Hoi Pom, de recente storm in de nacht van woensdag op donderdag en de bouwwoede van Amsterdam, brachten me tot deze tekst, in de bijlage,
Groet, Merik
Storm
Straks klussen de smeerlappen weer; dakpannen vallen tot gruis, bomen ontworteld, hagelstenen als eieren zo groot verwonden mens en dier.
Voor gloednieuwe winkels verrijzen en woningen spik-en-span klussen de smeerlappen weer; nog wat groenige rotzooi opgeruimd, nog wat scharrelen bij de plinten weggejaagd,
Ditmar Bakker legt collega Sander Meij eens even haarfijn uit hoe het zit met dat vertalen: een college van brontaal naar doeltaal!
Sander Meij ooit over de informatiedichtheid van Ditmar Bakker: “De wederom in badjas gehulde Ditmar Bakker, die de eerste ronde afsloot, is op z’n minst een dichter die altijd vragen oproept. En daarom wordt hij zowel geprezen als verguisd. Hoe het ook zij, ook op deze avond overstelpte hij zijn publiek op verontrustend olijke wijze met ollekebollekeachtige gedichten waarin vaak een zwartromantische fascinatie voor viezigheid doorklinkt. Althans, als ik een en ander goed verstaan heb (neem bijvoorbeeld ‘de aars bewrat’). Dat goed verstaan ligt trouwens niet alleen aan mijn gebrekkige gehoor, maar ook aan de informatiedichtheid die Ditmars werk kenmerkt. “.
Ditmar Bakker legt collega Sander Meij eens even haarfijn uit hoe het zit met dat vertalen: een college van brontaal naar doeltaal!
I.
Met Meij in het haar met Meij De
onvolprezen S.M. vond eerder bericht geraaskal—handschoen genoeg om één en ander
euhm, ah, *doorzichtiger* te formuleren voor de beste man.
Centraal staat de strategie van het vertalen, waarin ik mij discipel
(hihihihihi—zoek maar op) van Nida waan. Grond genoeg om één en ander te
verduidelijken en middels een voorbeeld te expliciteren.
Wanneer over ‘vertaalstrategie’ wordt gesproken raak ik altijd een beetje
driftig: er ligt immers een tekst in een brontaal die er moet komen te liggen in
een doeltaal. Vormaspecten dienen daarbij waar mogelijk behouden te worden
zonder geweld aan de inhoud te doen. Een werk dat op rijm is geschreven
reproducere (want modulaties ten spijt is het resultaat toch een soort
reproductie—één die hopelijk gelijk Pygmalions beeld leven in te blazen valt)
men dus men gebruikmakend van een vorm van rijm in de doeltaal, of haar
literair-cultureel (want door taal) bepaald equivalent in
vertaling. In Filter wordt dergelijks door vertalers
wel omschreven als maximaal vertalen. Nu, daar ben ik helemaal vóór—de
huidige trend van rijmende verzen hertalen tot proza[1] begrijp ik niet. Het aan Frost toegeschreven
adagium volgend gaat er opeens wel véél verloren, immers. Of ging het soms
gewoon om rijmend proza?! Een onoplosbare kwestie… Er moet
nu echter gesproken worden over een strategie; hierbij vermeld ik dan maar dat
ik het concept van Eugene Nida’s ‘dynamische’ versus ‘formele’ equivalentie
aanhang, hier toegelicht middels een (volgens Filter apocrief[2], maar dermate beeldend dat het op de Pom niet
misstond, zo dacht ik) verhaal over de Inuit, een zeeleeuw en het lam Gods.
Waarmee ik eigenlijk de clou al weggeef—god, ik kan mijn tong wel
afbijten. Het verhaal volgend, zou Nida hebben verteld over
het probleem van vertaling van bepaalde begrippen rondom de Abrahamitische God
naar (literaire) culturen die het concept van enkele van die te vertalen
begrippen of ‘woorden’, in het geheel niet kenden. Het genomen voorbeeld is nu
dat van het Lam Gods. In het Engels simpelweg te vertalen als het lammetje van
god: The Lamb of God. Europese doeltalen, onder anderen door schaapshoeders
gesproken, ondervinden weinig problemen wanneer zij het Lam Gods in
hun formeel equivalent voorgeschoteld krijgen. Wat, echter, te doen
wanneer het volk dat de doeltaal spreekt (in dit geval een vorm van Inuit) in
het geheel geen schapen kent—en een lief lam dus evenmin? Een neologisme vormen
dat het dier in al zijn eigenschappen omschrijft? Nee, zei Nida: in dat geval
zoeke men een dynamisch equivalent, dat de gevoelswaarde van het
originele concept zoveel mogelijk overbrengt in de cultuur van de doeltaal. In
het geval van de Inuit werd het lammetje een jonge
zeeleeuw. Immers is een zeeleeuw net zo onschuldig, net zo
blank, waarschijnlijk—een optelsom van de verschillende connotaties die het
woord voor het concept bij zijn lezers moet oproepen. Zo er
zich problemen voordoen bij het omzetten van een begrip—hierbij wil ik opmerken
dat het woord ‘begrip’ voor mij als vertaler zowel woord als concept behelst,
als het ware als hors-texte (want die is er natuurlijk wèl, en zij zweeft
tussen dichter en vertaler)—naar een woord of woordgroep in het Nederlands,
tracht ik te zoeken naar een dynamisch equivalent waar het formele niet voldoet,
ofwel door semantische (het begrip bestaat niet, zoals bij het lam en de
zeeleeuw) of nuanceringsproblemen (de connotationele waarde van het woord in de
doeltaal wijkt dermate af van die in de brontaal dat overzetten problematisch
is), ofwel door problematiek in het behouden van vormaspecten, doordat het voor
de hand liggend formeel equivalent—bijvoorbeeld—in eindrijmpositie staat en een
uitgang vraagt die in het Nederlands volstrekt niet gangbaar is. In dergelijke
gevallen kan een dynamisch equivalent uitkomst bieden—en dit is nog in lijn met
het ‘maximaal’ vertalen zoals hierboven genoemd ook. Laat ons een bekend sonnet
ter hand nemen—één van de koningin van het 20e-eeuwse light
verse: Dorothy Parker.
ON AN ALPINE NIGHT My
hand, a little raised, might press a star— Where I may look, the frosted
peaks are spun, So shaped before Olympus was begun, Spanned each to each,
now, by a silver bar. Thus to face Beauty have I traveled far, But now, as
if around my heart were run Hard, lacing fingers, so I stand undone. Of
all my tears, the bitterest these are.
Who humbly followed Beauty all her
ways, Begging the brambles that her robe had passed, Crying her name in
corridors of stone, That day shall know his weariedest of days— When
Beauty, still and suppliant at last, Does not suffice him, once they are
alone. [D.P.]
II. Naar een maximale vertaling Men mag
van een vormvast dichteres die een klassieke vorm ter hand neemt verwachten dat
de uitwerking hiervan dan ook op de klassieke manier vergaat, en in zekere zin
is dat ook zo bij dit sonnet. Vóór vertaling een lezing en
voorzichtige analyse—men kan geen begin vertalen als men niet weet hoe het
sluit. De titel geeft al aan de lezer aan dat er sprake is van een vertelsel,
een inhoudelijk gebeuren, rondom een Alpennacht, of een ‘Alpse nacht’ dan wel
‘nacht der Alpen’, letterlijker. De eerste regel zet onmiddellijk het décor: de
protagonist, uitgaande van anekdotiek, of het lyrisch ik, uitgaande van lyriek,
bevindt zich op een plaats die zó dicht op het uitspansel zit, dat het eenvoudig
oprichten van een hand haast tot de sterren reiken doet. Dit uitkijkje wordt
gedurende het eerste kwatrijn verder uitgesponnen, zoals het uitgespannen was in
ijzige toppen sedert de Olympus zelve stond. Hier dien ik
iets op te biechten—alleen in gevallen waar de vorm dit absoluut noodzakelijk
maakt, maak ik na lezing een structurele analyse van het werk. Vaker is het zo
dat tijdens lezing al wat schichtjes door het hoofd schieten, aanzetjes tot
verdere vertaling. Die vangen meest aan met de eerste regel, zodat dát de plaats
is waar ik liefst begin, en waarbij ik dáármee toch ook uitga van de meest aan
de wortel, de oorsprong, liggende plaats waar de oorspronkelijke auteur zelf
tevens begonnen moet zijn geweest vóór afwerking van het geheel—hoeveel revisies
het werk dan ook mag hebben gekregen. Dat—in het kader van een ‘tactiek in
vertaling’, wellicht—toegevoegd, op naar het tweede
kwatrijn. Waar met “Thus to face beauty” het thema van het
geheel nader tot uitdrukking komt: het lyrisch ik is, parafraserend, naar verre,
mooie oorden gereisd zoals nu de alpen, maar weent toch bittere (de bitterste!)
tranen ooit, vanwege de harde, wringende vingers die nu wel om het hart lijken
te liggen. De chute in het geheel maakt de weg vrij voor een
moraliserend sestet, waarin aangegeven wordt (onder andere middels een
enigmatisch beeld; “begging the brambles”, met bijbelse connotaties) dat de
allegorische Schoonheid, steeds met hoofdletter geschreven en daardoor zowel
mogelijk refererend aan een concept als aan een concrete invulling van die
schoonheid, niet voldoet, “once they are alone”. Dit beeld wordt
verder verbeeld door het eerder genoemde “begging the brambles” en
“corridors of stone”—die zoveel kunnen beduiden en niet automatisch
gelijkgesteld mogen worden met de muren van Manhattan. Het grossiert in
superlatieven: “bitterest tears”, “all her ways”, “weariedest of days”, “at
last” en emotioneel geladen werkwoorden als “begging”, “crying”. Het effect is
bepaald te zeggen dramatisch, met een hoofdrol voor de geschaakte
schoonheid—geschaakt!—en ‘the days of man’ in het sestet, waar het
lyrisch ik door het gebruik van mannelijk gekleurde pronomina in r. 12 en 14
vrijwel ontkoppeld raakt met datgeen uit het kwatrijn (specifiek het “I” in r.
7). Tot dusver een aanzet tot analyse die enkele
zwaartepunten voor het eindresultaat aangeven: we zetten in op een sonnet dat
het oorspronkelijke rijmschema in volgorde en aantal rijmen volgt. Twee
kwatrijnen die plaats, handeling en persoon weergeven en een sestet-vol-moraal.
Zijn er pijnpunten te vinden vóór vertaling? De derde regel lijkt in het
Nederlands wat wollig en lang te worden als we die helemaal willen vertalen. Wat
is voorts een ‘silver bar’ precies in het Nederlands? En worden toppen bij ons
wel gesponnen? Er valt ook niet veel garen te spinnen bij de uitgang – onnen:
ge/ver/wonnen, be/verzonnen, geronnen…weinig
bruikbaars. Zoals ik bekende begint een vertaling meest het
‘fijnst’ aan het begin van het gedicht, en dat laat zich nu vrij probleemloos in
een jambische pentameter vertalen: ‘Mijn hand’, want dáár begint het nu eenmaal
mee, die hand die opgericht wordt, raakt haast een ster. Bam, dat staat. Om het
naadloos te laten passen maken we er “Mijn hand, wat opgericht, raakt haast een
ster” van. We hebben ons dan voorlopig gecondamneerd tot een op het eerste
gezicht wat schaarse rijmuitgang -er (ster, ver, er, …) als we ons realiseren
dat ook Jupiter op die Olympus woonde, en die toch ook behoorlijk oud was of is
naar hedendaagse maatstaven. Dat biedt een uitgangspunt—hoewel er van een mythe
waarin Jupiter bergen maakt geen sprake is, zal de metonymische verschuiving de
meeste lezers niet hinderen. Tijd om een tweede uitgang te
kiezen dus. Hier merke men op dat het origineel uitgaat van enkel mannelijke
rijmuitgangen. Van een codespraak in uitgangen lijkt geen sprake te zijn, noch
worden er vreemde streken met het rijm uitgehaald. Het lijkt dus een vormaspect
dat dermate weinig definiërend is voor de volledigheid van het werk, dat we er
ons enige speling in kunnen veroorloven, zodat een mannelijk rijm niet per sé
noodzakelijk is. Wel moet er gekort worden. “Where I may
look”—Ik zie. We hebben de persoon al in de bergen geplaatst—of dat doen we nu
door als werktitel ‘Op een nacht in de Alpen’ te nemen samen met die eerste
regel en ik zie slechts…ijzige? Nee, wítte bergtoppen, waarmee we dat ‘spun’
toch nog een beetje in de witte wol(ken) op de toppen laten rusten. En dan is
het even puzzelen…we kunnen Jupiter nu wel mee laten doen, maar we hebben nog
een extra rijmwoord nodig. Eerst opschrijven maar, waarmee een aanzet wordt
gezet tot het eerste kwatrijn. Als we nog losser werken en proberen dat later op
te lossen, proberen we die ‘siver bar’—een zilveren streep? Is dat mooi
Nederlands?—te laten rijmen met een eerder gebruikt element in rijmpositie en
hechten het aan elkaar. Zo komen we aan het eerste kwatrijn, maar we zien dat we
het omarmende rijm nu al losgelaten hebben en een (toch mannelijk!) kruisend
rijm hebben geconstrueerd. Nu is het zo dat Parker een
Petrarcaans schema gebruikt, waar wij nu een aanzet toe hebben is een Siciliaans
schema (ABAB). Besloten wordt, het kwatrijn te laten staan, eenzelfde kruisende
variant te nemen voor het tweede kwatrijn van het octaaf en te zien of het ons
iets evenwichtigs oplevert. Waarschijnlijk heeft de cadans van twee terugkerende
rijmklanken in het hele octaaf méér van doen met het totale effect van het rijm,
dan de precieze manier waarop dit geschikt is. Met andere woorden: het is
waardevoller twee rijmklanken te gebruiken in iets andere schikking dan het
origineel, dan het aantal rijmklanken te vermeerderen. Er wordt dus een knieval
gemaakt waarbij zoveel mogelijk van het originele effect wordt getracht te
behouden. Om dit toch in elk geval te doen slagen moet nu
verder gewerkt worden met de uitgangen -ier en -er. Far/ver ligt voor de
hand en resoneerde wellicht al in het hoofd bij het neerschrijven van ‘ster’,
naargelang er vingers gebruikt worden ligt ‘manier’ in zekere zin ook al op de
loer (oorspronkelijk Lat. manus, hand). Verder lijken de ‘wrangste
tranen’ in zekere zin equivalent met ‘bitterest tears’. We willen in elk geval
het ‘er’ en ‘ver’ erin fietsen als er een rijm door het hoofd flitst voor de
laatste regels: van ‘of all’ maken we ‘tot zover’ en om Schoonheid in regel 5
daadwerkelijk met het gezicht toe te treden reizen we wel ‘ver’, maar met haar
‘in het vizier’ rijmend! Waarmee we ‘ver’ letterlijk kunnen gebruiken in de
vijfde regel maar het rijke rijm ermee in de laatste regel van het octaaf
kwijtraken. Het verplaatsen van ‘lacing’ naar de zesde regel in vertaling,
waarbij we er steeds voor opletten jambisch te werken en daarbij haast de
vingers van onze linkerhand verrekken, als ‘verstrikkend’, en de opvolging door
het typisch Nederlandse woordje ‘er’, dat immers zo vaak ingevoegd kan worden en
ruimte biedt tot explicitering of duiding van het voorgaande; die twee zaken
bieden de ruimte om het octaaf goed af te kunnen hechten. Om
er vervolgens achter te komen dat het schema inderdaad weinig meer weg heeft van
het oorspronkelijk Petrarcaanse. Voor nu laten we het als het is en begraven ons
in het argument dat het behouden van de twee rijmklanken in het octaaf het
voornaamste is, ongeacht hun volgorde—grof gezegd. We willen voort met het
sextet, en de klanken van het nieuwe schema zijn niet
onsierlijk. Het sextet wordt makkelijk begonnen met het
bezwerende ‘wie’, waarna we vrij letterlijk kunnen vertalen, een elisie lezend
om het jambische metrum vol te houden, waarbij we plaats van lijdend voorwerp
(Schoonheid) en vervoegd werkwoord (volgde) omdraaien om de Nederlandse
vervoegde bijzin te maken die de langere zin, waar het sextet immers idealiter
in zijn geheel uit zal moeten bestaan, moet ondersteunen. Het ‘schaken’ zit nog
steeds in ons hoofd en we maken de mentale notite ‘schaken/raken/maken’ om te
zien of het passen zal. Wat vorsen is nodig voor het
mysterieuze ‘begging the brambles’: welk beeld tracht dichteres hier op te
roepen? Dan doemt de arenlezende Ruth op voor het geestesoog der lezer: te zien
valt hoe schoonheid in zijn of haar jak achtervolgd wordt door een ik, zij het
niet direct het lyrisch ik uit het eerste octaaf, maar één dat eerder De Mens
omvat. De mens jaagt Schoonheid na en leest daarbij ‘the brambles’, de prikkende
struiken, die, om de alliteratie met ‘begging’ niet helemaal te verliezen,
vertaald worden als ‘steekstruiken’; gelijk Ruth aren las, op zoek naar stofjes,
plukjes van die mantel, restjes van een Schoonheid. Het
probleem dat zich hier als vanzelf opwerpt wordt opgelost met een interjectie,
een vraag als in het luchtledige: “door haar kleed geraakte?”, gescheiden door
een gedachtestreep. Daarmee wordt ook de bijbelse connotatie (“in het
boek Genesis spreekt men van kleed”) niet geheel losgelaten, daarnaast biedt
zulks ruimte om de verleden vorm van dat schaken in te voegen in het geheel:
“die uiteindelijk geschaakte / hem niet voldoet, getweeën dan alleen” dat als
vanzelf ook lijkt te rijmen met de steen die nog nodig is in de derde regel van
het sestet—het Engels rijmpaar alone/stone is vriendjes met het
Nederlandse! Daarmee lossen meer zaken op: het enjambement
in het Nederlands (“overal / steekstruiken lezend”) wordt opgevangen met zijn
-al klank door de toekomende tijd in de derde persoon van het werkwoord ‘zijn’
in het Nederlands: ‘weariedest’ laat zich voorts vertalen met ‘triestste’ in
gelijkend mondgevoel en -geluid, en schakeert zich naast de vertaling voor ‘will
know’. Verkregen wordt “De triestste van zijn dagen kennen zal / als Schoonheid,
die uiteindelijk geschaakte / hem niet voldoet, getweeën dan alleen.” De hier
toegepaste inversie laten we de lezer dan, als om eraan te herinneren dat het
niet alles in steen gebeiteld blijft. Noem het liever een dichterlijke vrijage
met het Engels, waar de reproductie immers vanaf stamt, dan een dichterlijke
vrijheid—die zijn er immers voldoende tegenwoordig, zo u mij een persoonlijke
noot toestaat: neem een zaadgrage edoch manloze teef als hanna pest, waar ik,
tussen haken, mijn hond nog vanaf zou schoppen, die de vrijheid nam mijn
geestelijke vermogens te betwijfelen—waarschijnlijk in razernij over haar met de
dag onvruchtbaarder gerakend baarmoederwand. Kon je die maar opnieuw behangen,
meid—dan kwam er tenminste eens wat plaksel op.
EEN
NACHT IN DE ALPEN Mijn
hand, wat opgericht, raakt haast een ster— Ik zie slechts witte bergtoppen,
die hier Het landschap vormen sinds ooit Jupiter Hen bond met ijs—een
zilveren rivier. Ik reisde ver, met Schoonheid in ’t vizier, Maar nu is ’t
als lag hard, verstrikkend, er Een koude hand om ’t hart, op die
manier Mijn wrangste tranen trekkend, tot zover.
Wie need’rig
Schoonheid volgde, overal Steekstruiken lezend—door haar kleed
geraakte? En om haar schreeuwend, steeds omhuld door steen, De triestste
van zijn dagen kennen zal Als Schoonheid, die uiteindelijk geschaakte, Hem
niet voldoet, getweeën dan alleen. [D.B.]
[1] De
voorbeelden zijn te talrijk om te noemen, maar een tendens is het waaraan steeds
meer dode dichters ten prooi vallen. Wat, u wilt wèl voorbeelden? Goed:
Biesheuvels vertalingen van het Middelnederlands. Een onrijmende Divina
Commedia. Een hertaling van de exquise vertalingen-in-verzen van Marie de
France door Kisling & Verhuyck in proza! Zelfs Apollinaire verging het niet
beter sinds Kiki Coumans verdronk in zijn alcoholisch rijm en het dus losliet.
Wee ons!
[2] Zo
werd op de digitale rubriek ‘Vrijdag Vertaaldag’ uit de doeken
gedaan.
ik zocht je onder kiezels en korrels en onder het bladgoud het stof op de staande klok
ik zocht je in glazen bollen pandora’s doos pijpenlades en piratenkisten
ik zocht je op affiches op sneeuwende schermen in schreeuwerige koppen
ik zocht je in verhalen verzinsels, leugens, illusies de lege zalen na het applaus
ik zocht je met een lantaarntje met een wichelroede in een hooiberg ik zocht de jij in jou
je wilde niet gevonden worden kwijt is liever dan rijk het omhulsel werkelijker dan het lijf
Jolies Heij
jolies is vandaag lekker drieregelig bezig. bijna tegen beter weten in – lezen we in de titel van het gedicht – ze is koppig – en zie daar een heerlijk leesbaar gedicht – vol in de juiste vorm gezette emotie – een heel ander mens deze jolies heij en deze week is dichteres zoekende – ze heeft niet gevonden – een heerlijk drama. liever zoekende dan de allesweter die het zo goed weet voor zichzelf en voor ons allemaal. toch nog net in de laatste strofe het moralisme dat we liever niet tegenkomen in een gedicht. ‘ik zocht de jij in jou’ de laatste regel in de voorlaatste strofe is een prachtige afsluiter.
moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.
Stofplaats op schaapsscheerdersgrond waar een keutel makkelijk maansteen wordt ik ons voor de grap uit de linkerdroomduim zuig lam ben van klappen in mijn handen nu de kudde stuift een losse steen doet taal verzinnen.
Ik kan je wegkrabben uit alfabedden hier ook blijven tot wind is aangewakkerd iets van a naar b verzetten en als ik regen vang een waterplaats openen.
Vergelijk me daar hoe de dijk mij nietiger en kleiner maakt het maakt in leegte niet langer uit ik ben beslist geen open oase dat weet je zelf ook.
dichters dank jullie wel! de wedstrijd gesloten lieve lezers – we ontvingen prachtwerken over onbereikbare liefdes van voorbij om welke reden dan ook. er werd gehuild. en ach ja waarom ook niet. er werd geschreven passievol dat de stukken er van afvlogen. lees de commentaren onder de gedichten dan begrijpt u waarom ik deze week goud aan petra maria geef en cartouche het zilver. wensen we jako nog de mooiste dingen die we hem kunnen wensen. danken we jolies voor haar drieregeligheid. en herhalen we een keer iets van de poetica van deze site:
moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.
HET VERSTE WEG
er zijn soms dagen dat het lijkt alsof we weer samen zijn zomaar
de hemel zo blauw het kan niet anders dan bedoeld
dan fiets ik langs het huis een hand schuift het gordijn alsof ik word verwacht
bij de voordeur sijpelt het besef van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
Petra Maria 8 juni te Mechelen, Limburg no less
onze petra maria struint wat af in de vakanties en op pinksteren. om geheel verlicht weerom te keren. maar het verste weg blijft toch die ene geliefde. mooi beeld. die drie laatste regels die dodelijk aankomen:
van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
ja zo doe je dat – zo weten dichters onmogelijke thema’s in een paar woorden weer te geven. vanaf vandaag mag petra maria zich dichter noemen. deze regels neemt niemand haar ooit nog af.
Petra Maria: van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
Frans Terken: en nergens een echo om je dichterbij te halen
Jolies Heij: ik zocht de jij in jou
Rik van Boeckel: van eenheid naar verdeeldheid
Marc Tiefenthal in de dapperstraat
Anke Labrie: je kent mijn naam
Cartouche: zo onbegrijpelijk grijpbaar jou nabij
Hoi Pom, Wilde graag meedoen, maar redde het niet. Teveel vervelende dingen aan mijn hoofd. Volgende keer weer. Fijne Pinksterdagen nog. Heb het goed. Groet van Jako. ai jako ik hoop niet TE vervelend ziekte stress ellende familie jijzelf? ik wens je liefs toe en dat dat mag helpen – pomgedichten kan eigenlijk niet zonder jako xxx
wie wint de enige echte virtuele – hoe onbereikbaar zij/hij ook was (of geworden is) – in poëzie kunnen we tenminste liefdevol terug kijken – trofee op pomgedichten? kortom wie wint de onbereikbaarheidstrofee op pomgedichten?
ja dichters het thema onbereikbaarheid is aan de orde – een voor veel onrust in een leven zorgend themaatje. zeker in het leven van dichters. de tot mythische proporties uitgegroeide onbereikbare liefste – hoe het in hoofden spoken kan – totdat het over is en voorbij. totdat je niet meer kunt begrijpen dat zo een personage iets in je leven betekende. een fenomeen om voor altijd op terug te kijken maar dan wel liefdevol. U kent de regels – Uw webmaster is juryvoorzitter deze week met menselijk commentaar.
de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.
zand
om het zo te schrijven dat het niet opgaat in de tijd
soms nog bang om door te ademen het weg te blazen
zoals alles wat in zand geschreven is weer zand wordt
zoals het was los en in alles machteloos
pom wolff
HET VERSTE WEG
er zijn soms dagen dat het lijkt alsof we weer samen zijn zomaar
de hemel zo blauw het kan niet anders dan bedoeld
dan fiets ik langs het huis een hand schuift het gordijn alsof ik word verwacht
bij de voordeur sijpelt het besef van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
Petra Maria 8 juni te Mechelen, Limburg no less
onze petra maria struint wat af in de vakanties en op pinksteren. om geheel verlicht weerom te keren. maar het verste weg blijft toch die ene geliefde. mooi beeld. die drie laatste regels die dodelijk aankomen:
van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
ja zo doe je dat – zo weten dichters onmogelijke thema’s in een paar woorden weer te geven. vanaf vandaag mag petra maria zich dichter noemen. deze regels neemt niemand haar ooit nog af.
Echo
Dat ik hier vastgeklonken aan wortels en huis terwijl jij een pelgrimstocht op weg naar een vermeende god
een geest die je met vurige tong inpalmt en zo over je beschikt het snoert mij de mond nu hij het voor het zeggen heeft
ik hoor het gras groeien hoe het je voetafdrukken vult het spoor overwoekerd onder al het onkruid amper te zien
zoals jij er al niet meer was toen je naast me op de bank je stem stiller dan eerder nog op afstand zuiver te horen
en nergens een echo om je dichterbij te halen
FT 08.06.2019
frans heeft vandaag de pech na petra maria gelezen te zijn. en natuurlijk wordt hier ook een menselijk drama weergegeven op een uitzonderlijke manier – maar net tussen een teveel aan woorden – als het ware in een verklarend verhaal daar waar poëzie op zich al indringend genoeg en compact genoeg is – bijna geen verhaal om zich heen verdraagt:
zoals jij er al niet meer was toen je naast me op de bank
de laatste 6 regels verdragen de eerste drie strofen niet:
zoals jij er al niet meer was toen je naast me op de bank je stem stiller dan eerder nog op afstand zuiver te horen en nergens een echo om je dichterbij te halen
tegen beter weten in
ik zocht je onder kiezels en korrels en onder het bladgoud het stof op de staande klok
ik zocht je in glazen bollen pandora’s doos pijpenlades en piratenkisten
ik zocht je op affiches op sneeuwende schermen in schreeuwerige koppen
ik zocht je in verhalen verzinsels, leugens, illusies de lege zalen na het applaus
ik zocht je met een lantaarntje met een wichelroede in een hooiberg ik zocht de jij in jou
je wilde niet gevonden worden kwijt is liever dan rijk het omhulsel werkelijker dan het lijf
Jolies Heij
jolies is vandaag lekker drieregelig bezig. bijna tegen beter weten in – lezen we in de titel van het gedicht – ze is koppig – en zie daar een heerlijk leesbaar gedicht – vol in de juiste vorm gezette emotie – een heel ander mens deze jolies heij en deze week is dichteres zoekende – ze heeft niet gevonden – een heerlijk drama. liever zoekende dan de allesweter die het zo goed weet voor zichzelf en voor ons allemaal. toch nog net in de laatste strofe het moralisme dat we liever niet tegenkomen in een gedicht. ‘ik zocht de jij in jou’ de laatste regel in de voorlaatste strofe is een prachtige afsluiter.
moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.
Dansend geheugen
Zoals ik met jou danste in de bossen voorbij het geluk
het ritme dreunde na in ons vertrokken van eenheid naar verdeeldheid
aan het strand huilen schelpen als elke streling herinnering wordt
de dagen schuldbewust verder trekken naar een wachtende oneindigheid
het geheugen danst met jou nu de foto troebel tranen steelt.
Rik van Boeckel 9 juni 2019
‘voorbij het geluk dansen’ dat is mooi gezegd rik. en dan de beschreven teloorgang van een zeldzame liefde. niet meer uit een hout gesneden deze liefde is voorbij – we zijn weer twee. en het wordt steeds erger – de schelpen huilen – de foto steelt de tranen. net over de top de woorden. tussen die regels wel weer een hele mooie waarneming: ‘als elke streling herinnering wordt …’
Ongewoon gelukkig
Ik reik je mijn hand, krijg hooguit een tand.
Nooit reik jij je voet. Laat staan aan mij.
Droog kraakt de tak. Een enkele traan volgt
— marc tiefenthal
nog meer tranen. en de tandarts kan ook uitrukken. de orthopeed erbij, de boswachter voor de afgewaaide takken en zie daar we wandelen domweg ongelukkig in de dapperstraat.
het zoeken moe heb ik besloten voor jou blijf ik altijd bereikbaar
waar ik ook naartoe zal gaan of nog even blijf
je kent mijn naam en meer nog je kent mij
anke labrie
anke schrijft in een soort van overgave de woorden op. de machteloosheid vorm gegeven in een paar machteloze woorden. de vermoeidheid spreekt als de krachten het begeven.
Hoe mijn mond het schot en de keel het mes niet vreest
hoe ik het niet uit mijn hoofd krijg die hele hoogzomer lang door leefde dat dag nacht werd en nacht hemel deken die al mijn smachten dekte
het woordenloos verpozen waarin we ons goudvis wisten – bewogen naar zuurstofschuld en ademnood tot de bodem gingen en beschonken
van het hoog gehalte liefdesvocht ons opstuwden en -joegen in de roes van roodborst en nachtegaal, de vogel die zich niet kooien noch roven laat
hoe we ons met huid en haar, nauw nader nog dan spiegelbeeld en water kwamen – niet uit te vlakken vlekken in het lijf brandden – het gat in de tijd
dat ik alleen uitwonen en – zingen mag blijven zal als dichter zo onbegrijpelijk grijpbaar jou nabij in handgesneden vel
09-06-2019 Cartouche
de passie – modern woord – iedereen gebruikt ineens het woord passie – de passie spat er van af. wordt het niet eens tijd dat we CARTOUCHE in een bundel kunnen lezen. strak geredigeerd dat wel – uitzonderlijke talenten laten zich niet in de regie stoppen – weten we ook – maar anders krijgen we nog een micha wertheimpje – 2 en een half uur briljante comedie zag ik gisteren in de meervaart – doodvermoeiend – anderhalf uur is echt veel sterker – en doet niets af aan de briljantheid. zo is het ook met Cartouche en eigenlijk ook met dit gedicht.
hoe ik het niet uit mijn hoofd krijg die hele hoogzomer lang door leefde dat dag nacht werd en nacht hemel hoe we ons met huid en haar, nauw nader nog dan spiegelbeeld en water kwamen – niet uit te vlakken vlekken in het lijf brandden – het gat in de tijd
Ik heb deze week niets meegemaakt. Wel een heleboel mensen ontmoet die heel veel hadden meegemaakt. Maar dat is hun verhaal en kan ik hier niet vertellen. Dan schend ik hun privacy. Er was wel een bliksem en donder storm. Die veel mensen wakker hield En een massale boomomval heeft veroorzaakt. Die raadselachtig is. Er is een boom op een woonboot gevallen. En een tweede boom viel net naast de ernaast gelegen woonboot. In de ene woonde niemand, in de andere een oude man. Er zijn honderdvijftig bomen omgevallen in de stad.
Gek genoeg vaak een aantal naast elkaar. Alsof ze er sámen genoeg van hadden om daar nog langer te staan. Misschien vonden ze hun plek niet meer leuk, of waren ze moe. Het luchtfilteren in een steeds viezere stad is een hels karwei. Misschien konden ze niet meer tegen het geluid van rolkoffertjes. Hoe zo’n praktische uitvinding tot zoveel geluidsoverlast in staat is. Misschien hadden ze genoeg van al die zware vrachtauto’s. Die bouwmateriaal brengen en uren staan te trillen op hun plek. Wellicht knapt er dan wat, in hun binnenste, zo wortel voor wortel. En dan kunnen ze zich niet meer staande houden bij windkracht tien. Plots staan ze te dansen en zijn helemaal los, wuivend in het weerlicht. De rollende zware donders als helse dansmuziek doet de rest. Misschien was wel het een complot van de bomenmaffia.
Die kleine explosieven aanbracht bij hun wortels, het onweer als dekmantel. Ze zeggen dat bomen kunnen communiceren. Helaas verstaan wij nog geen bomen taal. Ik zag in California, de grootste bomen van de wereld. De sequoia. Die staan er al duizenden jaren, een grote gemeenschap van reuzen. Een boom in de stad leeft nooit zo lang. Maar beleeft wel veel meer. En dat is meer dan ze kunnen hebben. Met hun fijn besnaarde zielen en hun doorgefokte genen. Hun tijd komt eerder, hun diensten zijn zwaarder, hun plek beperkt.
En als er één gaat, gaan er meer. Alleen sterven is zo eenzaam. Dus fluistert hun communicatie netwerk in de bliksem en donder. Dan vangen ze de wind, en wiegen tot ze kraken, om boem, krak Boem krak beng. Dan wachten tot het zagen. Blijft leegte, een gat, een plek waar iets moois was, wat er niet meer is. Ook hier komt de waardering te laat, voor wat ze zijn en wat ze doen.
hoe de heren meersman en von solo dachten in 2013 – een neo-dadaïstisch venster op de problematiek van alledag
POMgedichten presenteert de
donderdag column:
VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van
de vaderlandse powezie.
Een heerlijk gevoel. Vrijdagochtend rond tien uur de trein pakken op Rotterdam
Centraal naar Brussel. Heerlijker nog als dat ding ook nog eens op tijd rijdt.
En zo stond ik rond kwart voor twaalf op mijn bestemming. Na eerst de verkeerde
uitgang gepakt te hebben was is na een korte omzwerving dan toch in de hal van
Brussel Centraal beland. Aldaar stond mijn contact al te wachten. De befaamde
organisator van onder andere Poetry Slam België en neo-dadaïst avant la lettre
Philip Meersman. De vraag wat het plan was? Lunch uiteraard! Want daar zijn ze
hier goed in. Philip stelde voor om te gaan lunchen bij La Fleur en Papier
Doré, of voor de wat minder francophonen onder ons Het Goudblommeke in Papier.
Een voormalig trefpunt voor artiesten en dadaïsten. Hier had Hugo Claus zijn
huwelijk met actrice Elly Overzier nog gevierd in bijzijn van sterren als Louis
Paul Boon en Simon Vinkenoog. We zouden dus ongetwijfeld in gezelschap zijn van
een stel interessante geesten. Maar aleer daar te geraken moesten we nog een
ritje met Philip’s Skoda Fabia met kinderzitjes door de bovenstad van Brussel
maken. En zo kwam het dat ik in 10 minuten meer van Brussel gezien heb dan in
alle voorgaande bezoeken daarvoor. En dat met tekst en toelichting. Mijn oren
stonden al zowat te klapperen. Aangekomen in de nabijheid van het Goudblommeke
parkeerden we de wagen. En na een korte wandeling kwamen we een etablissement
binnen dat zich best als een sanctus santorum zou laten omschrijven. Met een
menukaart. En zelfs de bediening sprak accentloos Vlaams. Na de menukaart kort
ingezien te hebben bestelde Philip balletjes in tomatensaus en ik de kleine
spaghetti. Wat we er bij wilden drinken? Zegt u het maar. Kriek Girardin dan,
omdat het kan. De toon was gezet. Kortom, tijd voor het grote Philip Meersman
interview op POMgedichten!
Dichter onder de oppervlakte, deel 4 : Philip Meersman
Von: Philip, eerst een praktisch vraagje, kun je mijn exemplaar van jouw bundel
‘Manifest voor de Poëzie’ nog signeren? Ik vind het een fijne bundel. Heb je er
overigens bezwaar tegen dat ik de vrijheid neem bepaalde gedichten eruit ook op
te nemen in mijn eigen voordrachten?
Philip: Nee, geen enkel bezwaar. Zelf neem ik ook vaak gedichten van anderen op
in performances. Je kunt als dichter geen egotripper zijn. Het is heerlijk om
ook te ervaren waar anderen mee bezig zijn.
Intussen signeert Philip, die naast zijn dichterschap tevens bezig is met zijn
proefschift Kunstwetenschappen en Archeologie, de bundel met een keur aan
schijnbaar onsamenhangende tekeningen en vormen. Hij doet dit echter met zo’n
concentratie dat ik vermoed dat er een idee achter zit.
Von: Je staat bij mij bekend als een avant-gardistische dichter. Hoe zou je
zelf je powezie omschrijven?
Philip: Het is niet alleen de traditionele powezie. Het zijn ook visuele en
klankelementen. Bijna klankpartituren. Misschien een groot woord, maar ik ben
toch van mening dat het een zeker iconisch karakter heeft. Een representatie
van veel wat er achter zit. Een gedicht is een langspeelfilm
Het zijn geen kortfilms. Je moet onder de oppervlakte duiken. Als je een icoon
ziet, dan zit daar een hele wereld achter. Wat dat betreft poog ik mij gerust
Duchampionaans te noemen.
Von: Als in Marcel Duchamp?
Philip: Inderdaad. Je moet het zo zien. Wat daar ligt (Philip wijst naar zijn
bundel) is niet meer van mij.
De lezer doet de interpretatie. Het is The Creative Act (http://eunchurn.com/mvio/Duchamp_Creative_Act.pdf).
Een kunstwerk heeft een maker nodig en een publiek. Pas in de geest van het
publiek ontstaat de kunst. Het is een partituur waar bij wijze van spreken
twintig verschillende mensen twintig verschillende interpretaties aan gaan geven.
Von: In je bundel bespeur ik regelmatig een maatschappelijke betrokkenheid. Wat
is daar de achtergrond van?
Philip: Het is een continue strijd voor geweldloosheid. In België liggen de
verschrikkingen van de Groote Oorlog, of wat jullie de Eerste Wereldoorlog
zouden noemen, sterk verankerd in de cultuur. Nog dagelijks worden blindgangers
en botten opgeploegd in Flanders Fields. Ook heeft dat het landschap blijvend
veranderd. Het was massaproductie ten top gedreven. Mensen massaal op de
lopende band om kapot geschoten te worden.
Von: Hoe reflecteer je dat aan het nu?
Philip: Wat wil je dat ik daar op zeg? Kijk om je heen. Oost Kongo, de Centraal
Afrikaanse Republiek, Somalië, Darfur, het Midden Oosten. Het houdt niet op.
Het gaat om wat er niet in het nieuws komt. Hele volkeren worden afgeslacht.
Ontwikkelingssamenwerking die eigenlijk geen samenwerking is, maar eigen
bedrijven sturen voor winst. Chinezen zijn daar dan nog redelijk straight in.
Die vliegen eigen mensen in en laten tenminste nog een infrastructuur achter
als de zaken gedaan zijn. Wij verpakken dat hier als ontwikkelingshulp. Ik kan
er niets aan veranderen, maar ik kan wel een stem zijn.
Philip: Ik durf zelfs nog verder gaan. Gedeeltelijk heb ik wel respect voor de
internationale Syrische strijders. Je kan daar een parallel met Spaanse
Burgeroorlog trekken. De geschiedenis maakt achteraf toch uit wie gelijk had.
Het is het volgen van een ideaal. In uitzichtloze posities gaan mensen ook rare
dingen doen. Als een zoon ten strijde trekt om daarmee te verzekeren dat zijn
familie tien jaar verschoond zal zijn van de ergste armoede, dan lijkt dat
eerder altruïsme dan politieke overtuiging.
In 2007 was ik in Israël op een Poëziefestival. De rit erheen duurde 4 uur.
Deelnemer uit de Gazastrook deden over dezelfde rit 9 uur.
Von: Dus ga je nu ook strijden in Syrië?
Philip: Nee, het is niet dat ik wil gaan strijden in Syrië, maar het blijft
controversieel allemaal. Het lijkt wel of de grootmachten er gewoon een
testveld van maken. Wij hebben nieuwe raketten, jullie een nieuw raketschild.
Let’s play. Eén Amerikaan staat gelijk aan twintig Afrikanen in menselijke
waarde.
Ik breng dat in het gedicht ‘Stroming’ uit de bundel ook naar voren. Uw mond
niet opendoen is ook schuld in mijn optiek.
Von: Maar wat is nou waar? Ik vertrouw de media niet.
Philip: Je moet meerdere media raadplegen om een idee te vormen. Stel jezelf de
vraag of de waarneming die je doet de werkelijkheid is. Bekijk meerdere zenders
eens over hetzelfde probleem. Raadpleeg CNN, raadpleeg Al Jazheera, neem een
lokale zender. Pak ook France 24 erbij en je hebt een evenwichtiger beeld. Je
bent je als burger verplicht te informeren in de liberaal verlichte
maatschappij. Ik zie mezelf soms als op het bekende schilderij van Delacroix.
Links van de dame met de ontblootte borst staat een linkse liberaal met hoge
hoed en donderbus. Dat ben ik. Een soort anarchistische liberaal. Het gaat om
de absoluutheid van de vrijheidsrechten van het individu. Elke macht
corrumpeert. Bush Jr zou vervolgd moeten veroordeeld worden voor
oorlogsmisdaden met zijn Weapons of Mass Distraction. The Roman Empire is back
again. Of het nou Chinezen of Amerikanen of Russen zijn.
Von: En hoe ziet de wereld er dan over 20 jaar uit?
Philip: Realiteit of Utopia? Tsjah, hoop het beste, vrees het ergste.
Von: En wat zou je dan als ergste omschrijven?
Philip: Het ergste. Armageddon. Geen grondstoffen meer. Weer een wereldoorlog.
Alsof die nog niet aan de gang is.
Von: Ik heb nog niet het gevoel dat er één aan de hand is.
Philip: Awel, ik denk dat we klaargestoomd worden om terug te vallen in een
Neanderthalerstadium
Von: Komt alle scifi dan nu uit?
Philip: De aarde is op. We leven te geconcentreerd. Er zijn gebieden waar,
excusé le mot, veel Lebensraum is, maar wacht maar tot Fukushima leegloopt, dan
eten we allemaal vissen met twee koppen. Neem nou Paaseiland. Ooit stond daar
de laatste boom. En als die gekapt zou worden zouden er nooit meer bomen
teruggroeien. En toch heeft men die boom gekapt. Trek dan even de parallel met
de voorgestelde winning van schaliegas en de exploratie en voorgenomen
exploitatie van de poolgebieden. Bereidt u voor op een nieuwe ijstijd!
Von: Ik zit helemaal op je lijn. Ik ga me voorbereiden.
De serveuse haalt intussen de lege borden weg en vraagt of het heeft gesmaakt.
Philip charmeert de serveuse door te zeggen dat het te gênant zou zijn het bord
verder uit te likken. Even kijken we elkaar aan, en ik besluit mijn mond voor
één keer te houden. We denken allebei hetzelfde. Tijd om voort te gaan.
Von: Maar we zijn inderdaad redelijk diep op de wereldproblematiek ingegaan.
Wat was er ook weer nog meer in de wereld. Oh ja, powezie! Wat is in jouw
optiek nou het wezenlijke verschil tussen de Nederlandse en de Belgische
powezie?
Philip: Geschiedenis. De manier waarop taal wordt gebruik. Rooms Katholiek of
Protestant gebruik. De donderpreek van de dominee tegen het centralistisch
paapsisme van de priester. Of je gelooft in het feit dat verbetering mogelijk
is, of alles al vaststaat. Maar de ontwikkelingen staan niet stil. Er is
natuurlijk de meer academische klankpowezie versus de slamcultuur. Powezie die
grammaticaal symbiologisch is. Taal die taal onderzoekt. In contrast met de
sterke opkomst van de sociale, socialistische en urban powezie die veel meer
uitgaat van maatschappelijke gegevens. Ook in (Noord) Frankrijk neemt deze
cultuur een grote vlucht. Zelf zou ik me ertussenin plaatsen. Powezie gaat ook
over communicatie of het gebrek aan communicatie of het niet willen of kunnen
begrijpen.
Von: Maar is er echt wel zo’n groot verschil?
Philip: Ja. Het is een contextualisering die totaal anders is. Nederland is
opgegroeid met programma’s als RUR. Daartegenover staat een soort
wereldvreemdheid in Vlaanderen. Men heeft geen idee wat er in de wereld
gebeurt. Het is nog nooit zo lokaal geweest. De grootste stap ooit voor mij
persoonlijk was van Sint Niklaas naar Brussel verhuizen. Van Brussel naar de
wereld was de stap maar klein.
En powezie is wat mensen samen brengt. Laatst trad ik op tijdens een
internationaal neo-dadaïstisch spektakel in het Bismarck Centre in Parijs. Daar
waren mensen en artiesten van over de hele wereld. En in een avond van krap
drie en half uur trekt dan een wereld voorbij en zijn er geen grenzen meer.
Von: Hoe staat het eigenlijk met de avant-garde dichterij in Nederland?
Philip: Die is er. Denk daarbij aan dichters als ACG, Rozalie Hirs (http://www.rozalie.com), Jaap
Blonk (http://www.jaapblonk.com)
en Jan Bais (http://www.uitgeverijdebrouwerij.nl/mond-is-spruitje/).
Von: Die laatste drie zoeken we even op.
Philip: Maar het is ook lastig. Wat is avant-garde? Ik trek liefst de
vergelijking met het experiment van Schroedingers kat. In het kort komt het er
op neer dat je een kat in een kartonnen doos doet met een flesje gif. Als het
flesje valt is de kat dood. Dat kun je echter pas vaststellen als je het deksel
van de doos haalt. Daarmee wordt je als observator automatisch onderdeel van de
test. Zo wordt avant-garde ook meestal avant la lettre bepaald. Avant-garde is
een oud begrip waarvan je je mag afvragen of het sowieso nog houdbaar is. Jij
schrijft nu nog een column, maar je kunt je afvragen of automatische column
generators of drones niet gewoon de avant-garde van tegenwoordig zijn.
Het is net zo met dadaïsme. Er kan hoogstens sprake zijn van neo, want alle
dadaïsten zijn al dood. Von: Ja, daarom kan ik ook nooit meer dan een
Neo-Beatnik zijn.
Von: Zijn er dingen waar je je aan stoort in het huidige powezie klimaat?
Philip: Er is te veel publiekspowezie. Geschreven naar het publiek toe. Meer
gebaseerd op consensus dan op uiting van kunst. Zo van tussen-het-rukken-door-pleeg-ik-wel-even-een-gedichtje.
Von: Haha, en dat vertel je de ongekroonde Koning van de Schlagerpowezie? Nou
ja, we zitten hier niet voor mij vandaag.
Philip: Je kunt stellen dat er een duidelijke tweedeling is tussen schrijf- en
voordrachtspoweten.
Ik zal geen namen noemen, maar sommigen zet je beter niet op een podium. Toch
winnen die slams waar vakjurys bestaande uit schrijfpoweten de dienst uitmaken.
Terwijl slam juist veel meer is.
De tekst moet iets zeggen, maar je doet vooral een totaal performance. De
geschreven taal alleen is niet meer het belangrijkste. Kunst en powezie is
zoveel meer. Poëzie is een pentagram waarbij inhoud onlosmakelijk verbonden is
met de vier verschillende verschijningsvormen van poëzie, namelijk de
geschreven, de gesproken, de gehoorde en de gelezen vorm van poëzie. Of zoals
Roubaud in 2009 al zei: een gedicht vormt (a) quartet of forms and a score. Het
iconiserende karakter van het gedicht ligt in het door de ontvanger
gereconstrueerde icoon uit de partituur zelf en de daarachter liggende
poëtische viereenheid.
Von: Zo, Ik heb nog een lange weg te gaan in powezieland. Wat zeg ik? Ik ben zo
goed als net uit het ei gekropen!
Von: Heb je na alles wat al de revue gepasseerd is nog een pakkende uitsmijter
voor de lezers van POMgedichten?
Philip: Ik durf wel te stellen dat alles dat nu gemaakt wordt kan teruggebracht
worden op een werk van Duchamp. Wat daarin belangrijk is, is de spectator. Die
maakt de kunst. Een collega student van me zei dat het dringend tijd wordt dat
er een nieuwe Duchamp opstaat.
Von: Ga jij dat zijn?
Philip: Nee.
De lunchtijd is duidelijk voorbij. Het lokaal is bijna leeg. Intussen is de
stereo aangezet en ‘Life in the fast lane’ van The Eagles staat over de
speakers. We zijn ettelijke uren verder, en nog steeds brand het vuur van
conversatie. Maar mijn hoofd zit zo vol dat we wel naar buiten moeten om al die
gedachten wat ruimte te geven. We rekenen af en Philip rijdt me over de
Hausmanniaanse Anspachlaan naar Brussel Noord. Ik had nog uren kunnen luisteren
en was graag de discussie aangegaan over een keur aan onderwerpen, maar dat zal
moeten wachten tot een andere tijd en plek in Powezieland. Ik heb vorige week
op de Poetsclub in ieder geval nog een gedicht van Meersman uit Manifest voor
de Poëzie ten beste gegeven. Zo breng je de wereld toch weer wat dichterbij.
Het vervolg van dit neo-dadaïstische venster op de problematiek van alledag
elke donderdag op POMgedichten in VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE
LAND!!!
VON SOLO vanavond geheel vernieuwd hier op de pom
Gepost door Pom Wolff op 2013/10/9 23:00:00 (1097 keer gelezen)
Van die dag bleef alleen de kracht de stilte van het ochtendlicht, dat voorzichtig opkroop uit het gras de volte van een oogopslag
die zich toonde toen de trein traag langszij gleed naar verlengde groenestraat van heijendaal in richting kleef
Cartouche
laatste nieuws: De binnenstad van Kleef, een Duitse stad net over de grens bij Nijmegen, wordt woensdag aan het einde van de middag ontruimd vanwege de ontmanteling van een bom, meldt de gemeente.