Merik van der Torren: ‘Straks klussen de smeerlappen weer…’


Hoi Pom,
de recente storm in de nacht van woensdag op donderdag en de bouwwoede van Amsterdam, brachten me tot deze tekst, in de bijlage,
 
Groet, Merik


Storm

Straks klussen de smeerlappen weer;
dakpannen vallen tot gruis, bomen ontworteld,
hagelstenen als eieren zo groot
verwonden mens en dier.
 
Voor gloednieuwe winkels verrijzen
en woningen spik-en-span
klussen de smeerlappen weer;
nog wat groenige rotzooi opgeruimd,
nog wat scharrelen bij de plinten weggejaagd,
 
Nieuwe tijden

Share This:

Ditmar Bakker leert Sander Meij vertalen – van brontaal naar doeltaal en niet andersom svp.

Ditmar Bakker legt collega Sander Meij eens even haarfijn uit hoe het zit met dat vertalen: een college van brontaal naar doeltaal!

Sander Meij ooit over de informatiedichtheid van Ditmar Bakker: “De wederom in badjas gehulde Ditmar Bakker, die de eerste ronde afsloot, is op z’n minst een dichter die altijd vragen oproept. En daarom wordt hij zowel geprezen als verguisd. Hoe het ook zij, ook op deze avond  overstelpte hij zijn publiek op verontrustend olijke wijze met ollekebollekeachtige gedichten waarin vaak een zwartromantische fascinatie voor viezigheid doorklinkt. Althans, als ik een en ander goed verstaan heb (neem bijvoorbeeld ‘de aars bewrat’). Dat goed verstaan ligt trouwens niet alleen aan mijn gebrekkige gehoor, maar ook aan de informatiedichtheid die Ditmars werk kenmerkt. “.

Ditmar Bakker legt collega Sander Meij eens even haarfijn uit hoe het zit met dat vertalen: een college van brontaal naar doeltaal!

I. Met Meij in het haar met Meij
De onvolprezen S.M. vond eerder bericht geraaskal—handschoen genoeg om één en ander euhm, ah, *doorzichtiger* te formuleren voor de beste man. Centraal staat de strategie van het vertalen, waarin ik mij discipel (hihihihihi—zoek maar op) van Nida waan. Grond genoeg om één en ander te verduidelijken en middels een voorbeeld te expliciteren.
                Wanneer over ‘vertaalstrategie’ wordt gesproken raak ik altijd een beetje driftig: er ligt immers een tekst in een brontaal die er moet komen te liggen in een doeltaal. Vormaspecten dienen daarbij waar mogelijk behouden te worden zonder geweld aan de inhoud te doen. Een werk dat op rijm is geschreven reproducere (want modulaties ten spijt is het resultaat toch een soort reproductie—één die hopelijk gelijk Pygmalions beeld leven in te blazen valt) men dus men gebruikmakend van een vorm van rijm in de doeltaal, of haar literair-cultureel (want door taal) bepaald equivalent in vertaling. 
                In Filter wordt dergelijks door vertalers wel omschreven als maximaal vertalen. Nu, daar ben ik helemaal vóór—de huidige trend van rijmende verzen hertalen tot proza[1] begrijp ik niet. Het aan Frost toegeschreven adagium volgend gaat er opeens wel véél verloren, immers. Of ging het soms gewoon om rijmend proza?! Een onoplosbare kwestie… 
                Er moet nu echter gesproken worden over een strategie; hierbij vermeld ik dan maar dat ik het concept van Eugene Nida’s ‘dynamische’ versus ‘formele’ equivalentie aanhang, hier toegelicht middels een (volgens Filter apocrief[2], maar dermate beeldend dat het op de Pom niet misstond, zo dacht ik) verhaal over de Inuit, een zeeleeuw en het lam Gods. Waarmee ik eigenlijk de clou al weggeef—god, ik kan mijn tong wel afbijten.
                Het verhaal volgend, zou Nida hebben verteld over het probleem van vertaling van bepaalde begrippen rondom de Abrahamitische God naar (literaire) culturen die het concept van enkele van die te vertalen begrippen of ‘woorden’, in het geheel niet kenden. Het genomen voorbeeld is nu dat van het Lam Gods. In het Engels simpelweg te vertalen als het lammetje van god: The Lamb of God. Europese doeltalen, onder anderen door schaapshoeders gesproken, ondervinden weinig problemen wanneer zij het Lam Gods in hun formeel equivalent voorgeschoteld krijgen. Wat, echter, te doen wanneer het volk dat de doeltaal spreekt (in dit geval een vorm van Inuit) in het geheel geen schapen kent—en een lief lam dus evenmin? Een neologisme vormen dat het dier in al zijn eigenschappen omschrijft? Nee, zei Nida: in dat geval zoeke men een dynamisch equivalent, dat de gevoelswaarde van het originele concept zoveel mogelijk overbrengt in de cultuur van de doeltaal. In het geval van de Inuit werd het lammetje een jonge zeeleeuw. 
                Immers is een zeeleeuw net zo onschuldig, net zo blank, waarschijnlijk—een optelsom van de verschillende connotaties die het woord voor het concept bij zijn lezers moet oproepen.
                Zo er zich problemen voordoen bij het omzetten van een begrip—hierbij wil ik opmerken dat het woord ‘begrip’ voor mij als vertaler zowel woord als concept behelst, als het ware als hors-texte (want die is er natuurlijk wèl, en zij zweeft tussen dichter en vertaler)—naar een woord of woordgroep in het Nederlands, tracht ik te zoeken naar een dynamisch equivalent waar het formele niet voldoet, ofwel door semantische (het begrip bestaat niet, zoals bij het lam en de zeeleeuw) of nuanceringsproblemen (de connotationele waarde van het woord in de doeltaal wijkt dermate af van die in de brontaal dat overzetten problematisch is), ofwel door problematiek in het behouden van vormaspecten, doordat het voor de hand liggend formeel equivalent—bijvoorbeeld—in eindrijmpositie staat en een uitgang vraagt die in het Nederlands volstrekt niet gangbaar is. In dergelijke gevallen kan een dynamisch equivalent uitkomst bieden—en dit is nog in lijn met het ‘maximaal’ vertalen zoals hierboven genoemd ook. Laat ons een bekend sonnet ter hand nemen—één van de koningin van het 20e-eeuwse light verse: Dorothy Parker.


ON AN ALPINE NIGHT
My hand, a little raised, might press a star—
Where I may look, the frosted peaks are spun,
So shaped before Olympus was begun,
Spanned each to each, now, by a silver bar.
Thus to face Beauty have I traveled far,
But now, as if around my heart were run
Hard, lacing fingers, so I stand undone.
Of all my tears, the bitterest these are.

Who humbly followed Beauty all her ways,
Begging the brambles that her robe had passed,
Crying her name in corridors of stone,
That day shall know his weariedest of days—
When Beauty, still and suppliant at last,
Does not suffice him, once they are alone.
 
[D.P.]

II. Naar een maximale vertaling
Men mag van een vormvast dichteres die een klassieke vorm ter hand neemt verwachten dat de uitwerking hiervan dan ook op de klassieke manier vergaat, en in zekere zin is dat ook zo bij dit sonnet. 
                Vóór vertaling een lezing en voorzichtige analyse—men kan geen begin vertalen als men niet weet hoe het sluit. De titel geeft al aan de lezer aan dat er sprake is van een vertelsel, een inhoudelijk gebeuren, rondom een Alpennacht, of een ‘Alpse nacht’ dan wel ‘nacht der Alpen’, letterlijker. De eerste regel zet onmiddellijk het décor: de protagonist, uitgaande van anekdotiek, of het lyrisch ik, uitgaande van lyriek, bevindt zich op een plaats die zó dicht op het uitspansel zit, dat het eenvoudig oprichten van een hand haast tot de sterren reiken doet. Dit uitkijkje wordt gedurende het eerste kwatrijn verder uitgesponnen, zoals het uitgespannen was in ijzige toppen sedert de Olympus zelve stond. 
                Hier dien ik iets op te biechten—alleen in gevallen waar de vorm dit absoluut noodzakelijk maakt, maak ik na lezing een structurele analyse van het werk. Vaker is het zo dat tijdens lezing al wat schichtjes door het hoofd schieten, aanzetjes tot verdere vertaling. Die vangen meest aan met de eerste regel, zodat dát de plaats is waar ik liefst begin, en waarbij ik dáármee toch ook uitga van de meest aan de wortel, de oorsprong, liggende plaats waar de oorspronkelijke auteur zelf tevens begonnen moet zijn geweest vóór afwerking van het geheel—hoeveel revisies het werk dan ook mag hebben gekregen. Dat—in het kader van een ‘tactiek in vertaling’, wellicht—toegevoegd, op naar het tweede kwatrijn.
               Waar met “Thus to face beauty” het thema van het geheel nader tot uitdrukking komt: het lyrisch ik is, parafraserend, naar verre, mooie oorden gereisd zoals nu de alpen, maar weent toch bittere (de bitterste!) tranen ooit, vanwege de harde, wringende vingers die nu wel om het hart lijken te liggen. 
                De chute in het geheel maakt de weg vrij voor een moraliserend sestet, waarin aangegeven wordt (onder andere middels een enigmatisch beeld; “begging the brambles”, met bijbelse connotaties) dat de allegorische Schoonheid, steeds met hoofdletter geschreven en daardoor zowel mogelijk refererend aan een concept als aan een concrete invulling van die schoonheid, niet voldoet, “once they are alone”. Dit beeld wordt verder verbeeld door het eerder genoemde “begging the brambles” en “corridors of stone”—die zoveel kunnen beduiden en niet automatisch gelijkgesteld mogen worden met de muren van Manhattan. Het grossiert in superlatieven: “bitterest tears”, “all her ways”, “weariedest of days”, “at last” en emotioneel geladen werkwoorden als “begging”, “crying”. Het effect is bepaald te zeggen dramatisch, met een hoofdrol voor de geschaakte schoonheid—geschaakt!—en ‘the days of man’ in het sestet, waar het lyrisch ik door het gebruik van mannelijk gekleurde pronomina in r. 12 en 14 vrijwel ontkoppeld raakt met datgeen uit het kwatrijn (specifiek het “I” in r. 7). 
                Tot dusver een aanzet tot analyse die enkele zwaartepunten voor het eindresultaat aangeven: we zetten in op een sonnet dat het oorspronkelijke rijmschema in volgorde en aantal rijmen volgt. Twee kwatrijnen die plaats, handeling en persoon weergeven en een sestet-vol-moraal. Zijn er pijnpunten te vinden vóór vertaling? De derde regel lijkt in het Nederlands wat wollig en lang te worden als we die helemaal willen vertalen. Wat is voorts een ‘silver bar’ precies in het Nederlands? En worden toppen bij ons wel gesponnen? Er valt ook niet veel garen te spinnen bij de uitgang – onnen: ge/ver/wonnen, be/verzonnen, geronnen…weinig bruikbaars.
                Zoals ik bekende begint een vertaling meest het ‘fijnst’ aan het begin van het gedicht, en dat laat zich nu vrij probleemloos in een jambische pentameter vertalen: ‘Mijn hand’, want dáár begint het nu eenmaal mee, die hand die opgericht wordt, raakt haast een ster. Bam, dat staat. Om het naadloos te laten passen maken we er “Mijn hand, wat opgericht, raakt haast een ster” van. We hebben ons dan voorlopig gecondamneerd tot een op het eerste gezicht wat schaarse rijmuitgang -er (ster, ver, er, …) als we ons realiseren dat ook Jupiter op die Olympus woonde, en die toch ook behoorlijk oud was of is naar hedendaagse maatstaven. Dat biedt een uitgangspunt—hoewel er van een mythe waarin Jupiter bergen maakt geen sprake is, zal de metonymische verschuiving de meeste lezers niet hinderen.
                Tijd om een tweede uitgang te kiezen dus. Hier merke men op dat het origineel uitgaat van enkel mannelijke rijmuitgangen. Van een codespraak in uitgangen lijkt geen sprake te zijn, noch worden er vreemde streken met het rijm uitgehaald. Het lijkt dus een vormaspect dat dermate weinig definiërend is voor de volledigheid van het werk, dat we er ons enige speling in kunnen veroorloven, zodat een mannelijk rijm niet per sé noodzakelijk is. 
                Wel moet er gekort worden. “Where I may look”—Ik zie. We hebben de persoon al in de bergen geplaatst—of dat doen we nu door als werktitel ‘Op een nacht in de Alpen’ te nemen samen met die eerste regel en ik zie slechts…ijzige? Nee, wítte bergtoppen, waarmee we dat ‘spun’ toch nog een beetje in de witte wol(ken) op de toppen laten rusten. En dan is het even puzzelen…we kunnen Jupiter nu wel mee laten doen, maar we hebben nog een extra rijmwoord nodig. Eerst opschrijven maar, waarmee een aanzet wordt gezet tot het eerste kwatrijn. Als we nog losser werken en proberen dat later op te lossen, proberen we die ‘siver bar’—een zilveren streep? Is dat mooi Nederlands?—te laten rijmen met een eerder gebruikt element in rijmpositie en hechten het aan elkaar. Zo komen we aan het eerste kwatrijn, maar we zien dat we het omarmende rijm nu al losgelaten hebben en een (toch mannelijk!) kruisend rijm hebben geconstrueerd. 
                Nu is het zo dat Parker een Petrarcaans schema gebruikt, waar wij nu een aanzet toe hebben is een Siciliaans schema (ABAB). Besloten wordt, het kwatrijn te laten staan, eenzelfde kruisende variant te nemen voor het tweede kwatrijn van het octaaf en te zien of het ons iets evenwichtigs oplevert. Waarschijnlijk heeft de cadans van twee terugkerende rijmklanken in het hele octaaf méér van doen met het totale effect van het rijm, dan de precieze manier waarop dit geschikt is. Met andere woorden: het is waardevoller twee rijmklanken te gebruiken in iets andere schikking dan het origineel, dan het aantal rijmklanken te vermeerderen. Er wordt dus een knieval gemaakt waarbij zoveel mogelijk van het originele effect wordt getracht te behouden.
                Om dit toch in elk geval te doen slagen moet nu verder gewerkt worden met de uitgangen     -ier en -er. Far/ver ligt voor de hand en resoneerde wellicht al in het hoofd bij het neerschrijven van ‘ster’, naargelang er vingers gebruikt worden ligt ‘manier’ in zekere zin ook al op de loer (oorspronkelijk Lat. manus, hand). Verder lijken de ‘wrangste tranen’ in zekere zin equivalent met ‘bitterest tears’. We willen in elk geval het ‘er’ en ‘ver’ erin fietsen als er een rijm door het hoofd flitst voor de laatste regels: van ‘of all’ maken we ‘tot zover’ en om Schoonheid in regel 5 daadwerkelijk met het gezicht toe te treden reizen we wel ‘ver’, maar met haar ‘in het vizier’ rijmend! Waarmee we ‘ver’ letterlijk kunnen gebruiken in de vijfde regel maar het rijke rijm ermee in de laatste regel van het octaaf kwijtraken. Het verplaatsen van ‘lacing’ naar de zesde regel in vertaling, waarbij we er steeds voor opletten jambisch te werken en daarbij haast de vingers van onze linkerhand verrekken, als ‘verstrikkend’, en de opvolging door het typisch Nederlandse woordje ‘er’, dat immers zo vaak ingevoegd kan worden en ruimte biedt tot explicitering of duiding van het voorgaande; die twee zaken bieden de ruimte om het octaaf goed af te kunnen hechten. 
                Om er vervolgens achter te komen dat het schema inderdaad weinig meer weg heeft van het oorspronkelijk Petrarcaanse. Voor nu laten we het als het is en begraven ons in het argument dat het behouden van de twee rijmklanken in het octaaf het voornaamste is, ongeacht hun volgorde—grof gezegd. We willen voort met het sextet, en de klanken van het nieuwe schema zijn niet onsierlijk.
                Het sextet wordt makkelijk begonnen met het bezwerende ‘wie’, waarna we vrij letterlijk kunnen vertalen, een elisie lezend om het jambische metrum vol te houden, waarbij we plaats van lijdend voorwerp (Schoonheid) en vervoegd werkwoord (volgde) omdraaien om de Nederlandse vervoegde bijzin te maken die de langere zin, waar het sextet immers idealiter in zijn geheel uit zal moeten bestaan, moet ondersteunen. Het ‘schaken’ zit nog steeds in ons hoofd en we maken de mentale notite ‘schaken/raken/maken’ om te zien of het passen zal. 
               Wat vorsen is nodig voor het mysterieuze ‘begging the brambles’: welk beeld tracht dichteres hier op te roepen? Dan doemt de arenlezende Ruth op voor het geestesoog der lezer: te zien valt hoe schoonheid in zijn of haar jak achtervolgd wordt door een ik, zij het niet direct het lyrisch ik uit het eerste octaaf, maar één dat eerder De Mens omvat. De mens jaagt Schoonheid na en leest daarbij ‘the brambles’, de prikkende struiken, die, om de alliteratie met ‘begging’ niet helemaal te verliezen, vertaald worden als ‘steekstruiken’; gelijk Ruth aren las, op zoek naar stofjes, plukjes van die mantel, restjes van een Schoonheid. 
                Het probleem dat zich hier als vanzelf opwerpt wordt opgelost met een interjectie, een vraag als in het luchtledige: “door haar kleed geraakte?”, gescheiden door een gedachtestreep. Daarmee wordt ook de bijbelse connotatie (“in het boek Genesis spreekt men van kleed”) niet geheel losgelaten, daarnaast biedt zulks ruimte om de verleden vorm van dat schaken in te voegen in het geheel: “die uiteindelijk geschaakte / hem niet voldoet, getweeën dan alleen” dat als vanzelf ook lijkt te rijmen met de steen die nog nodig is in de derde regel van het sestet—het Engels rijmpaar alone/stone is vriendjes met het Nederlandse! 
                Daarmee lossen meer zaken op: het enjambement in het Nederlands (“overal / steekstruiken lezend”) wordt opgevangen met zijn -al klank door de toekomende tijd in de derde persoon van het werkwoord ‘zijn’ in het Nederlands: ‘weariedest’ laat zich voorts vertalen met ‘triestste’ in gelijkend mondgevoel en -geluid, en schakeert zich naast de vertaling voor ‘will know’. Verkregen wordt “De triestste van zijn dagen kennen zal / als Schoonheid, die uiteindelijk geschaakte / hem niet voldoet, getweeën dan alleen.” De hier toegepaste inversie laten we de lezer dan, als om eraan te herinneren dat het niet alles in steen gebeiteld blijft. Noem het liever een dichterlijke vrijage met het Engels, waar de reproductie immers vanaf stamt, dan een dichterlijke vrijheid—die zijn er immers voldoende tegenwoordig, zo u mij een persoonlijke noot toestaat: neem een zaadgrage edoch manloze teef als hanna pest, waar ik, tussen haken, mijn hond nog vanaf zou schoppen, die de vrijheid nam mijn geestelijke vermogens te betwijfelen—waarschijnlijk in razernij over haar met de dag onvruchtbaarder gerakend baarmoederwand. Kon je die maar opnieuw behangen, meid—dan kwam er tenminste eens wat plaksel op.

EEN NACHT IN DE ALPEN
Mijn hand, wat opgericht, raakt haast een ster—
Ik zie slechts witte bergtoppen, die hier
Het landschap vormen sinds ooit Jupiter
Hen bond met ijs—een zilveren rivier.
Ik reisde ver, met Schoonheid in ’t vizier,
Maar nu is ’t als lag hard, verstrikkend, er
Een koude hand om ’t hart, op die manier
Mijn wrangste tranen trekkend, tot zover.

Wie need’rig Schoonheid volgde, overal
Steekstruiken lezend—door haar kleed geraakte?
En om haar schreeuwend, steeds omhuld door steen,
De triestste van zijn dagen kennen zal
Als Schoonheid, die uiteindelijk geschaakte,
Hem niet voldoet, getweeën dan alleen.

[D.B.]


[1] De voorbeelden zijn te talrijk om te noemen, maar een tendens is het waaraan steeds meer dode dichters ten prooi vallen. Wat, u wilt wèl voorbeelden? Goed: Biesheuvels vertalingen van het Middelnederlands. Een onrijmende Divina Commedia. Een hertaling van de exquise vertalingen-in-verzen van Marie de France door Kisling & Verhuyck in proza! Zelfs Apollinaire verging het niet beter sinds Kiki Coumans verdronk in zijn alcoholisch rijm en het dus losliet. Wee ons!

[2] Zo werd op de digitale rubriek ‘Vrijdag Vertaaldag’ uit de doeken gedaan.

Share This:

Jolies Heij – deze week is dichteres zoekende en ze heeft ’t niet gevonden

tegen beter weten in
 
ik zocht je onder kiezels en korrels
en onder het bladgoud
het stof op de staande klok
 
ik zocht je in glazen bollen
pandora’s doos
pijpenlades en piratenkisten
 
ik zocht je op affiches
op sneeuwende schermen
in schreeuwerige koppen
 
ik zocht je in verhalen
verzinsels, leugens, illusies
de lege zalen na het applaus
 
ik zocht je met een lantaarntje
met een wichelroede in een hooiberg
ik zocht de jij in jou
 
je wilde niet gevonden worden
kwijt is liever dan rijk
het omhulsel werkelijker dan het lijf
 
    
Jolies Heij 


jolies is vandaag lekker drieregelig bezig. bijna tegen  beter weten in – lezen we in  de titel van het gedicht –  ze is koppig – en zie daar een heerlijk leesbaar gedicht – vol in de juiste vorm gezette emotie – een heel ander mens deze jolies heij en deze week is dichteres zoekende –  ze heeft niet gevonden – een heerlijk drama. liever zoekende dan de allesweter die het zo goed weet voor zichzelf en voor ons allemaal. toch nog net in de laatste strofe het moralisme dat we liever niet tegenkomen in een gedicht. ‘ik zocht de jij in jou’ de laatste regel in de voorlaatste strofe is een prachtige afsluiter.

moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan  vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.

Share This:

KB in M&M op de maandag: ‘de kudde stuift een losse steen doet taal verzinnen….’ beumkes voor u!

Lieve Pom


Hier dan mijn gedichtje op Pinksteren


Oase


Stofplaats op schaapsscheerdersgrond
waar een keutel makkelijk maansteen wordt
ik ons voor de grap uit de linkerdroomduim zuig
lam ben van klappen in mijn handen nu
de kudde stuift een losse steen
doet taal verzinnen.

Ik kan je wegkrabben uit alfabedden
hier ook blijven tot wind is aangewakkerd
iets van a naar b verzetten en als ik regen vang
een waterplaats openen.

Vergelijk me daar hoe de dijk mij
nietiger en kleiner maakt
het maakt in leegte niet langer uit
ik ben beslist geen open oase
dat weet je zelf ook.


Muziek:Herman van Veen en Edith Leerkes  – Onderaan de dijk https://youtu.be/qVsmkKufm3w


Geniet van een lekker bakkie koffie, ga ik ook doen.


Liefs!



Karin

voor karin

ook ik was ooit te texel
en zag de schapen
kon van de wol geen poëzie maken
 
dronk grandmarnier
de vlakten steeds meer uitdijend
overal  beesten
 
enorme beesten enorm veel wol
het land geworden
wat het land altijd al wilde

in de verte zag ik haar
gebogen over papier
én heel het eiland glom
als de wang die ik zoende
 

pom wolff

Share This:

ERIKA de Stercke kwam in de spambox terecht

late avonden

Op een avond
leg je
verhalen in de ogen
van meisjesschoon
hoe jongensjaren door
avontuur wandelden

ze luisteren
als van nature uit
verwachten veel
in een glimlach
die naar de hemel reikt

iets gekrompen
de sigaret in designhanden
jouw haar bijna pluimpjes
en een stem als fluweel
om in te verdrinken

door de straten laveren
je benen, ze laten
het zachte zuchten achter
zelfs een hond, hongerig
op dit vleermuizenuur kijkt
verbaasd om

Erika De Stercke

Share This:

PETRA MARIA wint de enige echte virtuele – hoe onbereikbaar zij/hij ook was (of geworden is) – in poëzie kunnen we tenminste liefdevol terug kijken – trofee op pomgedichten? kortom wie wint de onbereikbaarheidstrofee op pomgedichten? en voor CARTOUCHE het zilver

dichters dank jullie wel! de wedstrijd gesloten lieve lezers – we ontvingen prachtwerken over onbereikbare liefdes van voorbij om welke reden dan ook. er werd gehuild. en ach ja waarom ook niet. er werd geschreven passievol dat de stukken er van afvlogen. lees de commentaren onder de gedichten dan begrijpt u waarom ik deze week goud aan petra maria geef en cartouche het zilver. wensen we jako nog de mooiste dingen die we hem kunnen wensen. danken we jolies voor haar drieregeligheid. en herhalen we een keer iets van de poetica van deze site:

moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan  vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.


HET VERSTE WEG

er zijn soms dagen
dat het lijkt alsof
we weer samen zijn
zomaar

de hemel zo blauw
het kan niet anders
dan bedoeld

dan fiets ik langs het huis
een hand schuift het gordijn
alsof ik word verwacht

bij de voordeur sijpelt
het besef
van alles wat ik ooit
verloor
ben jij het verste weg

Petra Maria
8 juni
te Mechelen, Limburg no less


onze petra maria struint wat af in de vakanties en op pinksteren. om geheel verlicht weerom te keren. maar het verste weg blijft toch die ene geliefde. mooi beeld. die drie laatste regels die dodelijk aankomen:
 
van alles wat ik ooit
verloor
ben jij het verste weg

ja zo doe je dat – zo weten dichters onmogelijke thema’s in een paar woorden weer te geven. vanaf vandaag mag petra maria zich dichter noemen. deze regels neemt niemand haar ooit nog af.
  • Petra Maria: van alles wat ik ooit verloor ben jij het verste weg
  • Frans Terken: en nergens een echo om je dichterbij te halen
  • Jolies Heij: ik zocht de jij in jou
  • Rik van Boeckel: van eenheid naar verdeeldheid
  • Marc Tiefenthal in de dapperstraat
  • Anke Labrie: je kent mijn naam
  • Cartouche: zo onbegrijpelijk grijpbaar jou nabij

Hoi Pom, Wilde graag meedoen, maar redde het niet. Teveel vervelende dingen aan mijn hoofd. Volgende keer weer.  Fijne Pinksterdagen nog. Heb het goed. Groet van Jako.
ai jako ik hoop niet TE vervelend ziekte stress ellende familie jijzelf? ik wens je liefs toe en dat dat mag helpen – pomgedichten kan eigenlijk niet zonder jako xxx

wie  wint de enige echte virtuele – hoe onbereikbaar zij/hij ook was (of geworden is) – in poëzie kunnen we tenminste liefdevol terug kijken –  trofee  op pomgedichten? kortom wie wint de onbereikbaarheidstrofee op pomgedichten?

ja dichters het thema onbereikbaarheid is aan de orde – een voor veel onrust in een leven zorgend themaatje. zeker in het leven van dichters. de tot mythische proporties uitgegroeide onbereikbare liefste – hoe het in hoofden spoken kan – totdat het over is en voorbij. totdat je niet meer kunt begrijpen dat zo een personage iets in je leven betekende. een fenomeen om voor altijd op terug te kijken maar dan wel liefdevol. U kent de regels – Uw webmaster is juryvoorzitter deze week met menselijk commentaar.

de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10 uur 30. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. commentaar als altijd verzekerd.


zand
 
om het zo te schrijven
dat het niet opgaat in de tijd
 
soms nog bang
om door te ademen
het weg te blazen
 
zoals alles
wat in zand geschreven is
weer zand wordt
 
zoals het was
los en in alles machteloos
 
pom wolff
HET VERSTE WEG

er zijn soms dagen
dat het lijkt alsof
we weer samen zijn
zomaar

de hemel zo blauw
het kan niet anders
dan bedoeld

dan fiets ik langs het huis
een hand schuift het gordijn
alsof ik word verwacht

bij de voordeur sijpelt
het besef
van alles wat ik ooit
verloor
ben jij het verste weg

Petra Maria
8 juni
te Mechelen, Limburg no less


onze petra maria struint wat af in de vakanties en op pinksteren. om geheel verlicht weerom te keren. maar het verste weg blijft toch die ene geliefde. mooi beeld. die drie laatste regels die dodelijk aankomen:
 
van alles wat ik ooit
verloor
ben jij het verste weg

ja zo doe je dat – zo weten dichters onmogelijke thema’s in een paar woorden weer te geven. vanaf vandaag mag petra maria zich dichter noemen. deze regels neemt niemand haar ooit nog af.
 
Echo

Dat ik hier vastgeklonken
aan wortels en huis
terwijl jij een pelgrimstocht
op weg naar een vermeende god

een geest die je met vurige tong
inpalmt en zo over je beschikt
het snoert mij de mond
nu hij het voor het zeggen heeft

ik hoor het gras groeien
hoe het je voetafdrukken vult
het spoor overwoekerd
onder al het onkruid amper te zien

zoals jij er al niet meer was
toen je naast me op de bank
je stem stiller dan eerder nog
op afstand zuiver te horen

en nergens een echo
om je dichterbij te halen

FT 08.06.2019


frans heeft vandaag de pech na petra maria gelezen te zijn. en natuurlijk wordt hier ook een menselijk drama weergegeven op een uitzonderlijke manier – maar net tussen een teveel aan woorden – als het ware in een verklarend verhaal daar waar poëzie op zich al indringend genoeg en compact genoeg is – bijna geen verhaal om zich heen verdraagt:
 
zoals jij er al niet meer was
toen je naast me op de bank


de laatste 6 regels verdragen de eerste drie strofen niet:
 
zoals jij er al niet meer was
toen je naast me op de bank
je stem stiller dan eerder nog
op afstand zuiver te horen
en nergens een echo
om je dichterbij te halen

tegen beter weten in
 
ik zocht je onder kiezels en korrels
en onder het bladgoud
het stof op de staande klok
 
ik zocht je in glazen bollen
pandora’s doos
pijpenlades en piratenkisten
 
ik zocht je op affiches
op sneeuwende schermen
in schreeuwerige koppen
 
ik zocht je in verhalen
verzinsels, leugens, illusies
de lege zalen na het applaus
 
ik zocht je met een lantaarntje
met een wichelroede in een hooiberg
ik zocht de jij in jou
 
je wilde niet gevonden worden
kwijt is liever dan rijk
het omhulsel werkelijker dan het lijf
 
    
Jolies Heij 


jolies is vandaag lekker drieregelig bezig. bijna tegen  beter weten in – lezen we in  de titel van het gedicht –  ze is koppig – en zie daar een heerlijk leesbaar gedicht – vol in de juiste vorm gezette emotie – een heel ander mens deze jolies heij en deze week is dichteres zoekende –  ze heeft niet gevonden – een heerlijk drama. liever zoekende dan de allesweter die het zo goed weet voor zichzelf en voor ons allemaal. toch nog net in de laatste strofe het moralisme dat we liever niet tegenkomen in een gedicht. ‘ik zocht de jij in jou’ de laatste regel in de voorlaatste strofe is een prachtige afsluiter.

moralisme liever niet is natuurlijk geen algemeen geldende regel – van henriette roland holst tot aan  vinkenoogtijden vierde moralisme hoogtij in de poëzie. op de pom hier niet. niet dat we de lárt pour lárt aanhangen – nee dat asjeblieft ook niet – wij van hier propageren de kracht van de taal – dat die de harten zal raken – dat de lezers diep geraakt zullen omvallen en niet meer gereanimeerd kunnen worden. dat is waar we het allemaal voor doen.
Dansend geheugen

Zoals ik met jou danste
in de bossen voorbij het geluk

het ritme dreunde na in ons
vertrokken van eenheid naar verdeeldheid

aan het strand huilen schelpen
als elke streling herinnering wordt

de dagen schuldbewust verder trekken
naar een wachtende oneindigheid

het geheugen danst met jou
nu de foto troebel tranen steelt.

Rik van Boeckel
9 juni 2019


‘voorbij het geluk dansen’ dat is mooi gezegd rik. en dan de beschreven teloorgang van een zeldzame liefde. niet meer uit een hout gesneden deze liefde is voorbij – we zijn weer twee. en het wordt steeds erger – de schelpen huilen – de foto steelt de tranen. net over de top de woorden. tussen die regels wel weer een hele mooie waarneming: ‘als elke streling herinnering wordt …’
Ongewoon gelukkig 

Ik reik je mijn hand, 
krijg hooguit een tand. 

Nooit reik jij je voet. 
Laat staan aan mij. 

Droog kraakt de tak. 
Een enkele traan volgt 


marc tiefenthal

nog meer tranen. en de tandarts kan ook uitrukken. de orthopeed erbij, de boswachter voor de afgewaaide takken en zie daar we wandelen domweg ongelukkig in de dapperstraat.


het zoeken moe
heb ik besloten
voor jou 
blijf ik altijd bereikbaar
 
waar ik ook naartoe zal gaan
of nog even blijf
 
je kent mijn naam
en meer nog
je kent mij 
 
anke labrie


anke schrijft in een soort van overgave de woorden op. de machteloosheid vorm gegeven in een paar machteloze woorden. de vermoeidheid spreekt als de krachten het begeven.
 
 
 

Hoe mijn mond het schot
en de keel het mes niet vreest
 
hoe ik het niet uit mijn hoofd krijg
die hele hoogzomer lang door leefde
dat dag nacht werd en nacht hemel
deken die al mijn smachten dekte
 
het woordenloos verpozen waarin
we ons goudvis wisten – bewogen
naar zuurstofschuld en ademnood
tot de bodem gingen en beschonken
 
van het hoog gehalte liefdesvocht
ons opstuwden en -joegen in de roes
van roodborst en nachtegaal, de vogel
die zich niet kooien noch roven laat
 
hoe we ons met huid en haar, nauw
nader nog dan spiegelbeeld en water
kwamen – niet uit te vlakken vlekken
in het lijf brandden – het gat in de tijd
 
dat ik alleen uitwonen en – zingen mag
blijven zal als dichter zo onbegrijpelijk
grijpbaar jou nabij
in handgesneden vel
 
09-06-2019
Cartouche

de passie – modern woord – iedereen gebruikt ineens het woord passie – de passie spat er van af. wordt het niet eens tijd dat we CARTOUCHE in een bundel kunnen lezen. strak geredigeerd dat wel – uitzonderlijke talenten laten zich niet in de regie stoppen – weten we ook – maar anders krijgen we nog een micha wertheimpje – 2 en een half uur briljante comedie zag ik gisteren in de meervaart – doodvermoeiend – anderhalf uur is echt veel sterker – en doet niets af aan de briljantheid. zo is het ook met Cartouche en eigenlijk ook met dit gedicht.

hoe ik het niet uit mijn hoofd krijg
die hele hoogzomer lang door leefde
dat dag nacht werd en nacht hemel
hoe we ons met huid en haar, nauw
nader nog dan spiegelbeeld en water
kwamen – niet uit te vlakken vlekken
in het lijf brandden – het gat in de tijd
 
dat ik alleen uitwonen en – zingen mag

prachtig!


Share This:

Lisan Lauvenberg treurt over wilgen en andere bomen

Memoriam voor de bomen.

Ik heb deze week niets meegemaakt.
Wel een heleboel mensen ontmoet die heel veel hadden meegemaakt.
Maar dat is hun verhaal en kan ik hier niet vertellen.
Dan schend ik hun privacy.
Er was wel een bliksem en donder storm. Die veel mensen wakker hield
En een massale boomomval heeft veroorzaakt. Die raadselachtig is.
Er is een boom op een woonboot gevallen.
En een tweede boom viel net naast de ernaast gelegen woonboot.
In de ene woonde niemand, in de andere een oude man.
Er zijn honderdvijftig bomen omgevallen in de stad.

Gek genoeg vaak een aantal naast elkaar.
Alsof ze er sámen genoeg van hadden om daar nog langer te staan.
Misschien vonden ze hun plek niet meer leuk, of waren ze moe.
Het luchtfilteren in een steeds viezere stad is een hels karwei.
Misschien konden ze niet meer tegen het geluid van rolkoffertjes.
Hoe zo’n praktische uitvinding tot zoveel geluidsoverlast in staat is.
Misschien hadden ze genoeg van al die zware vrachtauto’s.
Die bouwmateriaal brengen en uren staan te trillen op hun plek.
Wellicht knapt er dan wat, in hun binnenste, zo wortel voor wortel.
En dan kunnen ze zich niet meer staande houden bij windkracht tien.
Plots staan ze te dansen en zijn helemaal los, wuivend in het weerlicht.
De rollende zware donders als helse dansmuziek doet de rest.
Misschien was wel het een complot van de bomenmaffia.

Die kleine explosieven aanbracht bij hun wortels, het onweer als dekmantel.
Ze zeggen dat bomen kunnen communiceren.
Helaas verstaan wij nog geen bomen taal.
Ik zag in California, de grootste bomen van de wereld. De sequoia.
Die staan er al duizenden jaren, een grote gemeenschap van reuzen.
Een boom in de stad leeft nooit zo lang.
Maar beleeft wel veel meer. En dat is meer dan ze kunnen hebben.
Met hun fijn besnaarde zielen en hun doorgefokte genen.
Hun tijd komt eerder, hun diensten zijn zwaarder, hun plek beperkt.

En als er één gaat, gaan er meer.
Alleen sterven is zo eenzaam.
Dus fluistert hun communicatie netwerk in de bliksem en donder.
Dan vangen ze de wind, en wiegen tot ze kraken, om boem, krak
Boem krak beng. Dan wachten tot het zagen.
Blijft leegte, een gat, een plek waar iets moois was, wat er niet meer is.
Ook hier komt de waardering te laat, voor wat ze zijn en wat ze doen.

©Lisan Lauvenberg
7 juni 2019

Share This:

hoe de heren meersman en von solo dachten in 2013 – een neo-dadaïstisch venster op de problematiek van alledag

hoe de heren meersman en von solo dachten in 2013 – een neo-dadaïstisch venster op de problematiek van alledag

POMgedichten presenteert de donderdag column:

VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!
Openhartige openbaringen van de Jeff Koons van de vaderlandse powezie.



Een heerlijk gevoel. Vrijdagochtend rond tien uur de trein pakken op Rotterdam Centraal naar Brussel. Heerlijker nog als dat ding ook nog eens op tijd rijdt. En zo stond ik rond kwart voor twaalf op mijn bestemming. Na eerst de verkeerde uitgang gepakt te hebben was is na een korte omzwerving dan toch in de hal van Brussel Centraal beland. Aldaar stond mijn contact al te wachten. De befaamde organisator van onder andere Poetry Slam België en neo-dadaïst avant la lettre Philip Meersman. De vraag wat het plan was? Lunch uiteraard! Want daar zijn ze hier goed in. Philip stelde voor om te gaan lunchen bij La Fleur en Papier Doré, of voor de wat minder francophonen onder ons Het Goudblommeke in Papier. Een voormalig trefpunt voor artiesten en dadaïsten. Hier had Hugo Claus zijn huwelijk met actrice Elly Overzier nog gevierd in bijzijn van sterren als Louis Paul Boon en Simon Vinkenoog. We zouden dus ongetwijfeld in gezelschap zijn van een stel interessante geesten. Maar aleer daar te geraken moesten we nog een ritje met Philip’s Skoda Fabia met kinderzitjes door de bovenstad van Brussel maken. En zo kwam het dat ik in 10 minuten meer van Brussel gezien heb dan in alle voorgaande bezoeken daarvoor. En dat met tekst en toelichting. Mijn oren stonden al zowat te klapperen. Aangekomen in de nabijheid van het Goudblommeke parkeerden we de wagen. En na een korte wandeling kwamen we een etablissement binnen dat zich best als een sanctus santorum zou laten omschrijven. Met een menukaart. En zelfs de bediening sprak accentloos Vlaams. Na de menukaart kort ingezien te hebben bestelde Philip balletjes in tomatensaus en ik de kleine spaghetti. Wat we er bij wilden drinken? Zegt u het maar. Kriek Girardin dan, omdat het kan. De toon was gezet. Kortom, tijd voor het grote Philip Meersman interview op POMgedichten!

Dichter onder de oppervlakte, deel 4 : Philip Meersman

Von: Philip, eerst een praktisch vraagje, kun je mijn exemplaar van jouw bundel ‘Manifest voor de Poëzie’ nog signeren? Ik vind het een fijne bundel. Heb je er overigens bezwaar tegen dat ik de vrijheid neem bepaalde gedichten eruit ook op te nemen in mijn eigen voordrachten?
Philip: Nee, geen enkel bezwaar. Zelf neem ik ook vaak gedichten van anderen op in performances. Je kunt als dichter geen egotripper zijn. Het is heerlijk om ook te ervaren waar anderen mee bezig zijn.

Intussen signeert Philip, die naast zijn dichterschap tevens bezig is met zijn proefschift Kunstwetenschappen en Archeologie, de bundel met een keur aan schijnbaar onsamenhangende tekeningen en vormen. Hij doet dit echter met zo’n concentratie dat ik vermoed dat er een idee achter zit.

Von: Je staat bij mij bekend als een avant-gardistische dichter. Hoe zou je zelf je powezie omschrijven?
Philip: Het is niet alleen de traditionele powezie. Het zijn ook visuele en klankelementen. Bijna klankpartituren. Misschien een groot woord, maar ik ben toch van mening dat het een zeker iconisch karakter heeft. Een representatie van veel wat er achter zit. Een gedicht is een langspeelfilm
Het zijn geen kortfilms. Je moet onder de oppervlakte duiken. Als je een icoon ziet, dan zit daar een hele wereld achter. Wat dat betreft poog ik mij gerust Duchampionaans te noemen.
Von: Als in Marcel Duchamp?
Philip: Inderdaad. Je moet het zo zien. Wat daar ligt (Philip wijst naar zijn bundel) is niet meer van mij.
De lezer doet de interpretatie. Het is The Creative Act (http://eunchurn.com/mvio/Duchamp_Creative_Act.pdf). Een kunstwerk heeft een maker nodig en een publiek. Pas in de geest van het publiek ontstaat de kunst. Het is een partituur waar bij wijze van spreken twintig verschillende mensen twintig verschillende interpretaties aan gaan geven.

Von: In je bundel bespeur ik regelmatig een maatschappelijke betrokkenheid. Wat is daar de achtergrond van?
Philip: Het is een continue strijd voor geweldloosheid. In België liggen de verschrikkingen van de Groote Oorlog, of wat jullie de Eerste Wereldoorlog zouden noemen, sterk verankerd in de cultuur. Nog dagelijks worden blindgangers en botten opgeploegd in Flanders Fields. Ook heeft dat het landschap blijvend veranderd. Het was massaproductie ten top gedreven. Mensen massaal op de lopende band om kapot geschoten te worden.
Von: Hoe reflecteer je dat aan het nu?
Philip: Wat wil je dat ik daar op zeg? Kijk om je heen. Oost Kongo, de Centraal Afrikaanse Republiek, Somalië, Darfur, het Midden Oosten. Het houdt niet op. Het gaat om wat er niet in het nieuws komt. Hele volkeren worden afgeslacht. Ontwikkelingssamenwerking die eigenlijk geen samenwerking is, maar eigen bedrijven sturen voor winst. Chinezen zijn daar dan nog redelijk straight in. Die vliegen eigen mensen in en laten tenminste nog een infrastructuur achter als de zaken gedaan zijn. Wij verpakken dat hier als ontwikkelingshulp. Ik kan er niets aan veranderen, maar ik kan wel een stem zijn.

Philip: Ik durf zelfs nog verder gaan. Gedeeltelijk heb ik wel respect voor de internationale Syrische strijders. Je kan daar een parallel met Spaanse Burgeroorlog trekken. De geschiedenis maakt achteraf toch uit wie gelijk had. Het is het volgen van een ideaal. In uitzichtloze posities gaan mensen ook rare dingen doen. Als een zoon ten strijde trekt om daarmee te verzekeren dat zijn familie tien jaar verschoond zal zijn van de ergste armoede, dan lijkt dat eerder altruïsme dan politieke overtuiging.
In 2007 was ik in Israël op een Poëziefestival. De rit erheen duurde 4 uur. Deelnemer uit de Gazastrook deden over dezelfde rit 9 uur.
Von: Dus ga je nu ook strijden in Syrië?
Philip: Nee, het is niet dat ik wil gaan strijden in Syrië, maar het blijft controversieel allemaal. Het lijkt wel of de grootmachten er gewoon een testveld van maken. Wij hebben nieuwe raketten, jullie een nieuw raketschild. Let’s play. Eén Amerikaan staat gelijk aan twintig Afrikanen in menselijke waarde.
Ik breng dat in het gedicht ‘Stroming’ uit de bundel ook naar voren. Uw mond niet opendoen is ook schuld in mijn optiek.

Von: Maar wat is nou waar? Ik vertrouw de media niet.
Philip: Je moet meerdere media raadplegen om een idee te vormen. Stel jezelf de vraag of de waarneming die je doet de werkelijkheid is. Bekijk meerdere zenders eens over hetzelfde probleem. Raadpleeg CNN, raadpleeg Al Jazheera, neem een lokale zender. Pak ook France 24 erbij en je hebt een evenwichtiger beeld. Je bent je als burger verplicht te informeren in de liberaal verlichte maatschappij. Ik zie mezelf soms als op het bekende schilderij van Delacroix. Links van de dame met de ontblootte borst staat een linkse liberaal met hoge hoed en donderbus. Dat ben ik. Een soort anarchistische liberaal. Het gaat om de absoluutheid van de vrijheidsrechten van het individu. Elke macht corrumpeert. Bush Jr zou vervolgd moeten veroordeeld worden voor oorlogsmisdaden met zijn Weapons of Mass Distraction. The Roman Empire is back again. Of het nou Chinezen of Amerikanen of Russen zijn.

Von: En hoe ziet de wereld er dan over 20 jaar uit?
Philip: Realiteit of Utopia? Tsjah, hoop het beste, vrees het ergste.
Von: En wat zou je dan als ergste omschrijven?
Philip: Het ergste. Armageddon. Geen grondstoffen meer. Weer een wereldoorlog. Alsof die nog niet aan de gang is.
Von: Ik heb nog niet het gevoel dat er één aan de hand is.
Philip: Awel, ik denk dat we klaargestoomd worden om terug te vallen in een Neanderthalerstadium
Von: Komt alle scifi dan nu uit?
Philip: De aarde is op. We leven te geconcentreerd. Er zijn gebieden waar, excusé le mot, veel Lebensraum is, maar wacht maar tot Fukushima leegloopt, dan eten we allemaal vissen met twee koppen. Neem nou Paaseiland. Ooit stond daar de laatste boom. En als die gekapt zou worden zouden er nooit meer bomen teruggroeien. En toch heeft men die boom gekapt. Trek dan even de parallel met de voorgestelde winning van schaliegas en de exploratie en voorgenomen exploitatie van de poolgebieden. Bereidt u voor op een nieuwe ijstijd!
Von: Ik zit helemaal op je lijn. Ik ga me voorbereiden.

De serveuse haalt intussen de lege borden weg en vraagt of het heeft gesmaakt. Philip charmeert de serveuse door te zeggen dat het te gênant zou zijn het bord verder uit te likken. Even kijken we elkaar aan, en ik besluit mijn mond voor één keer te houden. We denken allebei hetzelfde. Tijd om voort te gaan.

Von: Maar we zijn inderdaad redelijk diep op de wereldproblematiek ingegaan. Wat was er ook weer nog meer in de wereld. Oh ja, powezie! Wat is in jouw optiek nou het wezenlijke verschil tussen de Nederlandse en de Belgische powezie?
Philip: Geschiedenis. De manier waarop taal wordt gebruik. Rooms Katholiek of Protestant gebruik. De donderpreek van de dominee tegen het centralistisch paapsisme van de priester. Of je gelooft in het feit dat verbetering mogelijk is, of alles al vaststaat. Maar de ontwikkelingen staan niet stil. Er is natuurlijk de meer academische klankpowezie versus de slamcultuur. Powezie die grammaticaal symbiologisch is. Taal die taal onderzoekt. In contrast met de sterke opkomst van de sociale, socialistische en urban powezie die veel meer uitgaat van maatschappelijke gegevens. Ook in (Noord) Frankrijk neemt deze cultuur een grote vlucht. Zelf zou ik me ertussenin plaatsen. Powezie gaat ook over communicatie of het gebrek aan communicatie of het niet willen of kunnen begrijpen.
Von: Maar is er echt wel zo’n groot verschil?
Philip: Ja. Het is een contextualisering die totaal anders is. Nederland is opgegroeid met programma’s als RUR. Daartegenover staat een soort wereldvreemdheid in Vlaanderen. Men heeft geen idee wat er in de wereld gebeurt. Het is nog nooit zo lokaal geweest. De grootste stap ooit voor mij persoonlijk was van Sint Niklaas naar Brussel verhuizen. Van Brussel naar de wereld was de stap maar klein.
En powezie is wat mensen samen brengt. Laatst trad ik op tijdens een internationaal neo-dadaïstisch spektakel in het Bismarck Centre in Parijs. Daar waren mensen en artiesten van over de hele wereld. En in een avond van krap drie en half uur trekt dan een wereld voorbij en zijn er geen grenzen meer.

Von: Hoe staat het eigenlijk met de avant-garde dichterij in Nederland?
Philip: Die is er. Denk daarbij aan dichters als ACG, Rozalie Hirs (http://www.rozalie.com), Jaap Blonk (http://www.jaapblonk.com) en Jan Bais (http://www.uitgeverijdebrouwerij.nl/mond-is-spruitje/).
Von: Die laatste drie zoeken we even op.
Philip: Maar het is ook lastig. Wat is avant-garde? Ik trek liefst de vergelijking met het experiment van Schroedingers kat. In het kort komt het er op neer dat je een kat in een kartonnen doos doet met een flesje gif. Als het flesje valt is de kat dood. Dat kun je echter pas vaststellen als je het deksel van de doos haalt. Daarmee wordt je als observator automatisch onderdeel van de test. Zo wordt avant-garde ook meestal avant la lettre bepaald. Avant-garde is een oud begrip waarvan je je mag afvragen of het sowieso nog houdbaar is. Jij schrijft nu nog een column, maar je kunt je afvragen of automatische column generators of drones niet gewoon de avant-garde van tegenwoordig zijn.
Het is net zo met dadaïsme. Er kan hoogstens sprake zijn van neo, want alle dadaïsten zijn al dood. Von: Ja, daarom kan ik ook nooit meer dan een Neo-Beatnik zijn.

Von: Zijn er dingen waar je je aan stoort in het huidige powezie klimaat?
Philip: Er is te veel publiekspowezie. Geschreven naar het publiek toe. Meer gebaseerd op consensus dan op uiting van kunst. Zo van tussen-het-rukken-door-pleeg-ik-wel-even-een-gedichtje.
Von: Haha, en dat vertel je de ongekroonde Koning van de Schlagerpowezie? Nou ja, we zitten hier niet voor mij vandaag.
Philip: Je kunt stellen dat er een duidelijke tweedeling is tussen schrijf- en voordrachtspoweten.
Ik zal geen namen noemen, maar sommigen zet je beter niet op een podium. Toch winnen die slams waar vakjurys bestaande uit schrijfpoweten de dienst uitmaken. Terwijl slam juist veel meer is.
De tekst moet iets zeggen, maar je doet vooral een totaal performance. De geschreven taal alleen is niet meer het belangrijkste. Kunst en powezie is zoveel meer. Poëzie is een pentagram waarbij inhoud onlosmakelijk verbonden is met de vier verschillende verschijningsvormen van poëzie, namelijk de geschreven, de gesproken, de gehoorde en de gelezen vorm van poëzie. Of zoals Roubaud in 2009 al zei: een gedicht vormt (a) quartet of forms and a score. Het iconiserende karakter van het gedicht ligt in het door de ontvanger gereconstrueerde icoon uit de partituur zelf en de daarachter liggende poëtische viereenheid.
Von: Zo, Ik heb nog een lange weg te gaan in powezieland. Wat zeg ik? Ik ben zo goed als net uit het ei gekropen!

Von: Heb je na alles wat al de revue gepasseerd is nog een pakkende uitsmijter voor de lezers van POMgedichten?
Philip: Ik durf wel te stellen dat alles dat nu gemaakt wordt kan teruggebracht worden op een werk van Duchamp. Wat daarin belangrijk is, is de spectator. Die maakt de kunst. Een collega student van me zei dat het dringend tijd wordt dat er een nieuwe Duchamp opstaat.
Von: Ga jij dat zijn?
Philip: Nee.

De lunchtijd is duidelijk voorbij. Het lokaal is bijna leeg. Intussen is de stereo aangezet en ‘Life in the fast lane’ van The Eagles staat over de speakers. We zijn ettelijke uren verder, en nog steeds brand het vuur van conversatie. Maar mijn hoofd zit zo vol dat we wel naar buiten moeten om al die gedachten wat ruimte te geven. We rekenen af en Philip rijdt me over de Hausmanniaanse Anspachlaan naar Brussel Noord. Ik had nog uren kunnen luisteren en was graag de discussie aangegaan over een keur aan onderwerpen, maar dat zal moeten wachten tot een andere tijd en plek in Powezieland. Ik heb vorige week op de Poetsclub in ieder geval nog een gedicht van Meersman uit Manifest voor de Poëzie ten beste gegeven. Zo breng je de wereld toch weer wat dichterbij.

Links:
-Philip Meersman
-Duchamp
-Delacroix
-Courbet

Het vervolg van dit neo-dadaïstische venster op de problematiek van alledag elke donderdag op POMgedichten in VON SOLO, FEAR AND LOATHING IN POWEZIE LAND!!!

VON SOLO vanavond geheel vernieuwd hier op de pom
Gepost door Pom Wolff op 2013/10/9 23:00:00 (1097 keer gelezen)


Share This:

en wat deed onze Cartouche het afgelopen weekend in KLEEF?

Van die dag bleef alleen de kracht
de stilte van het ochtendlicht, dat
voorzichtig opkroop uit het gras
de volte van een oogopslag
 
die zich toonde toen
de trein traag langszij gleed
naar verlengde groenestraat
van heijendaal in richting kleef


Cartouche
 
laatste nieuws: De binnenstad van Kleef, een Duitse stad net over de grens bij Nijmegen, wordt woensdag aan het einde van de middag ontruimd vanwege de ontmanteling van een bom, meldt de gemeente.

Share This:

Merik van der Torren bij het overlijden van kunstenares Til Schaap




Hoi Pom,
 
Vorige week vrijdag is de beeldend kunstenares en schrijfster Til Schaap overleden. Ik schreef het tekstje in de bijlage voor haar, groet, Merik



Voor Til Schaap


Je bericht opvouwen
in de beurs bij de briefjes
en de rinkelende munten
in de bezwete broekzak.
De beurs bij haar openen en
je bericht openvouwen.
 
Hoe je ons reed die kilometers
naar het station in Dendermonde,
je droevige verhaal.
 
Vriendelijk mens,
vaarwel.
werk van Til Schaap – open ateliers Nieuwmarkt 2018

Share This: