Etappe 17 wo 24-7: Pont du Gard – Gap (200 km, vlak)
… handsfree? …
Als je Dijkstra en Ducrot mag geloven, en waarom zou je dat niet…. Het is geen vraag, mensen! [zucht] Ik zie direct opgestoken vingers in de kajuit, ga niettemin verder met mijn verslag. O, er wordt besteld. Dan is het goed. Dank je, Ranke. Als je die twee dus mag geloven, wordt er in de koers con-ti-nu gedacht en gepraat. Dijk en Du weten precies wát de renner denkt en zegt. Ik had het er al eerder over. Het is steeds ‘Hij denkt: ik blijf voorlopig in je wiel zitten’, ‘Roche zegt: ik laat me niet linkeballen’ en meer van dat soort dingen. Hoe kunnen de commentatoren dat weten? Ik heb me er in de openbaarheid vaker over opgewonden. Vooral Ducrot heeft een scherp gedachten lezend oog en helder woorden horend oor. Naast slager en beul is hij waarzegger, medium, psycholoog, haptonoom. Zeg ik psycholóóg? Naar mijn bescheiden mening doet hij niets meer dan de stemmen die uit het niets in zijn licht psychotische betweethoofd opklinken tot iets onsamenhangends fabuleren. Daar heeft hij de renners niet bij nodig. Doet ie thuis tijdens de afwas en in zijn slaap ook. Het gaat gewoon door.
Kroots taalgemaal en Herberts luchtverplaatsing laat ik links liggen, of rechts, in ieder geval op de kant gezet. Meer interesseert me de ware communicatieve kant van het circusoptreden der renners. De cyclisten zullen heus niet als een stel zwijgende Willems al die kilometers koersen. Wat hebben ze te berde? Ik mag hopen iets anders dan zeg maar wederonwaadigheden uit het benauwde Tweede-Goudsbloemdwarsstraatleven die vroegtwintigste-eeuwse uit open schuiframen hangende viswijven heen en weer achterklappen. Nee, denkelijk zagen ze door – maar dan op z’n minst in inhoudelijke zin – over de etappe die ze aan het afstoempen zijn. Ze overleggen, vragen, informeren, uiten onvrede over andermans rijgedrag. Zulks. Denk ik. Zeg ik.
Ik zou graag dát eens horen, in plaats van de oeverloosheden van Dijk en Du. Kunnen de renners geen geluidsopname-apparaatjes meenemen? Dat hoeft met de steeds modernere technieken geen probleem te zijn. Alles is ook steeds kleiner uitvoerbaar. Net als die gehoorapparaatjes tegenwoordig die je niet meer ziet, fantastisch! Of moet je dan weer naar de oogarts? Ik zal het eens navragen. Eén ding blijft vereist: handsfreedom.
Vanaf 1 juli 2019 is het in Nederland verboden tijdens het fietsen elektronische apparaten zoals mobiele telefoons, navigatiesystemen, tablets of muziekspelers vast te houden. Een overtreding komt je op een boete van 95 euro te staan. Handsfree mag je nog wel van alles doen. Een ander nieuw verbod, in Amsterdam, betreft snorfietsen (dat woord vind ik overigens veel te zacht ogen/klinken om de baanbrede herriemaker aan te duiden). Ze mogen op veel trajecten niet meer op fietspaden rijden. De snorfietser moet tevens een helm dragen. Een overtreding kost je hetzelfde boetebedrag.
Raakt zo’n maatregel inzake het gebruik van een mobieltje op de fiets ook de tour? vraag ik mij af. Als je Ducrot mag geloven – geen vingers alsjeblieft, tenzij voor een bestelling (lekker, dank je Ranke) – worden er in het parcours om de leverklap telefoongesprekken gevoerd. Dat zal dan hopelijk handsfree gebeuren, zeker met die snelheden. (Handjes aan het stuur bij de afdaling, mannen!) Ik weet het niet. Wat de gemotoriseerde tweewielers in de tour betreft durf ik één ding wel met zekerheid te melden. Voor zover ik weet rijden er in het circus geen snorfietsen rond, wel motoren. Die zijn qua omvang nog meer op de weg aanwezig dan snorfietsen zouden zijn. Mollema heeft zich laatst opgewonden over bepaald rijgedrag van de motorrijders. Wij weten dat Ducrot en Dijkstra weleens samen in een zijspanmotor meerijden. Vanaf vorige week donderdag al. Wel, vandaag hebben ze kennelijk opnieuw in dat knusse broembroemding gereden, want mij is ter ore gekomen – dat zag je misschien niet, maar die gehoorapparaatjes zijn ook zó klein tegenwoordig, die zie je ook niet, dus dat kan kloppen! – dat ze een prent van de Franse politie hebben ontvangen, en niet zo’n malse ook. Stelletje klunzen. Nergens in het parcours vind je fietspaden en net op dat ene korte stukje niet ver van Gap, waar toevallig eerder dit jaar iets van een fietspad was aangelegd, vraag me niet waarom (ik herhaal, Alloy: vraag me niet waarom)… Uh, net op dat ene eindje fietspad zijn ze gesnapt. EN geen helm op, hoe vind je die? Geen vingers graag. Lekker, dank je, Rankje. Ennn… ze hadden de handen vol, in ieder geval de zijspanmotor, aan zendapparatuur voor het verslag. Van die oude splinterige houten bakbeesten met lange metalen ontvangsprieten en Alpenbergen spaghetti aan snoeren, heb je ’t voor je? Als je bedenkt dat een motor met zijspan nog een stuk breder is dan een gewone motor, kun je wel ongeveer inschatten hoe hoog daar op het zeldzame fietspad de boete opliep. Nee wacht, ik vertel het helemaal verkeerd, moet je mij horen! Zo erg was het ook weer niet. Ducrot had niet zo ver vanaf de start in Pont du Gard het zijspan al gelost, vraag me niet waarom (sssst). Dus qua breedte viel het wel mee. Alles opgeteld bleef het wel fors dokken voor De Kroot.
Dijkstra, die ergens in een verlaten stal onder een laag stro werd teruggevonden – hij zat daar voor het oog nog aandoenlijk gerieflijk in z’n zijspan ware het zijn huiselijke fauteuil, zij het opnieuw behoorlijk in de kreukels, onverstoorbaar voort babbelend over de etappe alsof die hele lancering stalwaarts hem niets zei (dat zegt wel iets) – had dus wel fysieke schade (hij zal behoorlijk van de weg zijn gekletst, de ontkoppeling geschiedde in een bocht), maar geen financiële. Dat dan weer niet. Ik moet afronden. Het was dus Genoemde Stal vanwaaruit het Herbertje van de Dag de huiskamers binnenkwam. De volgende taalkundig schurende uitspraak – hij is het niet geworden maar ik wil ‘m u niet onthouden – lijkt in zijn treurigheid mede te verwijzen naar Herberts zijspanzweefvlucht richting stal (net als het HvdD zelf trouwens): ‘Of je hier blij mee moet zijn met alle klimaatveranderingen, daar kun je je vraagtekens bij zetten.’ Maarten heeft de verwoording van de drukke stemmen in zijn hoofd (dat ging trouwens wel handsfree) natuurlijk ná de zijontspanning en vóór de aanhouding door de politie ontplooid, relaxed nog op zijn motor, zijn deel van de zendapparatuur op koptelefoon en microfoon na achter de rug stevig vastgebonden (Herberts deel ging mee de stal in), ergens op het fijn glooiende parcours. De kwoot is er een sprekend voorbeeld van dat hij dingen ziet die anderen niet zien.
HvdD: ‘Prachtige lavendel in dit gedeelte van Frankrijk.’ DK: ‘Alle grote renners zijn op dit moment aan het vallen.’
Toestanden, mensen. Op de weg, van de weg af, in het hoofd… Je weet het gewoon niet meer in deze roerige, tevens bloedhete tourtijden. Gelukkig zijn er ook zekerheden in het leven. Hier aan boord van MS De Kantelaar bijvoorbeeld. Verticaal, Wilfred? Go!
ROEPT U MAAR
“Wegkletsen!”
Wanneer de drank gaat werken, daarmee de stemming stijgt, en iedereen van iedereen nog meer te hijsen krijgt, er niet gedemarreerd wordt, de zuipclub klitten blijft, en communicatief inmiddels weinig meer beklijft, zijn klanken al voldoende (‘Wie hoort nog wat ik zeg?’). Je bazelt als een Dijkstra en je kletst gewoon wat weg. Misschien wil je toch moven (‘Nu huiswaarts met de geit’), maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
Wat voor dag is het nu? Dinsdag. Het wordt zo langzamerhand tijd te gaan geloven in en vervolgens alvast te wennen aan respectievelijk de mogelijkheid en het idee om werkelijk de trossen los te gooien. Dat moet een keer lukken. Waar een wil is is een water. Kwestie van concentreren en doorpakken. De haven is te beklemmend geworden en met het domme Café-Nol-altijd-lolachtige ‘Het Kleine Café aan de Haven’ met z’n voetbalclub aan de muur en z’n in wc-water gespoelde glazen – de kroegnaam alleen al – wil MS De Kantelaar ook niet langer verward of geassocieerd worden. This port ain’t big enough for the both of us. Onroerend fout versus varend goed. We schommelen al ongeduldig aan de kade. Tijd voor nieuwe horizonten. Wat jullie? Ach, geef je eigen bestelling gelijk aan Ranke Nelis door, dat gaat sneller. Roept u maar, zou ik zeggen.
De scheepshoorn is opgepoetst en gereed om op elk gewenst moment (één is genoeg) het kleine concert des vertreks te blazen. (Tot het zover is moeten we de deining zelf opwekken. Laat dat maar aan ons over. Het gaat de ware drinker om een zorgeloos hier en nu. ‘Hik et noenk’ zou de bacchant zeggen. Parijs mag dan nog altijd ver zijn, de zee is nakende, en Parijs kan ons gestolen worden! Het draait om veel bruin en blond schuimend bier. Maar dan zónder Malle Babbe, alsjeblieft. Hoe ik daarop kom? Nou, verderop aan de haven galmschalt een bekende stem dat lied uit een deur die nog wijd open staat. Heintje Draaifiets, kent u die uitdrukking? Nee, Nelis, er wordt hier niet meegezongen! Wel bier gedronken, by the way, vat je ‘m? Tjeempie, m’n Leffie staat er al. Dat is snel! Je lijkt de Overtoom wel! Kun je daar nog over varen trouwens? Ik heb ’t de laatste tijd niet bijgehouden. Zeg Altonice! Heb jij dit laatste zinnetje zitten typen toen ik even naar het toilet was? Brutale kroegkraakster!) Zeker nu er in de tour vlak en nergens heen gereden is, wil je het zeegat uit. Een rondje Nîmes. Het moet niet veel saaier worden. Een suf waterpas biljartpartijtje in een familiebrasserie te Nîmes, dat idee. Wáár is het feestje? Dáár is het feestje niet.
Hoewel… Spreek het eens rustig voor je uit: Nîmes. Dat verandert de zaak. Dat zegt wel iets. Dan komen de beelden van weleer. Dan willen we meer zien, meer weten. Romeinse roots, nog zichtbaar in ruïnes. Colonia Nemausensis noemden de Romeinen de nederzetting, die door keizer Augustus echt op de kaart was gezet. En wat dachten wij van de menhir van Courbessac, die duidt op ver voorgristelijk gedateerde menselijke activiteit rond de stad? We hoeven er niets van te denken, maar toch… Het zégt wel iets. Zeker als je mensen erover hoort praten.
Heb je er weleens bij stilgestaan? Wat? Nee, niet bij die menhir, onderbreek me niet, Kompaan, de zin was nog niet af. Zucht. Heb je er weleens bij stilgestaan dat het ‘denim’ van je spijkerbroek uit Nîmes (‘de Nîmes’) komt? Nee, Pannekoek? Moet je eens doen. Sta erbij stil en huiver. Serge de Nîmes. Een soort weefpatroon. In Nîmes werd de stof voor het eerst vervaardigd door de familie André voor de veehoeders van de Camargue, de zogeheten gardians. Spijker mijn woorden alsjeblieft niet aan die broek vast, ik heb ze ook maar van een ander. Van Herbert Dijkstra, mocht je dat willen weten. Ook als je dat niet mocht willen weten, heb ik ze van hem. Ik heb Herberts script vanochtend in zijn hotelkamer achterovergedrukt, toen hij in de ontbijtzaal zijn witte bammetje pindakaas en banaan aan het verorberen was, en nog iets, wat niet op de kaart stond. Een snel retourtje Nîmes, voor mij geen punt. En ’s avonds weer strakgespannen in MS De Kantelaar voor m’n verslag. Herbert zal de info op zijn beurt wel weer van wiki hebben, maar ik kan me voorstellen dat hij vandaag tijdens de etappe wel van zijn zeikapropos was. Niet des Herberts. Gewoonlijk laat hij in zijn verbale luchtverplaatsing geen luchtgat vallen.
Waar de arme man het, tussen Ducrots afdraaien van edele delen door, bij ontstellende onstentenis van zijn script waarschijnlijk ook niet over zal hebben gehad is: het Maison Carrée, de vermeend best bewaarde Romeinse tempel, gewijd aan de ‘Prinsen van de Jeugd’, de kleinzonen van de keizer. Dat zegt dus niets qua Herbert (in het vervolg kortweg: kwerbert). De Arena van Nîmes, beschouwd als het best bewaarde Romeinse amfitheater, gebouwd tussen 50 en 100 na gr. en geïnspireerd door het Colosseum te Rome? Het valt te vrezen dat je Herbert ook hierover niet zult hebben gehoord..
Als ik hem was zou ik voorbij de meet de teleurstelling over de gemiste toeristeninfo in een hier en daar lommerrijk en verlaten stukje Nîmes verbijten, in het stadspark Jardins de la Fontaine bijvoorbeeld, gelegen op de Cavalierberg, en route du Tour – het zal geen verbazing meer wekken – vast ook niet door hem gememoreerd. Ik zou als extra emotionele verwerking vanavond bij het laatste straaltje zonlicht, zeg maar in de avondzon die o.a. over straten en pleinen valt dan wel in de gouden zon die in de stad an sich valt, proberen de (ook door hem niet uitgesproken) zinnen te verzetten met een bezoekje aan de onder aan de Jardins gelegen Temple de Diane, uniek overblijfsel van een historisch gebouw dat aan de keizerlijke cultus gewijd was, daterend uit de 2e eeuw na gr. Hij kan het ook bergop stoempend zoeken: op de top van de Cavalierberg, via trappen aan het park bereikbaar, staat de Tour Magne, laatste restant van de Romeinse ringmuur.
Vanuit die toren kan hij alle sneue culturele misgrepen van de dag nog eens rustig tot in de wijde omtrek overzien. En natuurlijk ook, over missen gesproken, op Uitzending Gemist.
Toch heeft Herbert uit de losse pols genoeg te berde om er een mooie kwoot aan te doen overhouden. En Ducrot? Ach ja, Ducrot. Voices from a troubled brain. De korte kwoots komen extra goed aan:
HvdD: ‘Als het breekt, zit je niet meer recht.’ DK: ‘Dat had echt z’n wisselwerking op z’n familie.’
Nogmaals, in andere woorden: dat mag dan allemaal wel zo wezen met Nîmes, toch wil je in die stoffig historische stad niet dood gevonden worden. Straks blijf je nog in al dat oude steken, zeg. En hoe moet het dan verder met onze zuipschuit? Nee, wij pakken het heel anders aan, volgens een stramien dat zich al twee en een halve week bewezen heeft, in een kroeg waar iedereen je naam kent. De Cheersformule. In MS De Kantelaar is nîmand ano-Nîmes. Nelis, hij ken! En ach… zing ook maar wat, kerel. ’t Is toch een gekke avond. Laat ons deinen. En wat jij, Alloy?
ROEPT U MAAR
“Vals plat!”
De Kantelaar gaat wiegen. We voelen ons op zee. Er is veel ingenomen en dan maak je zoiets mee. De bar zou waterpas staan? Vals plat nu minimaal. De glazen zijn gaan schuiven door het ganse dranklokaal. De meute zet een wave in. Vals plat ook het gekweel. De bieren, niet te plaatsen, deinen soepel naar de keel. Echt alles losgeslagen, van elk surplace bevrijd. Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
Columniste al volop in vakantiestemming. De komkommertijd is aangebroken, de kranten vullen de katernen met zomerspecials van narcisgele stranden en azuurblauwe luchten. Het Italiëgevoel. Daar is een dagje naar het strand een manier van leven met tutta la famiglia, van bambino tot nonna. Ik heb het vroeger vaak gedaan tijdens de verplichte vakanties met ouders en zussen, maar vond er niets aan. Iedere dag dezelfde bagno met dezelfde zongebruinde koppen (ik werd enkel rood), hetzelfde brandende zand, dezelfde meloenstand, hetzelfde lauwe zeewater. Dat rondje vlinderslag langs de kustlijn ben je dan ook wel zat en de leeslijst voor school is allang klaar. Alsof je iedere dag verplicht de tijd uitzit, net als op kantoor, of in het redactielokaal te Pomburele.
Maar er is toch iets wat ik voor altijd zal missen. De romantiek van de Riviera-express. De slaapcoupé’s met velours zitting (waar nog gewoon gerookt mocht worden!), die tegen bedtijd werden uitgeklapt en bekleed met knisterendpapieren lakens. Urenlang slingerend in De donkere kamer van Damocles lezen. De halve nacht kletsen en kaartspelletjes doen in het conducteurshok. Als 19-jarige ondernam ik dit avontuur voor het eerst in mijn eentje. Mijn vader zette me ’s avonds in Albenga op de trein, nadat ik de hele dag peentjes had zitten zweten van opwinding. Als ik maar het juiste rijtuig zou weten te vinden, alsook mijn zitplaatsnummer waarboven een geplastificeerd kaartje prijkte: riservato Albenga-Arnhemo. Dan pas kon ik opgelucht ademhalen. Het was 1984 en Big Brother ver weg. We passeerden Genua, Milaan en vlak voor middernacht Domodossola, dat alleen al door het tijdstip en de klank pure poëzie was. Bij Basel sliep ik nog steeds niet, want ik heb van mijn leven nooit in een rijdend bed kunnen slapen. Met open ogen was ik me gewaar hoe de trein in het witte licht van de hoge schijnwerpers op het perron wel twee uur lang aan het rangeren was.
Kennelijk moet ik toen toch even zijn ingedommeld, want toen ik m’n ogen weer opende, was de dag aangebroken. Je zag de spitse torens van de Keulse Dom opdoemen, de steden van de Ruhrpott en toen kwam Emmerich, de laatste halte voor de grens, waar de trein opnieuw een uur stilstond. Je gaat naar buiten voor een peukje, struint wat over het godverlaten perron, verzucht tegen je medereizigers dat je het nu wel hebt gehad en echt heel graag naar huis wilt. Er waren geen smartphones, dus een praatje was nog heel gewoon. Afgelopen weekend kreeg ik plots een déjà vu. Ik ging met de historicus en het servokroatische leraresje een dagje uit naar Elten en Emmerich. Station Emmerich was in die 35 jaar geen spat veranderd, niet eens opnieuw in de verf gezet en het perrondak lekte. Het déjà vu was compleet toen we op de terugweg meer dan een uur op de trein moesten wachten. We zaten op een aftands bankje naast twee conducteurs, de een was druk in het Nederlands aan het bellen, de andere in het Duits. Waren wij de enige passagiers? Daar kwam de trein uit Duisburg waarop het perron volstroomde met ongerust volk. Wegens een springer lag het treinverkeer al drie uur nagenoeg plat. Het kan nog gekker, zei een skiester uit Innsbruck, vanochtend vertrok de trein uit München een kwartier te vroeg, zodat m’n ticket omgeboekt moest worden. We knikten begripvol.
Er werd lief en leed gedeeld, de smartphone leek niet meer te bestaan. Het servokroatische leraresje had sjans met een Kroaat uit Zaltbommel, maar alras bleek dat het hem er voornamelijk om te doen was om sjeckies te bietsen. Wanneer kan ik eindelijk uit dit rotgat weg, verzuchtte hij, ik moet binnenkort in Emmerich voorkomen, ik kan hier niet snel genoeg weg. Wat heb je op je kerfstok? vroeg het leraresje liefjes, maar hij staarde haar slechts mysterieus de rook uit zijn neusgaten blazend aan. Op sommige vrouwen heeft zoiets een magische uitwerking, maar het leraresje schoof toch maar een stukje bij hem vandaan. De historicus beende vlijtig op en neer, driftig swipend naar steeds dezelfde berichten. Tja, dit is toch een uithoek geworden sinds de intercity er niet meer stopt, kwam de Innsbruckgangster weer. De vroegere grandeur was definitief vervlogen en soms betekent romantiek gewoon ongemak. Maar die trein kwam uiteindelijk wel.
fernweh is ver genoeg
we reizen op de ouderwetse manier als vogels wiekend op de lucht we willen ons duurzaam verplaatsen
en alstublieft niet te verheven, meneer de grens is ver genoeg hinkstapspringend over gesteven lijnen
een dagje uit met een peertje in de nok de boulevard leidt de horizon in zo zie ik de zon in het glas zakken
het onweer is over rijnaken getrokken dagjesmussen strijken neer in de goot we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen de verte is nooit bereikt, dromen liggen op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden dan tot dat ene station met lekkend dak de laatste halte tot verzengend azuurblauw
Weer tijd voor wat artistieke voorprogramma’s, vindt Wilfred. Hoe kun je zo’n rustdag beter dan zingend doorbrengen? Ik zie trossen opgestoken vingers in de kajuit-juit-juit, vier om precies te zijn, maar negeer die gewoon. Heb niet voor niets al dit voorwerk voor Wilfred gedaan. O, de vingers zijn voor Nelis bedoeld. Men heeft dorst. Over zingen gezongen (Danke Ranke): zoals wij weten wordt half augustus, rond Maria Hemelvaart – hoe deze ongelovige hier nu plots mee komt? – bekend in welke stad volgend jaar mei het – en nu moet ik even spieken – Eurovisie Songfestival plaatsgrijpt. Het (d.i. de strijd) ‘gaat tussen’ Maastricht en Rotterdam. Ik vermoed Oisterwijk, dat acceptabel ‘tussen’ Genoemde Steden ligt. Het zal daar wel ‘gaan’. ‘Bonsoioioioir Oe-as-ter-wiezjque!’ Hoe zou de Franse jury dat Oisterwijk uitspreken? Sommige laaglandnatievelingen hebben er al moeite mee. Welnu, vandaag op de tweede rustdag het Eurovisie Songfestival in het piepklein en een tikkeltje anders: Des Kantelaars Zure Visie Wrong Festival! DKZVWF! Wie kent het niet?! Ik zie opnieuw minstens vier opgestoken vingers. Er wordt snel gedronken. (Leffe D nummer 2 alweer. Dank je, Nelis. Zeg, wat doet zo’n mooi biertje als jij in een eenvoudige kroeg als deze? Opgedronken worden? [hahahaha] Leuk, Alloy.) Basissmaakversterker voor het Wrong Festival is: zuur. Heel klein dus. Een liedje, een extra versje. De liedtekst is ook van Wilfreds hand trouwens, ik bedoel, nu van zijn hand, niet zijn stem, maar toch helemaal Alloy, herkenbaar aan dezelfde dreun met dat lettergreepje extra halverwege de even regels. Hij gaat maar door, die ‘Bulderdijk’, die ‘onvermoeibare versifex’ van de 21e eeuw. Op zeker moment moeten mensen het toch zat zijn, zou je denken. Parijs is nog ver en de stekker er nog niet uit. N.I.W.… Pannekoek heeft het op muziek gezet. Nelis, die vindt lang genoeg zangdroog te hebben gestaan, vertolkt het lied, getiteld Zuurstok Sjanie. Uit de tijd dat Wilfreds maag door ene Helicobacter gekraakt werd. M.E. erbij, traangas, dat werk. Smaakmaker opnieuw: zuur. Er zal overigens geen applaus, boegeroep of gejuich uit het publiek klinken. Het publiek zijn wij en wij geen publiek. Mooi festival is me dat… Ze was niet meer de jongste. Ze was behoorlijk stok. / Geen nazaat, door een houding waar al menig man van schrok. / Ze noemde dat een keuze, maar doorgaans klonk het zuur. / Nu kon ze enkel wachten op de slag van ‘t laatste uur. / Berucht als ‘Zuurstok Sjanie’, vanaf de kleuterschool. / Ze zeek met valse branie al haar bijtend vitriool. // Zo kwam ze zelfs ter wereld. Zodra het vlieswerk brak, / vervulden moeder golven walging tot haar schedeldak. / Toen Zwaan lag bij te komen – dat ding eruit gestouwd – / werd zij al zonder reden door het mormel toegesnauwd. / Daar had je Zuurstok Sjanie, ons rinse aureool, / vast werkend aan haar manie tot gesneer en apekool. // Ze trok haar wrange sporen, veel zuurte liet ze na, / ontkalkte elke ‘vriendenkring’ met ongekend pH. / En waar zij ook passeerde, de zakken vol venijn, / hing penetrant huishoudelijk de meur van haar azijn. / ‘Daar zuigt weer Zuurstok Sjanie,’ zo treurde men in koor / en heel die zangcompanie ging er langzaam onderdoor. // Nu giet ze dus haar zuren in zo’n verzorgingshuis. / Ze bijt nog massa’s mensen weg, het personeel incluis. / Maar straks zal het gedaan zijn, ondanks dat aceton, / een stof waar Maag’re Hein, hoe sneu voor haar, wél tegen kon. / Dan gaat daar Zuurstok Sjanie aan ‘t hemelse gewelf / bij strijkwerk Mantovani voor verzuring van God Zelf. // Dan toost je maar op Sjanie met borrel, bier en bowl, / bevrijd van de litanie van die zerpe kutviool.
Dank u, u bent een fijn publiek! Altonice doet nu, in modern Nederlands zowaar, een gedicht dat haar uit tijden van weleer ingefluisterd is door – en nu moet ik even spieken – het chanson ‘La maison où j’ai grandi’ van Françoise Hardy, de bekende chanteuse de La Vague Yé-Yé: een stukje geschiedenis, een riviertje, een wonder, een vleugje jeugd, de dingen de baas en alles wat voorbij gaat. Druk ik het zo goed uit, Altoos? Ze schudt schuchter nee. Immer schudt achter haar Pleegzuster Bloedchileen ook het hoofd, van het lachen. Juist. Gezellig, mensen. Ga je gang.
om de slochter
de moesboeren boeteprevelend bereid gereed voor kilometers slopend geslof naar de heilige stee om – o wonderheid – de tot zuurtoost geroosterde christusstof
elders te velde huivert een vendelflard geuzen – verguisd vergeten en bijna heen – overste helling kwam van zee trof het hart kil slaat de leden het dooraderde veen
eens zal – de hemelen hun vuurwet gewist geen woord gesmoezeld in het recht ter vest – ons het pad vrij zijn tevreden om wat is zo de slochter om niets meer stromend west
Fijn, Altoos. Over naar Alloy. Momentje. Eerst dit:
HvdD: n.v.t. DK: n.v.t.
Dank voor uw bijdrage, heren. Alloy nu. Hij staat, het bergop achter de rug, al klaar op het podium. Ik vraag me de laatste tijd af: is dat trapklimmetje in de tweede helft van de Détour dan geen probleem meer voor ‘m? Vreemd eigenlijk. Hij is toch niet minder gaan zuipen, integendeel. Destijds beklom hij het podium zoals elk jaar op Maria Hemelvaart in de brandende augustuszon godvruchtige pilgrims voorbij de houdbaarheidsdatum de ellen(de)lange trappen van de Panagia Evangelistria op het Griekse heilige eiland Tinos richting de wonderbare icoon van de Verkondiging aan de Moeder Gods. (Alweer dat katholieke gestoemp en geslof door het hete stof. De tour, maar dan anders.) Dat zegt (mij) wel iets. En ik heb het niet eens van Herbert. Die loopt vooral voor ongeïnteresseerde wielertoeristen door Franse kastelen te gidsen. Maar het blootsvoets en dito knies kruipgestrompel staat me nog helder op het netvlies. (Leffe D, hoi. Dank Nelis.) Maar goed, alles went, zullen we maar zeggen. Of steeds minder mensen hangen zijn zatte geklauter aan de grote klok, ook mogelijk. Dat is het. We hebben het er niet meer over. Intussen vraagt men zich hier aan boord van MS De Kantelaar af waarom ik zo eindeloos in mezelf zit door te typen. Hm. Oké dan, Alloy. Laat ze maar roepen. Ik verwacht op deze rustdag een soort pas op de plaats. Zit ik er ver naast?
ROEPT U MAAR
“Surplace!”
Hij wilde wel een wijntje. Zo’n wijntje van de streek. Hij nipte wat, z’n mond trok scheef. “Mon Dieu, ze gaf me bleek! Twee flessen Evian nog!” Hij hield het bij dit glas. “Het zal me niks verbazen, mensen, als ik straks zuur plas!” Ontkalkt en hevig spoelend verliet hij snel de stad met in zijn muil de smaak nog van een half sportfondsenbad. U ziet dat zo’n châteautje soms fout naar binnen glijdt. Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
Weer de bergen in. Het kan daar boven koud zijn, dus trek iets extra’s aan, mannen, zegt de gezag pretenderende baas van team Deceuninck–Quick-Step. Och, wie zijn de aangesproken mannen om daartegen in te gaan? Dat zijn: Kasper Asgreen, Dries Devenyns, Enric Mas en Maximilian Richeze. De volgende renners gaan er wel in mee: Julian Alaphilippe, Yves Lampaert, Michael Mørkøv en Elia Viviani. Dat wordt bergop nog gezellig, denkt de teambaas met bedenkelijk gezicht. Met een gezicht waarvan de bedenkelijkheid, de bezorgdheid valt af te scheppen, bedoel ik. Niets bedenkelijks aan dat gezicht an sich, al nodigt het niet direct uit tot nader contact, maar dat is een ander verhaal. Kasper, Dries, Enric en Max sputteren voor de start dus tamelijk tegen, maar de baas heeft met enige druk, tegen het hem karakteriserende intimiderende aan, toch dingen gedaan gekregen – de dingen de baas als het ware – namelijk dat gans Deceuninck–Quick-steps met iets extra’s over de gebruikelijke wielerkloffie aangetrokken aan de etappe begint. Jasjes dus. Wat vreemd is als je erbij stilstaat. Helemáál als je er aan de start, zeg onder aan de berg, bij stilstaat. Het is daar namelijk behoorlijk heet. Rare jongens, die Deceuninck–Quick-Stepwielrenners. Maar goed, de jasjes zijn dan maar vast aan voor als ze in hogere sferen geraken. Hoeven de mannen er niet voor af te stappen.
Klimmenderweg lopen ook de negatieve gemoederen hoger op, nog hoger dan ze al waren. Het botert al langer niet binnen de ploeg, dat is een publiek geheim. Over waar ‘t ‘m precies in zit laat niemand zich voor de camera uit. Botsende karakters, zoiets, in de koers soms letterlijk botsend, dranghekken geïnvolveerd. Tja, dan kan zo’n dwingend opgelegde dresscode net de zweetdruppel zijn die het klam geworden boordje doet overlopen. En natuurlijk de spreekwoordelijke emmerdruppel. Zulks blijkt pijnlijk als ze de top zo ongeveer bereikt hebben. De ploeg zet zichzelf op de kant. Of hoe noem je zoiets, de remkabel wordt gesnokt? De edele delen tot halt houden afgedraaid? Het team stopt in ieder geval, of liever: de twee deelteams stoppen. Ze gooien, de woede reeds voorkokend, hun fietsen áán de kant (dat is zeker goed verwoord), de ene kant vier, de andere kant ook vier, en zijn van zins flink met elkaar op de vuist te gaan. Alles wijst erop. Wat er onderweg aan verbaal grof vuil heen en weer is gesmeten is niet te achterhalen. Je zou het de heren commentatoren kunnen vragen. Die menen continu te weten wat de renners koersend denken en zeggen, zelfs als ze niet op hun zijspanmotor meerijden. Feit is dat Genoemde Viertallen elkaar zat zijn.
De gangs staan tegenover elkaar. Worden er spreekwoordelijke troeven op tafel gelegd? Welnee. Het primitieve ‘erop klappen’! Sodemieter op met je kaarten, dit is geen spelletje. Handen en voeten gaan nu duchtig spreken. Vraag is welke groep de quickste step in de benen heeft (als daar boven überhaupt nog benen zijn, misschien die van gisteren). Het antwoord komt ‘rap’, zoals dat zo mooi heet.
Durven jullie wel, vier tegen vier?! bibberroept Yves Lampaert, vooral in hoofdrekenen niet de slimste van het stel. Ja hoor, antwoordt Enric Mas rustig. Lijkt me wel zo eerlijk, voegt hij er vals grijnzend aan toe, vertrouwend op de slagkracht van zijn manschappen. De jasjes gaan uit bij het stel dat het waagde tegen de baas in te gaan inzake – hoe toevallig – het aantrekken van diezelfde jasjes. Kasper Asgreen, paars van woede, werpt als eerste zijn colbertje van overigens sportief prikkelend erodynamische snit van zich af om direct aan te vallen, Dries Devenyns, redelijk acceptabel gekleed, volgt zonder nadenken zijn voorbeeld en staat op het punt ‘dol-ge-Driest’ op die vier walgelijke wittevoethielenlikkers af te stormen. Enric Mas en Max Richeze echter willen zich in stijl op het handgemeen voorbereiden door na het uitdoen der jasjes – nog tien keer sportiever prikkelend erodynamisch qua snit, hetgeen perfect bij de traagheid in handelen past – tevens onderliggende overhemdsmouwen tot de zwetende oksels op te stropen. Het oogt wel fraai slowmotion-filmisch, stijlvol heldhaftig en tot strijd bereid, het bouwt boven op die berg de spanning prettig en ondraaglijk tegelijk op, en dat zal hun bedoeling misschien ook zijn geweest – zie bovendien hoe de twee hun stropdas nog gentlemanlike subtiel met rechterwijsvinger en dito middelvinger over de linkerschouder tikken (alle bewegingen synchroon en danseuse als in een soort voorstelling van het Frans Nationaal Wielerballet of ‘Tour de France – Le Musical’) – doch tactisch is dit alles ronduit onverstandig. Er is geen intern overleg meer in de gevechtseenheid als geheel, geen samenhang. Voor zolang het filmduo het jasafwerpen, mouwopstropen en stropdas-over-de-schouder-draperen laat duren is het gewoon twee tegen vier.
Durven jullie wel, vier tegen twee? roept Devenyns, door de overtalsituatie in zijn nadeel overrompeld een stuk minder Driest. Ja hoor, lacht Julian, en hij zet zelfbewust à la Philippe de Tweede zijn IJzeren Hertog van Alva Elia Viviani strategisch op kop – als speelden zij het duel met thuisvoordeel, het publiek aan hun kant, in het Spaanse deel van de Pyreneeën – om eventuele futloze aanvallen van die twee sukkels alvast doeltreffend te kunnen beantwoorden. Kasper is van angst weer Asgreen as ever, terwijl in het achterland van het opstandige gebied het opstropen der mouwen zijn voltooiing nog moet meemaken. Jaaaa, het loopt weer aardig richting kerst, mensen. De afloop van het treffen zal ik hier derhalve niet uit de bevlekte doeken doen.
Of Ranke Nelis ook Pleegzuster Bloedwijn schenkt, wil Immanie weten.
Herbert en Maarten hebben op de zijspanmotor bergop andere strijd geleverd zien worden. Ze hebben dus inderdaad met het pak meegereden, maar niet met ‘het maatpak’. Herstel: Maarten reed grotendeels alleen. Materiaalpech, zo was de officiële lezing, noopte Herbert al voor de beklimming van de eerste col – hoe druk je zoiets uit – te ‘lossen’ en de rest van de etappe in zijn bedompte commentaarkeet te volgen. Het scherm ging opnieuw af en toe op zwart, maar ook dat is het circus dat Tour de France heet. Pech. Herbert weet gaten altijd soepel dicht te praten, en dat zo beeldend dat het zwart van het scherm niet eens opvalt. Dat zegt wel iets. En die paar schrammen, ach, het had slechter kunnen aflopen, breek hem het gips niet open. Dusss…. Onafhankelijk van elkaar, dat scheelt schrijnend gebekvecht, leverden de heren weer diepe kwoots. Herbert zegt expliciet dat hij iets gaat zeggen – wat zegt dat over Herbert? – en Kroot neandert weer in een knusse aflevering van Oudere Tijden:
HvdD: ‘Ik zeg: de verliezers van gisteren zijn de aanvallers van vandaag.’ DK: ‘Hij vrat een stuk berenvlees en legde er gelijk de zweep weer over.’
[Extra verkeersinformatie: in het pittoreske centrum van Foix is een Labetobus vol vale, zombieachtige passagiers gesignaleerd. Haal niet in, blijf rechts rijden en probeer de chauffeur met lichtsignalen en schoten in de lucht te waarschuwen.] Hij kan, Alloy.
ROEPT U MAAR
“Een jasje uitdoen!”
De renner heeft nog over. De groep kan nu gesloopt. Wat extra kolen op het vuur, het jasje losgeknoopt. Je ziet zoiets wel vaker. Ook in De Kantelaar doet menigeen het jasje uit, voor topprestaties klaar. Dat continue hijswerk… de dorst stijgt met het uur. Begrijpelijk, dan gaat er soms nog méér uit op den duur. Het ‘uitgaans’-leven is niet op alles voorbereid. Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
JOLIES HEIJ mogen we op deze zomerdag feliciteren met het door haar verdiende goud. liefde hoop en troost om in te verzinken – we kiezen voor de korte versie – hoe dan ook een werelds mooi gedicht – om even in euforie te verkeren. zilver voor ANKE LABRIE die voor een alternatieve vakantie kiest ergens ver in de ruimte – met een bevrijdend avantgardistische schreeuw vol met dada-elementen wijst anke ons de weg. dames van harte – het was weer mooi.
fernweh is ver genoeg
we reizen op de ouderwetse manier als vogels wiekend op de lucht we willen ons duurzaam verplaatsen
en alstublieft niet te verheven, meneer de grens is ver genoeg hinkstapspringend over gesteven lijnen
een dagje uit met een peertje in de nok de boulevard leidt de horizon in zo zie ik de zon in het glas zakken
het onweer is over rijnaken getrokken dagjesmussen strijken neer in de goot we zijn allebei al eens doodgegaan
aan fernweh, maar hier staan onze stappen de verte is nooit bereikt, dromen liggen op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden dan tot dat ene station met lekkend dak de laatste halte tot verzengend azuurblauw
waar ik in jou verzonk
Jolies Heij
dit gedicht had zo moeten zijn:
we zijn allebei al eens doodgegaan aan fernweh, maar hier staan onze stappen de verte is nooit bereikt, dromen liggen op het plaveisel in die nabije stad
we weten dat treinen niet meer rijden dan tot dat ene station met lekkend dak de laatste halte tot verzengend azuurblauw waar ik in jou verzonk
dan weet iedereen weer wat poëzie is en moet zijn – met deze 8 regels komen we 2019 door – in deze 8 regels vinden we alles wat een mens moet vinden – hoop troost en liefde en de vurige wens dat ooit iemand zulke regels voor jou zal schrijven.
FRANS TERKEN om het geluk van rust te turven
RIK VAN BOECKEL daar zong Cuby Grollo’s Blizzard Blues
MERIK VAN DER TORREN op vakantie
CARTOUCHE geen zaaien maaien kwellen en kwelen geen tongen en handen vol verlangen
PETRA MARIA VDE als de regen komt dan dansen we…
JOLIES HEIJ de laatste halte tot verzengend azuurblauw waar ik in jou verzonk
ANKE LABRIE pfiew
wie wint de enige echte virtuele – aan welk vakantiegevoel geeft de dichter zich over – trofee op pomgedichten?
lekker ruim thema deze week – we gaan de bloedhitte in – maar eerst nog de vruchtbare regen – en dan is er de vakantie – gaat de dichter op reis of reist de dichter het hele jaar al in zijn hoofd dag in dag uit en is ie/ze eindelijk aan rust toe – een rustige liefde? een roestige liefde? een mooi oord of een mooie moord – we gaan het lezen – we lezen het zo graag wat er allemaal in de dichterlijke hoofden om gaat. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
dat we liepen daar en vroegen le temps perdu meneer weet u daarvan? weet u iets meer? dat we westmalle dronken op het marktplein en jij zei ik wil wel verdwalen om te vinden praat door zei ik praat door nooit eerder zo’n verlangen voor niemand niet pomwolff
Schoonspoelen
Laat het hoofd lekker schoonspoelen alle drukte die erin heen en weer zwemt nog geen lege blik in de ogen waar jij al een week mee rondloopt
zo doorzichtig wil ik de dagen houden uitzicht op de bergen en op wie daar toert niet het afmattende van blanco blad dat herhaald om hoofdbrekens vraagt
en zal ik nog een keer koffie of wil je meteen aan de wijn naast de voeten op tafel – glaswerk genoeg om als het niet gaat tegenaan te schoppen
dat we vanavond laat de scherven tellen om het geluk van rust te turven
FT 20.07.2019
frans is wel aan het dolce far niente gevoel toe mogen we lezen. niet het afmattende dichtwerk maar een uitzicht op de bergen, koffie wijn en scherven om in een heerlijke rust afscheid te nemen van de afgebroken dag. ik heb met strofe een in die zin moeite dat heel strofe een weg kan. die ‘jij’ in de vierde regel is ook niet echt duidelijk. de 10 regels na strofe 1 zijn gedicht genoeg, helder als het nog niet gebroken glas helder als het uitzicht op de bergen.
Pom, ik ben nu even op vakantie in Drenthe om daar morgen op te treden op het Taribush Kuna festival.
Dit is dan ook mijn bijdrage aan de enige virtuele. Ik stuur ook nog een foto.
Het buiten land
In de nacht van Ansen zweten de muggen bloed
de varkens de geiten de paarden zijn ruikend aan de wereld geklonken
het buiten land is een groen reliëf van het vlakgeslagen universum
daar zingt geen fado van Lisboa kletteren geen castañuelas de Andalucia strelen geen chansons des accordeons de la Dordogne et la Provence
daar hoor je geen reggae de ska Jah rastafari geen rumba y merengue tikt de djembé van Taribush Kuna het ritme van heide en bos
zong Cuby Grollo’s Blizzard Blues langs Dwingelderveld Hooghalen het Drents Friesche Wold
de zomer schijnt daar een dag voorbij een weekend vooral een week vooraf
dromers in Drenthe denken aan de tijd dat leven nog een spinsel was van God poëzie alleen op vakantie was
dichters schrijven dat mysterie op de fietsen de paden de bomen smeden deze werelden aaneen
de dag begint zo steeds opnieuw in een universum van verliefde sterren.
Rik van Boeckel 20 juli 2019 Ansen. Drenthe
was het webmaster niet die schreef: je kunt veel van mij verlangen, ik wil verder gaan dan ooit, van flatgebouwen springen, hangen, maar wandelen in drenthe?……. nooit!
voordat rik poëtisch wordt lezen we toch enige kritiek op het drentse platte platte land, zo volgestouwd met stenen bedden – het ligt gewoon niet lekker – in nederland die hoop stenen. “daar zingt geen fado van Lisboa …’ dicht rik. muggen, varkens, geiten de hele familie drenthe komt langs – je kijkt je ogen uit. in drenthe is de poëzie op vakantie. het wil maar niet wennen. rik maakt er nog wat van – hij ziet sterren verliefd zijn en spreekt over een mysterie. ik zeg maar zo: je verstaat ze niet.
Op vakantie
De afspraak was: hij reed en ik schreef gedichten, dus toen de auto panne had, ging ik zitten op een steen, zon in mijn gezicht en schreef: “De schroef van de woensdag ontbreekt”, liep de berg op tot boven de boomgrens en schreef: “ Lichter dan lucht de vogel”. Ik keerde terug en de auto was weg
Merik van der Torren
nou dat is fraai – mirjam en merik zien we op de foto mogelijk voor een tochtje de bergen in. de chauffeur verdwenen. het zwarte gat van de poëzie in gezogen? de berg af op onnatuurlijke wijze? of gewoon rechtsom omdat meneer niet goed tegen dichters kan of tegen kritiek. we zullen het nooit weten. in ieder geval is de auto weg. en boven de boomgrens begint de vakantie voor merik van der torren – ik hoop dat ie voor woensdag terug is. zijn dag op pomgedichten.
Vier dagen lang
Geen bergen om tegen aan te kijken geen toppen, geen verdwalen, geen zon die brandt, geen martelen, geen blaren pleisters, zeven heuvelen of maagden
geen zaaien maaien kwellen en kwelen geen tongen en handen vol verlangen geen ik of jij aan mijn zijde als een uit honderd enamorados*van Lorca
ook even geen struik die daar verwelkt in al wat ik bekeek zit ikzelf voor een deel**
alleen maar slapen, een kleine eeuwigheid nietsdoen, geen open ogen die dwalen om bij zinnen te komen in een uitstap in deze stille bijslaap-vierdaagse
opgeladen weer de klim te maken naar ons papierwitte stapelbed de folie van de fado, tonen van tristeza – als losse stukjes poëzie no es nada nao sim***
*gelieven;**Fernando Pessoa;*** het is niets, nee ja
20-07-2019 Cartouche
een cartouche- je met voetnoten. er moet weer worden geleerd. meneer is niet van plan zijn nest uit te komen. filosofische noteringen van pessoa bij de hand. verder de ogen dicht en luizijn maar. zo laadt deze dichter zich op. lezen we. 4 dagen lang 4 lange dgen viert cartouche het leven zonder poëzie – nou ja met de ogen dicht toch nog 18 regels geschreven voor pomgedichten – we waarderen het. in nijmegen lopen ze vier dagen om een gladiool. cartouche houdt de gladiolen voor gezien en duikt een bed zonder heuvelen bed in. ieder het zijne maar zo zeldzaam lui zie je dichters bijna nooit.
REIZIGER
koffers drijven mij naar jou als jurken met vleugels naar warme oorden
als de regen komt dan dansen we doorweekt tussen hoge bomen
wil ik op reis dan alleen met jou al het andere blijft thuis
Petra Maria
ja als het regent staan we in de regen als de zon schijnt kletsnat in de zon – dat waren ongeveer ook de eerste dichtregels van uw webmaster. petra maria staat aan het begin van een rijke carriere. dit gedicht kan beter nog. met name de laatste strofe mist de kracht van een goed gedicht.
Ha Pom,
Mijn kortste gedicht ever. Ik ben er wel aan toe onderhand: helemaal niks!
Fijn weekend.
Hrtegr.
vakantie
pfiew
anke labrie
kapper doet u maar lekker kort in dit weer – de dichters doen niet anders. nou meneer wolluf – dichters dichters u bedoelt mevrouw labrie wellicht – een cartouche, een van boeckel – die stomen gewoon door hoor regel na regel. mevrouw labrie weet wel de kern van het thema te raken – uit 5 letters en betekenisloos woord scheppen waaraan ze de de snelheid meegeeft als die van de apollo 13 om aan de zwaartekracht van de aarde te ontsnappen. heerlijk gewichtloos in de ruimte de ruimte in. zo voelt de ware vakantie.
Etappe 14 za 20-7: Tarbes – Col du Tourmalet (117,5 km, bergen)
… anale talen …
“Moet je luisteren zeg. Komt Broer Konijn terug van vakantie, je kent dat wel…” [hahahaha] “Blijken ‘zuh’ alles meegenomen te hebben.” [hahahaha] “Wat denk je? Vergeten z’n hol dicht te doen.” [hahahaha] “Heeft u ‘m, mevrouw?” [hahahaha] “Broer Konijn dus woest keutelkakkend naar de politie gehupt…” [hahahaha] “Vertelt ie op het bureau zwaar gestrest z’n verhaal – je kwam er gewoon niet tussen – afsluitend met een verontwaardigd ‘Wie dóet zoiets, wat ís dat nou voor grap, waar slááát dat op?’ Zegt die politie…” [hahahaha] “Nee moet je luisteren… Zegt die politieagent grijnzend… ‘dat slaat op hol’…” [hahahaha]
Toute la folie à vélo de cirque. Wordt weer een hartig woordje met de crew. Niettemin, sommige profwielrenners – Alloys ‘gekkigheid’ verwees er via een driedubbele détour ook naar – wekken de indruk dat ze ergens in hun vroegste ontwikkelingsfase zijn blijven steken. Let eens op de taal van commentatoren en geïnterviewde renners. Ik begrijp het ergens wel. Waar? In de bergen. Bergop zwoegend let je niet op je woorden zoals op je ademhaling. Dan word je, meer bezig met je zittechniek, een grofgebekt monstertje. Dan ben je een volwassen kind, met een degelijke anale basisopleiding op zak, verongelijkt, boos, moe, driftig, met negatieve gevoelens kortom, of juist vrolijk ondeugend, uitdagend confronterend, een groot kind dat de poep- en piesfase dan wel in een andere taal herbeleeft, maar nog altijd in zijn uitlatingen grenzen opzoekt en soms overschrijdt. Nogmaals, het is allemaal wel te verklaren. Stoempend in de Pyreneeën… (Stond het ‘in de papiere? Nee eh…’ Excuus voor dit Tantpissaloopje, het poepte er vanzelf uit.) …word je zelf een fysiek grensgeval. Dan let je niet op je woorden. Wat kan het jou schelen als de mensen erover vallen? Het belangrijkste is ervoor te zorgen dat je er nog bent en ‘met een schuin oog’ – heeft u ‘m, mevrouw? [hahahaha] – al naar de volgende etappe kunt kijken. Momentje… Wil je je niet met mijn verslag bemoeien, Alloy?!! Vieze man! Dit is niet de eerste keer, hè, dat jij er iets bij typt, als ik even weg ben. En ik drink geen kopstootjes! Die kwamen destijds zeker ook van jou. Wat? Over wie we het hier dan hebben, vraag je?
Door schimmen van mijzelf omringd …
In de MS-zuipschuitkajuit is de crew inmiddels wel toe aan een 18e-eeuws klassiek welklinkend en welproostend, alledrankomvattend holistisch Bach-anaal. Geen C te hoog of te weinig wat ons betreft, je kunt met ons alle kanten op kantelen. Regisseur Ranke Nelis gebaart van zijn kant dat ook mijn woorden kantje boord zijn, maar op ’s Kantelaars boordtoogkant heeft de goede man wel klaargezet waar zo’n behoefte is: voor sneldrinker Wilfred Alloy een met een vaasje tot kopstoot gecompleteerd keteltje 1 (over kantje boord gesproken: nog zo’n nippertje), voor Altonice Rieding en Arent Hendriksz B. ‘Pannekoek’ Lix ieder 0,5 liter RBB (Roetemeijers Beiers Bier (eerst oma’s tourfiets terug)), een wel-te-lusten Chileen voor Immanie Kompaan, en good old Leffe D voor kom hoe heet ik ook weer en waar hebben we het over. Of nee, ik doe ook weer eens zo’n houtenkopstootje. Wilfred!!! Er valt kettingpost uit Tiel op de kajuitmat. Voor de kattenbak.
Nog iets noemenswaardigs gebeurd in de Tour? Bergetappe, met 117,5 km vrij kort, maar wel twee Pyreneeënreuzen: de Soulor en de Tourmalet. Niet dat je zegt colletjes. Schiet me opeens dat veelkoppige monster te binnen, waar Ducrot het eens over had. Als de renners dat op grote, frissere hoogte tegenkomen, zal het veelkoppig wel een colletjestrui dragen. [hahahaha]. Heb je weer achter mijn laptop gezeten, Alloy? Maar of er nog iets gebeurd is? Het beeld van Dijk en Du ging regelmatig op zwart. En toch lulden ze door. Ik vind het knap. Misschien zijn het ook die technische mankementen die de twee af en toe doen besluiten op de zijspanmotor mee te rijden. Altijd beeld dan. Ik meen dat ze deze middag ook stukjes hebben gereden. De kwoots nu van Herbert (arm uit het gips, andere arm erin) en Ducrot.
HvdD: ‘Het rivierwater stroomt in tegengestelde richting, dat betekent dat ze aan het klimmen zijn.’ DK: ‘Alle renners hebben de neiging om het peloton als de navel van de wereld te zien.’
Klaar. Heeft Alloy nog iets aan wielrenherenleed te berde?
ROEPT U MAAR
“Met je hol open zitten!”
Er wordt wat af gezeten. De tourtaal ervan vol. Maar moet de renner dat nu ook al met een ‘open hol’?! Dan zit je in je zetel, het geel zal straks wel staan, en krijg je zelfs een bruine trui daarover omgedaan… Het zal zover niet komen. Dat open hol beduidt een afzien, stoempen, zwoegen. Oftewel: je ligt eruit. Hoe zit je in het zadel? Veel kan eraan gewijd, maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!
[Top 3 algemeen orangement: 3. Kruijswijk +2.14, 15. Mollema +9.03, 50.Kelderman +53.10. Extra verkeersinformatie: de Labetobus met Groenewegen reed niet ver van de meet op 15.27.]
Dijkstra poneerde laatst vanuit zijn commentaarkeet het/de kreet, het decreet zeg maar, dat je ‘Parijs niet kunt halen op enkel een banaan en een broodje pindakaas’. Je moet er iets bij slikken wat nog niet op ‘de lijst’ staat, suggeslibbereerde hij voort. Mij persoonlijk lijkt dat je op louter bitterballen ook niet soepel over de meet glijdt. Maar waarom zou een renner ook bitterballen gaan eten? Om iemand van MS De Kantelaar een etappe te laten winnen? Dezelfde bijgelovige shit? Andersom werkt het zéker niet. Het is belangrijk dat het garnituur in de juiste monden verdwijnt. Dan nóg: met de ballen voor ons en voor de renner ‘een banaan en een broodje pindakaas’ (fantasieloze jaren-vijftig/zestig-maaltijdcombi) kom je er ook niet. Ik ben die vette frituurzooi eigenlijk ook zat. De wielersport moet bovendien schoon blijven. Afschaffen dat Uur. Rauwkost op het menu! En hoe heet je spul, Herbert?
Ex-topcyclist M.D. kijkt met gemengde gevoelens terug op de voedingswaarde van zijn jeugd, tweede helft jaren zestig. Zelden at hij zijn bord leeg (vandaar zijn levenslange obsessie met de inwendig verterende mens). ‘Jongen, eet je wel genoeg?’ vroeg moeder dan bezorgd, en als haar geduld opraakte, dramdreigde ze – gek werd hij van die slogan – ‘Denk aan de kindertjes in Biafra’. Nam hij soms aan de Olympische Obesitasspelen deel? Regelmatig flapte hij in verschillende peergroups, steevast ongepast, die/dat voor hem betekenisloze kreet er zelf ook uit, zo onverwijderbaar zat die tussen zijn oren in de hersenen gebrandmerkt. Als een klasgenootje hem om raad vroeg over de aanpak van een lastig te doorgronden stuk huiswerk, riep hij bijvoorbeeld, met zorgwekkende waanzin in de ogen, alsof hij een dubieus lijntje had gesnoven: ‘Hoe je die staartdelingen moet benaderen, vraag je?! Denk aan de kindertjes in Biafra!’ Op zekere ochtend keek hij in vaders scheerspiegel en, nog steeds geen sjoege van de uitzichtloze politieke en humanitaire hel in dat ver van zijn bed gelegen stuk Afrika, beloofde hij zichzelf: ‘Eens zal ik de koning van Biafra zijn. Ha! Dan zal ik die kindertjes eens leren minder te eten.’ Met het gebruikelijke gevoel van voedselwalging propte de zak botten vervolgens, louter voor de vorm, zijn sneu plakkerige witte boterham met pindakaas en zijn banaan in de schooltas van het destijds lachwekkend brave type en fietste, nu eens ‘en danseuse’, dan weer stoempend, door het toentertijd nog woest geaccidenteerde Vlissingen bergop naar school. Voor de neutrale kijker redelijk kreukloos doorliep hij het laatste basisschooljaar en schakelde hij naar het andere blad, dat van het hier en daar nog bergop voortgezet onderwijs. Hij maalde zijn molen soepel. Tot het een keer goed mis ging, nadat hij iets had geslikt wat niet op moeders boodschappenlijst stond. Swallowin’ blues. Hierover meer in deel 2 van ‘De verzwegen jaren van Maarten D’.
Maar we zitten hier gezellig en we zitten hier ook E! Mensen, dit is allemaal maar gekkigheid. Oei, er is aan ‘s Kantelaars tingeltangel plotsklaps een gierende behoefte aan nootjes. Altoos levert ze kroegkrakersvrind Pannekoek zwart op wit. Toonsoort G. Okeee! En lós gaat het. Dat die honger maar gestild is. Immer schakelt aan Nelis’ toog naar een volgend blad voor de zes. Gebeiteld. Geheid.
Goed eten is in de tour belangrijk. Dan moet je niet direct denken aan hoeveelheden, maar aan stofjes. Door een tekort aan specifieke stoffen kan de wielrenner – bergop hè – van het ene op het andere moment geparkeerd staan. En wie zit er prompt naast hem aan het stuur? Zul je altijd zien: de spreekwoordelijke Man met de minstens zo spreekwoordelijke Hamer. Die creep geeft er(gens) een klap op en de renner is door de beugel gezien. Misschien weet onze slecht gevoede wielersporter – hij heeft inmiddels een gezicht gekregen en we blijven ‘m volgen – met een laatste krachtsinspanning die gereedschapsman achter het stuur vandaan te meppen. Als dat lukt – het lukt! – heeft ie er wel een spreekwoordelijke fiets bij (voor de duidelijkheid: hij zat met Hamermans niet in een geparkeerde auto). Een luxeprobleem, ook zoiets. Op het beste rijwiel hervat hij de koers – zijn eigen uiteraard, dat scheelt voor het vervolg weer wat jeukend wielerjargon – maar ja, hij moet toch als een gek gaan schakelen. De voedselgerelateerde wielerblokkadekwestie blijft, zeker met hoge stijgingspercentages. Naar welk blad dan? Wat is wijsheid? Om blaadjes gaat het niet zozeer. Het is slechts één stofje dat hij ontbeert. De naam is me ontschoten. Voel me zelf ook niet zo best nu. Er hangt iets in de lucht kennelijk. Heeft er iemand een mueslireep of zo? Vlieg op met die bitterballen, wat had ik nou gezegd?! Koolhydraten, daar gaat het om! Energiedrankje ook goed. Ah, Leffe D, dank, Rank. Nu gaat het wel weer. Je moet weten, ik zag er als een berg tegenop om verder te vertellen. Niettemin laat ik het hierbij. Die wielrenner komt er wel, met hulp van een man zónder hamer, maar mét dat stofje.
Beste mensen, dit was een waar verhaal. Ik weet het zeker… want die berg… dat was ik. Giddy up go!
Hoe verging het vandaag het pak in de tour? Wel, na een goed ontbijt – een banaan, een slap kadetje pindakaas en een paar tabletjes uit een doosje dat mams niet op haar lijstje had staan – reed iedereen op tijd. De klok de baas. Dat was fijn. Laatkomers hielden de boel maar op. Tijdrit dus. Pau-Pau.
Wat vonden de heren commentatoren? Herbert Dijkstra, een arm in het gips (iets met een in een haarspeldbocht boven de boomgrens gelost motoronderdeel (‘Ik Valverde diepte in’ waren zijn voorlopig laatste verstaanbare woorden)), hield geen moment zijn mond. Ducrot daarentegen was tot 15.47u opvallend stil. Hij zat tot dat scharniermoment niet naast Herbert. Kon met die arm van doen hebben. In plaats van Ducrot hield aanvankelijk een andere wielerpipo hem gezelschap. Ook niet te stoppen. Voordat ik het Herbertje van de Dag geef eerst dit lozen: ik wil nu verdikkeme wel eens van Dijkstra weten WAT precies een en ander dan wel over dit of dat ZEGT. Details! Ken je dat woord nog van school, Zeikstra?! Met enkel dat suffe IETS kom je niet meer weg, jij vuile gore meandertaalruftige van verwaaide bedwantspoep en mestvliegfragmenten verzadigde wielerstrontjargonventilator!! Mijn pilletjes, waar zijn mijn pilletjes?! Doosje bijna leeg. Parijs is nog ver. Je ademhaling, Josse. Pfff. Hier komt ie. (De koning van Biafra laat ik zitten. Ben kapot. Wat dat zegt, vraagt u? Wilt u het echt weten?)
Herbertje van de Dag: ‘Dat zegt wel iets over de Deen.’
Op tijd terug van de apotheek. Ah! Een Dubbeltje op m’n kant, drankdankrank. Het laatste woord is aan Alloy, die nu beweert van begin af al aan het woord te zijn geweest. De lolbroek. [hahahaha]
ROEPT U MAAR
“Hongerklop!”
Je hebt niet goed gegeten. Verslapt van top tot teen. Dat kan maar één ding wezen: een tekort aan glycogeen. Niet meer vooruit te branden. Zulks wordt in wielertaal als ‘hongerklop’ omschreven. Nou zeg, in ons dranklokaal heeft Nelis zat te vreten, van vet en klef tot droog. Voor standaard vazen bier voldoet een dorstklop op de toog. Er is nog menig land waar men dorst en honger lijdt. Maar we zitten hier gebeiteld en we zitten hier geheid!