Weer schrijf ik over je gebarsten buik en de kleine baby die niet werd geboren je kwam in vuurzeeën terecht, je huis brandde tot op de laatste sponning af.
Had je maar geluisterd naar dwingende gedachten die nacht luisterde je naar niets God kon niet op je wachten en veranderde je lot.
Je lag daar bleek, er kwam een stok tussen je tanden je been werd afgezet,
Je wilt er niet meer over spreken oorlogsbeelden – je verloor je kind je verloor je been, maar je ziel ging niet kapot, die droomde over wilde bloemen en hoe het vrede wordt.
De dag van het afscheid. Gisteren die andere lui uitgezwaaid, maar dan vandaag… De kroegkrakers zijn ook vertrokken. Het was een moeilijk moment. Ze werden door die ene kraker die er niet was, Lolke ‘Kachelpijp’ Staelenblik (‘Ik volgde jullie wel, maar wat een lappen tekst!’), met de blikken zelfmobiel opgepikt en verdwijnen vanavond (na een afsluitend drankje in de bekende kraakkroeg Het Laatste Stuivertje nabij de Leidsepoort en een stukje varen over de Overtoom) opnieuw met onbekende bestemming. O wacht (niet gelijk doorfietsen, we rijden de tour niet), de Détour speelde zich dus tóch in Amsterdam af, het kon ook niet anders. Ik had het zelf niet eens door!
Door minder en minder schimmen omringd…
…of, zoals Dijk en Du het snedig uitdrukken:
[LAATSTE NIEUWS – De commentaaruitlatingen
van de heren Dijkstra en Ducrot zijn – en nu moet ik even spieken – ‘wegens
onaanvaardbaar risico op aard verschuivende en tourcommentatorlevens
bedreigende stemmingswisselingen in de werkruimte van de Détourredactie
geblokkeerd, zeg maar: niet aangehoord, oftewel: niet genoteerd, kortom, zoals
dat tegenwoordig zo mooi heet: ‘geneutraliseerd’. Op deze laatste tourdag
derhalve noch Herbertje van de Dag noch Ducrootkwoot. De redactie biedt haar
excuses aan voor het hierdoor eventueel onstane gemak.]
Poëzie, drank en geouwehoer, dat resteert er na drie wilde weken
(dat was eigenlijk al die tijd al het hele verhaal, zij het met de nodige
détours ter decoratie), vertegenwoordigd door respectievelijk snelverzer Wilfred
Alloy, barman Ranke Nelis en verslaglegger Josse Ketting. Wie van de Drie. Wie
is de echte…? In het hoofd schalt een intercom: ‘Wil de echte
hoe-heet-het-nu-dan-weer opstaan en voor de laatste keer het podium bestijgen?’
De kajuit is leeg. Na het gebeitelde en geheide slotvers zal
Wilfred Alloy de lege zaal vol verdwenen schimmen en passanten (opgeteld: leeg)
bedanken voor de aandacht en de bijdragen, Genoemde Zaal een prettige voortzetting
van wat dan ook wensen en voorbij de loopplank, niet tussen wal en schip
geraakt, huiswaarts gaan…
…en alles van zich af geschud hebbend eindelijk worden wie hij is,
dat is, voor alles begon
wie hij was.
ROEPT U MAAR
“Opgebaard over de meet komen!”
Parijs zien en dan sterven. De gladiool ook
dood.
Het Onbekende-Rennergraf. Hotelcake voor
Ducroot.
De aulaspeech van Herbert. Wat bijstand aan
elkaar.
Met gilsirenes weg van heel dat wielercrématoire.
‘Dan weet je dat het klaar is. Dan huil je
wat. En dan?’
Hoezo? Dat rondecircus was onminzaam láchen,
man:
een wedstrijd, met een stand-up voor losers
uitgedijd.
Maar we zaten hier gebeiteld en we zaten hier
geheid…
als een duveltje uit een doosje – zomaar uit het zwitserse vooronder verrast jako fennek ons met een opwekkend gedicht – waar de liefde een mens niet toe brengen kan – dat we het weer weten – tot op hoge leeftijd beschrijft jako fennek het opverend vermogen van de mens waarin de liefde huishoudt en heeft huisgehouden. als een wonder hoort hij haar lach – van harte jako fennek het goud deze week voor jou.
Dag Pom, Na weken keihard knokken tegen Mr. Parkinson, vandaag de roep van Moeder Powezie toch maar weer gevolgd. Ze lokt als mijn eigen moeder met een bord warme havermout met suiker. Ja, pap kreeg je – in ieder geval ik – en dat was het. Nu trek je je neus op als er een granalencocktail op tafel wordt gezet. Moet ik er bij zeggen, dat die beesten soms al duizenden kilometer onderweg zijn. Vliegend natuurlijk, geen garnaal zwemt nog, dan ga je maar voor de haaien. Goed, powezie, laten we het daar over hebben. Fijne dag, Pom, heb het goed. Groet van Jako.
pilaren
hij heeft het land aan zee aan voorpiek en vooronder zijn kniën worden week als hij de eerste golfslag voelt
aan hem is alleen de zekerheid besteed rotsvast als die van bergen maar wie dit alles overheerst is zij met een lach die rustloos aan zijn wezen knaagt een liefde die hem niet in koude kleren gaat die zijn geest als zeilen bolt
nu staat hij op de piek, trotseert het wiegen van de zee zijn benen zeker als pilaren in‘t vooronder hoort hij als een wonder gierend als de wind haar lach
jako
nou parkinson leidt de dichter in ieder geval tot een hogere vorm van poëzie. dat mag gezegd: hoe de geliefde zijn geest als zeilen bolt. ja wie dit alles overheerst is zij — prachtig — of zij loes heet hier of dat de nimf is beschreven aan de rechteroever van de rijn bij de lorelei – we weten het niet – maar dat de weke knieën hem bij de gedachte aan die heerlijke liefde weer stevig overeind doen laten komen is een vertederend en tegelijk adembenemend beeld.
hoog bezoek vanmiddag in het vooronder bij de wolfjes – het is 37 graden achter in de tuin maar doe toch maar een dekentje – met een blik van nou effe niet storen leest de koningin van amsterdam west – gerdin linthorst – de eerder in een zekere mate van onmin gevallen palmen (‘ja ze schrijft altijd boeken over dode mannen maar die boeken gaan toch vooral over limburgse connie zelf’) terug op de leestafel! en nu van deze grachtengordel-roos weer terug naar onze wedstrijd.
FRANS TERKEN we stellen ons zelf geen moeilijke vragen
PETRA MARIA na de hitte de lange zomer is alles voor ons
RIK VAN BOECKEL in het vooronder zingen stemmen
CARTOUCHE aan dek met de ontheemden
JAKO FENNEK zijn kniën worden week als hij de eerste golfslag voelt
wie wint de enige echte virtuele – ja wat knaagt er eigenlijk in het vooronder – trofee op pomgedichten? nu willen we het weten ook.
de vraag stellen is al poëzie het antwoord geven zal ook van de poëzie moeten zijn. nu alles afloopt – de broeihitte, de hittegolf, de tour de force van alloy, de tour de france in en met de eeuwige sneeuw versmolten, worden de dichters weer teruggeworpen op zichzelf en op het immer aanwezige vooronder. merik van der torren ging ons voor door het stellen van de vraag:
Voorspoed
We maken plannen voor de toekomst, bouwen een huis op de Azoren, surfen naar alle wereldzeeën.
We bevaren de voorspoed als Vliegende Hollanders, driekleur in top.
Er zijn geen Engelsen die ons bestoken, bij ons geen scheurbuik, noch tbc.
Maar wat knaagt daar in het vooronder; Er is iets aan de knikker, en je weet niet wat het is of wel, Meneer Jansen ? zong Loek ooit in zijn hertaling van Dylans “Ballad of a thin man”,
dacht ik bij mezelf schuilend voor een stortbui, domweg onder de Munttoren
.
Merik van der Torren
u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
ten overvloede
en dan heb je nog van die dichters die schrijven wat me nu toch overkomen is – ik weet het niet ik deed mijn ogen dicht en toen ik ze weer opende zag ik dit
vervolgens sturen ze hun gedicht in voor de zondagochtend wedstrijd met weinig eb en heel veel vloed er komt maar geen eind aan
deze zee is geen zee denk ik dan ten overvloede blind typen een geschenk van god het is maar goed dat de jury voorzitter nergens een punt van maakt
pw
Hitteplan
Hoe we hittebestendig de uren doorkomen doen alsof pensioen van alle dagen is er is een fonds om het gelag te betalen
we laten de boel de hele boel de zon de felle zon met schijn van een luie uitstraling
stellen ons zelf geen moeilijke vragen als hoeveel eb gaat er in een vloed of wat er meer is dan zee
geen stap teveel zetten geen voet tussen welke deur dan ook we houden die voorlopig gesloten
een tropische douche is genoeg om het hoofd te koelen of plotse sneeuwval in een Alpendal
FT 27.07.2019
frans weet de actualiteit op ingenieuze wijze te verwerken met de actualiteit van het gegeven thema. wat huist er allemaal in het vooronder. voor mevrouw linthorst is het limburgse connie met der dooie mannen. voor frans staan pompensioen en alpensneeuw uit de tour opgenomen in frans’ hitteplan. en dat hij dan daarbij ook en passant nog een antwoord formuleert op de eb en vloed passage in het gedicht ten overvloede. knap dichterschap.
LANGZAAM
de grijze kat sluipt tergend langs het raam de krant valt zwaar op de mat
aan de overkant schuift een hand het gordijn
is dit het huis de straat is dit de weg het hart dat bloedt onderhuids zeg maar niets
open wijd ramen en deuren sluizen tranen passie laat het gaan
na de hitte de lange zomer is alles voor ons
Petra Maria
is dit het huis de straat is dit de weg dit is in ieder geval de passage die het meest direct binnen komt. vragen waarin de onthutsing van de ik persoon tot uitdrukking worden gebracht. en ze kent het antwoord: ja dit is dat huis, die straat, die weg.
we weten als lezer niets en eigenlijk hoeven we als lezer ook niets meer te weten. een heel gedicht is al snel te veel. ook hier. dit gedicht verdraagt heel weinig woorden – dit gedicht had in alle eenvoud zo moeten zijn een gedicht in 3×3 regels – het had de lezer het zwijgen opgelegd:
aan de overkant schuift een hand het gordijn
is dit het huis de straat is dit de weg het hart dat bloedt onderhuids zeg maar niets
Pom, hier mijn bijdrage aan de enige virtuele. Vanuit het vooronder een eerbetoon aan Rutger.
Een verloren icoon
Toen Floris de ridder was van de jeugd leek het leven een droom dood de gesel van het universum
vijftig maal zo geel kleurt het land van naamgever Columbus nu Rutger een verloren icoon is
de monoloog laat geen twijfel toe vloed ebt weg in de hitte van jaren golven schrijven stilte op
zijn het geheugen van de tijd in het vooronder zingen stemmen dat ‘t verleden een verlaten droom is.
Rik van Boeckel 27 juli 2019
mooi die stemmen in het vooronder – de vergankelijkheid en de tijd die ermee gemoeid is – altijd het thema in het werk van Rik van Boeckel. het verleden een verlaten droom. hoe rik het alles overstijgende weet te plaatsen in een paar eenvoudige strofen. mooi eerbetoon voor de filmheld bovendien.
Zicht
een schip dat de mist doorploegt als een baardwalvis het water geen zon, horizon of zenit
aan dek een groep ontheemden en ik – onvast ter been – een deel van hen die van zichzelf vervreemden
in het vooronder een gestadig knagen waarmee de rede andermaal verlaten om het onvertrouwde te laten varen
op de tast naar vergezichten ten einde in het hart der dingen op te lichten de leegte zich uit te laten spreken
achter de baleinen van elk gordijn huizen golven schone schijn en elk een krijgt zijn deel
een eigen stem en plek in de mist – de mest van zijn gedicht
27-07-2019 Cartouche
als een ware slauerhoff slingert cartouche zich door zee-en mensen – een gedicht met die prachtige tweede strofe – zo zullen de mensen dit gedicht later herinneren – ja zeker ZICHT van Cartouche- zullen de mensen zeggen – en dan hoor je in koor:
aan dek een groep ontheemden en ik – onvast ter been – een deel van hen die van zichzelf vervreemden
het is net als bij petra maria – wat de dichter precies bedoelt we zullen het nooit weten – wel dat ie stevig gedronken heeft natuurlijk – onvast ter been is – op weg ‘naar vergezichten ten einde in het hart der dingen op te lichten…’ we weten als lezer niets maar we voelen wel heftig mee – de zeevarende romanticus slauerhoff in het schippersjasje van cartouche gehesen. waar die mest aan het einde van het gedicht ineens vandaan gesleept is mag god weten.
Etappe 20 za 22-7: Albertville – Val Thorens (59 km (ingekort), bergen)
… de avondzon valt over straten en pleinen …
Kom snel kijken! roept Altonice nogmaals, van ver. Ze hebben alwéér de bus geparkeerd! voegt Immanie er ten tweeden male, ook minder verstaanbaar, aan toe. Er is geen ontkomen aan! maakt Pannekoek met soortgelijk verwaaide stem een volgend plaatje compleet. Nu zijn de rapen gaar! gilt Wilfred, nog steeds vanuit de kombuis, de aggregatiesituatie van het bekende bijgerecht. Opnieuw is niet helder of al dan niet spreekwoordelijke culinaire info iets met Genoemde Bus van doen heeft. Wel weet ik dat we gisteren geen gare rapen hebben gegeten. Veel te rauw, die krengen. De gedachten gaan dan ook onwillekeurig zorgwekkend uit naar Genoemde Bus. Terwijl dit alles geroepen wordt zit ik niet op mijn verslagplek vanwege de verlokking van een Leffe D op de toog. Ik wil al suf naar de hoek met Des Kantelaars portabel buikige zwart-wit… uh… naar DKPBZT lopen, waarvandaan de verschillende stemmen juist niet klonken. De Kantelaarders zitten er ook niet en het tv-beeld is zwart. Ze staan buiten op de kade! Ik verlaat de kajuit, slof over de loopplank, terwijl achter me de bekende lucht verplaatsende stem van Herbert uit het duister geschermde televisietoestel klinkt, dat dan weer wel. Ranke Nelis loopt met een vol dienblad achter me aan. Daar zie ik vier Kantelaarders, inclusief Alloy nu, in opgewonden stemming bijeen.
Verderop staat er een Labetobus slordig voor Het Kleine Café aan de Haven geparkeerd. Gezessen met drank derwaarts lopend vrezen we almaar sterker dat daar de bus van gisteren staat. De bus is gebutst, denkelijk door ruwe verwijdering van het etappeparcours. Labetobuts, ja leuk, Alloy. Bovendien: de figuren die we op tv zagen en heus herkenden maar van wie niemand, behalve Pannekoek, ook maar één naam hardop durfde te noemen, zijn hier ook. Dat heet: we horen bekende stemmen klinken uit een deur die nog wijd open staat. De deur van ‘Daar in dat Kleine Café aan de Haven’, zoals de tent merkwaardigerwijs voluit heet. Hoe verzin je het. Ranke Nelis knoopt ter afleiding van de aandacht een niemendallig praatje met de dommekrachtige uitsmijter aan over het huidige niveau van het Nederlandstalige lied, waardoor de rest van ons achter de brede rug van laatstgenoemde stiekem het café in kan glippen. (Wat nou Kleine Café?! Een balzaal! Dat verwacht je vanbuiten niet. Zo zie je maar. Zich er altijd op doen voorstaan dat het zo’n lief klein cafeetje is, waar alles en iedereen bescheiden en gewoon gebleven is, waar je geld of wie je bent niet meer meetelt – dat laatste is goeie reclame, hoor – maar dat is alleen de buitenkant. Vanbinnen zijn ze zo arro en megalo als de neten.) En ja hoor, ze zitten er allemaal aan een tafeltje bijeen (dan bedoel ik dus niet hiervoor geschetste levensvormen): Sari Uwehitser, Marie Relbed, Jan L.S. Hemdelink, Frenk Snater, Ilse Hoejij, zelfs die Klooskloon, eh… Klookalike, die officieel bij de Beweging van Labeto-Tachtigers hoort, maar de kring waarschijnlijk te veel vindt knellen. Ieder heeft in het Kleine Café al voorgedragen. Klusje geklaard. Het weerzien is hartelijk. We schuiven een tafel en wat stoelen bij. Op de rand van een bierviltje zie ik een rekening staan. Die moet van een vorige klant zijn, vast al betaald (of hij/zij staat in het krijt). Verderop, aan een tafeltje in een hoek, ietwat verdekt, zie ik mijn uitgever Jur Lupulus weer zitten. Da’s lang geleden! Zijn karakteristiek kort vriendelijke gebaar. Of is het weer om een wit wijntje te bestellen? Nee, dat heeft ie staan. Geen klachten dus. ‘t Is voor die man ook niet altijd gemakkelijk geweest. De ogen staan op ‘moe maar voldaan’. Wie zie ik verder nog? Een stille matroos aan de bar. Tja, de woorden ‘Café’ en ‘Haven’ trekken natuurlijk vooral zulke lieden aan. Hé, wat een verrassing: Ana Paljas van het Bergense Literariteitencabaret. Vast aan het netwerken. Hoi Ana! Ze zwaait vrolijk terug.
Maar wacht eens! roept Pannekoek plots geschrokken. Hier klopt iets niet! Ouwejongensmeisjes-krentenbrood, alles leuk en aardig, daar niet van, maar we gaan toch niet ‘Hier in dit Kleieine Café aan de Haaaven’ zitten?! Frenk leest het ongemakkelijke gevoel in de gezichten van de Kantelaarders. Geen paniek, zegt hij, we gaan zo tóch naar buiten. Kijk, Ilse heeft een groot picknickkleed uit Amersfoort mee en verder heeft iedereen meer dan genoeg eten en drinken mee. Schuif ook daar gerust aan. Hoezo we gaan tóch naar buiten? wil Immer achter haar Kantelaar-Chileen, die ze nu leegdrinkt, weten. Hemdelink, Lecto voor vrienden, legt uit dat straks het hoofdprogramma komt en dat ze geacht worden daar 25 euro voor te betalen, want anders… Hij duimwijst als een lifter naar Genoemde Uitsmijter bij de deur, die overigens nog wijd open staat. No way. Over welke superster hebben we het hier dan? wil Alloy weten. Heintje Draaifiets, zegt Ilse, een zorgvuldig gebalsemde volkszangeres, die ‘ouwe meezingers’ koffert en telkens terugkeert als je denkt dat het optreden nu wel klaar zal zijn. Ze zong verdorie die tot pap gekauwde cordaanliederen ook in de Labetobus, naast de chauffeur! De platte galmstem vervormd door zo’n brommende microfoon, heb je ’t voor je? Daar móesten we ook een vrijwillige bijdrage voor leveren. ‘Voor bijna niets’… Oooh Draaifiets, die kennen de Kantelaarders wel! Meteen wegwezen! denkt de meute collectief bijna hardop. Bovendien staat Gilbert Tantpissalopes net voor te grapdragen uit zijn herdruk van ‘Luik-Bastia-Aken-Luik’. En daarna, zo wordt de Kantelaars verteld, komen er nog wat Beweging-van-Labeto-Tachtigers van litteraar café Selderij naar het podium. Het beste voor het laatste, dat idee. Dit is het moment om te moven. En dan nog iets, zegt de Klookalike (alsof de man, die nog niets aan de gesprekken heeft bijgedragen, al uren aan het woord is), het enige wat je aan eten kunt krijgen, dat is hier een hardgekookt ei! We zijn het eens, we gaan picknicken in het Havenparkje, écht lekker schransen en zuipen. EN… ‘proletarisch Heintjedraaifietsen’ voegen Sari en Marie unisono aan mijn verslagzin toe. Iedereen begrijpt gelijk dat element: je ziet Draaifiets niet, maar hóórt haar wel, en dat geheel voor niets. Alsof we haar zo graag horen zingen, haha. Tja, die deur blijft nog wel een tijd wijd open staan, dus er valt aan heur gezellige meezingers toch niet helemaal te ontkomen. We gaan! Wel lullig voor Gilbert dat we tijdens zijn optreden zo massaal ‘Daar uit dat Kleine Café aan de Haven’ vertrekken, maar je kunt niet alles hebben, Vandejammerwijven. Als eventuele goedmaker hier z’n laatst gebrachte vers, dat Genoemde Breed Gebouwde Uitsmijter mij, wel met een dreigende blik van ‘kén ik jou?’, bij de standaard wijd open staande deur nog zwartopwit in de hand drukt:
Taxirit – Fiets gestolen, OV in staking. Hij moest er wel aan. /Gespeeld routineus gebaarde hij een taxi tot staan./ “Het station alstublieft.” Hij trof gelukkig als chauffeur / een jofele vent. Reeds na vier minuten van gescheur,/ ongeacht de codes rood, langs bedaagde stratenkruipers/ remde meneer netjes voor de creatie van Pierre Cuypers./ “Da’s 60 euro. Die rekening klinkt misschien wat vet,/ maar ja, u wilde bij het Centraal worden AFGEZET!”
Toch kan ik de glimlach niet onderdrukken. Bah. Ik moet in de bijsluiter de mogelijke bijwerkingen van het spul eens doornemen, want dit is niet de bedoeling. Maar eh… Heerlijk picknicken met z’n twaalven in het Havenparkje. Nelis is er ook weer bij. De avondzon valt over straten en pleinen en slaat ons picknickplekje niet over. Hemdelink heeft een paar flessen Chileen als verstekelingen op de trein vanuit Terborg meegenomen. Hij had op de komst van de Kantelaarders gerekend. Immer pinkt een traantje weg. O Lecto, wat attent, fluistert ze. Als ze een slok op heeft wil ze weleens sentimenteel worden. Dat is ze dus vaak. Bescheiden flessenpost, lacht Hemdelink wat. En wat er dán aan eten ten klede komt, man man man! Giddy up go! Frenk wijst naar het stijlvolle schaaltje Caprese salade met pomodori en mozzarella voor zich en dan naar (Daar in) dat Kleine Café (aan de Haven), waar het optreden van Draaifiets onstuitbaar proletarisch Havenparkwaarts elleboogt uit een deur die nog altijd wijd open staat, en zegt: dit is nog eens wat anders dan dat groengekookte ei. Sari & Marie doen unisono in het Drents én Algemeen Beschoft nog iets over het gebeuren van gisteren uit de doeken. Ze zouden in België wat toeren. Het merendeel van het reisgezelschap, zo’n dertig man/vrouw, vormde de ‘Echte’ Beweging van Labeto-Tachtigers. Het meereizen door doorgaans hapsnap binnenvallende Selderijdichters, de sneue buitenstaanders zeg maar, werd scheefblikluikend getolereerd. Maar Labeto doorsneed België zonder stop zuidwaarts. Misschien was de chauffeur vooraf gebrekkig geïnformeerd over de bestemming of was hij een wielerfan en reed hij, bewust of niet, linea recta naar het etappeparcours. Dat is niet te achterhalen. In ieder geval hield de bus zo’n 80 km ten oosten van Saint-Jean-de-Maurienne, tegen het eind van een flink stuk bergop, bij dat knusse cafeetje halt. Het was tamelijk druk op de weg, ja, maar we hadden zo vroeg op de dag absoluut niet het idee dat we in de Tour verstrikt zaten.
Altoos en Pannekoek slaan hun Roetemeijers Beiers (daar had Frenk weer aan gedacht, fantastisch) achterover. Toestanden.
Het wordt na het definitief wegvallen van de avondzon en van die andere zon, de gouden zon die in de stad is gezakt (we zagen er inderdaad twee), nog heel laat in MS De Kantelaar, in ieder geval later dan daar in ‘Daar in dat Kleine Café aan de Haven’. Een mooie dag, Draaifiets’ persoonlijke jordaanfestival daar (in genoemd café) gelaten. Het gaat in de zuipschuitkajuit extra los na het omroepen van deze kwoots…
HvdD: ‘De enige manier om Alaphilippe te kraken is zo hard mogelijk fietsen.’ DK: ‘Hij werd ingelopen door de realiteit.’
… en het nautische snelvers van Wilfred Alloy:
ROEPT U MAAR
“Wegkapitein!”
De Ranke wil écht cruisen. We nemen een besluit: wij Kantelaarders zuipen onze kroeg het zeegat uit. “En weet je wat?” roept Nelis. “Ik kantel lekker mee!” Hij trekt zijn whisky uit de kast. Gezellig, man. Okeee… […] Wat later op de avond, in louter golfgedein: de tapper neemt een slok te veel en hop: weg kapitein. Verhip. En net nou dat je… geen kust meer onderscheidt. Maar we zitten hier gebeiteld… en we zitten hier geheid?
[Top 3 algemeen orangement: Genoemde Uitsmijter weet meer, tegen betaling.]
Kom snel kijken! roept Altonice richting mijn Détourverslagtafel. Ze hebben de bus geparkeerd! voegt Immanie eraan toe. Er is geen doorkomen aan! maakt Pannekoek het plaatje compleet. Nu zijn de rapen gaar! gilt Wilfred vanuit de kombuis de aggregatietoestand van een bijgerecht. Niet duidelijk of laatste al dan niet spreekwoordelijke culinaire info iets met Genoemde Bus van doen heeft. Ik zit niet op mijn laptopstek op het moment dat ze de tent uit de schandalig vroeg ingezopen roes wakker schreeuwen want ben even een volgende Leffe T aan het scoren aan de andere kant…. (Ja Ranke, ik heb ‘m dus al), maar heb de boodschap gehoord. Alleen nog niet begrepen. Ik denk gelijk dat ze in de hoek Ajax tegen een stug verdedigend team zien spelen (Dynamo Leffe staat anders al 6-0 voor, sukkels, vier goals van Dubbel, net de tweede van Tripel). Weet ik veel, ik hou niet bij waar de lui naar kijken. Wel, het zuipkwartet volgt op Des Kantelaars portabel buikige zwart-wittelevisietoestel de Tour de France – de Tour de France vólgen?!! wie is er, Parijs al in zicht, met dat malle mosterd-na-de-maaltijdvoorstel gekomen? meld je! – en er is op het parcours van de vandaag te verrijden etappe paniek uitgebroken vanwege een onverwachte opstopping, zeg maar gerust: bewust ogende blokkade.
Ik kom ook eens kijken en zie inderdaad een bus schuindwars over de weg staan, bij een cafeetje. (Een lief knus cafeetje, mag ik dat zeggen? (Ik krijg net in mijn oortje door, vanuit een te Haarlem gevestigde, met cd’s beklede ZZP-pensionadoblogstudio (‘Old man, look at yourself, ja nee, ik heb en weet alles van Neil Young): nee, dat mag jij niet zeggen. Ach mensen, dit is allemaal maar gekkigheid.) Een cafeetje zoals je dat bij ons in de haven weleens meent/vreest aan te treffen, als je zwaar getafeld hebt en tegen het zuur vecht. Zo’n cafeetje waarvan je vermoedt dat er een voetbalclub aan de muur hangt, zo’n club die in de loop der jaren, ondanks vele geparkeerde bussen rond de zestien, heel wat prijzen heeft gewonnen. Zo’n cafeetje waar de glazen in het helderste bidetwater worden gespoeld. Waar des avonds laat door accordeons begeleide Franse chansons klinken, ook uit een deur die nog wijd open staat, terwijl de gouden zon in de stad zakt. Zo’n lief Frans cafeetje van ‘geen wc maar monsieur of madame’. Ze zouden er een liedje op moeten maken. Weet je wat? Ik schrijf mijn invallen alvast op de rand van een bierviltje, je weet maar nooit waar het goed voor is.)
Verrek, nu hoor ik Bijna Erkend Vleesbereider Kroot tekeer gaan – ik moet in mijn gedachten verzonken wel érg met schimmen in de weer zijn geweest dat mij zoveel is ontgaan – zo van dat ze die toeristen op het bbq-rooster moeten leggen, klap op de lever, edele delen afdraaien, duimschroeven, scalperen, et cetera, dit alles diep geesteswetenschappelijk door Herbert samengevat met de opmerking dat zo’n bus, juist op die plek geparkeerd, wel iets zegt. Ja sorry hoor, dan denk ik gelijk: je kunt de reizigers van alles toewensen – waar zijn ze eigenlijk? vast in Genoemd Cafeetje – maar daarmee krijg je de bus natuurlijk niet van de weg. Lastig keren bijvoorbeeld op dat vrij smalle stuk weg in de bergen, met een zuigend ravijn naast je. Een détour of bypass is er nauwelijks mogelijk: de bus – hij is van Labeto, zie ik nu, het zal u niet verbazen – staat bijzonder onhandig geparkeerd. Slordig is een beter woord. Men had in de Labetobus kennelijk zo’n gierende dorst dat er haast geboden was. Verhip! Ik had het er net al over: de deur van het cafeetje staat inderdaad wijd open. Er klinkt muziek uit. Uit die deur die nog wijd open staat dus. Immer, zet het geluid van Des Kantelaars portabel buikige zwart-wittelevisietoestel eens harder, wil je? (Daar moeten we nog een handige afko voor vinden.) Een Nederlandstalig lied! ‘Uche uche uche uche uche / Een hausse aan tijgermuggen / Hupse hupse hupse hupse hupse / En ook processierupsen / Hitte hitte hitte hitte hitte / We moeten even zi…. Ja, draai het volume van DKPBZT maar weer omlaag, Immer. Ik weet genoeg. We hebben de stem herkend. Gruwel. O, het jordanese gegalm houdt op? Dat lied eindigt wel héél raar abrupt. Gestommel. Geschreeuw. Ah, nu komt er inderdaad een groep vakantiebusreizigers het cafeetje uit gesloft. Handen op de rug gebonden. Nounou. Ze worden zoveel mogelijk uit het zicht van de camera’s gehouden – dat lukt niet echt – en direct afgevoerd. Voor ondervraging, neem ik aan. We hebben toch aardig wat glimpen opgevangen. Enkele passagiers, nee, best veel, komen ons bekend voor, ik zie het aan de gezichten van de andere Kantelaarders, maar ach, Nederlanders in het buitenland lijken allemaal een beetje op elkaar, hoor je weleens beweren. Niemand laat iets los over de passagiers. Dan gaat het beeld op zwart. We horen Dijkstra en Ducrot in dat hun helaas reeds bekende duister eindeloos namopperen van hoe heeft dit toch kunnen gebeuren bij zo’n strakke tourorganisatie en dat we in de oorlog met hun soort wel raad hadden geweten (in dit kader somt Ducrot nog enkele subtiele martelmethodes op).
Anderhalf uur later kan de etappe eindelijk worden vervolgd. De beeldverbinding is ook hersteld. We zijn nog bij dat knusse cafeetje – ik bedoel: DKPBZT is daar nog, en zelfs dat niet – alleen zien we geen bus meer staan, wel roodwitte linten om de plek gespannen. En dranghekken. Belachelijk. Wat moet daar nou afgeschermd? Is er een moord gepleegd? Iets dergelijks roept Ranke Nelis. We kijken elkaar geschrokken aan. Het zal toch niet?? Hoe ze de logge touringcar weg hebben gekregen, waar die is gebleven en wat er met de passagiers is gebeurd is ons nog een raadsel. We moeten het nieuws maar blijven volgen. Of niet. Wat kan ons die hele Labetobus schelen!
Je krijgt allemachtig dorst van zoiets, wat jij, Alloy? Dit is mijn rondje. Nee, zeg maar niets. Een kopstootje. Ik lees het net in m’n verslag, joh. Zo snel kan ’t gaan. Verder natuurlijk twee RBB, de Chileen en mijn Leffe T. Ja, dit is een goed stel, hoor! Oranje 1988, zoiets. Het afscheid zal zwaar vallen.
En toch, murmelt Pannekoek voor zich uit, meen ik Gilbert Tantpissalopes uit het cafeetje te hebben zien stappen. En het dikke mens dat als laatste de zaak uit waggelde was natuurlijk Heintje Draaifiets. Nederlanders lijken in het buitenland misschien wat meer op elkaar, maar er zijn grenzen. Unieke stem, unieke omvang. Pannekoek giet na deze gefluisterde net niet interieure monoloog, plots wat bleekjes om de neus, zijn Roetemeijer in één flinke teug achterover, als om naderend onheil te bezweren. Des Kantelaars collectief vecht tegen het zuur. Er pakken zich inderdaad donkere wolken samen boven de haven, waar MS De Kantelaar aan de kade ligt te dobberen. Dit moet anders, mensen. Wat gaan we doen? We weten wat altijd goed aanslaat. We zetten het op een dusdanig ongemeen wreed zuipen, dat MS De Kantelaar erdoor tegen de kade bonkt. Dat is het betere werk!
De kwoots des Herberts en du Kroots.
HvdD: ‘Het ligt echt op een postzegel, plaats 2 t/m 5.’ DK: “Weet je nog? In de gele trui. Gebroken schouderblad. Man man man.’
Herbert, ik heb hetzelfde met mijn Leffe T’s. En Maarten, nee, ik weet het niet meer. Het was zo heftig dat het zelfs lekker werd, hè? Man man man. En dan dit nog. Hoe laat is het nu? We schijnen nog steeds in de uitzending te zijn. Precies: DKPBZT in de hoek heeft nog live beelden, zie ik. Yes. Staat ie? Ahoy Alloy! Ja, hij staat weer enigszins. En… go!
ROEPT U MAAR
“De bus!”
De laatsten in de bergen, het wordt een hele klus op tijd in het hotel te zijn, dus pakken ze ‘de bus’. Amechtige bejaarden, geleid door hun ‘chauffeur’, de snelste van de hele club. Hij scheurt ze naar de deur. “Zeg, is de bar nog open?” Geen sterveling benee. Geen advocaatje slagroom, sherry, borrel, bier, rosé. “Te laat?!” “Het klassement uit?!” Ze zijgen ten tapijt… Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
[Top 3 algemeen orangement: het Franse cafeetje weet meer.]
Deel 345. Last We kwamen op een zonnige woensdagmiddag om tien voor halfdrie de hal van Gare du Nord binnen. Op het bord stond te lezen dat we een half uur vertraging hadden. In die tijd hadden we beter op terras gezeten in de schaduw met een koele halve liter voor ons neus. Maar als je eenmaal de hal binnen bent, dan loop je voor die korte tijd niet zo weer naar buiten. Mijn dochtertje wilde bovendien graag naar huis. Na een half uur verscheen op het bord dat de vertraging opgelopen was tot vijftig minuten. Toen we weer een half uur verder waren was de vertraging honderd en tien minuten. Op het bord stond in het Frans als verklaring dat er problemen waren met de stroomvoorziening in Belgie. Ik besloot twee flesjes water te halen bij de Thalys stand. Het gelukte me met moeite er twee mee te krijgen. Want ik was maar alleen en had maar recht op één flesje. Nee. Ik had recht op een trein die op tijd reed! Na anderhalf uur stapten we in. Zeshonderd mensen in een Thalys die er voor driehonderd geschikt is. Gangpaden vol mensen gestouwd. Geen doorkomen aan. Een uur ging voorbij aleer de trein in beweging kwam. Na een half uur stopte hij ergens in een korenveld. Wegens veiligheidsredenen. Geen verdere uitleg. Ons water was intussen op. Ook dat in onze veldflessen. Na een klimtocht door volle gangen, over barricades van bagage bereikte ik de Thalys bar. Water was er niet meer. Betalen met pinpas was ook niet mogelijk. Er was nog één zakje zoute chips over. Orangina en bier was er nog wel. En die ene keer per jaar bleek mijn creditcard toch van pas te komen, want daar kon ik wel mee betalen. Terug op mijn plek keek ik naar mijn dochtertje. Een klein mensje, tussen dat alles. Het zou nog uren duren eer we rond halftien op Brussel zouden arriveren. Daar ging de Thalys niet verder. We werden er in een Eurostar bij gepropt en konden ook op het gangpad zitten. Tegen elf uur waren we op Rotterdam. Mevrouw Solo stond met de auto klaar ons op te halen. Overdag had ik gelezen dat een Eurostar trein uren had stilgestaan in een tunnel. Mensen werden zonder perspectief op redding en water buiten gezet. Op Schiphol werden op dat moment de stretchers opgezet wegens een foutje in de software. De informatiemedewerkers hadden instructie maar één zin te herhalen: ‘Zoek een hotel.’ Een mooie suggestie als die er niet zijn en als totaal onduidelijk is, wat er aan de hand is. Over de perikelen met de Thalys was niets in het nieuws. Dat werd er vakkundig uitgehouden. In zoverre is het sociaal experiment geslaagd. Het blijkt dat je een volk, of het nou Afrikanen, Zuid-Amerikanen of ‘beschaafde’ Europeanen zijn, gewoon kan koeioneren. In wagons proppen, in kampen proppen, wegsturen en dat alles zonder nadere uitleg. Ze pikken het toch wel. Als je maar telkens een boodschap herhaalt waar ze niets mee kunnen. Die hen enkel sterkt in hun machteloosheid. Geef ze net die strohalm, opdat ze niet in opstand komen, of erger, de zaken zelf gaan regelen. Zij die het voor het zeggen hebben, zijn er mee gestopt. Zij ontlopen hun verantwoordelijkheid door deze steeds verder naar de machteloze massa te delegeren, tot deze de verantwoordelijkheid van hun leiders draagt. Atlas haalt zijn schouders op. Er is geen last meer te torsen. De wereld draait niet meer.
S’il dit: vent frais, une peur subite s’empare de lui.
On ne peut compter sur lui.
Il peut s’effondrer à tout moment.
C’est un poète.
Julien Deschamps
Hoi Pom,
De Française Myriam Daillo heeft enkele gedichten van mij in het Frans vertaald. Bij deze dus “Dichter” + de franse vertaling ‘’poete’’. Je ziet het al: op de e van “poete” dient een streepje naar achter te staan in het Frans, de zgn. accent grave. Ik kan dit letterteken echter niet op mijn pc vinden. Zie opmerking onder toegezonden document,
Groet,
Merik
Dichter
Weet je wat het met hem is? Hij zegt iets en bedoelt iets anders. Als hij zegt: het regent, is het verdrietig voor hem. Als hij zegt: fris windje heeft hij een angstaanjagend probleem. Je weet niet wat je aan hem hebt, alsof je loopt op ijs en ieder moment kan vallen. Hij is een dichter.
Poète
Sais-tu qu’l se passe avec lui ? Il dit une chose mais il veux dire autre chose. Quand il dit : il pleut, il se sent triste. Quand il dit : le vent est frais, il a un problème d’angoisse. Tu ne sais jamais si tu peux compter sur lui. Comme quand tu marche sur de la glace et que tu peux tomber à tout moment. C’ est un poète.
Merik van der Torren Vertaling Myriam Daillo
( Pom, in het Frans dienen op een paar woorden de accent grave ( streepje naar achter) te worden geplaatst; te weten op de e van poete ( eerste en laatste woord) op de e van probleme ( vijfde regel van onder ) en op de a bij a tout moment (tweede regel van onder ). Zelf heb ik de accent grave in mijn tekstverwerkingsprogramma proberen te vinden, maar tevergeefs. Lukt dit jou wel ? Anders is de vertaling zo ook wel te begrijpen).
Etappe 18 do 25-7: Embrun – Valloire (208 km, bergen)
… een laag-categorisch colletje vooruitgeschoven …
“Als ze over een kuitenbijter beginnen, nou, ‘bergje’ dan maar.” [hahahaha] “Aan de andere kant, het traject is vlak, maar ik zou vandaag ook niet naar Gilze ‘rije’. 40,7 graden!” [hahahaha]
Parijs is niet ver meer, je voelt het aan alles. Ook hier in de zuipschuitkajuit van MS De Kantelaar hangt er naast het ‘richting-de-bar-‘ een donker ‘richting-de-meetsfeertje’. Niet die tourmeet specifiek, ik bedoel: hier zijn andere dingen niet ver meer. Tour en Détour gaan van begin tot eind synchroon op, maar niet samen. Ze gaan in de drijvende kroeg, zij het in zekere wederzijdse afhankelijkheid, hun eigen gang. De stemming is bedrukt.
Ranke Nelis kijkt als een Stan Laurel, de slapstick-Ranke, strak weemoedig voor zich uit. Zelfs als hij bier tapt, zoals nu twee Roetemeijers Beiers Bier voor kroegkrakers, blijft hij zo staren. Ze staan weer perfect te schuimen, daar niet van, niet te veel, niet te weinig, maar hij heeft er geen professioneel geïnteresseerd oog voor. Is het een eiland in de verte? Zoiets? Hij zwijgt. Zo kennen we de Ranke niet.
Altonice Rieding en Arent Hendriksz B. ‘Pannekoek’ Lix hebben inmiddels hun RBB. De eerste hangt teruggetrokken ‘reading’ aan een tafeltje in de hoek waar Des Kantelaars portable buikige zwartwit tv-toestel staat. Pannekoek, ballpoint nu net tussen de lippen, zit aan de honkytonkpiano afwisselend te schrijven en te pingelen, misschien aan een nieuw weemoedig lied bezig.
En de Chileen voor Immanie Kompaan? De Ranke let opnieuw niet op zijn schenktechniek. Maar het gaat uit de kunst. Stijlvoller heeft de Chileen nog niet op Immer gewacht.
Dit verslag valt me zwaar. Waar hebben we het over? Ik sjok zonder mankeren verder typend naar de bar (met de juiste concentratie heb je die gelijktijdigheid van handelen op zeker moment aardig onder de knie), regel zelf een Leffe D, terwijl ik de nog steeds somber starende barman in een poging hem op te beuren een amicaal schouderklopje geef. Mezelf eigenlijk. Nelis Mince c’est moi.
We zijn allemaal één. Dat alles gelijk getypt dus, anders heb ik bijvoorbeeld geen Leffe, dezelfde waar ik nu een hijs van neem. Intussen sta ik ook met een kopstootje op het podium, appeltje eitje, en oefen als Wilfred Alloy binnensmonds murmelend alvast mogelijke roeptumaarregels. Altonice zingt tussen Roetemeijerslokken door een ‘Frans waasje’, een liedje van Françoise (Laurel en Hardy vandaag beiden present). Pannekoek, het lied in wording terzijde geschoven zijnde, tingeltangelt er basisakkoorden bij. De tranen staan hem in de ogen. Hij vindt de energie niet om iets swingend yé-yé-achtigs in zijn spel te leggen. Quand je me tourne vers mes souvenirs, je revois la maison où j’ai grandi, zingt Altoos. Och ja, waar ze het gedicht op had geschreven, dat ze laatst voordroeg. Zoiets roep ik haar toe, de speciale stilte in de zuipkajuit wreed doorbrekend. Ik zie haar het hoofd schudden. Dat het inhoudelijk geen directe invloed was, meer qua sfeer. De melancholie druipt ervan af. Er zingt al een afscheid in door.
Immer is ook niet de vrolijkste. Ze draait met de wijsvinger over de bovenrand van het wijnglas, dat ze bij de voet surplace aan het tafelblad houdt. Kanteldraait dan het glas zelf. Het voetje raakt als dat van een balletdanser die vloer op vier poten nog net: “Circusact met soepel tollende Chileen’. Intussen neuriet ze iets van het 7e Regiment Infanterie voor zich uit. Misschien denkt ze aan voorbije tijden in café Schinkelhaven, de Tolhuistuin en het Paleis voor Volksvlijt, waarover Altonice toen een sonnet voor haar dichtte.
Kopermaannacht – ’t Zevende Regiment Infanterie / Blies op electra, tot dan ongekend. / Volksvlijts concertzaal ‘cet après-midi’ / Was in geen tijd zulk een bruischende tent. // Ook in de tuinen, bij gaslicht verwend, / Zwierde ’t op iedere hoornsymphonie. / Zelfs kellner Laurensz, een nuchtere vent, / Viel voor den charmdans en ‘t vat eau-de-vie. // Zingend hielp Zaagmans, capeldirigent, / ’t Koper den nacht in. Het was tegen drie / Fluist’ren geworden tot puur poëzie. // Teder, nog lustig op zeek’ren moment / Bracht ik te weenen mijn minelegie / Om ons uiteengaan zoo warm innocent.
Eén klimmetje nog, dat idee. Een klimmetje van niks, waar hebben we het over? We hebben het er niet over. We stellen het uit. Maar voelen nu al de pijn die doorgaans twee dagen na emotionele inspanning op z’n ergst is. En niet alleen in de kajuitkuiten. Nee… Daar vooral niet, zou ik zeggen. Klimmetje? Ha! Noem het maar een klimmetje. Een tranenmettuitenbijter is het. We berusten.
Françoise is allang af. Zij is van de kleine pareltjes. Geen woord te veel. Geen woord te moeilijk. Mevrouw Van Zetten uit Tiel begrij…. Af! Nee, helemaal raak. Nelis, zing jij ook nog wat? De Ranke schudt nog altijd zwijgend het hoofd, er wordt wat afgeschud vanavond, een tissue in de hand. Hij legt een verzamelplaat met Françoises grootste hits op Genoemde Draaitafel.
Verdroten naar de kwoten. Herbert kan ik er vandaag gewoon niet bij hebben. Zo kort mogelijk dan. Kroot? Een greep uit de mallebabbelgrabbelton. ‘Nu lijkt het erop alsof ie een deuk nee een kras heeft opgelopen op z’n carosserie.’ Erg. Nog een keer grabbelen. ‘Als je daar fietst dan denk je man man man ik ben in de maan.’ Ja, denk je dat dan, Maarten? Het moet iets korts zijn, is anders zo lullig voor Herbert. Laatste grabbel. Oké, deze dan.
HvdD: ‘Een slagveld, nu al.’ DK: ‘Toen was ie de pinarie.’
Voor de vorm de vraag: nog wat nieuws over de tour? Het volgende is saillant. Het ‘topoverleg’ binnen team Deceuninck–Quick-Step afgelopen zondag had fysieke consequenties, maar het team mocht in zijn officiële totaliteit de tour wel voortzetten. Hoe anders is het met Tony Martin van Jumbo-Visma en Luke Rowe van Ineos. Een niet opmerkenswaardig ‘akkefietsje’ tussen de twee leidde direct tot uitsluiting voor de rest van de tour richting Parijs. Wielerunie UCI vond dit opeens niet door de beugel kunnen, ook al stonden ze voorbij de meet het incident, waaraan ze geen woorden vuil hoefden te maken, handenschuddend de prullenbak in te lachen. Dit zaakje stinkt.
Kantelaarintern gaat het later op de avond tot aan de kajuitsluiting alleen maar beter. We kletsen en hijsen wat weg en halen alsnog soepel op routine de eindstreep van de Détouretappe. Dit alles na het traditionele snelvers, het slotakkoord van de dagelijkse uitzending:
ROEPT U MAAR
“Kuitenbijter!”
Een renner die voor goud gaat moet alles wel doorstaan. Dus ook de korte klimmetjes die in de benen slaan. Zo’n bult heet kuitenbijter (want daarin schiet de pijn), maar voor getrainde malers moet zo’n klim een makkie zijn. Er was een klassekoerser – hij won steeds bij de meet – die lui vanuit zijn zetel zélf in ‘malse kuiten’ beet. Dat werd een hashtag NoTour. Denk dat hij niet meer rijdt. Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
Ha heerlijk deze dag te mogen beginnen in de wetenschap dat er flink geleden wordt om alles voor elkaar te krijgen. VON SOLO bericht vast te zitten in de THALYS. dat ie alles op alles zet om de column door alles heen richting pomgedichten te krijgen. tourrenners die 5, 6 bergen opmoeten – en dat allemaal zonder doping hahaha – gelooft u het? een mart smeets die spartelt en spartelt – niemand wil nog iets van mart smeets alleen mart smeets wil nog mart smeets. wilfred alloy die hier elke dag zijn eigen tour de force fietst – in het weekend neemt café eijlders opnieuw een centrale plaats in zijn dagelijkese column in. we lezen:
Vandaag een kort gevoelig stuk over naderend afscheid in De Kantelaar. Vrijdag en zaterdag bruisende afleveringen rond de Labetobus. Zaterdag komen alle dichters weer samen, met Heintje Draaifiets. Dat is DE AFLEVERING. Zondag een heel kort stukje, vol weemoed. Alloy sluit in zijn eentje de deur…
in DEN HAAG lekker veel daklozen horen we in het nieuws. FRAUDE bij de partij van BAUDET – dat wordt genieten. smaad, laster, we gaan het horen. schiphol vliegt niet. en wij – wij steunen VON SOLO in die thalys die ergens tussen parijs en amsterdam in een weiland staat. ik zeg”: lang leve de grandmarnier, langleve de gewurzstraminer, lang leve de poëzie:
het was
alsof ik in een film terecht gekomen was de momenten nog ongrijpbaarder dan ze toch al zijn een nieuwbouw woning – knaagdieren wijk
hoe vaak sloegen we de uren niet over met een liedje op de repeat toen je nog tussen de componisten woonde
nu laat je tina turner rennen op je muur van links naar rechts en weer terug met je beamer – ik vind het wat onrustig
zo – dus hier woon je nou met hem meneer heeft het goed voor elkaar dat moet gezegd
een beamer, een smetteloze muur een bankje van bouvrie én een vrouw die vreemd gaat met een dichter