‘Dit
is één van de bedrijven die ons voorzien in ons dagelijks voedsel. Dat moeten
zij kunnen doen zonder continu over hun schouder te hoeven kijken en
geïntimideerd te worden’ (Minister Schouten van Landbouw)
Giel Beelen betitelt de dierenactivisten die een varkensstal
bezetten als terroristen, die van andermans spullen moeten afblijven. De pers
volgt graag de onheilstijdingen van het LTO, dat de activisten er nu voor
zorgen dat alle varkens geruimd moeten worden, omdat de activisten allerlei
ziektes meegenomen hebben. Alle vingers wijzen maar één kant uit. Activist is
illegaal is terrorist is niet normaal.
In een stal in Haaren stikken 1200 varkens. Door een defect in een ventilatiesysteem kwamen de beesten in
een van de stallen zonder lucht te zitten. Ingrijpen was niet mogelijk omdat er
geen toezicht was. De verzorging van de dieren verliep geautomatiseerd. Het is
de tweede keer in relatief korte tijd dat een dergelijk incident zich voordoet.
De
stal is eigendom van een Brabantse familie die een consortia van grote
varkensbedrijven runt. Niet toevallig ook de eigenaar van het bedrijf dat
afgelopen week in Boxtel is bezet.
Als je omspringt met leven als een consumptieartikel,
degradeer je de waarde tot een paar euro per kilo. Als je kinderen van hun
moeder weghaalt na drie weken om vervolgens vijfentwintig weken later, na een
martelperiode in een betonnen kist met Ledverlichting en vervolgens vergast en
in stukken snijdt, dan toon je aan gevoel voor ethiek te hebben. Mensen als
Giel Beelen hebben ook liever dat dat soort dingen zich afspelen ver weg van de
stad in geblindeerde schuren. Gewone mensen. En probeer je er wat aan te doen,
dan ben je een terrorist.
Persoonlijk vind ik dat dit soort mensen, die dan misschien
in dienst mogen staan van ‘de voorziening van ons dagelijks voedsel’ wel
degelijk over hun schouder mogen kijken, hoewel ik betwijfel of ze zich
geïntimideerd voelen. Ik denk dat dat gevoel zulke mensen niet gewoon is. Het
feit dat het om varkens gaat en niet om mensen, is de dunne lijn tussen een
varkensboer en een kampcommandant.
Laten we het eens over genretjes hebben, lieve lezer, de splijtzwam bij uitstek om elkaar vanuit diep uitgeholde loopgraven te bevechten. In dit land is men verzot op hokjes en dus ook op genre-aanduidingen. Wat voor teksten schrijf jij? is de aan columniste meest gestelde vraag na: Waar gaan je gedichten over? Over de liefde, antwoord ik dan meestal maar om er snel vanaf te zijn. De andere vraag laat zich zo makkelijk niet beantwoorden. Vaak mompel ik iets als: Ik ben dichter, schrijver, performer, troubadour, columnist, dus ik schrijf van alles. Strict genomen is dat ook zo. Nu kreeg ik afgelopen weekend, toen ik vertelde dat ik óók langere teksten met een humoristische kwinkslag schrijf, voor het eerst de vraag: Schrijf je cabaretteksten dan? Tja, hoe moet ik mijn teksten, die ik op de duitse Bühne breng, eigenlijk omschrijven? Een tekst van vijf minuten over een persoonlijk of maatschappelijk thema die meandert tussen poëzie, spoken word, storytelling, pamflet en column? In Duitsland hebben ze overigens totaal geen last van de dwangmatige scheiding der hokjesgeesten, je gooit gewoon een stuk of wat genretjes op de grote hoop en je hebt een tekst.
Nu heb ik altijd al een pesthekel aan hokjes gehad, als kind en als jongere in een tijd waarin de zuilen nog niet ontmanteld waren, zat ik al liever bij de katholieken dan bij de gereformeerden in de kerk. Tevens heb ik een broertje dood aan dogma’s, dus die ga ik al helemaal niet toepassen in iets wat voor mij het bastion van vrijheid is, namelijk de kunst. Ook in mijn poëzie bedien ik me van verschillende versvormen en genres. Het mooie is daarbij altijd dat de inhoud van het gedicht als vanzelf naar de vorm gaat staan, óf dat de vorm zich aan de inhoud aanpast.
Dat ik overigens voor het wedstrijdje op de Pom “dwangregeltjes” van tweeregelige strofen hanteer heeft alles met die beperking van twintig regels te maken. Die laat zich het beste in een strakke vorm vangen. Trouwens, is Jean Pierre Rawie, Robin Veen of Simon Mulder ooit van het “dwangsonnet” beticht? Nog zo’n heerlijke haarkloverij voor scherpslijpers: het vormvaste of het vrije vers. En als het vormvast is, moet het precies volgens de regels, want we blijven immers steile calvinisten. Uit een uitzondering op de regels zou zo maar een nieuwe versvorm kunnen ontstaan, sterk homeopatisch verdund weliswaar. Zoals er in vroeger tijden bij ieder bijbeldispuut een nieuwe kerk verrees. Nee, ik waagde me liever niet in dat mijnenveld, geef mij maar het vrije vers.
Hoewel ik er eens door Robin Kerkhof van ben beticht een modern sonnet te hebben geschreven, maar dat 4-4-3-3 schema was uit praktische overwegingen ontstaan, want het oorspronkelijke gedicht van vier strofen van vier regels werd door de redactiewegens ruimtegebrek te lang bevonden. Het gekke is dat ik bij het vertalen juist wel van vormvastheid hou, het geeft me houvast, of juist vrijheid, want als de vorm onderhavig is aan de inhoud (is ook een keuze, zoals de vertaler er legio heeft), kun je meer sjoemelen met de tekst. Afgelopen weekend volgde ik een pantoumworkshop, want ik wilde ook wel eens leren hoe het nou echt moet.
Bovendien ben ik dol op de pantoums van Merik en Mirjam. Maar dat pantoum bleek van voorschriften aan elkaar te hangen, natuurlijk in een handboek opgetekend door onze nationale verzenbakker drs. P. Zo ongeveer iedere zin moet beginnen met een “ik” op gevoelsniveau: ik ben, ik sta, ik zie, ik voel. O gruwel, m’n hele zielenleven op papier blootgelegd! Dat krijg ik bij de psychiater al niet voor elkaar, laat staan in de poëzie. Het resultaat was dan ook een voor mijn gevoel vreselijk sentimenteel gedrocht, dat bol stond van de cliché’s. Die cliché’s kunnen we wel hebben omdat het bouwwerk tenminste stevig staat, luidde het milde oordeel van mijn medecursisten. Bij jou komen de herhalingen goed tot hun recht. En anders doe je het als ik, zei cursistenleider Fred Penninga, zo moest ik voor de wijkkrant een gedicht over het belastingkantoor schrijven. Toen ben ik in het staketsel van een gebouw gekropen. Dat liet ik me geen twee keer zeggen. En schreef diezelfde avond nóg twee pantoums.
Guur lichaam (pantoum)
Er zoemt een gonzende lente in mijn hoofd ik sta in het ontluikende bos ik zie een goed gevulde, wulpse boom de wind strijkt door bladeren als m’n haar.
Ik zie een goed gevulde, wulpse boom hij doet me verlangen naar een lichaam de wind strijkt door bladeren als m’n haar de streling schuurt m’n huid.
Het doet me verlangen naar een lichaam er is een ontblote kou die alleen doet zijn de streling schuurt m’n huid het is alsof ik met schilfers ben bedekt.
Er is een ontblote kou die alleen doet zijn ik voel me een wapperend skelet in de wind het is alsof ik met schilfers ben bedekt ik trek m’n schubben uit en dans.
Ik voel me een wapperend skelet in de wind ik zie een goed gevulde, wulpse boom ik trek m’n schubben uit en dans er zoemt een gonzende lente in mijn hoofd.
Thesis
Wat zal ik je te drinken geven nu je ten dode bent opgeschreven
schat thee met een geheim of lentemede honingkoffie, stemmenbier of
toch wijn zoet en overwegend stil
Wat zal ik je te eten voeren nu het
namen vergeten is begonnen aardappelliefde, flensjes met een
hart mosterdgekte, morfinewaterkers vers zal het zijn en
onontgonnen uit mijn vingers dan je laatste dis
Wat zal ik doen nu
jij hier bleek te sterven ligt ik tover je witte zwanen en
ballonnen goudverfstrepen en een vriendelijk gezicht kom maar slapen in
mijn armen dan doe ik met een knipoog de gordijnen dicht.
Lisan Lauvenberg Ik ben dankzij jou en ondanks jou goed geworden
Petra Maria DE DAG WAAROVER BLOEMEN ZINGT
Frans Terken bij winter hopen op een warme jas
Cartouche hoeveel te weinig ik jou heb lief gezegd
Rik van Boeckel jouw stem mijn stem onze stem ze klinken door de tijden heen
Jako Fennek die klote calvinistische kultuur
Jolies Heij ben altijd bang dat je me niet ziet.
wedstrijd gesloten – alle moeders dank je wel – jullie zorgden voor de dichters en dat deze hier nu veeel later moederdag mooi maken – voor u allen – hoe u ook was of wie – dank aan alle dichters ook – een dank je wel voor deze bijzondere poëtische moederdag.
EENZAME DODE
toch zou ik niet meteen over je eigen kuiten beginnen op een begrafenis ze hebben namelijk eerst nog zijn benen geamputeerd dat ligt toch al niet zo lekker
en gevoelig bij zijn moeder die zit niet echt te wachten op mededelingen over te dikke kuiten van iemand die hem niet gekend heeft en begrafenissen afloopt omdat er weer een eenzame dode te vieren is
pw
Elk jaar een andere moederdag
De waarheid verandert met de dag.
Ik weet je aan de bar met vrienden
en dat je daar dan wel kon lachen
omdat je jong en vrolijk wilde zijn.
Je was dertig jaar, net als mijn kind nu
toen je me bijna op de cafévloer
ter wereld bracht en me wiegde
tot ik eindelijk lachen kon
om wat ooit zo bizar en wreed begon
en waar geen einde aan komt
ook al is jouw einde al verleden tijd.
Er is geen spijt over wat je vergat te geven
Ik ben dankzij jou en ondanks jou
goed geworden in overleven en leven.
Omdat jouw hart altijd ergens was en gul gaf
aan iedereen, maar niet aan die jou beminden.
we komen nog eens wat te weten hier op de pom. moeder liet wat steekjes vallen – dat mag gememoreerd. ach moeders zijn ook mensen zullen we maar zeggen. de zachte oe in het woord moeder maakt veel goed. een mens was het – begrijpen we – met veel kanten. moeders zat graag in de kroeg – dochterlief lisan zit ook graag in de kroeg. de bekende appel viel niet ver van de bekende kroeg – of is het spreekwoord anders? dank voor de bijdrage – poëzie van het leven net als moeders.
DE DAG WAAROVER BLOEMEN ZINGT
je mist dat zij het was
die het zag
dat er soms een stilte viel
laat het hier in godsnaam
niet stoppen
praat nu maar niet meer
alles is gezegd
bij mooi weer wapperen de
schone witte lakens
weer aan de waslijn
dan geniet je de stilte
van de dag
en weet
dat was je moeder
Petra Maria
deze beschreven moeder is dood begrijp ik. laat het niet stoppen is de verzuchting maar je draagt haar genen toch? mooi beeld van de wapperende lakens en de herinnering daarbij in de laatste strofe. blijft de vraag – aan wie gezegd wordt: ‘praat nu maar niet meer’ – eigenlijk kan die hele tweede strofe het raam uit. die dient nergens toe. eenheid zoeken we in de poëzie: de eenheid van een moeder in dit geval – de twee-eenheid met dochters woorden ook in de strofen 1-2-4.
Van het hart
Bezield naar antwoord zoeken voor wat ik in het hoofd
niet vind het ligt als een album op tafel hoe m’n stem het laat
afweten
als ik versteend aan het graf van moeder – naast vader –
sta waar ik tracht te doorgronden wie me ter wereld bracht
zij die
met hem van liefde een nog te openbaren geheim in elkaar zou
steken niet wetend wat er wachtte
de kracht van het onbestemde of
het mij te koud of te heet zou zijn in hoogzomertijden bij winter hopen op
een warme jas
steeds een stilte als ik vragen had geen antwoord dat me
verder bracht dan een laatste gebaar met de hand op het hart in steen
gebeiteld
FT 10.05.2019
frans verkiest de ik vorm hier vanwege het persoonlijke karakter van het thema. aan milde lichte kritiek op moeders ontkomen we niet in dit gedicht. maar mild bij een thema als dit thema is niet licht, licht juist op en benadrukt waar op gehoopt werd als kind. wat later als hoop – vergeefse hoop – steeds maar weer de kop op steekt – en ook weer in een gedicht.
Moeder, ik mocht je niet
verzoeken zolang jij tussen ons
mij onder hoede het kwaad leerde
scheiden van het goede en zwijgen
voorhield als verfijnd trapezewerk
in de contramine zijn vond ik vroeg al
stoer, vloeken werd een tweede natuur
en kunst, hoog of laag, laat staan
leren of spreken in het openbaar
sprak me voor geen meter aan
pas nu ik je weer zie zitten, je ogen
je hand zalvend op mijn voorhoofd
aan het hoofdeind van ons stapelbed
besef ik, weet hoezeer ik je woorden-
stilte in de wind geslagen, bezoedeld heb
je uitgesproken wens onrecht gedaan
en niet meer tellen kan hoeveel
te weinig ik jou heb lief gezegd
nu alleen nog in zwart op wit
heb ik je en zal ik je bewaren
als trekzalf op de wonde
10-05-2019 Cartouche
zo kennen we Cartouche weer – en ook zoals moeders hem kende – altijd in de contramine – natuurlijk prijzen we hier zijn zelfonderzoek en zijn zelfkennis neergelegd in de 2e strofe. dat een moeder zo iets op de wereld kon zetten blijft een raadsel. maar ze heeft het goed gedaan – zij heeft bijgeschaafd waar nog net bij te schaven viel – ze heeft hem de liefde voor de kunst bijgebracht – wij houden allemaal van deze lieve moeder.
cartouche schreef 2 neeltje maria min achtige wereldregels: ‘en (ik) niet meer tellen kan hoeveel te weinig ik jou heb lief gezegd ‘- die komen aan. maar o wee – het gedicht met een regel teveel ! en dat is hier het geval: WEG MET DIE TREKZALF!!! weg met die wonde weg met die hele laatste regel. pateties en vies. dat is ie. laat dat mooie ‘bewaren’ toch de laatste regel zijn hier heer.
eigenlijk moet ie gewoon schrappen om een wereldwondertje te scheppen uit een teveel van woorden. schoonheid verdraagt geen teveel – cartouche lette niet altijd op als moeders wijze woorden sprak:
pas nu ik je weer zie zitten aan het hoofdeind van ons stapelbed
en niet meer tellen kan hoeveel te weinig ik jou heb lief gezegd
nu alleen nog in zwart op wit heb ik je en zal ik je bewaren
prachtig!
Dag Moederdag
Dag Moederdag
je bent voorbij
het leven uitgedaagd
na negentig jaren
is het niet te veel gevraagd
ik leg de bloemen bij het boek
dat als een grafsteen jouw leven zag
je las Allende in het Spaans
de Japanse minnaar een laatste bladzij
van hoe lezen voor mij het schrijven werd
de boekenkast geen last
met Dostojevski’s Karamazow
Slauerhoff’s Verboden Rijk
Jan Brokken’s Baltische Zielen
Indische Duinen van Van Dis
zo gaf je de literatuur aan mij mee
de Indische roots uit Kotatjani
een voorvader over de Borobudur
het zijn verhalen met een stem
jouw stem mijn stem onze stem
ze klinken door de tijden heen
dag Moederdag
dag jongen
begroet de dichter
op het ritme van de tijd
zoals hij door jou
is voortgebracht.
Rik van Boeckel 11 mei 2019
moeders heeft natuurlijk vreemd omgekeken op riks geboortedag – het kleine wicht begon meteen te percussieren – vermoeden we hier op de redaktie. brak uit moeders vliezen en sloeg zich orkestriaal dewereld in. de verpleegsters in de kraamkamer keken ook op – zo een baby zie je niet vaak. en na een paar dagen – rik voorop – marcheerde een hele stoet muzikanten het ziekenhuis uit – richting wereld, richting heelal, in een tijdloos ritmisch geheel: er is een rik geboren schalden de mensen in de straten – een rik van boeckel – het feest is nooit meer opgehouden – we mogen hier elke week een beetje van meemaken. van dis, brokken en slauerhoff lopen mee in de stoet en alle continenten aangedaan. gelukkig ook de lage landen. en ja – deze taal is zo aanstekelijk dat we aansluiten.
vanzelfsprekend
het is die leegte, moeder
die vloek van leegte waarin ik je liet
en nooit eens bloemen
dat alpenland zo ver
en nooit het stille mompelen
van het ongezegde
dat ik van je hield
verdomme, nooit eens luid gezegd
ik hou van je
omdat die klote calvinistische kultuur
zoiets niet toeliet
van je moeder houden, vanzelfsprekend
dat hoef je niet te zeggen
dat weet ze toch wel
daarom moeder, laat het nu gezegd zijn
aan de voet van je graf
dertien jaar na je laatste ademtocht
hier, voor die banale vergeetmenietjes
ik hou nog steeds van je, moeder
en dank je voor alles
jako fennek
jako neemt het thema heel persoonlijk en heel letterlijk. dan krijgen we toch een gedicht met te weinig ruimte. meer een persoonlijke hartekreet. mag er natuurlijk zijn daar niet van – maar in de poëzie lezen we graag van – het ieder geldende – het alles overstijgende – nee dan deed de tekstschrijver van karin bloemen dat beter: ‘‘en wat je nog wou zeggen blijft eeuwig ongezegd’ – die ene regel maakt jako’s woorden – niet voor hem maar voor de lezer – overbodig.
Ik wil het onderste uit de kan halen
ik sta bij de vertakking naar jou
ik zie een harde bolster en zachte pit
de kern is moeilijk te bereiken.
Ik sta bij de vertakking naar jou
er zijn zoveel golven en zandbanken te slechten
de kern is moeilijk te bereiken
ik heb blaren en wratten op m’n handen.
Er zijn zoveel golven en zandbanken te slechten
geef toch de richting aan
ik heb blaren en wratten op m’n handen
ben altijd bang dat je me niet ziet.
Geef toch de richting aan
ik was stuurloos als een boot zonder zeil
ben altijd bang dat je me niet ziet
daarom liet ik de haven links liggen.
Ik was stuurloos als een boot zonder zeil ik zie een harde bolster en een zachte pit daarom liet ik de haven links liggen ik wil het onderste uit de kan halen.
Jolies Heij
ik houd niet van wratten. weghalen die dingen. voor mij springt in het pantoum een regel eruit: ‘ben altijd bang dat je me niet ziet…’ die is mooi en komt aan. wel fijn dat we met deze pomtoum een keer van de steeds maar weer zich herhalende twee regels manie af zijn.
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van de vaderlandse powezie.
Deel 336. Excuses
Afgelopen week las ik in het
nieuws dat de zender HBO excuses aanbood voor het aanwezig zijn van een
koffiebeker van de Starbucks in een aflevering van Game of Thrones.
We hebben dus klaarblijkelijk
het moment bereikt dat een televisiezender, of productiehuis, excuses aanbiedt
voor een ‘afwijking van de werkelijkheid’ in een fantasiewereld. Je kan dit als
belachelijk opvatten. Maar je kan het ook zien als teken van de tijd, waarin
het belangrijker is, dat de droom perfect klopt. En dat men zich afgerekend
voelt op de fictie die men voorspiegelt. Dat dat belangrijker is, dan wat er in
de ‘echte wereld’ gebeurt.
We leven in een tijd waar
media het beeld van de wereld bepalen. Nooit eerder is het wereldbeeld zo sterk
gevormd geweest door een bombardement aan informatie. Het zijn niet meer de
feiten die tellen, maar de hoeveelheid mensen die van mening zijn dat het
verhaal dat jij vertelt hun bevalt. Dat geldt voor zowel goed als slecht
nieuws. In de categorie slecht nieuws prevaleren besognes van beroemdheden en
iconen graag boven humanitaire rampen in onbekende verre landen. Dat verklaart
ook waarom het klimaatdebat het nooit gaat winnen van de almacht van de
koopkracht. Het klimaat is echt. De economie is een verzonnen verhaal.
Het feit dat een televisiezender
excuses aanbiedt voor een ongewenste afwijking in de gemaakte fictie, is een
goede graadmeter voor de stand van de wereld. Een rectificatie van wat we
willen zien. Wat perfect moet zijn, zodat we niet kunnen twijfelen, gerust
gesteld zijn en kunnen blijven geloven in de leugens die ons rustig doen slapen
en ons de blik kunnen laten blijven afwenden van wat er in de wereld om ons
heen gebeurt.
Twee dagen geleden zijn er in
Egypte een aantal vierenveertig jaar oude koningsgraven geopend. Ook daar
scheen een beker van Starbucks aangetroffen te zijn. Maar daar hoor je dan weer
niets van.
Bevrijdingsdag in het Beloofde Varkensland Op bezoek bij de familie Bofkont.
Bert, Beertje, Brammetje, Bonenstaak en Johnny Bofkont
heetten ons welkom op het terrein van het Beloofde Varkensland,
Wel met zijn twintigen in vele soorten, roze, zwart, rood,
heel klein en heel groot scharrelden ze rond,
wroetten in het hooi of lagen, luie varkens, erin uitgestrekt.
Op de hooibalen serveerden ze koffie,
we streelden hen op hun borstelige rug,
ze knorden tevreden.
Diploma Bofkont-vriend in de zak reden we terug,
het was een perfecte dag.
Columniste heeft afgelopen week weer veel podia bezocht en furore gemaakt met de Thierrytitaantjestekst. En nee, ik zal hem hier ter plekke niet afdrukken, u moet binnenkort maar ergens in den lande komen luisteren, lieve lezer. Ik zit nog te broeden op een duitse versie, maar toen ik googelde op Alternative für Deutschland, ontdekte ik dat de lijsttrekker een onaantrekkelijke 70-plusser is en geen naakt, kek ding aan het zwembad. Thierry schijnt trouwens wel een roman te hebben geschreven over een dandy op leeftijd die er nogal sexistische opvattingen op nahoudt, maar dit terzijde. Enfin, het was goed om weer eens bij de Poetsclub voor te dragen en ook eens met mevrouw von Solo kennis te maken. Samen met Johan Meesters op pad naar de zwolse stadkamer, die komt toch maar iedere keer, als een trekgrage troubadour à la Erika de Stercke vanuit het zeeuwsvlaamse Oostburg aangereisd en maakte onderweg ook nog een tussenstop voor museumbezoek in Amersfoort. Ik ben vanochtend om zeven uur vertrokken, vertelde hij. Ik zeg altijd, benut de dag, het leven is al kort genoeg, zeker op mijn leeftijd.
In de stadkamer mocht columniste onverwacht invallen, na afloop babbelde ik nog wat met groente- en fruitzanger Henk Boogaard. Henk ken ik nog uit mijn tijd als Melkertbaner bij een niet nader te noemen en niet meer operationeel eetcafé in hartje Utrecht, toen hij daar de maaltijden wel eens met aubergines opluisterde. Hij deed nu voor het eerst een stukje cabaret over taal. Als taalpurist word je namelijk in het dagelijks leven danig op de proef gesteld. Hoe bestáát het dat de werklieden in mijn huis mij aan het einde van de dag bij vertrek nog een fijne dag toewensen terwijl ze mij met de rotzooi laten zitten en ik nog urenlang bezig ben om die weg te ruimen? brieste hij. Waarom heeft de ambtenaar aan de telefoon het over een stukje verplichting als ik niet eens taart van haar krijg? Johan Meesters was tegen die tijd al vertrokken, dus ving ik de terugreis maar solo aan.
En verhip, ze deden het nog echt ook, die NS: om acht uur kwam de trein tot stilstand, ironisch genoeg precies naast een schietterrein, en daalde er een weldadige stilte over de coupé neer, die zelfs in de stiltecoupé een zeldzaamheid is. Van mij had het de hele reis mogen duren. Hoewel ik niet aan de doden uit de oorlog dacht, eerder aan het gedicht waar ik op dat moment aan werkte, over een wegens sodomie ter dood veroordeelde in de 18e eeuw. Nu ja, het had natuurlijk wel iets met vrijheid te maken. Zelf heb ik altijd een tweeslachtige verhouding met 4/5 mei gehad. Vreemd is het dat de doden die in Indonesië tijdens de japanse bezetting vielen niet worden betreurd. Vreemd is het eveneens dat de Duitsers bij veel herdenkingen worden geweerd. Dat is hetzelfde als wanneer de Nederlanders de toegang zou worden geweigerd tot het Plein tijdens de Srebrenica-herdenking. En waarom die datum van 5 mei om de bevrijding te vieren?
Op 5 mei 1945 vielen er in de bossen van Leersum doden bij een confrontatie tussen het verzet en de SS. Zelfs op 7 mei vielen er nog doden, bij het Rosarium in Utrecht kwamen tien mannen van de Binnenlandse Strijdkrachten om het leven tijdens een schietpartij met duitse soldaten. Op 5 mei startten weliswaar de capitulatie-onderhandelingen tussen de nationale knuffelboef Bernhard (die daar eigenlijk geen enkele functie had) en de Generaloberst, maar het officiële document werd pas op 6 mei ondertekend. Dit betrof de commando-eenheid van Noordwestduitsland, die zich op 4 mei aan Montgomery had overgegeven. De uiteindelijke capitulatie van heel Duitsland geschiedde in Berlijn op 8 mei ’s avonds laat, waarbij het in Moskou een uur later, dus al de volgende dag was. Vandaar dat de Russen 9 mei markeren als het einde van WOII. Hier moest ik allemaal óók aan denken tijdens die twee minuten stilstand. Om twee over acht zette de trein zich weer in beweging en verbrak de omroepster de stilte. Het feest kon beginnen, de karavaan trok verder en het woeden van de wereld drong als vanouds de coupé binnen. De volgende dag zei een vriend en Srebrenicakompaan tegen mij: 5 mei is een hele belangrijke dag. Maar toch voel ik me sinds Srebrenica iets minder bevrijd.
de redenaar die verhult dat hij taalpurist is
hij wil woorden vermorsen op ieders graf al is hij anders en trekken aubades hem meer
dan de mooiste vrouw, taal is de schroevendraaier waarmee hij de ongerijmdheden des levens vastzet
hij wenst geen fijne dag aan werklieden die rotzooi bouwen noch aan blokhoofden die met stenen gooien
bij stukjes verplichting denkt hij aan de taart die minutieus tot op de kruimel wordt opgedeeld
hij is scrabblekampioen en kruiswoordpuzzelaar ineen zegt van boven als hij van onderen bedoelt
krijgt tranen in de ogen van foute vrienden en vakjargon maar houdt het droog bij misbaar
buitenbaarmoederlijke werken omarmt hij rederijkers hebben zijn zegen, ezelsbruggen bouwt hij hier en daar
zet het taalkundig epicentrum tot elastieken acrobatiek aan zandlopers kunnen hem niet uitstaan, hij beitelt letters in cement
nog liever dan het kofschip is hem de trein en de noodrem dat iedereen zwijgt terwijl hij de coupé vult met stopverf en slijm