het Frans.
Nous autres, les Belges,
nous maintiendrons aussi.
Een man uit Rotterdam
spoelde ‘s nachts aan zonder ham.
Spek noch bonen droeg hij mee,
honger des te meer.
Zijn hart heeft hij verpand
aan dit andere lage land.
Haar vader smokkelde boter.
(Pom, dit vers is uiteraard vrij, al rijmt het op het laatst. Het associeert geheel uit zichzelf en meandert van de een naar de ander, wat een onderliggende betekenis geeft aan het werkwoord meanderen. Me anderen… je est un autre)
—
marc tiefenthal dichter essayist
pom: toestanden! ik houd het verder bij het commentaar dat tiefenthal zelf meestuurde.
jeanine: – marc tiefenthal dichter essayist – Aangezien het
cursieve gedeelte enkel aan pom gericht is lees ik het wel maar doe er niets
mee. Ik vind het niet netjes andermans berichten te lezen en ook niet netjes om
niet te worden genoemd aangezien toch ook ik het gedicht voorgelegd krijg. Ik
meld dit maar even, anders piept dadelijk de tante van Bregje tevoorschijn en
die is heel wat ongezoutener in haat conclusies cq oordelen dan
ik.
Ik speel het nog,
boter kaas en eieren, ik heb pas nog van mezelf verloren en vond dat best een
aparte ervaring.
Een man uit
Rotterdam die aanspoelde zonder ham. Dan is het een Rotter (met voor de am een h
in het gedicht). Helemaal vatten doe ik het gedicht niet en tegelijkertijd snap
ik het wel geloof ik. Spek noch bonen maar honger des te meer, ja, als hij spek
en bonen had gehad dan had hij geen honger gehad, is wat ik denk en ook denk ik,
vedorie, daar heb je tante. Het is me wat met dat taalspel van Tiefenthal.
Spreekwoorden, gezegdes, spelletjes, verwijzingen die je moet zien te
snappen/vinden en dan een totaal dat vaak helemaal niet onaardig uit de strijd
komt. Je gedicht komt wel binnen bij me maar waarschijnlijk
anders.
ergens
ergens hebben wij iets Vlaams
misschien het zachte glooien
van de eerste omarming
de vluchtige zoenen
het lijkt alsof die streek
ons toezingt
de oude pleinen
met warme café’s
hongerig als wij zijn
gelijk dampende frieten
kom laten wij ons
onderdompelen in genot
ergens stroomt iets Vlaams
in onze aderen
hoe anders
zoveel liefde
zo vanzelf
Petra Maria
pom: de elementen aangenaam verwerkt en tot poëzie gerangschikt. liefde van de man gaat door de maag. zo patatje met is nooit weg. een bolleke, een pleintje, petra maria in de buurt en het leven wordt al snel aangenaam. jahoor ik heb ook iets vlaams – ik hoor het me zo zeggen. die spataderen mogen wel uit het gedicht verwijderd – klinkt me net te oudnederlandsch en neerlandsch bloederig. nee een patatje mét en vluchtige zoenen rond enige bollekes. zo mag het leven.
jeanine: Petra Maria – Onze zachte G. Vooral n het Westen denken ze soms geloof ik dat die Brabanders nooit goed leerden spreken. Zachte mensen. De Vlamingen begrijpen dat beter. Bovendien hebben ze daar hele lekkere frieten. In puntzakken en met liefde gebakken. Ja, Petra, kom, we gaan.
Brugse Zot
Dat ik aan het Minnewater
haar om het recept voor liefde vroeg
wij zouden die als konijnen
op Vlaamse wijze op smaak brengen
hadden aan een halve maan genoeg
om elkaar tot in de nacht af te tasten
de hand die schuim van de lippen wiste
we bruisten en gistten als blond bier
hoe goesting ons naar het hoofd steeg
geen houden aan ‘ik zie u graag’
we wachtten niet tot Lievekesdag
kropen in het donker weg op kot
hijgde ze nog ‘maar gij zijt toch een Ollander’
ze dronk me als een Brugse Zot
FT 04.01.2019
pom: maakte petra maria hierboven de voorzichtigheid nog het hof – frans laat er geen gras over groeien – over de aanstormende liefde die het gehele terras opvult – in een vlaag, in een slok kan ze toeslaan – ongeacht de wijze woorden die cornelis vreeswijk ooit ons toezong: de liefde is een vreemd soort wijn – maar neem je een slok teveel dan schiet het gal je in de keel…’ zo ongeveer. dat is voor later. nu is het een heerlijk genieten dit gedicht.
jeanine: FT 04.01.2019 – Ollander, is het
eerste wat me opvalt en ik denk meteen aan de ha voor am bij Tiefenthal. Haha,
nee hoor ik bedoel het niet flauw, ik weet het wel dat van die
h.
Even naar het
begin, die regel ‘wij zouden als konijnen’ ik vraag me af of ik het goed
interpreteer maar zie al snel dat ik het uitstekend lees. Leuk gedicht, lekker
warm.
De Vlaamse wind
Zoals de wind waait in Oostende
de geur van frietekes uitstalt
langs de contouren van ‘t Kroegske
zo zij uitzwermt over het Vlaamse land
naar terrassen met Leffe Blondjes
en luidkeelse Duvel toejagers
de Gentse wieven in Bijloke
hun oorkussenslopen schoon poetsen
zingend met de bravoure van Brel
zo wil ik daar zijn met een handvol
mayonaise uitgestald over zakjes
bakjes vol vretende frietoorlogjes.
Rik van Boeckel 5 januari 2019
pom: rik neemt meteen het gehele vlaamse platte land mee in zijn beschouwingen – van de kust het land in – er kan gedronken, gezongen en gefeest.
jeanine: Rik van Boeckel – 5 januari 2019 – Oei Rik, een hand vol mayonaise uitgestald …. Hier zit ik toch echt even een beeld te zoeken waarin ik de hand bevrijd weet en de mayonaise op de juiste plekken zie. Vlot gedicht vol Vlaamse ingrediënten.
Mechels nieuwjaar
De dag is opgeschoten, pleinsluipers vragen naar
de datum. De vadderik op drie broden dorst
naar zee, onze dorst is natter dan een dweil
en droger dan de kater. Hier zijn de uitspatten
al verbeurd. Mijn compagnon in zacht sterven heeft
het er moeilijk mee, het is niet alleen het keren van
de tijd, er gaan evenveel korrels in een zandloper
als dagen in een jaar en hoop is de strohalm waar-
door we het vuurwater opslurpen. Hij zegt maar
dat haar wereld op slot zit, wat me liever is dan
geen toegang tot de tijd. Hij wil in haar hoofd
ik onder zijn huid. Het is de eerste dag van
het jaar, maar we voelen ons nergens thuis
hetzij bij hem of haar. We willen niet hier
zijn in deze abdij van uitgestorven plezier
van virtuele wensen hebben we onze bekomst.
We duiken onder in elkaars armen. Hij wil
trouwen en een kind, ik ben blind voor zijn gewin.
Gewetenloos denk ik aan mijn schaduwman. Nacht
treedt in. Nog even en het borreluur begint.
Jolies Heij
pom: onze heij weet altijd wel ergens iets van ellende te vinden. maar het mag gezegd ze beschrijft het menselijk tekort best wel mooi. met regeltjes als:
onze dorst is natter dan een dweil – Hij wil in haar hoofd ik onder zijn
huid. We willen niet hier zijn in deze abdij van uitgestorven plezier…
een gedicht met net teveel compacte ellende om van de mooie regels te kunnen genieten.
jeanine: –Jolies Heij – Heerlijk Jolies, die regel; pleinsluipers vragen naar de datum. Daarna vlieg je wat uit de bocht, onze dorst natter dan een dweil, droger dan de kater…hmm Dan weer de schitterende regel, mijn compagnon in zacht sterven waarna de dichter opnieuw de vaart onvoldoende ment. We duiken onder in elkaars armen Nog even en het borreluur begint.
In dit gedicht
verdrinken die prachtige regels een beetje, dat is erg jammer. Op de vierde
strofe heb ik weinig te zeggen, het is een prima strofe, echt een gedicht om
nog eens naar te kijken. Dank je voor deze reis.
Vorige week fietste ik over het
fietspad langs de Gordelweg. In de verte zag ik een man in tegenovergestelde
richting over het trottoir lopen met een aantal hondjes. Naarmate ik dichterbij
kwam, kon ik zien dat het een lange man betrof. Kort stekeltjeshaar. Peper en
zout kleurig. Een zwarte sportjas met grijze en blauwe accenten. Een donkere
spijkerbroek. Eén van de hondjes was een foxterriër. De andere een onduidelijk
bastaardje van schoothond formaat. De
hondjes liepen in het gras naast het voetpad en dwongen de man ook in het gras
te gaan lopen. De riempjes waren net te kort. En zo stond de man daar terwijl
ik hem passeerde met mijn fiets. Het bastaardhondje bukte zich om zich te
ontlasten. Ik zag het beeld compleet. En keek de man aan.
De harde ogen van de man flitsten even naar het hondje en toen weer naar de mijn. In zijn ogen las ik ongenoegen en boosheid. Het vormloze varkens lederen bankstel in de huiskamer. Een grote tv uit de koopjes kelder van de Correct met toch bedroevende beeldkwaliteit en al die kutprogramma’s. Een Opel Astra 1.9 diesel uit 1992. Een vrouw waar geen personal trainer meer wat aan kan verhelpen. Omdat het niet alleen aan de buitenkant eraan zit. Het ondergaan van de zon, terwijl het te bewolkt is om hem goed te kunnen zien. Altijd dezelfde racistische grapjes op het werk, waar die Turkse metselaar ook gewoon bij is. Hassan kan er zelf ook wel om lachen, toch? En nooit de postcode kanjer. Nooit. Terwijl ik mijn blik afwendde zag ik hem in mijn ooghoek het hondje nog een schop geven. Hij riep me na: ‘Als je met je arrogante kop maar niet denkt dat ik die schijt ook nog voor je ga opruimen’. Ik keek niet om en wist dat hij het niet tegen mij had. Hij zag enkel een blanke middenklasser die tevreden op zijn fiets richting zijn gezin onderweg was voor het avondeten. Erasmus zei het al: ‘De meeste mensen zijn andere mensen’. Sartre zei het ook, maar maakte ervan: ‘De hel, dat zijn de anderen’.
Onderweg van kantoor A naar
kantoor B fietste ik, na het Centraal gepasseerd te zijn, over Kruisplein. Ik
werd ingehaald door een vrouw met een grijze knot op een fiets met zadeltassen.
Ze fietste over een hobbeltje in de weg. Uit een van de fietstassen viel een
handschoen. Ik zag hem vallen. Landen op de straat. En riep: ‘Mevrouw, u
verliest een handschoen.’ Stoïcijns fietste de vrouw door. Ze keek niet eens
om. Een moment dacht ik om te draaien en de handschoen op te halen en haar
achterna te fietsen. Maar toen die gedachtegang ten einde kwam, was ik al weer
zestig meter verder.
Ik zag dat ze stopte bij de
kruising met de Kruiskade. Inhalen zou kunnen als ik hard fietste. Maar wat zou
ik dan te zeggen hebben? ‘Mevrouw, u bent tweehonderd meter terug uw handschoen
verloren.’ Zou het ze iets kunnen schelen? Zou ze de moeite nemen om terug te
fietsen om hem op te halen? In mijn schuur liggen twee volle vuilniszaken met
uitgewassen handschoenen. De oogst van één winterseizoen handschoenen oprapen
op mijn dagelijkse fietstochten. Ik voelde een moedeloze onverschilligheid die
zich meester van me wilde maken.
De kruising met de Kruiskade
overstekend zag ik honderd meter voor me dat de vrouw stopte en haar fiets op
de stoep zetten. De zette het rijwiel op slot en ging een pand binnen. Toen ik
er voorbijfietste, zag ik dat dat het Goethe Instituut was. De vrouw was dus
waarschijnlijk Duits en had niet verstaan of gehoord wat ik riep, toen ze haar
handschoen verloor. Nog vijftig meter twijfelde ik, voordat ik alsnog de
teugels wendde. Ik fietste terug naar Kruisplein en vond daar op dezelfde plek
als ik hem had zien vallen de handschoen. Ik pakte hem op.
Het plan was om de handschoen in
de fietstas van de vrouw te stoppen. Zo zou ze hem weer terug hebben. Toen ik
echter aankwam bij het Goethe Instituut was ik er niet meer zeker van welke fiets
het was. Iedereen lijkt tegenwoordig wel fietstassen te hebben. Dus belde ik
aan en stapte, nadat een jonge vrouw de deur open had gedaan de drempel over.
Ik legde uit dat ik een handschoen had gevonden van een vrouw met grijs haar en
een knotje, die hier zojuist vijf minuten eerder was binnengegaan. Een zwaar
Duits accent antwoordde das das ein Kollegen gewesen sein moeste en nam de
handschoen in ontvangst. Ik wenste haar een goede dag en liep de deur uit. Toen
ik me omdraaide zag ik de vrouw met het knotje haar hoofd om een hoekje steken
binnen en met een brede lach zwaaien. Dat voelde goed.
Ik stapte op mijn fiets en dacht verbaasd over de weinige praktische moeite die het had gekost iemand blij te maken. En hoe onevenredig veel innerlijke discussie me dat had gekost. Trappend om op snelheid te komen scheen er flets licht door de ontbladerde bomen langs de Westersingel en stelde zich de volgende vraag: ‘Stel je voor dat je te horen krijgt dat je nog een dag te leven hebt. Wat ga je dan doen? Pak je dan de eerste handschoen op die je ziet liggen? Of ga je filosoferen over een probleem waar je de oplossing nooit meer van zult vinden.’
Zie je die foto’s van toen;
de kinderwagen en de pop,
die lieve hond,
de oude huizen
opschriften – uit de tijd,
blauwe trams;
laten we nieuwe goede dingen doen,
laat ik je hand vasthouden,
laten we zingen
van haar aan de overkant;
hoe we roeien en zingen
tegen de stroom in
en in de middag
kaarsen ontsteken
voor de nacht.
Meester, open de fles, rood en wit,
laat wapperen die haarlinten
in de zwoele wind;
dat een voormalige dichteres des vaderlands net doet of het stellen van vragen poëzie is en dat kunstje ook eindeloos herhaalt als ze optreedt
dat de poule des doods lekker aangevuld is dit jaar ja dat krijg je er van als je over lijken gaat en dat al die gortdroge jaaroverzichten mij de keel uithangen
dat dichters wel 88 teentjes hebben waarop je kunt trappen dat ik het nog steeds erg leuk vind om op 88 teentjes te trappen
dat die protestants gristelijke zedenpreekster met die rare ogen zeker niet de slimste mens was
dat je alles wel poëzie kunt noemen als je er maar vragen bij stelt
dat we 2018 nemen zoals het is en het verlaten maar nooit verlaten van wat was
pom wolff
zo wens ik alle lezers – nou ja alleen de lieve natuurlijk en alle dichters en columnisten van pomgedichten een onvergetelijk 2019 – ik zeg het u 2019 wordt een heel heel bijzonder jaar
marc tiefenthal – de zee die beeft, mensen op de vlucht.
rik van boeckel – dode koffie gedronken bij de grafsteen
petra maria van den eerenbeemt – liefste de gordijnen kunnen open
cartouche – dat zie ik in – moeder, een zachte tong en op zijn tijd een bakje troost
frans terken – en niet het surrogaat uit die rotoorlog
Voorbij de toast
Een pirouette zag ik vandaag
de dag draaien voor mijn ogen, jij
die ik volg, plakt aan mijn zijde alsof
cellen zich niet elke zeven jaar delen
iedere druppel een oceaan op zich is
zo nemen we ronde na ronde en eten
van de nacht, de middag en de morgen
voorbij de grens van toast en espresso
hoor ik de echo van kan het dan
niets verdommen of je verrekt of slikt
leven meer is dan je bedrinken en denken
in inkt zwart en wit in plaats van zoals jij
me in wijsheid van oude dagen pleegde
voor te houden, een bed een bad
en breekbrood is al wat een mens
van node, een wereld van verschil
dat zie ik in – moeder, een zachte tong
en op zijn tijd een bakje troost
30122018 Cartouche
GOUD VOOR CARTOUCHE DEZE WEEK: ja ronduit indrukwekkend de woorden van cartouche in de laatste regels – het eten van de nacht en de vluchtelingen naar de stem van moeder, zijn moeder, alle moeders toegeschreven. ik buig diep voor dit gedicht. het raakt me.
zolang ik leef is er oorlog daar. het is waar moeders niet voor baren. of dichters politieke verzen moeten schrijven? of politieke verzen wel van de poëzie zijn – daar kun je ook een leven lang van mening over verschillen. en dat we gelukkig niet echt meer/nog van de oorlog weten hier in dit polderlandje – van de immense pijnen en de angsten – van de haat over en weer – dat we er in ieder geval één keer bij stil staan hoe we er ook in staan. het thema deze week naar aanleiding van een bezoek aan het tropenmuseum in 020 – een levend museum – was er jaren niet geweest – het groene t shirt – de dichter – de poëzie – het verlangen naar moeder, de geur van een veilig thuis. hoe je op een milde wijze vorm geeft aan vrijheidsstrijd door de jaren en door culturen heen. het tropenmuseum een bijzonder museum.
wie wint de enig echte virtuele brood&koffie trofee op pomgedichten – maar dan wel die van moeders. de basisingredienten van het leven graag gedicht deze week – een beetje smokkelen mag wel – als het maar van het leven is. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
wat is een vrouw
wat is een vrouw meer dan
haar cellen
dat je haar beschrijven kan
misschien
hoe mooi ze ligt
is dat dan iets
of dat ze kotst en zo
zich uit
gehaast haar kind
van school moet halen
haar hoofddoek strikt vertrouwelijk
nog wijd en zijd bemind
als ego nog slechts lego is
én hij de zoon geworden
die op hem lijkt
weet zij één dood
die nog vol leven zit
was dat het dan
pomwolff
(…)
In plaats daarvan kwamen nieuwsberichten
uit alle hoeken van de wereld.
Een gebouw dat instort, een vulkaan die uitbarst,
de zee die beeft, mensen op de vlucht.
Ik wist al lang niet meer hoe lang ik zo ijsbeerde.
marc tiefenthal
de vrijheidsstrijd van tiefenthal voor een vrije en ongeremde tiefenthal enigszins aan banden gelegd – in die zin dat 85 regels intro die alleen over tiefenthal gingen en niets toevoegen aan het bekende beeld van tiefenthal – buiten het thema vielen. komen we toch uit bij de wereld en een persoonlijke noot die ontroert – komen we uit bij de poëzie.
Moeder’s hartenlied
Moeder’s koffie al lang geleden geroken die is
koud zonder smaak dode koffie gedronken bij de grafsteen tijdens het
geurrijk hartenlied
zoals moeder las in Nederlands Spaans koffiebonen met
passie maalde de witte Makedonika dronk uit poëzie het Indisch kassijan
uitsprak met sambal
niet meer beweegt geen woorden leegt die tijd
ronkt na in herinnering van liefde de geur lijdt leidt maakt verleden
verkouden stilt de dorst van de zangkeel
moeder’s koffie aan de
naaimachine pruttelt in de smaak van jaren zingt zieltogend het lied van
harten als het lepeltje suiker proeft.
Rik van Boeckel 29 december 2018
de naai(brei)machine zoals ie zijn intrede deed in de poëzie in jaap montagnes leiden, en in rotterdam en dan nu wederom in leiden. in de woorden legt de dichter iets van verlangen naar vroeger. hoe het was en hoe het rook. de dode koffie nu – een sterk beeld. ‘die tijd ronkt na in herinnering van liefde..’ schrijft de dichter. hoe de dichter beelden schetst naast en naar aanleiding van het thema – het is duidelijk rik kan met het gegeven oorlog niet echt uit de voeten. van dat er altijd koffie is, moeders zijn, oorlog is.
wijn en koffie
bij de radio
Ik ben je angst
de lege dagen
zonder licht
in mijn ogen
lees je
wat er niet is
ik ken je angst
je wens
dat wat ik niet ben
zag je mij maar
in het licht
van mijn ziel
liefste
de gordijnen
kunnen open
weldra
is het te laat
Petra Maria
oorlog, moeders, geliefden, dreiging en dat de gordijnen nu nog wel open kunnen – de radio in deze dagen van de top 2000 – vroeger van de vrije geluiden van ver weg. petra beschrijft een gemoedstoestand aan de hand van het thema.
Voorbij de toast
Een pirouette zag ik vandaag
de dag draaien voor mijn ogen, jij
die ik volg, plakt aan mijn zijde alsof
cellen zich niet elke zeven jaar delen
iedere druppel een oceaan op zich is
zo nemen we ronde na ronde en eten
van de nacht, de middag en de morgen
voorbij de grens van toast en espresso
hoor ik de echo van kan het dan
niets verdommen of je verrekt of slikt
leven meer is dan je bedrinken en denken
in inkt zwart en wit in plaats van zoals jij
me in wijsheid van oude dagen pleegde
voor te houden, een bed een bad
en breekbrood is al wat een mens
van node, een wereld van verschil
dat zie ik in – moeder, een zachte tong
en op zijn tijd een bakje troost
30122018 Cartouche
ja ronduit indrukwekkend de woorden van cartouche in de laatste regels – het eten van de nacht en de vluchtelingen naar de stem van moeder, zijn moeder, alle moeders toegeschreven. ik buig diep voor dit gedicht. het raakt me.
Op de nuchtere maag
Het mag nog donker zijn
een zwak licht op de achtergrond
op de tast vul je de filter
zeven afgestreken schepjes
waar de waterstand acht meet
voor minder gaan we het niet doen
de geur alleen al haalt je lief uit bed
zij veert op alsof haar moeder roept
van onder aan de trap
ingeschonken en met een wolkje melk
een lepeltje alsof je in leven roert
geen haast om de dag te beginnen
en niet het surrogaat uit die rotoorlog
verdomd nee echte koffie
van bonen in overvloed
geen oog dat het zwart ziet
je maalt en roert zolang als nodig
als het leeg lijkt schenk je weer bij
hoe het loont als er damp kringelt
vers brood blikkert in de oven
FT 29122018
…alsof je in leven roert …- de koffie als beeld voor hoe het voor de dichter het liefste is – echt en geen surrogaat asjeblieft – het leven niet en ook de koffie niet – het is al lang geleden de surrogaatkoffie laten we aan de vorige eeuw. de koffie staat op de nuchtere maag alleen liefde toe. dat het ook donker kan zijn in een gedicht als een hoopvol begin van de dag.
ik hield mijn hart vast – maar het slaat nu als nooit eerder – natuurlijk ken ik rik van boeckel van mijn site – trouwe inzender van poëzie voor de zondagochtendwedstrijd. maar ik wil ook eerlijk zijn in mijn recensies. ik hoef mijn hart niet meer vast te houden – de pacemaker van boeckel is geplant – ik beluister de CD – ik luister naar OCHTENDJAZZ – het achtste nummer van de CD toegevoegd aan de bundel – en het is prachtig – het is van internationale allure – het is rik van boeckel in optima forma – het is niet alleen een sinterklaaskado van jewelste – het is een sensatie en als je de eerste druk van deze bundel niet verwerft het zal je later spijten. we kunnen beginnen….
word wakker makkers
staakt uw wild gesnurk
ontkurk de energie
cést la vie!
van internationale allure – uitgeverij Bunker heeft goud in huis gehaald met deze verzorgde uitgave – 3 hoofdstukken met dertig Rik van Boeckels in de bundel BEWEEG ALS EEN STRATEEG van de kosmos tot aan de ochtendjazz – parijs, lissabon, berlijn alles vliegt aan je voorbij als lezer, de landen de steden, het heden het verleden, het firmament springt open in het NU als rik jouw reisleider is én rik is de onontkoombare reisleider – en deze bundel is dan ook de onontkoombare reisgids – een universum op zich – rik in optima forma: in hoofdstuk 1 en 2 – 14 en 10 gedichten en in hoofdstuk drie de 6 songteksten – waarvan twee in twee uitvoeringen op de CD. we bewegen mee op het ritme van zijn woorden over de vele poëtische wegen die we met deze reisleider samen verkennen. het is werkelijk één onontkoombare droomreis in een ritme van tijd en zwaartekracht, van eb en vloed, van droom en werkelijkheid.
.
ja hoe heet die stroming ook al weer waarin de dichter en zijn woorden op gaan in een wereld waarin alles tegelijkertijd samenvalt – de wereld en het universum voor onze ogen openbreekt is een betere beschrijving – het heeft een naam – ik noem het het rikvanboeckelisme. en dan ook nog zo dat de toekomst zichtbaar wordt en het verleden zichtbaar blijft.
wat wordt voortgezet zal weerbaar zijn
wat ophoudt zal de eb ingaan
wat geschreven wordt gaat aan de tijd voorbij
Ik wil nog twee facetten belichten. de reisgedichten In hoofdstuk twee. een selectie van de reisgedichten zoals ze ook op mijn site te lezen waren en ongetwijfeld in de toekomst weer te lezen zijn – rik verhaalt zo graag over zijn wereldreizen – in hoofdstuk twee onder de strakke regie van joz knoop weet joz , in een selectie van 10 gedichten, riks ongebreidelde reislust terug te brengen tot highlights – tot sprankelende spirituele hoogtepunten zoals je ze in reisgidsen niet snel zult aantreffen.
.
Nee waar ik het echt over wil hebben zijn de 14 licht weemoedige gedichten – standbeelden van verdraagzaamheid bijeengebracht in hoofdstuk een – naast alles wat hierboven aan uitbundigheid beschreven is begint de bundel in verstilling – bijna wil ik zeggen een rik van boeckel op zijn best -(maar dat is omdat ik zelf dichter ben) – en het is niet waar – omdat rik alles is – dichter, popdichter, musicus – het vele en niet in het ene te vangen is – in deze zo afwisselend ingerichte bundel.
de verstilling gaat over haar- en over hoe om te gaan met wat voorbij is gegaan. lees rik van boeckel om te weten hoe je met liefdespijn kan omgaan. over de ‘het verlaten maar nooit verlaten van wat was’ lessen in de liefde van leermeester rik van boeckel:
mijn zin bemint verleden tijd
een langzaam knipperend wonderlicht
dromen heeft zij aangeraakt
(…)
jij zei dat mijn ogen
een gedicht konden liplezen
het is prachtig wat dit ruigoordkind – (nouja beetje ruigoord, beetje simon, beetje aja, helemaal rik!), in deze bundel verenigt- een bundel die als de TGV leest op weg naar parijs en verder, naar de wereld en verder, op naar het universum, voorbij mars het verleden tegemoet, met de adem van vinkenoog en waalwijk in de rug richting toekomst, ja rik snelt voorbij aan elk universum – maar niet aan haar. mooi!
en de deejay zei nog zo….
en de deejay zei nog zo….
en de deejay zei nog zo….
Rik van Boeckel is zelf een knipperend wonderlicht. en ik herhaal een wonderlicht van internationale allure.
ELBERT GONGGRIJP – BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – Een nieuwe J.A. der Mouw is geboren – maar we zitten zonder god! om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas der Mouw niet meer hebben kunnen lezen
Laten we bij het begin beginnen – de bundel. ‘Die prachtige titel: ‘Bij benadering misschien dit’ – ik heb inmiddels het eerste hoofdstuk NABIJ gelezen – met dat werkelijk fenomenale gedicht “Dit dus” –
(…)
Misschien wil iets
blijven om naar te kijken, iets
blijvends, zoals jij nu
(…) je wilde, je luisterde
een heel lichaam lang.
het gedicht dat heel veel gedichten overbodig maakt – ik had zo gehoopt het te kunnen vinden – heb het in jouw bundel gevonden – maandag de recensie.’, schreef ik aan Elbert. Maar nee niks maandag – in een ruk heb ik de bundel verder uit gelezen tot het bittere einde, tot de laatste regel: “Hoe gelukkig maakt ongeluk nu het zich niet meer laat traceren –“
In deze bundel van Elbert Gonggrijp, en voor alle duidelijkheid zeg ik het maar meteen – alle vooroordelen kunnen de deur uit. Ook die van mij. Natuurdichter – niks natuurdichter – geen bloemetjes of beestjes – in deze bundel staat de mens centraal. En god is ver te zoeken. Een troostrijke god heeft de dichter al helemaal niet gevonden of tot zijn beschikking. Hij moet het helemaal alleen doen. In het eerste hoofdstuk is er nog even ‘een meid’ – heeft ie heel even meer dan de dichter der Mouw – maar na het eerste hoofdstuk zit ie ook zonder meid – Moeder is ook nog even aanwezig in hoofdstuk 2 TOENADERING geheten. Maar de toenadering is tot mislukken gedoemd in deze bundel – deze zoektocht – deze Alleingang: ‘een moeder die mij niet herkent, terwijl ze nog kan, terwijl ik het wil – ‘
De bundel telt 62 gedichten – 6 hoofdstukken met achtereenvolgens 13-13-7-23-5-1 gedichten. We hebben een nieuwe der Mouw maar in het jasje van Elbert Gonggrijp. En waarom ik op de achtergrond Stef Bos toch soms zacht hoor zingen als ik de gedichten van Elbert lees – ik hoop het antwoord vandaag nog te vinden.
De vergelijking met Der Mouw is natuurlijk niet per ongeluk gekozen. BIJ BENADERING MISSCHIEN DIT – deze bundel – deze zoektocht – deze alleingang is een prachtig voorbeeld van kunstzinnig solipsisme – dat er maar één enkel bewustzijn bestaat: dat van de dichter-waarnemer in zijn poëtisch weten. Het universum en de personen waarmee gecommuniceerd wordt, bestaan slechts in de geest van de dichter-waarnemer. Waar de dichter der Mouw zich begaf in zijn zoektocht van atman tot aan brahman – heen en weer geslingerd – tussen het onvolmaakte en het verlangen naar een volkomen al – begeeft Elbert Gonggrijp zich door de tijd heen. Elbert Gonggrijp behoedzaam wadend door een levenslang tekort – door ‘de lege gaten in de tijd’.
Wat achter hem ligt kan vergeten worden, desnoods herhaald – wat voor hem (ons) ligt is slechts een gissen, wel met ‘de gedachte dat elk begin bericht van een nieuw einde’. Het leven gezien als een voortdurende herhaling van gebeurtenissen – Zo komen we uit bij de opdracht in de bundel met de hand geschreven: ‘uiteindelijk vertaalt poëzie zich in stilte’. Hoe uiteindelijk het leven zich vertaalt in stilte – hoe alles samenvalt als het voorbij is, de woorden oplossen in een dodelijke stilte. En dan – in zekere zin troostrijk – dat dit alles weer ten dienste staat van een nieuw begin.
Deze dichter moet het alleen doen – met slechts één hoofdstukje liefdeslyriek. Hoofdstuk 1 – de eerste 13 gedichten. Maar dan houdt het op – is het over en voorbij. En daar staat hij. Het leven houdt hem op. Niemand om tegen aan te leunen. Niemand! Het is niet de wereld die door draait – het is de angst. In Hoofdstuk 2 TOENADERING in 13 gedichten komt de dichter heel dicht bij zijn poëzie. Krijg je als lezer de dichter als het ware er gratis bij. Maar ik schreef het al. Elke toenadering is hier tot mislukken gedoemd.
En bestond het eerste hoofdstuk NABIJ al uit wonderbaarlijk mooie poëzie de laatste drie hoofdstukken in deze bundel zijn van een – na hoofdstuk 2 – onverwachte aangename lichtheid, waarin de dichter met ingehouden explosiegevaar maar ook met die hem kenmerkende behoedzaamheid de regels van de poëzie het werk laat doen: het oponthoud (het leven) kleur geeft, de tijd stilt – geduldig wacht. Het is werkelijk adembenemend. Je moet als Elbert hebben geleefd om zo op de rand van het bestaan te kunnen schrijven – om zo vorm te kunnen geven aan een kunstzinnig solipsisme dat we sinds Johan Andreas Der Mouw niet meer hebben kunnen lezen. En nergens dondert hij zijn eigen gegraven graf in. Hoe de kunst hem op de been houdt in deze wonderbaarlijk uitgebalanceerde prachtbundel.
pom wolff
de bundel is te bestellen bij uitgeverij Silhouette Artistique
ALJA SPAAN – “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid”- de nieuwe bundel – elk gedicht is een met uiterste precisie gekozen schakel in een prachtige ketting van verbondenheid tussen twee mensen
Daar gaan we dan ALJA SPAAN – “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid”- de nieuwe bundel van Alja – 4 hoofdstukken met 15 – 15 – 22 en 17 gedichten in totaal 69 gedichten – en alle gedichten aan W opgedragen zoals haar vorige bundels ook aan W werden opgedragen. Wie W is god mag het weten. En ook deze bundel weer prachtig – en dan bedoel ik ook prachtig – door uitgeverij indeknipscheer uitgegeven – de bundel die uitnodigend met de zacht in de hand liggende kaft het tot een genot maakt om Alja op te pakken.
69 gedichten ga er maar voor zitten – meestal is dit de plaats in een recensie waarin ik voorzichtig opschrijf – ietsje minder had ook gekund – had er 40 gedaan of 32. Maar in deze recensie schrijf ik dat niet. 69 gedichten van Alja Spaan en geen één te veel – zoveel is zeker – dat schrijf ik op. Deze dichter gaat zo zorgvuldig met haar levenswerk om – materiaal zullen sommigen zeggen – dat je haar niet kunt betrappen op teveel. Wel op te weinig, op het vervolg moeten we als lezer dan maar wachten.
Zijn het eigenlijk wel gedichten? lezen we wel in een gedichtenbundel? of lezen we in wezen een korte roman, de tekst een beetje bijzonder over de 90 pagina’s van het boek verdeeld. Ja we lezen in een boek over de liefde. Dat is het. We lezen Spaan maar we lezen soms ook Kopland, beter gezegd het Koplands van Alja Spaan:
Het verdunnen van de waarheid is misschien een methode.
Het geluid van tinkelende doorzichtige blokjes is van korte duur (..)
Het misschien is dus een antwoord op zich.
Niet al te vaak natuurlijk maar toch zo af en toe en heel precies plaatst Alja Spaan een filosofische aantekening precies daar waar de poëtische situatie deze behoeft – waar ook de verloren liefde én het altijd weer en steeds opnieuw opdoemende zó existentiële verlangen van de ik persoon niet aan ontkomen.
Voor onze ogen voltrekt zich het verhaal waarin de ik persoon toch voor altijd verbonden is en blijft met haar geliefde – wat er ook allemaal heeft plaatsgevonden – en hoe zeer de hij persoon – in wezen – inmiddels tot haar verleden behoort. Verbondenheid met de geliefde – dat is het thema van dit liefdesverhaal. Elke regel in de bundel heeft de dichter in dienst gesteld, met uiterste precisie, om de verbinding tussen de geliefden in stand te houden. Geen enkele regel, geen enkel woord is teveel. Elk woord (elke regel – elk gedicht) is een precies gekozen schakel in een prachtige ketting van verbondenheid tussen twee mensen. En wij als lezer zijn getuige hoe de ketting na elk gedicht steeds mooier in het levenslicht kleur krijgt en blinkt.
Het verhaal opent met NIETS – we zien en horen Alja dit gedicht voorlezen op Youtube: zo begint het verhaal: “Er is dat niets.” begrijpt u wel DAT NIETS. Dat allesomvattende niets, dat overal aanwezige niets, dat niets dat door de hele bundel en door het hele verhaal heen kleur krijgt, geschiedenis kent, warmte geeft – gretig een woord van Alja Spaan – haar tot in alle staten van geluk en genot heeft gebracht – en natuurlijk in wezen niets meer is en niets meer kan zijn – DAT NIETS dat onontkoombare existentiële niets wordt in deze bundel tegen het vergeten behoedzaam aan de lezer meegegeven – uiteindelijk toch ook als een soort troost – dat er toch ook met niets te leven valt. Dat we het nemen zoals het is, het verlaten en het verlaten zijn, maar weten nooit verlaten te zijn – van wat was.
In de woorden van Alja:
dat er niets vergeefs is, dat er altijd gehoord wordt,
dat er opnieuw en steeds weer vergeven wordt, opkomt,
terugkeert, verwacht wordt, toegedekt wordt zodat het
slapen kan.
Het verhaal speelt zich af tussen het eerste gedicht ‘rechtop” met DAT NIETS en het laatste gedicht – gedicht 69 in de bundel ‘tot aan die bocht’ dat Alja in het koplands van Spaan afsluit:
Weten is tegelijkertijd het verlangen naar alles
en niets, het lampje in de donkere kamer, het
groen van de ruimte rondom, het blauwe water in je ogen
en daartussenin een vogel die vliegt.
En denk niet dat het de dichteres makkelijk afgaat lieve lezer of makkelijk afging – deze ultieme poging om dat existentiële niets in stand te houden – dat niet verloren mag gaan en in en door deze bundel niet verloren is gegaan. Zo lezen we aangrijpende woorden in het gedicht “onbekend” – aangrijpend als de hele bundel, aangrijpend als het hele verhaal “tegen het vergeten en voor de behoedzaamheid” in deze nieuwe bundel van Alja Spaan:
Niets erger dan te weten dat hij daar zou zitten,
(…)
Niets erger dan dat gemakkelijk praten over niets,