Jij vindt het fucking fijn dat ik verdomme naar de klote ga je bent zo koud, zo stout je bent de irritante bromvlieg in mijn oor je bent de klont die ik nog poepen moet je bent een iglodiner een verpeste browser een kapotte harde schijf
in mijn woede ga ik jou te
lijf ik kan je bloed wel drinken je zuigt me scheef als er iets te
vieren valt ben je zo van de partij maar als mijn lichaam bedelt ben je
me niet nabij
ik kan volgens jou niets schrijven je snapt niets van
mijn gedachten ik ga dit keer niet op je wachten totdat je me weer eens
belt jij denkt alleen maar aan diploma’s en een flinke tas met
geld
vannacht hang ik als een klamme vampier aan je raam de maan is
vol, ik zou maar wakker blijven ik kom en ik zal hier nog wat blijven en
dan zal ik je gruwelijk verminken. je zult na je verdwijning onmiddelijk
gaan stinken.
de wedstrijd is gesloten – juryvoorzitster moet om 1100 uur zelf optreden – dus heeft de commentaren aangeleverd – kon jako OOK NOG net meenemen – én lisan – alle dichters wil ik danken – zo een schroevendraaier een gedicht in duwen is niet echt een alledaagse bezigheid – maar zie hieronder hoe de schroevendraaier zich een plaats wist te veroveren in de poëzie. dichters dank jullie wel.
Anke Labrie elk jaar op 4 mei…..
Frans Terken met koevoet en schroevendraaier
Marc Tiefenthal aan de handenarbeid
Rik van Boeckel dansend langs moeren
Petra Maria van den E de dood is jong, het leven oud
Cartouche – je aandraaien zo hard ik kan
Jolies Heij met de taal als schroevendraaier om ongerijmdheden des levens vast te zetten
Erika de Stercke met een blikopener
Lisan Lauvenberg bij die schier onmogelijke klus
Jako Fennek met moker en beitel
Paul Bezembinder meldt: “Als je dat een goed idee vindt, dan stel ik graag een exemplaar van mijn bundel als prijs voor de winnaar beschikbaar.” – graag aanvaard natuurlijk.
wie wint de enige echte virtuele schroevendraaier (Paul Bezembinder trofee)
– trofee op pomgedichten?
de hele dag waren wim en ik vandaag in de weer met tangen, schroevendraaiers ook – stortbakken kunnen lekken zoveel is zeker – MAAR zijn er eigenlijk wel gedichten met schroevendraaiers? of tangen? erik-jan harmens was zeker ooit een specialist in schroevendraaiers maar erik-jan is nu van de proza. Hebben we gelukkig de dichter Paul Bezembinder nog –
deze week dichters lezen we graag over een schroevendraaier in uw gedicht – een oude tang mag natuurlijk ook – hoe dan ook dichters !!! handwerk gevraagd.
pom: Gedicht loopt als een trein tot voorbij de laatste wissel. Een oprecht gevoel in een waardig rijm neergelegd. Bijna zou je willen sterven om dit gedicht voorgedragen te krijgen op je crematie.
roop: lisan lauvenberg of het gedicht oprecht is of niet, doet er niet zo veel toe: oprechtheid kan een gedicht net zo goed helpen als vernietigen. het lijkt oprecht en voor poëzie is dat genoeg, want het maakt dat het gedicht niet te lijden heeft onder woorden als afscheid, dierbaar en verleden. mooi ritme in een mooi gedicht, waarin subtiel rijm het melodieuze karakter nog eens extra versterkt.
We waren in de Algarve in Portugal en hoorden het bericht over de dood van Komrij via een vriend uit Nederland. En dan gebeuren er vreemde dingen met de waarneming, De dode verschijnt steeds weer, levendiger dan ooit, in alle honderden kleine herinneringen verschijnt hij steeds weer opnieuw.
Hoe het fabeldier verder leeft.
Je zweefde op het strand voorbij niet een keer maar in honderden gedaantes van je geboorte tot je sterven
het was alsof ik tussen zee en hemel jou pogingen tot overleven zag
Een laatste kans om woordeloos te bewijzen dat het genoeg en voor eeuwig was.
Wist je toen je op sterven lag dat je vermenigvuldigd zou worden in woorden en in liefde.
Dat geven we je nu mee hoe geliefd en gezien je was. We vinden je steeds opnieuw in je woorden, bij de zee en in ons hart.
Het gevoel van halfslaap dat
overgaat in een lichte vorm van bewustzijn. Tot doordringt wat er gebeurt.
Pulserend ontlaadt het lichaam zich en zaad bevlekt lakens. Midden in de nacht.
Je probeert het te vergeten en terug door te gaan met slapen. Maar langzaam
ontwaak je in het duister. De wekker geeft een tijd aan tussen drie en vier
uur. Alles is stil, behalve een ademhaling naast je in bed. Je wankelt naar de
badkamer en plast. Buiten is er geen licht meer aan, in de woningen. Het is een
eenzaam moment. Wakker worden uit een natte droom.
Chemie veroorzaakt bij de mens
een verlangen naar orgasmes. Het schijnt erbij te horen. Maar ik vind het maar
een eenzame aangelegenheid. Je doet het altijd in je eentje. Het is iets dat je
nooit echt kan delen. Je kan tegelijk met een ander klaarkomen en dat heeft dan
wellicht iets verheffends. Maar dan nog steeds zijn het twee mensen, die apart
van elkaar klaarkomen. De Fransen noemen het een kleine dood. Ik denk dat
klaarkomen inderdaad hetzelfde lamento herbergt als sterven. Zeker bij mannen. Al
dat verspilde zaad dat door handen sijpelt jaar na jaar. Zaad spuiten is een
bezigheid die je leeg en eenzaam achterlaat. Volgens pornoregisseurs is het heel
belangrijk. Zelfs zo belangrijk dat het beter buiten de vrouw, dan daarbinnen
moet plaatsheeft. Maar hoe de porno acteur zich daarna voelt, dat vraagt nooit
iemand.
Hoe het orgasme bij een vrouw
is, weet ik niet. Ook zij doen het klaarkomen zelf. Al mag je daar als man dan
bij zijn, of zelfs deel aan zijn in de uitvoering tot de aanloop. Maar van het
moment dat de heupen schokken, tot het manen te stoppen, gebeurt er iets, dat
een enigma blijft. En toch zit daar dan wellicht nog enig nut.
Het is iets dat de één bij de
ander kan veroorzaken, in een bijzonder spel. In een ontdekkingstocht, die
nooit exact hetzelfde pad volgt. Het hoogtepunt is daarmee misschien nog wel
belangrijker voor de veroorzaker, dan voor degene die het ervaart. Kortom, als
je klaarkomt, kun je maar beter zorgen dat er in ieder geval nog een ander van
geniet. Dan heb je het niet voor niets gedaan.
De vogels kwinkeleerden dat het een lieve lust was. De tuin stond vol anjers, rozen, tulpen, margrieten, paardebloemen, maar ook veldsla, rucola, basilicum en radijsjes die liefdevol door het servokroatische leraresje werden begoten. Op de patio zat de natuurgenezer in de schaduw van de palmboom, fris geschoren met een hagelwit tuniek aan en een rieten hoed op zijn gekortwiekte energetische knot. De bulldog wroette met haar neus in de aarde en hapte in een aardappel. Nee maar, riep ik verbaasd uit, heb je het leraresje toch maar weer in het tuinhuis opgenomen, Radovan?
Nou ja, grijnsde hij, aangezien mijn geilsoldate nog steeds de gort op is met die boef van een Arkan die mij tijdens de oorlog al dwarszat door dorpen en steden uit te moorden terwijl ik als de vredesduif die ik ben get Servendom langs diplomatieke weg probeerde te verspreiden en gij toen uit wraak ook al achter mijn geilsoldate aanging, bijna gad gij gaar mantelpakje opengerukt en gaar doorboord met zijn speer, maar nu geeft zij zich vrijwillig naar zijn roversgol begeven en zit ik nog steeds zonder guisgoudster. En get leraresje miste gaar ouwe vriend zo erg, dus ach… Moet jij niet levenslang achter de tralies zitten, Radovan? gaf ik scherp. Welnee, ik mag gier rustig blijven, glimlachte hij, er is toch geen land dat mij wil opnemen. O? gaf ik verbaasd. Ik meende dat je weer voortvluchtig was, het leraresje had je een paar weken geleden bij de Biltsche Hoek gespot, waar jij duister praktijk hield in een martelkelder, billen aan flarden slaand om boze geesten uit te drijven.
Zijn ogen schoten plots vuur. Dat was ik niet, dat was mijn dubbelganger! Sinds jouw column is de natuurgenezerij ongemeen populair en wil iedereen mij zijn. Ze laten gun baard en energetische knot maar staan alsof get niets is, alsof daar een magnetische uitwerking vanuit zou gaan, maar get is gard werken, jaren van studie gaan erin zitten om de juiste drukpunten te kunnen vinden en de energiebanen de juiste kant op te leiden. Is al goed, suste ik, ik ben blij dat jij het niet was. We maakten ons al zorgen, want die figuur leek danig in de war. Natuurlijk was gij in de war!
Dat word je wel als je je voor mij uitgeeft zonder je in de natuurgenezerij of mijn persoon te verdiepen. Wat ik al niet geb uitgestaan met oorlog, bezetting, onuitstaanbare leiders en diplomaten, vervolging, processen… Maar nu ben ik weder opgestaan, ik voel mij als gerboren. Zoals je ziet geb ik een moestuin aangelegd, dat doen wij allemaal op de Balkan nadat we de buurman van zijn land gebben afgeknald. Er is niets rustgevender dan met je ganden in de aarde wroeten en toe te kijken goe de plantjes groeien. O? gaf ik. Ik zie nu anders het leraresje in haar eentje wroeten. Get is ook geel rustgevend om naar gaar kontje in de strakgespannen denimbroek te kijken, grijnsde hij, en ik oogst de plantjes als ze volgroeid zijn. Geel zen. Zou jij ook moeten doen. Ik vind het heel rustgevend om over vertaalproblemen na te denken, gaf ik leunend met mijn kont tegen het hek rond de patio, aangezien de natuurgenezer me nog steeds geen stoel had aangeboden, ik vertaal regelmatig werken uit jouw taal. Dit leek hem te interesseren.
Kun jij dan ook mijn gedichten vertalen? Alleen als je me een stoel aanbiedt. Hij wees uitnodigend naar de zetel naast hem en de rest van de middag brachten we keuvelend in de schaduw van de palmboom door. Ik ben net terug uit het Zeeuwse, vertelde ik. We hebben een rondreis gemaakt van Goes door de tunnel naar Zeeuws-Vlaanderen naar België en kwamen door plaatsjes met poëtische namen als Philippine, Posthoorn, Maagd van Gent, Sas van Gent en Assenede. Dat vind ik nou zo fijn aan jou, glunderde de natuurgenezer, ik kan nergens heen, maar dankzij jou kom ik overal.
mozes door de westerschelde
dit is een schaal uit wind met verre randen het dak bestaat uit zilt nat waarin hier en daar
ijsvogelblauwe gaten dat de populieren bekladt met gifgroen, hier bestaat geen kilometerteller
alleen de borden schrijven op de weg en in de lucht we zijn vogels op de vlucht in een nauw lijf
we pikken met onze snavels in doorzichtige zijde vergeten dat er glas tussen zit, laat de doornstruik maar branden
de schoolslag kennen we niet noch het drijven, de gewichtloosheid verleerd zuigt de kleigrond zich snikkend aan ons vast
de doodsklok reikt ver, het café is alleen op vrijdag open de accordeonist is versteend, de tijd staat fier rechtop
als waterwanden van klokken zonder harteklop, de wijzers gekruisigd, hier ben jij ver, je vergeten gezicht blanco in de ruit
er is maar één weg terug, die voert onder het wier en de vissen door, je graaft je een doorgang door het zwart
in die onderwatercapsule, complimenteert de tollenaar aan de overkant, mevrouw, nooit was er een
mooier kattegat en een gestroomlijnder tunnel dan die van u bedankt dat u aan het einde het licht opgehangen hebt
Voor als je droomt: kom terug bij mij terug naar het meisje dat ik ben geweest met mijn vlinders in de buik van vroeger met mijn duizenden herfstlichtjes in najaarshaar met mijn open handen waarin een visitekaartje gemaakt van humusblad met mijn schaterlach uit zee en diepe wouden waar de krekel kakelt waar de stilte is en is en is.
Anneke Wasscher sluit dit prachtige item met een eerbetoon aan VASALIS
Max Lerou eert Heer Campert
Pom Wolff eert Menno Wigman
Marc Tiefenthal eert Rein Bloem/Hans Faverey
Petra Maria eert de dichter bij de IJssel
Frans Terken eert Herman De Coninck
Merik van der Torren eert Simon Vinkenoog
Cartouche eert Hugo Claus
Paul Bezembinder mist Joseph Brodsky
Max Lerou eert een hematoloog en broedt nog op Campert
Jeanine Hoedemakers eert Rutger Kopland
deze week geen wedstrijd – wel is er dit weekend plaats voor een gedicht van uw hand voor DE door u geliefde dichter – vrouw/man of dichter zonder hokje. zeg maar een eerbetoon voor de dode of de nog levende: uw favoriete dichter. de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – stuur svp in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst
Er was een lange stilte, want met open ogen genoot ik van de lente. En de lente genoot van mij.
Er was een jonge man met rode krullen en lichte ogen die flirtte met mij, terwijl we beiden bloeiende planten uitzochten voor ons balkon. Ik had hem zo in een doosje willen doen om er af en toe voorzichtig naar te kijken, zo mooi was hij, zo aardig ook en jong, zo jong dat je op slag vergeet hoe oud je zelf al weer bent.
Er was een man met een olijke blik en een slechte bril, of lelijke bril, dat was het een lelijke bril, die met me flirtte op de Nieuwmarkt bij de aprilfeesten. Ons koor zong daar en nog veel meer leuke, grappige en ontroerende koren. De bekendere liedjes werden door de hele tent uit volle borst meegezongen. Ook Shaffy was veelvuldig aanwezig, al dan niet prachtig vertolkt of vreselijk vals gezongen. Maar ondertussen flirtte deze heer met mij, olijk en zo te zien verbaasd over zichzelf dat hij dat durfde en ik giechelde ervan, als een jonge meid en mijn koorleden zagen het ook en riepen dat ik sjans had, wat het nog grappiger maakte. En ik voelde me zo jong, onder zijn aandacht, zo jong als ik al lang niet meer ben.
Er was een oude man met een sik en pretlicht in zijn ogen, die voor me boog en me vertelde dat ik zijn dag goed had gemaakt, door voor hem op straat te verschijnen in mijn mooie bloemetjes jurk en hij vroeg me of hij even een stukje met me mee mocht lopen. En ik zei ja en hij flirtte met mij, bood me wat te drinken aan in een kroegje verderop, maar dat sloeg ik vriendelijk af. En hij boog nogmaals en zij dag mooie vrouw en ik voelde me mooi en jong, zo mooi en jong als ik allang niet meer ben.
Er waren jonge blaadjes aan de bomen, die me blij maakten, die flirten met mij in het stralende zonlicht bewogen ze als talloze ogen, met een schitterende kleur.
Er was jonge prei, die ik in de aarde stopte, door met een vinger een gaatje te maken en er dan zo’n dun iel sprietje in te laten glijden met de wens dat hij groot en lekker zal groeien.
Er was ook jonge sla, trillend in de wind, in een hun net natgemaakte bedjes. Ik dacht aan dat gedicht over ontroerend jonge sla. En voelde me weer jong en ik lachte erbij.
De vuilnisman die net voorbij reed, trapte op zijn rem en sprong uit zijn grote vrachtauto en ontvoerde mij, naar mesthopen en vuilstort, terwijl we lachten en dachten, dit nemen ze ons niet meer af, deze voorjaarsdag, dit leven, deze lach.