Er bestaat geen beter contrast
dan winter en zomer tegelijkertijd in een veel te zoete lente.
Het is ook goed zo. Suja suja ssss.
Ons huis is schoon en de geest die deze plaats bewaart
noemt zich zonder meer charmant.
Het is gedaan zo. Suja suja ssss.
Mijn dode zuster staat vlak voor je, alvast te stralen
in de gedaante van een schone mooie fee
en de oom die zich verdronk in zee staat
vanuit de stille sloep te schallen:
zeeman zeeman, ik vang je op.
Daarom geef ik je terug aan de vrede
opdat je wegrolt als de donder
als het onweer en dan stopt.
Muziek: Rod Stewart-I am sailing https://youtu.be/FOt3oQ_k008
Cartouche over deze almaar populairder alt exoot in arendswaan getooide blauwbilgorgelende dwarsfluitblazer
Erika De Stercke hij buigt zijn hoofd veegt de spatten uit het verleden weg
Jako Fennek keer om dwaas, keer om
en al dat water
moet nog terug vandaag
naar engeland
het is bijna eb
ik weet het
pomwolff
het regent lichte spijt
op je regenjas
de mijne is al lang
doorweekt
bij de oever van het meer
volgen we de watervogels
en met de kraaien
ben je bijna bevriend
als de kachel brandt
en alles droogt
besef ik
koester hem maar
de regen
want in wezen
zijn we vandaag
vertrokken
Petra Maria
blauwzilver water – o eenzame roeier waar heen? waar toe? waar voor? wie wint deze week de enige echte virtuele blauwzilverwater trofee op pomgedichten? op de foto het tweekleurenwater duidelijk herkenbaar. de eenzame roeier op weg waarheen? we weten het niet? op weg naar het einde – tegen de stroom op, op de vlucht wellicht voor de nieuw gekozen waterschappen? of mag je dat niet schrijven en word ik nu aangegeven bij het meldpunt baudet voor links georienteerde dichters? in wezen zijn we al vertrokken schrijft petra maria.een afscheid met kraaien. een betekenisvol gedicht zo zijn de woorden gerangschikt – het precies verhaal is vol ‘witte plekken’- invulbaar door de lezer. het thema afscheid voelbaar, het regent afscheid – hoe en wat is aan de lezer. de dichter terken geeft hieronder, een poëtisch antwoord.
Daar waar het schittert
op golven fonkelt
water naar het einde
van de wereld stroomt
horizon de hemel raakt
daar wil ik op je wachten
mijn slagen gemaakt tot de
lucht tussen ons geklaard is
elke dreiging weggedreven
met de stroom
hoe je dan blozend afsteekt
tegen een achtergrond
van zilverblauw
FT 30.03.2019
het thema afscheid voelbaar, het regende afscheid bij petra maria – hoe en wat is aan de lezer. de dichter terken geeft een poëtisch antwoord. biedt poëtische troost – er is altijd iemand die op je wacht zijn de troostende woorden- zilver blauw en blozend rose – een kleurrijk gedicht – het is alsof zij de liefde tegemoet roeit – onwennig nog van zoveel warmte zo veel schittering. en weg met de dreiging zij stroomt uit zichzelf wel weg en voorbij – liefde overwint alles – stond er bij mijn oma op een bordje in der keuken in nieuwenhagen (heide) – frans hangt hier op de muren van de pom een nieuwe variant op omaas wijsheid.
Doorgaande stroom
De blauwe rivier weegt niet op
tegen regen hagel natte sneeuw
zij is de doorgaande stroom
kanoënde gasten verleiden zichzelf
nooit valt zij droog
nat is haar wezen
zij leidt in af en uit
roeit dagen uit de tijd.
Rik van Boeckel 30 maart 2019
niet opwegen betekent zoveel toch als afleggen? maar ik vermoed dat rik hier het tegenovergestelde bedoelt. de doorgaande stroom legt het tegen niets en niemand af – trotseert regen, hagel natte sneeuw met gemak. in wezen is de rivier toch al nat en zal niet in dit kikkerland om een buitje geven. de rivier roeit de dagen uit de tijd. mooi gezegd. nog iets sleutelen aan de logika en we kunnen voluit genieten van die prachtige laatste regel.
In aansluiting
Niet aan het einde van de reis
maar aan het begin namen we alsnog
de Portugese wijk.
Eerst schuimden we het strand af.
Onder de beer
lag languit de kat.
Tussendoor droeg een auto
de beer voor hij de kat verslond.
Losse flodders kolder
fladderen driftig aan het binnenzwerk.
Zaken nemen een loopje
uit zichzelf met u en mij.
Niets nog laten ze op hun beloop.
Het is te vroeg ofwel te laat
voor een ondankbare
en dus afgedankte zeejonker zeeonwaardige pooier
van een meermin.
marc tiefenthal
tiefenthal schrijft zijn eigen recensie: ‘Losse flodders kolder’. dan is er ineens een beer, vervolgens een kat, een pooier ook nog – het is teveel – ook voor die twee uit de eerste strofe.
Buikslootvogel
Fabeldier, hybride wezen gelijk een mens
bestaand uit water grotendeels, maar hoe
klapwiekmoe van zijn vluchten in het donker
hij daalt, klapt zijn vleugel in en slaat
bij het ochtendkrieken aan het krassen tegen al
en iedereen in atonale grepen op een kale tak
hoe bleek de blik in zijn onbewogen ogen
kleurendoof en bang voor ammezuurverval
deze almaar populairder alt exoot in arendswaan
getooide blauwbilgorgelende dwarsfluitblazer
verbeten loerend naar muizen en lemmingen
maar te bevreesd om op te stijgen in het licht
wit gevlekte wapenkleed van Minerva’s uil
weet hij zich een tijdlang nog in leven te houden
in zijn boreale habitat met pikken aan de lever en
likken van eigen braaksel tot hij van honger vergaat
uit zijn voetklem valt en verdrinkt in het wonder
mooie zilverblauw van ons zeemanshart en wij
de zon in het gezicht en de vogel in ons hoofd
gestriemd en geriemd naar de einder roeien
30-03-2019 Cartouche
keurig 20 regels – cartouche voelde het al aankomen – zo een gedicht schrijven en dan gediskwalificeerd – het zal hem niet gebeuren. met de titel erbij zijn het natuurlijk wel 21 regels en dat is er een teveel. het is ditmar bakker die mij hierop wijst. we ontmoeten elkaar op het meldpunt baudet voor links georienteerde dichters, eens kijken of we cartouche daar ook aantreffen. JA ZEKER! de uil van baudet in arendswaan – als onderbuik slootwatervogel – hier keurig beschreven – hij zal likken van zijn eigen braaksel tot hij van honger vergaat – en wij dichters wij gaan de zon tegemoet. een verzetsdicht kun je wel aan cartouche overlaten. prachtige beelden en metaforen – heerlijke uitkomst. het wordt druk op het meldpunt.
Wilgentakken
zijn het waaien beu
zoeken contact
met het gras
een plaatje als uit
tijdschriften
hoe de jaren in ringen
vergroeien
hij buigt
zijn hoofd
veegt de spatten
uit het verleden weg
in een zee van stuurloos
roeien droogt spijt op
binnenkort een duik
naar de diepte
Erika De Stercke
blauwzilver water – o eenzame roeier waar heen? waar toe? waar voor? wie wint deze week de enige echte virtuele blauwzilverwater trofee op pomgedichten? even het thema memoreren na de poëtische bom die Cartouche zojuist hierboven plaatste. de takken buigen meteen al zwaar in het gedicht. we hebben een echte erika de stercke te pakken. ook hier ruimte ingebouwd voor de spijt – de spatten uit het verleden rusten zwaar op hem – mooi gezegd heel mooi – ja dit is een echte erika! – de weg naar het einde is hier voor de roeier uitgeschreven – de diepte in – daarheen! geen ontkomen aan – erg leuk dat erika mij nog even als fotograaf in het zonnetje zet – wolff schoot toch maar even – op vrijdagmiddag aan de Amstel vlak voor ‘het kalfje’ een plaatje ‘als uit tijdschriften’- dank je wel erika – als het met dichterschap niets wordt dan kan ik verder als fotograaf.
Mogge Pom, zware tijden met de verschuiving van uren. Maar de zon schijnt, alsof er niets aan de hand is, en wij maar poëtische overuren draaien. Heb het goed vandaag, en bij voorbaat bedankt voor je liefdevolle werk. Groet van Jako
roeier
als met de liefde is het o wonderschoon blauwzilver water o eenzame roeier waarheen, waartoe, waarvoor het water, blauwzilver spat van je spanen ze wacht op je, haar golvende lijnen dansen verblindend als zilverblauwe gedaanten het riet ruist als de zang van sirenen
je merkt niet roeier hoe de wind zich roert
hoe een klaaglied zich losmaakt
uit fijnste waterrimpels golven stijgen
keer om dwaas, keer om
klam je aan je riemen en roei
nog voor het troebele water je slokt
jako fennek
goede raad van onze jako aan de roeier – keer om domoor keer om – waarheen, waartoe, waarvoor – hoe groot ook de verleiding – lorelei-achtig – de liefde in de gedaante van prachtige nimfen -keer om voor dat je wordt opgeslokt – wijze raad van de man die het kan weten. ach ja we lijden er allemaal van en onder – andre hazes zong er mooie liedjes over – hij gelooft nog steeds in dat loeder – keer om keer om. grappige romantische wending in dit loreleigedicht van jako.
omdat er geen toen is zonder dan geen dan zonder nu schrijf ik mezelf een horizon uit wat verdween schrijf ik een toekomst uit wat ondenkbaar is schrijf ik geheimen toe aan wat berekend is en vast staat schrijf ik dwars door het beton paden om door het bos te dwalen schrijf ik een zucht die duidt op diep verlangen naar wat ongrijpbaar is schrijf ik iedereen hoog in het hoogste vaandel en nodig hen dan uit om ons eens goed te gaan bezatten in een middeleeuwse kroeg waar gekrijst wordt gedanst wordt op de tafels en geschreeuwd dat levenslang te kort is omdat er geen toen is zonder dan geen dan zonder nu
Afgelopen week was een zwarte dag voor de vrijheid van
meningsuiting. De dag dat de uitspraak ‘Volkert, waar ben je?’, uitmondde in
schorsing van een hoogleraar. Een wetenschapper. Iemand met verstand en een
mening, die het debat niet uit de weg zou gaan. Het soort mensen dat gehoord
zou moeten worden en zich in de frontlinie van meningsvorming behoort te
bevinden. Met steun dan wel kritiek van vakgenoten en universiteitsbesturen
uiteraard. Maar dat willen we niet in dit land, waar de wereld doordraait. We kiezen
de laffe uitweg. We laten ons dwingen op eieren te lopen. Zo’n man schors je
voor de veiligheid.
Het was een de dag later dat onze minister van justitie de tekst veroordeelde en zei dat politici in vrijheid en veiligheid
“moeten kunnen zeggen wat zij willen zeggen”. Politici verdomme wel.
Vrijheid van meningsuiting, maar niet voor het volk. In een land waar de minister-president
er ook niet voor terugschrikt Syriëgangers de dood in te wensen, nemen we
elkaar graag de maat. En dat doen we dan bij voorkeur met onze advocaat erbij.
Want we zijn zo vreselijk bang bedreigd te worden.
Een linkse mevrouw die tijdens een betoging een jolig
liedje zingt over Thierry Baudet wordt opgepakt na heksenjacht wegens
‘doodsbedreiging’. Als je aan den lijve ondervonden hebt wat doodsbedreiging
is, dan kun je het verschil nog wel maken. Maar in deze multimediale
samenleving, welke zijn veiligheid zoekt in juridische regeltjes, is iets
tegenwoordig maar al te gauw een ‘serieuze doodsbedreiging’. Waarom pakken we
op een willekeurige zondag dan niet meteen hele voetbalstadions op? Nee, het
kwalijke aan de hele zaak is, dat er momenteel voorbeelden gesteld worden. De
nieuwe norm.
Een aantal jaar geleden liepen dezelfde mensen die nu moord en brand
schreeuwen nog met (vooral digitale) banners op hun tijdlijnen met daarop de
tekst ‘Je suis Charlie’. Toen wisten deze mensen al niet wat ze zeiden, maar nu
toont het beest gelukkig zijn ware aard. We willen helemaal geen debat. We
willen geen discussie. We willen geen twijfel. We willen zekerheid dat alles
veilig is, geborgd door staat, apparaat en rechtspraak. Daar betalen we toch
voor? Een politiestaat.
In nazi-Duitsland werd het volk opgestookt tegen de Joden. Tegelijkertijd
werden wetten uitgevaardigd om de gevoede haat te ondersteunen met
systematische uitroeiing. Volk en politiek gingen hand in hand. Foute boeken
gingen op de brandstapel. Foute kunst moest van de muren. Foute mensen moesten
naar kampen. En voor een opmerking als ‘Stauffenberg, waar ben je?’ had je mooi
de doodstraf gekregen.
Maar ik zal niet wijken. Al mijn schrijfsels zal ik voortaan
voorzien van een ‘death-disclaimer’. Wat ik ook schrijf of zeg, is nooit
bedoeld zoals het is en zeker niet bedoeld als doodsbedreiging. Het zijn loze
woorden, die ik zo nooit bedoeld heb. Ze kunnen te allen tijde uitgelegd worden
ten positieve. Lees maar. Er staat toch niet wat er staat.
En zo belandde columniste op haar vrije zaterdagochtend waarop zij het gewoon is – net als op alle andere dagen in de week, het columnistenbestaan is nachtwerk – uit te slapen bij de katholieke mis. De vader van goede vriendin A. was overleden en ja, dan ga je naar de begrafenis. Ik wist dat de goede man zijn laatste jaren, sinds de dood van zijn vrouw, bij de fraters had gesleten en dan kun je verwachten dat er een pastoor komt opdraven om een stichtelijk woord tot de goegemeente te richten. Nou heb ik niets tegen stichtelijke woorden, integendeel, net als poëtische woorden kunnen ze voer voor de geest zijn. Ook heb ik wel eens een kerk van binnen gezien, weliswaar niet zo frequent als in mijn jeugd, toen ik nog actief geloofde en op een koor zat, maar het komt voor. Protestant of katholiek, zelfs islamitisch maakt me niet uit, hoewel die laatste geloofsrichting er uiterst wereldvreemde opvattingen inzake vrouwenemancipatie op nahoudt.
Trouwens, zijn de zuilen hier in NL niet al decennia geleden neergehaald en is niet iedere geloofsviering een keuze en een lichte, blijmoedige variant van wat ooit in de Statenbijbel werd uitgedragen? Wel, lieve lezer, ik waande mij in alle vroegte in de duistere tijden van de oude Statenbijbel. Ik kreeg zin om iets in de hens te steken, een liturgieverbranding te initiëren. Het wierookvat uit het raam te kiepen, het bloed des Heren op het boetekleed te spugen. Des duivels was ik dat ik gedwongen werd om zo’n middeleeuws tafereel bij te wonen waar zelfs de uil van Thierry geen brood van lust. Je zou er als katholiek trauma’s van oplopen, om van minderwaardigheidscomplexen nog maar te zwijgen. Neem nou de tekst die we als een versje moesten opzeggen (maar columnistes lippen bleven stijf gesloten): Ik belijd voor de almachtige God, en voor u allen, dat ik gezondigd heb in woord en gedachte, in doen en laten, door mijn schuld, door mijn schuld, door mijn grote schuld. Verschrikkelijk! Dan kun je net zo goed het mes over je eigen keel halen. Op dat moment dacht ik mij nog in een uitzonderlijk rariteitenkabinet te bevinden, maar nee, mijn goede vriendin C. haalde me na afloop uit de droom door te stellen dat dit tegenwoordig schering en inslag in de katholieke kerk is en dat zij daarom op een slapend lidmaatschap is overgestapt.
Hoe denken ze ooit nog jongeren bij deze poppenkast te betrekken? vroeg ik verwonderd. Dat interesseert ze niet, luidde het antwoord, als het maar recht in de leer is. Je wilt toch niet zeggen dat je zoiets nog nooit hebt meegemaakt? riep mijn – ook al katholieke – kunstbroeder, die ’s avonds kwam eten, uit. Wees blij dat het tenminste niet in het Latijn was! Op mijn weerwoord dat ik in de jaren 80 zoveel missen had bijgewoond als lid van een swingend jongerenkoor met combo dat franse chansons en gedichten van Gerard Reve op muziek ten gehore bracht zei hij: Dat was ten tijde van het Tweede Vaticaans Concilie. Dat was uitzonderlijk, dit is nu de normale gang van zaken.
Nu snapte ik ineens waarom een dwarse dichter als Frans Babylon zo tegen de kerk aanschopte en menig Brabander die ik spreek eerder vroeg dan laat over zijn katholieke jeugdtrauma’s begint. En ik altijd maar denken dat die aan de gereformeerden waren voorbehouden! In mijn jeugd ging het er bij de katholieken veel gemoedelijker aan toe, die stapten tenminste uit de kerk rechtstreeks door naar de kroeg, daar was ik dus liever dan bij “mijn” gereformeerden. Enfin, na al dit tandengeknars wachtte ons tenminste een copuleuze lunch bij de Biltsche Hoek. Maar toen ik het zaaltje voldaan weer verliet, zag ik op de gang plots de witte knot van de natuurgenezer langsflitsen. Radovan, jij hier?! riep ik uit.
Kijk eens aan, heb je zowaar je oude beroep weer opgenomen, compleet met minervabril en energetisch aureool. Stil toch, fluisterde hij, ik ben hier incognito. Ja, ik zal geus wel verwarde zieltjes redden als die zich aandienen, maar ik ben ondergedoken in de Biltsche Goek sinds ik levenslang geb gekregen. Gier slijt ik mijn dagen in get ligbad vol wijwater, gesel mij met een fluwelen zweepje en stuur schietgebedjes naar de Allergoogste opdat mijn zonden worden vergeven.
sterfelijk na de plechtigheid
er zullen bomen zonder schaduw aan de zoom staan ze beschermen niets van waarde, berooid
van knoppen met kou in de krimpende wortels wacht de aarde op weer een lichaam, ondergronds
het zwijgende leger, bovengronds de rouwende raven die de erfenis bespreken, herinneringen afvinken
mannen met hoge hoeden en touwen om de nek vrouwtjespinguïns op bemoste hakken, de geestelijke
in het paaskleed in hun midden, er mag gesproken worden spenderen is belangrijker, de hoeden groeien
als wijnranken de hemel in, er wordt nauwelijks gesproken toch kan men maar geen afscheid nemen van de dode
die men in heilige handen weet en toch knaagt er iets aan de kist alsof zondes nog niet zijn afgelost
alsof nooit meer toch definitief is spoeden we ons terug naar het altaar en koffie, we willen gedenken
sterfelijk en stoffelijk te zijn, zijn dankbaar voor onze schaduw, produceren geluiden
als tekens van leven, raken huiden aan, dromen stiekem van een plooibaar lichaam in een zacht bed in een verfomfaaid hotel
ditmar bakker: zij baarde mij, en ik baarde u kunst.
frans terken: zie ik mijn moeder weer bij de voordeur vragend
petra maria: het zonlicht door de grijzende haren
erika de stercke: vind ik jou niet meer terug
anke labrie: vleugels maken nog geen moeder
cartouche: moeder met recht en reden + NASCHRIFT
marc tiefenthal: Zie hoe moeder hem omhelst.
jako fennek: zo zijn moeders
lisan lauvenberg:Ze is opgestegen ergens op een verlaten dag
rik van boeckel: staat haar naam gebeiteld in steen
wie wint de enige echte virtuele – naar een regel van
webmaster – ‘de vrouw die je net een hand gaf dat was je moeder
jongen’ trofee op pomgedichten?
moeders – thema boekenweek ach ja – iedereen heeft er een – een mooie een lieve een dooie een boze een kwaadaardige – een aardige – ik zeg schrijven maar – we lezen graag van haar – van haar bijzonderheden deze week het liefst. ‘de vrouw die je net een hand gaf dat was je moeder jongen’ – mijn god wat een verhaal was dat. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. Jeanine Hoedemakers deze week onze eigen hoeder de vrouw als juryvoorzitster.
me moeder
de eerste klap
meteen een daalder
de echo ontsnapt uit het portiek
haar stem die sist wel honderd keer
heb ik gezegd je mag je longen
teren as je veertien bent niet eerder
drong het tot me door
ze heeft me lief het is instinct
ik blijf altijd nog haar kind
ml 23 03 2019
pom: ‘de vrouw die je net een hand gaf dat was je moeder jongen’ – een bonte stoet aan moeders passeren de pom-revu deze week. de dichters weten elk week weer van een thema wat te maken – dat moet gezegd – zij zijn geprezen hun moeders ook – geen moeder geen dichter – zoveel waarheid kan zelfs een koe niet verdragen. en zie hier de moeder van max. ze heeft hem lief. dat is met max niet moeilijk met zo een kind. alle vrouwen hebben hem lief. maar zij is bijzonder – de laatste regel in het gedicht maakt haar bijzonder – wie een dichter baart zal in een gedicht geboren. hier in negen regels eenvoud en in de laatste regel voor de eeuwigheid.
jeanine: Wat ik hier lees is de herinnering aan stiekem roken en betrapt worden door moeder. Ja, een moeder die je beschermt tegen de gevolgen van het roken, dat is liefde. ‘de echo ontsnapt uit het portiek’ uit die regel maak ik dit op. , van mij had het gedicht mogen stoppen na, ze heeft me lief.
M.I.O.
Moedermoord in Ollekebollekes
(een ziekelijke tirade in 13 ollekebollekes…op steroïden)
Moeder! Medea! Mijn
medicamentenroes
doet u bezingen uit
droevige keel.
Mijn psychiater meent
oedipusrexcomplex
oorzaak van dit
onverkwik’lijk geheel.
Hij, onderworpen aan
misdaaddeductiedrang
der rechercheurs
(lange armen der wet!)
vindt mijn gekwebbel nu
preperturberender:
er wordt opeens op
mijn woorden gelet.
Dat zij alleen zou zijn,
moeder, dat wist ik,
daar dinsdag sinds jaar & dag
vloerendag was.
Toen zij ontwaarde de
schizofrenielijder
rolde een schreeuw
over ’t gifgroene gras.
Zij werd zijn slachtoffer:
kinderontwikkeling
leidend tot moedermoord,
boete & schuld!
Zoonlief, per trein in de
Haarlemmermeerpolder,
toont haar zijn wapen–een sjaal.
Dan: tumult!
Drama–in tranen, zij
smeekt ‘wees toch redelijk!’
Rood reeds haar ogen,
de wol oh zo zacht
definitief leidt tot
noodlotsverordening:
zij ligt als lijk. Hij
ontbloot haar geslacht,
geeft dan zijn oorsprong een
dildobehandeling:
wil zo voorkomen
een daderprofiel
waarin omschreven een
machiavellistische
zoon (daar verkrachting
hoort niet bij zijn stiel).
Enkel dat moordwapen…
culterlumbaalpunctie
was masculiener–dus
beter–geweest:
scalpel of mes even
onderinstekelijk…
Echter was hij voor
een bloedbad bevreesd,
dus ’t werd verwurging, met
scheerwol-cum-zijdeblend,
snel, op een dinsdag,
onzichtbaar gewrocht,
hij had textiel daartoe
matricidaliter
’s anderendaags bij
Miss Etam gekocht.
Cash, hij had cash betaald:
“don’t leave a paper trail!”
Thuis liggen chipkaart
alsook telefoon
werkloos te wachten. Het
amfetaminegruis
bittert zijn keel.
Ongenadige zoon,
die, al indachtig de
celamplitudetests
(handzaam bij zoeken
naar vreemd DNA),
moeder bevlekt met wat
soakliniekbezoek
hem kon verstrekken–
urine, van… tja…
Zo is begonnen een
diepnihilistische
zoektocht naar rust en
een sluitend geheel.
Waar ligt het eind? In het
advocatuurbedrijf–
hij werd gepakt,
dus Justitie zijn deel.
Thans zoekt men heil in het
criminologische:
recidivistische
wenken bestraft
dokter-geneesheer met
farmacologische
giften, waarop je soms
urenlang maft…
Was moeder hier, zou ik…
godverdegodverde…
dit soort gezwets kwam
mij nimmer ten gunst.
Nee, ter finale het
moraliserende:
zij baarde mij, en
ik baarde u kunst.
Ditmar Bakker
Pom: de vrouw die hier voor lijk ligt dat was je moeder jongen – der laatste uren mogen we best bewogen noemen – ditmar bakker pakt nog even uit. de gristelijken onder ons kunnen gruwen op deze door ditmar gewijde zondagochtend. een heel apart vormvast geluid. je weet wat je aan ditmar hebt. hors categorie. de laatste strofe het moraal van het verhaal. we krijgen met haar te doen en met haar zoon – in de IK vorm – ook zoonlief is in goede handen – schrijf moeder maar eens van je af mijn lieve jongen – de psych gaf goede raad en een paar uur later vlogen de Ollekebollekes om psychs oren. de middenstand, de gehele medische wetenschap en de juridische wereld inclusief moeder en zoon door ditmar het vergiet ingedrukt: met kunst als vers gehakt het resultaat. het is en blijft een bijzondere jongen moeder!
jeanine:Tjonge, jonge, een wat uitgerekte ollekebolleke suite, zo zal ik deze reeks omschrijven. Elk ollekebolleke zorgvuldig in het gelid. Als zondagochtendlezeres vind ik het wat veel en het is voornamelijk gedoe tussen ‘moeder en zoon’ . Ik vond geen liefde tussen de regels, enkel het zich afzetten, wat een lijdensweg moet dat geweest zijn is wat ik denk en dat het gedicht te lang is, dat ook. Knap maar te lang, te uitgesponnen. Excuses, het wist mijn aandacht niet goed vast te houden,
Moederzwoegen II
Denkend aan M. onder het kruis
die geloofde in wederopstanding
van haar geliefde godenzoon
de mantel die zij met zorg
voor hem klaar hield
zie ik mijn moeder weer
bij de voordeur vragend
‘jongen heb je wel aan
een schone zakdoek gedacht
en doe je jas dicht het is nog fris’
‘moeder het komt allemaal goed’
vertrouwde ik haar toe en
begaf me naar het zwembad
waar ik mijn lichaam liet aanbidden
door glanzende lentezon
moeder en zoon
ieder een eigen passie
tot diep in de vastentijd volgehouden
de hoop dat het ooit wat wordt
met ons op deze wereld
FT 23.03.2019
Pom: denkend aan holland zie ik oneindig veel moeders… moet frans hebben gedacht – we lezen in een in wezen limburgs gedicht. met alle ingrediënten van dienst – het jongetje terken op weg naar zwembad zeekoelen in brunssum – met moeders goede raad in de fietstas naast de zwemspullen – klimmen maar – de dorpskerk – de staties en maria’s zoon aan het kruis – zo is Hij voor ons allemaal gestorven – dat zien we Baudet onze uilenbal helaas nog niet doen voor de vrede.
‘zie ik mijn moeder weer..’ hoe eenvoudige regels toch altijd weer die ontluisterende schoonheid in zich weten te herbergen.
jeanine: Wat een fijn gedicht na al die ollekebollekes die zoveel van me vergden. Dit gedicht glijdt soepel bij me naar binnen. Ik lees niet direct liefde maar wel begrip, een stukje jeugdgeschiedenis en een – ondanks anders in het leven staan- saamhorigheid wat blijkt uit de laatste strofe.
mijn moeder
alleen als de zon laag staat
zoals nu
het groene poortje het grind
het oude huis
dat zij in de keuken staat
met een schort om
het zonlicht door de grijzende haren nog niemand thuis
ik dek de tafel en ik leg alles
alles bij haar neer
dat was ik vergeten
zij wist waarom
en nu weet ik het ook
verdomme
Petra Maria
Pom:je proeft de liefde bij dit maal voor haar. maar wat er nou precies gebeurt? ik weet het niet. je kunt zeggen het is een poëtische verwoording van de herinnering aan moeder – je kunt ook zeggen petra maria is een beetje in de war bij het neerleggen van het bestek. het resultaat is dat we allemaal zonder bestek aan tafel zitten en dat het zilver allemaal naast het bordje van oma ligt. veel zon en toch veel gevloek. je proeft de liefde maar de scene kan ook in paviljoen drie van het onze lieve vrouwengasthuis opgenomen zijn.
jeanine:Verdomme,
zo eindigt dit gedicht. Wat zou er zo verdomme aan zijn vraag ik me af. Is ze er
niet meer en kan de dichter verdorie niet alles meer aan haar kwijt? Nee, want
er staat, zij wist waarom en dat klinkt wat venijnig. Kon de dichteres juist
niets bij haar kwijt? Mooie beelden in dit gedicht maar het blijft wat
raadselachtig. Ergens is dat juist ook sterk want als lezer wil je wel
herkenning vinden, of lezen hoe het ook kan, terwijl je tegelijkertijd liever
geen persoonlijk leed voorgeschoteld krijgt. Dat gebeurt immers vaak in een
wachtkamer of de trein al. Potverdikke Petra,
wat een moeder is
mijn toekomst
legde je vast
in jouw handpalm
met duwtjes
in de rug
wanneer het mis ging
op zijwegen
en in bomen
heb ik me verstopt
mijn plan
van eeuwige vrijheid
lukte
nu ik omkijk
er is zoveel ruis
in de stilte
vind ik jou
niet meer terug
Erika De Stercke
Pom:ja erika vertel ons maar eens wat een moeder is. ik ga er voor zitten – wat krijgen we nou – is ze verdwenen kind? aan de hand van erika komen we nooit uit waarheen we wilden. dan weer wordt de man neergesabeld, dan weer is moeder de pisang. het begint klein en lieflijk maar al snel ruist er stilte in dit gedicht – en moeders weet te ontkomen. en een antwoord op de gestelde vraag in de titel? – nee zit er niet in vandaag. erika speelt verstoppertje in de bomen – had zomaar de titel ook kunnen wezen.
jeanine:Het gedicht van een dochter die zich losmaakte van haar moeder. Kennelijk was dat moeilijk want nu zij terugkijkt ziet ze haar moeder niet meer zo. Ruis, ja, ruis ontstaat gaandeweg. Op een dag denk je ineens, ik hoor haar stem niet meer. Ik durf geen uitspraak te doen over het gedicht als het over begrijpen gaat, want ik proef een liefdevolle moeder die zoals veel moeders wat te bepalend was. Veel vrouwen zien de moeder terug in het eigen gedrag als zij zichzelf erop betrappen het met hun kind net zo te doen. Zij geven zichzelf dan een corrigerend tikje (moeder en dochter ineen) In dit gedicht staat nog iets anders. Een bitterkoekje, een dochter die nog niet helemaal klaar is met hoe ze het uiteindelijk zal voelen? Zit ik in de richting?
hoewel van koninklijken bloede
kon zij de ranke hals toch buigen
een schuilplaats had zij niet te bieden
want vleugels maken nog geen moeder
de kleine grauwe pluizenbollen
keken haar na
toen zij het luchtruim koos
voor alle beelden later
kwam dit beeld te staan
hun moeder was een zwarte zwaan
anke labrie
Pom: in één bevlieging wordt betekenis gegeven aan een wel bijzondere verbuiging van het spreekwoord: een zwaluw maakt nog geen zomer – vleugels maken nog geen moeder. moeders laat de arme bolletjes hier voor wat ze zijn. het is wel mooi geweest met jullie – lijkt ze te zeggen – en wegwezen – zo sprak deze zwaan – voordat het gedicht de zwaan te romantisch van aard wordt en ze ten onder gaat aan donkere romantiek – zo heeft deze zwarte zwaan haar manmoedige daad bij het geestige woord gevoegd. zo mogen wij lezen. één van die bolletjes hebben ze later bakker genoemd, ditmar bakker.
jeanine: Wat
mooi. Ik lees hier over een moeder die haar gezin in de steek liet. Misschien
van de kleine grauwe, haar kleine grauwe maken. Persoonlijk ervaar ik die strofe
nu als een hobbel terwijl ik denk te snappen dat het over de kinderen
gaat.
Ik zie wel waarom je ‘de’ i.p.v. ‘haar’ koos. Enfin. Mooi gedicht
komt volgens mij meteen goed bij me binnen.
Klimaatprobleem
Er wordt veel gesproken
over loskomen van feromonen en
dat het niet gewoon zomeren wil
in deze dagen van CO2 klimaat-
neutraal en bijplanten van bomen
over haar hoor je niemand, iemand
die haar hand in zwartbruine aarde
tussen oud blad en onkruid wroette
naar wortelgeel en groen – zij taalde
niet naar zon maar bekommerde zich
om baat en lichte kost – in haar tuin
geen dwalen of gepraat met bomen
nog heb ik, houd ik haar voor ogen
hoe zij – moeder met recht en reden
niet meer zocht dan vrucht en vrede
en werken als een koelie in het hart
een planter stichtte zij uit de wind
een eigen hoek, een bed van krulsla
koolraab, bataat en pastinaak in een
gematigd klimaat op goede grond
Cartouche 23-03-2019
Pom: cartouche is veel tekort gekomen in zijn jeugd – zoveel is zeker – altijd zat dat mens maar in de tuin – met der vingers in de modder – om de sla te krullen – eten kwam niet gekookt op tafel – en steeds maar weer opnieuw met die vingers de vette löss in – daar in brabant – nee met zo een moeder blijf je mager. in het naschrift compenseert de dichter moeders beeld met de hoop op een vredige moeder aarde – het is allemaal vergeefs: de vrouw die je net een hand gaf dat was je moeder jongen. cartouche beschreef de uitwassen in dit gedicht.
jeanine: Wat
een heerlijke, eenvoudige moeder is wat me als eerste invalt. Haar wereld
bestond niet uit klimaatmarsen. Zij bewerkte haar grond met een
vanzelfsprekendheid die je bijna naar de tuin doet snellen om er in de grond te
gaan wroeten om datzelfde gevoel te krijgen. De vrede die zij er vond, rust en
voldoening en tevens nog nuttig ook. Om jaloers op te worden zou ik bijna
schrijven terwijl ik tegelijkertijd niet zeker weet of ik het gedicht goed lees
want cartouche zet vaak zo zwaar aan. Bovendien zie ik me aklweer genoodzaakt om
dat ‘eenvoudige’ in de beginregel alweer te schrappen en te vervangen voor
‘ijverige’.
NASCHRIFT:
Ja, we hebben een probleem van binnen en van buiten met ons aller tijdsklimaat zolang we niet luisteren naar onze moeder – aarde gegroeid op goede grond van bestaan begint nu pas het besef te dagen dat – Minerva’s uil in een hoek en bij het grof vuil gezet – zij alleen uitgesproken irene is en was
(Ειρήνη / Irene is Grieks voor vrede)
Recht voor raap, praat
De duifel daar druipt
niet langer, ziet robijn.
Zelf zie ik karmozijn.
Verderop in de bocht kruipt
een slang weg als zwijn,
verspreidt een geur van azijn.
Wind speelt geniepig vals.
Moeder loert nog nauwelijks om de hoek.
Bij de geboorte was ik andere koek.
Frans heet mijn broer de onnozele hals.
Zie hoe moeder hem omhelst.
De rest is een zomergekwel.
Liever dat nog dan een kankergezwel
in de borst
zolang het hart klopt en bonst.
marc tiefenthal
Pom: duifel? toestanden weer in de eerste drie strofen. en daarna wordt het maar niet beter. een broer, ziekte en gekwel. we kunnen weer aan het zondagochtendontbijtje jongens – tiefenthal is langs geweest .
jeanine:Samengevat lees ik in het gedicht dat het broertje haar lieveling was, of het was een draak van een broer en dat eiste al haar aandacht op zodat de dichter het nakijken had en tekort werd gedaan. Dat is balen geweest en dan ga je als vanzelf duivel met een f schrijven, dat snap ik best want je wilt die engerd niet echt benoemen, het gedicht moet eruit. De emotie het spel van het anders willen zeggen neemt de overhand zoals dat vaak is bij deze dichter. Andere koek, dat is het! hoor ik hem nu mompelen en iets als ze zullen het wel weer niet begrijpen op de pom. Dat het in een gezin niet altijd gaat naar wens van elk kind is een bekend gegeven bij elk kind. Het is een van die dingen waar je zo’n beetje de rest van je leven mee bezig bent. Waar of niet? Of, staat er dat de moeder ziek werd en te jong stierf? Moeilijk.
sleutels
toen hij huis en land verliet
kuste ze hem
zoals moeders zonen kussen
met passie en wanhoop
alsof ze naar het front gaan
de sleutel ligt hier
voor als je eerder terugkeert
en ik er niet ben
maak een koffie, neem een bad
zo zijn moeders
bang, wanhopig maar zeker
van de terugkeer
ze klampen zich vast
aan een sleutel, aan koffie
aan water en zeep
jako fennek
Pom: hier krijgen we dan toch nog een antwoord op de door erika gestelde vraag – wat een moeder is ? – gelukkig maar – voorts vakkundig de eeuwige angst van moeders onder woorden gebracht: hun oorlogszonen te verliezen – ‘zoals moeders zonen kussen’ in die regel legt jako onvervangbare liefde en geeft de dichter het antwoord op de door erika opgeworpen vraag: liefde – het antwoord op alle vragen!
jeanine: Mooi eenvoudig geschreven en zelfs ik herken me er in. Want ja, zo zijn moeders. Altijd zorgen, bezorgd, zorgzaam, zelfs als het kind andere plannen heeft, dan houdt zij zich vast aan de rituelen die het kind zich zal gaan herinneren. Niet dat dit haar reden is natuurlijk maar zo werkt het. Het is een van die dingen. Moeders. En soms behandelen moeders de echtgenoot/partner net zo.
Dit is je moeder.
De vaste plek aan de bar van het cafe
van haar oom en tante paste haar beter
dan het aanrecht thuis, waar ze zuchtend
gehaktballetjes draaide voor de zondagse soep.
Die gehaast opgeslurpt zou worden door vader
en zijn zonen die het verlangen naar het voetbalveld
luid en vrolijk kibbelend wegvraten aan tafel.
Ik paste op haar als ze na de maaltijd
zou instorten op de tweedehands bank
met sigaretten binnen handbereik en rennies.
Wachtend op het moment dat de middagfilm
het heden bij haar weg kon rukken.
Zo leerde ik veel
en de nagesynchroniseerde films boden mij troost.
Het Duits schalt nog groots in mijn hoofd.
Ze is opgestegen ergens op een verlaten dag
naar de hemel waar haar vrienden en familie
haar omringen aan de bar van het eeuwige.
Zo zie ik haar schaterlachend en blij, vrolijk
en onbezorgd zijn, van voor het moederschap.
Ondanks en dankzij haar ben ik wie ik ben
en daar schuilt de liefde in mij.
Pom: het gedicht is me net te proza-isch – pas in de derde strofe begint de poëzie: Ze is opgestegen ergens op een verlaten dag naar de hemel waar haar vrienden en familie haar omringen aan de bar van het eeuwige.
jeanine:Ach, wat een lief eerbetoon aan een moeder die niet aan haar verplichtingen kon voldoen. Ik zie het beeld van de vader en de zonen, de moeder die er wat witjes en ongezien bij zit (op uitzit) en de dochter die dat ziet. Het moment waarop de dochter de moeder is. Want ja, dat zag en zie je vaker, dat dochters als vanzelf de rol overpakken als het de moeder niet lukt om welke reden dan ook. Jaren zestig ongeveer denk ik nu en ik kan niet in alle huiskamers kijken maar ik kan lezen. Dat een jeugd je vormt staat buiten kijf en de dichteres zegt dat ook heel duidelijk, ondanks en dankzij. Om te koester het dankzij, want van veel wat je in het leven overkomt kun je lelijk worden maar juist ook een kleurrijk, sterk en mooi, veelzijdig mens. Tjonge, ik begin ervan te preken.
Pom hier mijn bijdrage aan de enige virtuele, geschreven in Antwerpen waar ik vrijdagavond optrad tijdens Ballonnenvrees in café Boekowski. Groeten, Rik
Ogen van herinnering
Het doet me goed dat je er bent
zei ze bij mijn geboorte
het laatste dat ze zei voor haar vertrek
naar welke hemelen er mogen zijn
nu zegt ze niets meer over die voorbije tijd
staat haar naam gebeiteld in steen
in de boekvorm die haar leven las
een kus gaf ik haar geen hand
schrijf gedichten voor haar
lezen zal ze met ogen van herinnering
de vingers van mijn dichtershanden
trillen bij de gedachte aan tijdnood.
Rik van Boeckel 23 maart 2019 Antwerpen
pom: ik lees een eerbetoon maar net te chaotisch de regels achter elkaar. mogelijk vloeide de drank rijkelijk in het café.
jeanine:Wat een indringende slotstrofe en een schitterend begin. Een fijne gedachte dat wij dichters altijd onze moeders terug kunnen zoeken, zelfs vinden in onze gedichten. Hoe herinneringen je woorden inkleuren en je inzichten die kleuren weer wat aanpassen. Het spel van herinnering en zo het misschien daadwerkelijk was. Het idee, of de hoop zelfs, dat moeder meeleest.
Voorjaar
Op mijn knieën, die knielen willen.
Dicht bij de aarde.
Het onkruid tussen de aardbeienplantjes weghalen.
Verwondering over de schoonheid van de schillende soorten onkruid.
Hoe het de aarde bij elkaar houdt.
Hoe mooi de bloempjes zijn.
Hoe stevig de kleine wortels verankerd zijn in de aarde.
Hoe koud deze aarde is en hoe nat.
Hoe vies mijn schoenen en handen worden.
Hoe blij ik hier van word.
En hoe moe, heel moe, maar anders moe.
Van praten wordt mijn hoofd moe en dan mijn lijf.
Van graven, wieden en wroeten wordt alleen mijn lichaam moe.
Fijn moe, goed doorbloed moe, honger moe, zin- in-een-warm-bad moe.
Hoe mooi het aardbeienbed er nu bij ligt, de dag na de volle maan.
Schoon en tot groeien bereid niet meer gehinderd door het onkruid.
Het onkruid ligt nu op de composthoop aarde-voeding te worden.
Zo is alles goed en er is orde en rust voor de regenwormen.
Hoe mooi toch, geen dag voor een gebed, geen tijd voor een gedicht.
Alleen dit aardse, van onkruid bevrijde bericht.
Enige tijd geleden schreef ik een column die enigszins kritisch
was aangaande ‘yoga-snuivers’. Mensen die heel mindful en vol in het leven
staan. Blank zijn, hard werken, sporten, succesvol zijn, goede vaders en
moeders en in het weekend ook gewoon recht hebben op coke in hun neus. Ik kende
toen de hippe term ‘yoga-snuivers’ nog niet, maar daar bleek het dus over te
gaan. In mijn stukje hierover verweet ik deze clan het gebrek aan contact met
de samenleving, waardoor ze zich soms in de nesten werken en dan anderen de
schuld geven, zonder eerst tussen de lijntjes door in de spiegel te kijken.
Maar welbeschouwd zijn dat dan misschien de excessen. De
jeugdzonden, die nog een tijdje in de midlevens doorlopen. Maar blanken zijn
veel erger dan dat. Vorige week stond ik in de Bruna naar de tijdschriften te
kijken. Daartussen zag ik een exemplaar van de ‘Elle Reizen’ staan. De koptekst
las: ‘Heerlijk! Roadtrip met het gezin. Ontdek…’ één of andere nog niet verklote,
prachtige, subtropische bestemming. Op de cover waadde een glanzende open top
Jeep door azuurblauw water. In de wagen zaten twee kinderen te lachen. Op de
passagiersstoel zat een blonde blanke vrouw te lachten met een dure zonnebril.
Daarnaast zat quasi nonchalant een dude-man achter het stuur, de verantwoorde,
allerleukste vader op de wereld te zijn.
Het liefst was ik in dit plaatje opgedoken. Met een Kalasjnikov.
Dan had ik eerst de banden lek geschoten. Vervolgens een aantal schoten in de
lucht gelost en daarna de brommende V8 onder de motorkap tot zwijgen gebracht
met een laatste salvo. Hierop volgend zou ik een gesprek aangaan met de
inzittenden. Ik zou ze vertellen dat de wereld naar de kloten gaat door al dat
ongebreidelde toerisme. En dat ze als rijke blanken het goede voorbeeld zouden
moeten geven. En niet net als op de cover van de Elle een veel te dure
vliegreis boeken om vervolgens net als thuis in de auto te stappen en de
omgeving verder te vergallen. En waarvoor? Nog meer kloteselfies en lege loze
ervaringen waar je toch geen tijd voor hebt om van te genieten, omdat je zo’n heerlijk
druk leven hebt met je super succesvolle teringbaan, al je gekopieerde
‘vrienden’ die allemaal dezelfde dooie rondjes fietsen op hun racefietsjes,
terwijl hun vrouwelijke lifecoach zich met een matje onder de arm naar de yoga
haast op haar elektrische bakfiets van vierduizend euro of in de Tesla SUV in het
compoundleven van hun tyfusvinexofjarendertigkutklotehypoteekaftrekselhuismetkinderopvangnettoeslagcomplex.
Als ik uitgeraasd ben, krijg ik van hen als repliek een politiek correct
pisverhaal en word ik bedreigd middels juridische maatregelen. De kinderen
huilen niet eens. Die zitten stilletjes verveeld op hun iPad.
Oh god, wat haat ik blanken!!!
Dan word ik wakker en loop naar de badkamer. In de spiegel
zie ik een enge man. Hij is niet zwart, maar ook niet blank. In zijn ogen
twinkelt iets, maar het is geen LED verlichting. Hij heeft groeven in zijn
gelaat en een raar kapsel. Hij is niet blank. Hij draagt wél zwart. Gelukkig
maar.