Merik van der Torren bij het overlijden van kunstenares Til Schaap
JOLIES HEIJ: ‘ Linda heeft het, maar een sexy onderwerp vindt ze het niet. Ik heb het ook…’
Over mist & muizenissen
Linda heeft het, maar een sexy onderwerp vindt ze het niet. Ik heb het ook, lieve lezer, al duurde het bij mij redelijk lang voordat het kwartje viel. Die vrouwen met rooie konen en driftig wapperende handen, wat een aanstelsters waren dat, zeg. Met hun geweeklaag, hun bitchy flapuithalen en zuurpruimsmoelen. Dat zou mij niet gebeuren. Bovendien was de menstruatie op mijn vierenveertigste gestopt zonder een centje pijn. Integendeel, ik voelde me beter dan ooit. Wat een heerlijkheid om fluitend door het leven te gaan zonder dat maandelijkse ongemak. Ik wist niet wat me overkwam. Als dit de gevreesde overgang was, mocht die van mij eeuwig duren. Pas in het jaar dat ik vijftig zou worden zette de menopauzedementie in. Het begon met vergeten waar je je sleutels hebt neergelegd, vervolgens met het kwijtraken van je chipkaart om pas maanden later tot de ontdekking te komen dat je die in een onbewaakt moment (“blackout”) uit je vingers in je laars hebt laten glijden (hé, wat voel ik toch de hele tijd, zit de zool soms los?) en het eindigt met een spoor van vergeten spullen – telefoons, boeken, portemonnees, laptops, zelfs koffers – in bussen en treinen. Namen onthouden lukt niet meer, gezichten soms evenmin.
Hoe vaak het me niet is overkomen dat na een optreden iemand op me afstapte met de mededeling: we hebben elkaar al eens daar ontmoet bij die gelegenheid… en ik me noch de persoon in kwestie noch de gelegenheid wist te herinneren. Mensen hebben me zelfs op Facebook ontvriend omdat ik ze niet herkende. Terwijl ik in mijn jonge jaren feilloos de namen van mijn klasgenoten wist, zelfs die van de meeste leerlingen in de parallelklassen, de top 40 uit het hoofd kende en precies de datum wist waarop ik wat had gedaan. Ik had een geheugen als een roestvrijstalen pot. Nu is het een lekkend vergiet. En dat niet alleen, het lijkt soms enkel nog uit zwarte gaten te bestaan. Afspraken waarvan ik niet meer weet dat ik ze gemaakt heb. De column vergeten naar de grote baas te mailen. Volslagen de weg kwijt zijn in een stad die ik op m’n duimpje ken.
Tekst memoreren lukt niet meer, kroatische woordjes leren evenmin. Laat staan dat ik de concentratie kan opbrengen om naar de wijdlopige, onbenullige ditjes en datjes van deze en gene te luisteren. Maar ook bij boeiende gesprekken raak ik al snel de draad kwijt. Wie mij raakt kan een mep verwachten. Meestal denk ik niet veel goeds. In mijn hoofd heerst een dichte mist als op open zee. Ik ben een zuurpruim die niets meer verdraagt en zich onophoudelijk zorgen maakt over de toestand in de wereld en mijn eigen toestand in het bijzonder. Ik ben een mislukte dichter die zelfs voor het ambt van dorpsdichter op de Utrechtse Heuvelrug wordt afgewezen.
Zelfs nu ik deze column tik, heb ik al een tiental keer de verkeerde toets aangeslagen. Maar meisje in de overgang? Welnee, ik menstrueer immers al jaren niet meer en volgens alle sites en vrouwenbladen gaat de overgang van start zodra de maandelijkse bloeding hapert of stopt. Ik moest wel aan vroegtijdige dementie lijden én aan beginnende ALS, aangezien mijn spieren steeds slapper leken te worden en sneller verzuurd raakten tijdens het sporten. Zelfs schrijven lukte niet goed meer omdat arm en schouder in een mum van tijd pijn gingen doen. Nu ja, inmiddels heeft de ALS niet doorgezet en komt de dementie bij vlagen. Door de afname van oestrogeentjes, schijnt het.
Oma’s, moeders en tantes hebben ons nooit voorgelicht, dus moet je maar afgaan op wat er in de bladen staat. Pas jaren later drong tot me door dat de overgang me alsnog had ingehaald als een sluipmoordenaar, zoals er ook vrouwen zijn die al voor hun veertigste en ondanks dat ze nog menstrueren in de overgang komen. Tja, slechte voorlichting kan de gruwelijkste muizenissen in je hoofd planten. Verder zult u mij niet meer horen klagen, lieve lezer, maar mij moet nog even van het hart dat die hele overgang zwaar klote is. Onze oma’s en moeders hadden groot gelijk om ervoor te vrezen. Niks jezelf opnieuw uitvinden of nieuwe wegen inslaan – ik haat het zoals ik alle vrouwendingen haat en diep in m’n hart liever man was geweest. Hopelijk in een volgend leven. Maar als ik u niet herken, lieve lezer, dan weet u waardoor het komt.
levenshelft
tristesse is een vlot dat wegdobbert van de kade
we lozen emmers vuil water, maar droesem
plakt koekdik aan de spaanders van wat ooit
leven op de rand heette, verpopping te zijn
met de mogelijkheid tot vlinderen, maar
het felle glasinlood gaat niet lang mee, met
een schutkleur word je ouder, niet dat het je
wat kan schelen, dit lichaam is een lijkwade
in voorbereiding, ook op zee is de steven
niet veilig voor de pirouette draaiende meeuwen
in de geest een vooronder dat je niet durft
te ontsluiten, het dek gehuld in een mistig stinkdierparfum
je hebt de touwen stevig in handen, maar het is een
vruchteloos sjorren, het zeil nooit meer zo strak
als bij de afvaart, je vertrok met vergezichten
zeekaarten en sextanten het luchtledige in
los van het slakkenhuis gooide je alles overboord
o ijdelheid je dacht dat je zonder kon, zelfs de matroos
die rechterhand in wie je altijd hebt geloofd
ligt laveloos onder het vat van liederlijk vergaan
Jolies Heij
Karin Beumkes in haar M&M op de M: “Lammeren bewegen zich als visjes in een decor van goud en groen…”
CARTOUCHE wint de enige echte virtuele – kom je mee? dan gaan we even zitten – trofee op pomgedichten – Frans Terken zilver en Jako Fennek brons
- Frans Terken – We verkennen de omgeving
- Rik van Boeckel – in de tuin vliegen vlijtige vlinders
- Marc Tiefenthal – Hoe oud ook het badhuis
- Erika De Stercke – Een tikje op mijn schouder
- Cartouche – kom, mijn lieve, laat ons nog even gaan zitten en zien
- Petra Maria maar omdat ik daar altijd zat
- Jako Fennek – je kijkt om je heen en denkt hoe ikea hier heeft huisgehouden
Lisan Lauvenberg fietst met een echte man op: ‘zo’n echte man met een lange regenjas…’
Wat je niet (meer zo vaak) ziet.
Vandaag zag ik een man, zo’n echte man met een lange regenjas, de jas wapperde precies zoals dat hoort, bij een klassieke lange regenjas. Hij reed op een zwarte grote herenfiets en om zijn nek zat een mooie zijden sjaal. Ik werd nieuwsgierig en fietste wat harder zodat ik niet meer achter hem aan reed, maar naast hem. Hij keek mij net zo nieuwsgierig aan als ik hem, denk ik. Hij had een mooi gezicht met grijze krullen, die ook zo lang waren dat ze ook wapperenden in de zachte mei wind. Hij knikte zoals zo’n klassieke man dat kan. Vriendelijk maar afstandelijk ook en ik, ik schoot in de lach. Om de situatie en ook omdat zo’n man precies voldeed aan de verwachting die hij van achteren al geschapen had.
Nou werd ik natuurlijk reuze nieuwsgierig wat hij wel niet van mij gedacht moet hebben. Ik had net in de tuin gewerkt en had mijn tuinbroek aan met moddervlekken, met een oud hempje, vieze handen, een doekje op mijn hoofd met stippeltjes en in mijn mandje zat een boeket met wilde veldbloemen en preitjes uit de tuin. En Oja, maar echt waar, crocs aan mijn voeten en sokken met stippeltjes.
“Ik moet naar rechts zo”, zei hij ineens. Ik kon niks anders zeggen dan “ooh, want heb al vele weken last van mijn stem. Ik bedoelde eigenlijk, ik ook. Het is vreemd om een stem te hebben die niet te vertrouwen is, waardoor ik vaak niet weet hoe het geluid is als ik praat en als ik de O, de A of de I wil uitspreken dan komt er altijd een H bij, dus is het Oh, Ah, en Hi. Van schrik fietste ik rechtdoor in plaats van ook rechtsaf te slaan. Mijn rare stem brengt me op wegen, die ik niet moet inslaan. En ook iets te vaak in het ziekenhuis, waar ze voor een raadsel staan, dat tot nu toe nog niet is opgelost.
Gek genoeg trof ik de heer vijf minuten later aan in mijn straat, waar hij de Lidl ging bezoeken. Hij vroeg me plots “Ben je Lesbisch”? En ik antwoordde met mijn rare Donald Duck stem : “Mijn man kreeg tieten, dus ik moest wel”.
Door zijn verbijsterde gezicht moest ik heel erg hard lachen. Wat ook niet meevalt met ‘n stemband die het niet doet, een soort schor gehijg klinkt er dan. Zo’n man was het dus ook nog, lekker ouderwets. Ze bestaan dus nog. Man ziet vrouw in tuinbroek en denkt niet, lekker in de tuin gewerkt, maar denkt : Lesbisch. Ik dacht: ik zie een echte heer, die zie je zelden, maar vond een man met vooroordeel. Maar ja, ik had ook zelf een oordeel verbonden aan zijn uiterlijk. Vergissen is menselijk.
En werken in een tuin, vrolijk makend leuk. Op mijn knietjes zaaien, wat ik graag wil oogsten in het najaar.
Jonge sla
Alles kan ik verdragen,
het verdorren van bonen,
stervende bloemen, het hoekje
aardappelen, kan ik met droge ogen
zien rooien, daar ben ik
werkelijk hard in.
Maar jonge sla in september,
net geplant, slap nog,
in vochtige bedjes, nee.
uit: Alles op de fiets (1970)
Schrijver: Rutger Kopland
Abraham Von Solo: “Stel je voor dat er een ongeluk gebeurt, en het is de laatste keer dat je elkaar ziet….”
Deel 339. Perfect
Vanochtend heb ik mijn gezin op het vliegtuig naar Amerika gezet voor familiebezoek. Je probeert zo’n ochtend perfect te laten verlopen. De reden is, dat je de herinnering als een soort schild wil kunnen gebruiken in geval van calamiteit. Stel je voor dat er een ongeluk gebeurt, en het is de laatste keer dat je elkaar ziet. Dan wil je toch minstens dat de laatste keer een smetteloze herinnering vormt. Maar is iets ooit helemaal smetteloos?
Na afscheid genomen te hebben bij een poortje op het vliegveld en me er van vergewist te hebben dat alles vlekkeloos was verlopen, liep ik wat verloren door de gangen van het vliegveld op weg naar de parking. Ik wilde zo min mogelijk mensen aankijken. Als je je net emotioneel hebt opengesteld en je laat de deur op een kier staan, dan kunnen mensen naar binnen kijken. Ook mensen, waarvan je dat niet wil. Ik had geluk. Pas bij de parking moest ik contact maken, omdat de looproute van een Deen, mijn pad kruiste en we elkaar onhandig lachend ontweken. Dat mag dan weer wel, dan is alles nog steeds in orde. Maar je wil niet dat een blik van droefenis de jouwe kruist.
Eenmaal in de auto zette ik koers naar mijn vriend ‘De Jood’ in Nieuw-Vennep. We hadden elkaar lang niet gezien en ik had besloten onverwacht op de thee te gaan. Zijn dochter en vrouw verwelkomden mij en niet veel later kwam hij met zijn andere dochter en de hond terug van een wandeling. We praatten en dronken thee. Na een uurtje kondigde zijn vrouw aan dat we even broodjes gingen halen. Ik stelde voor dat wij ook mee zouden gaan. We belanden in een winkelcentrum op een christelijke feestdag. Een dag dat alle normale winkels vroeger dicht waren.
Onwennig wandelde ik door de Jumbo. Ineens viel mijn blik op de hand van een man die bij de broodjes stond. Hoe de vingers zich raar en zenuwachtig kronkelden. Toen ik de rest van de man bekeek, ontwaarde ik iemand die ik als volgt zou taxeren. IQ tachtig, geestelijk beperkt, alleenstaand, sociale werkplaats, op Hemelvaartsdag in de Jumbo, potentieel kinderverkrachter. Snel wendde ik mijn blik af. Ik was blij dat we het winkelcentrum weer uit waren. Dat soort waarnemingen en gedachten probeer ik altijd te vermijden en als ze me toch overkomen, van me af te schudden. De lunch verliep verder in een aangename sfeer en na het eten koerste ik weer naar Rotterdam.
Zojuist kwam ik thuis in een leeg huis. Na een hoofdstukje te hebben gelezen in een verhalenbundel van Maartje Wortel, voelde ik aandrang mijn blaas te legen. Staand aan de Wc-pot, terwijl het water klaterde, dacht ik een kort moment aan de vorige eigenaar van onze woning. Ook dat is een spook, dat nog steeds rondwaart. Niet in echt het huis naar ik vermoed, maar wel in mijn hoofd. Een man met nare eigenschappen en een slechte gezondheid. Die gedachte probeerde ik door te spoelen met een druk op de knop.
Wat mijn geest telkens probeert, is alles in het leven een perfect verhaal te doen zijn. Maar elke keer doemen er weer gedachten en dingen of mensen op die een smet werpen op de onbevlektheid van mijn wenswereld. Die zaken hebben allemaal geen enkel direct verband met alles dat goed gaat. Het is angst. Het is de vrees die me bekruipt, omdat ik weet dat het grote alles nooit helemaal perfect zal zijn. Dan ik probeer mijn vrees te materialiseren in een ander, opdat ik me daarvan af kan keren, zodat hij verdwijnt. Bovenstaande legt pijnlijk de rillende neuroot in me bloot, die telkens maar probeert met trucjes, alles perfect te laten zijn, maar telkens de angst voor verlies langszij ziet komen.
Vanachter mijn toetsenbord, in een leeg huis, kan ik maar tot één conclusie komen. ‘Het leven is al perfect, zolang het maar niet de dood nodig denkt te hebben om er zin aan te geven.’
PAUL BEZEMBINDER – GEDICHTEN – een recensie. onze eigen frenkie de jong van de poëzie – tijdloze poëzie over verleden, heden en de toekomst – over liefdes die verloren gingen, over schroevendraaiers en kogelbiefstukken
PAUL BEZEMBINDER – GEDICHTEN – een recensie. onze eigen frenkie de jong van de poëzie – tijdloze poëzie over verleden, heden en de toekomst – over liefdes die verloren gingen, over schroevendraaiers en kogelbiefstukken
De zondagochtendwedstrijd op pomgedichten.nl bracht ons bij het schroevendraaiergedicht van Paul Bezembinder. Een voor mij niet bekende naam in de wereld van de poëzie – maar laat ik het meteen maar bekennen – een gebrek aan mijn opvoeding is het niet kennen van Paul Bezembinder als dichter. En ter verontschuldiging – niemand wijst je ook op zijn bestaan en volgens mij timmert ie ook niet aan de weg. Ze zullen hem in brabant kennen – dat dan weer wel. De schroevendraaier als thema leverde een hele aardige wedstrijd op. Paul beloonde winnares Anke Labrie met een bundel van zijn hand en vergat webmaster niet. En hier ligt ie dan. De bundel “GEDICHTEN” in een smetteloos wit prachtig uitgegeven, ongeveer 100 pagina’s poëzie op glad stevig papier, aangeprezen als gedichten in klassieke versvormen en dat ie in zijn gedichten zoekt naar de balans tussen serieuze poëzie, pastiche en smartlap. De poëzie krijgt ook ruimte in de bundel – ik tel 76 gedichten, zonder opsmuk de opmaak in zwart en wit, 7 hoofdstukken. Wat wil deze dichter vraag ik mij af. Wat wil deze dichter met deze bundel, deze man die theoretische natuurkunde in Nijmegen studeerde en te vinden is op zijn website: www.paulbezembinder.nl
Ik heb de bundel twee keer moeten lezen – alle verwijzingen laat ik aan de dichter – er licht een leven op – zeker de moeite van het lezen waard – soms dooft dichter Bezembinder het licht. Deel 1 met 8 gedichten is ronduit een indrukwekkend begin van de bundel. Het openingsgedicht is het schroevendraaiergedicht – we komen in een verhaal terecht – een strak vormgegeven verhaal – kwatrijnen, sonnetten – ik moet eigenlijk Ditmar Bakker raadplegen maar dat doen we maar niet – dan wordt het seks en nauwelijks een recensie nog. Sorry Paul – die jongen is echt niet in de hand te houden.
Hoe dan ook deel 1 opent bijna instrumenteel – de ik-persoon en de lezer roepen als het ware in koor: we gaan beginnen – Paul eindigt het schroevendraaiergedicht met de regels:
“We zijn klaar. Zij gooit het gebruikte gereedschap bij wat verder moet worden gedesinfecteerd en helpt me overeind. Ik zet een eerste stap, gebroken, herboren en toch nog ongedeerd.”
We komen terecht in, bijna, nou ja doet denken aan Het Bureau van Voskuil, een ambtenaar met in de volgende 7 gedichten veel dromen, dromen over verre steden – we gaan op reis – een reis met hele precieze observaties. De tijd het grote thema in deel 1 kent een verleden – en dat verleden zit de dichter danig in de weg – het verleden hindert hem – in dat verleden ook een vader op wie wordt ingezoomd. Heel even maar en de dichter verliest zich ook voor heel even in zijn zonen: “ik ben er meer voor hen dan hij er was voor mij.” Dat we het weten. Verder nergens drama – het verleden tekent en is aangestipt.
In wezen lezen we een persoonlijk verslag van een romanticus pur sang op de vlucht uit het heden, in zijn dromen op reis, uit het barre heden, soms het barre en boze verleden tegemoet. Het beeld doemt op van een man tegen zijn pensioen aan – ‘die eindeloze e-mailstroom’ moet elke dag nog verwerkt worden maar niet lang meer – en dan is er
‘de verwarring van je vrouw: een vreemde vogel eist zijn ruimte op in huis, wil spelen in bed, ontregelt volstrekt het huishouden door kogelbiefstukken te bakken op momenten dat het in háár keuken net niet schikt.’
Zelden is er een generatie babyboomers/pensionadoos treffender in beeld gebracht. die stelling durf ik wel aan. We hebben echt met een echte dichter te doen – geen amateur, geen onzin maar genadeloos trefzekere poëzie.
En zo herwint de ik-persoon langzaam zijn eigen “lief”: “ (..) mijn lief. Wij zijn niet meer alleen.”
Met de e-mails die toch nog moeten is ook het vreselijke NU getekend in de tijd. Het Nu wordt in deel 1 afgezet tegen de dromen, droomreizen, droomsteden, tegen uitingen van kunst, wetenschap en filosofie maar straks als ook die allemaal “ontmaskerd” zijn – ook straks ‘doet alles gewoon weer pijn’ – lezen we
nee een vrolijk wereldbeeld wordt niet geschetst in het eerste indrukwekkende hoofdstuk – We lezen hoe een persoon getekend in de wereld staat – in en door de tijd getekend – het vreselijke NU tracht te ontvluchten – en o wee de toekomst – die pijnlijke toekomst.
Dat is het eerste hoofdstuk. De bundel bevat 7 hoofdstukken. Voor de fijnproevers, de poëtische fijnproevers en voor Ditmar Bakker zeker ook. Paul Bezembinder schrijft soms als een academicus, vaker als een dichter bekwaam in het verbloemen van de werkelijkheid. Maar aan de tijd valt niets te verbloemen en dat maakt zijn bundel zo spannend. de hele bundel. Alle hoofdstukken. Aanvankelijk wilde ik ook de hele bundel recenseren maar een recensie moet een indruk geven en alleen al met het eerste hoofdstuk plaatst dichter Bezembinder zich in de top van de Nederlandse poëzie. Het is pas zijn tweede bundel – Paul Bezembinder is onze eigen frenkie de jong maar dan van de poëzie – die bundel is 78 miljoen waard. Dat zeg ik u.
En hoe in de tijd ook de liefde is opgegaan lezen we in de hoofdstukken na hoofdstuk 1. Wel wordt met respect teruggekeken op wat was – soms heel geestig:
“Ach, had een waarzegster het mij voorspeld, ik had haar vast en zeker niet geloofd … mijn lieve lief van toen heeft nu wat geld en een verschrikkelijk D66-hoofd…”
en soms teder als in het gedicht:
Wederkeer
Het is nu meer dan dertig jaar
geleden, lief, dat ik hier was ..
Maar toch, het is alsof ik haar
zie staan, alsof nu zij hier was.
Ginds zie je, in de verte daar,
waar groen in grijstint overgaat,
hoe regenslag het landschap slaat,
en wij, wij staan hier zonder jas.
Paul Bezembinder is de moeite van het lezen meer dan waard. zijn GEDICHTEN gaan over verleden, heden en o wee de toekomst – over de liefdes die opgingen in de tijd, over schroevendraaiers en kogelbiefstukken. Tijdloze poëzie, dat is het.
pom wolff 29-5-2019