Laat ik mij ook eens speciaal tot de vrouw richten, lieve lezer(es). Dit is van columniste tot lezeres. Het Duits heeft hiervoor zo’n mooie constellatie voor door op elke functie, elk beroep het “In” tussen haakjes te laten volgen: Mitarbeiter(In), Student(In), Dichter(In). Klinkt ook beter dan “dichteres”, laat staan “schrijfster”, wat toch meer de associatie met “schrijfsel”, dus broddelwerk, oproept. Maar laat ik op deze plek geen verzuchtingen slaken dat er te weinig vrouwen in de literatuur of aan de top zijn. Honderd jaar geleden mochten we voor het eerst stemmen, dus we zijn van ver gekomen. Mijn moeder ging met ontslag toen ze trouwde. Toen in mijn jeugd iedere slimme meid kon gaan studeren, al was het in de softe vakken van het pretpakket (ja, ook ik heb een taal gestudeerd, zij het een redelijk moeilijke, alhoewel Duits een eitje is vergeleken bij Servokroatisch, Latijn en Hongaars), werd de emancipatie als voltooid beschouwd. Nou, dat hebben we decennialang geweten! Mijn generatie leunde gemakzuchtig achterover, trouwde, kreeg kinderen en nam een bijbaantje in de zorg of deed als luizenmoeder onbetaalde arbeid.
In mijn studietijd waren er voor een vrouw twee carrièrepaden: lerares en verpleegster. Of serveerster natuurlijk. We dachten dat het zo hoorde, in ieder geval waren we gestudeerd genoeg om onze dochters bij het huiswerk te helpen en ze op de toekomst voor te bereiden, een toekomst van een slechtbetaald parttime zzp- of flexbaantje op een school, in een ziekenhuis of op kantoor. In geval van zwangerschap wordt het tijdelijke contract meestal niet verlengd. En waarom zou je voor een hongerloontje willen werken als dat allemaal opgaat aan de peperdure kinderopvang? Ja, er werken meer vrouwen dan vroeger, maar bijna allemaal in deeltijd. Hele sectoren, zoals het onderwijs en de zorg, zijn erop gebouwd. Toen een vriendin, die psychiatrisch verpleegkundige is, meer uren wilde gaan werken, kón dat niet eens. Dus nee, de emancipatie is bij lange na niet voltooid, me dunkt. Het lijkt me hoog tijd voor een nieuwe feministische golf – gelukkig heb ik mogen constateren dat de huidige twintigers en dertigers er weer zin in hebben en dat sinds Metoo woede ook de vrouw past.
Zo mag ik graag de knuppel in het Balkanhaantjeshok gooien. Weliswaar waren vrouwen het in het communistische Joegoslavië gewoon om voltijds te werken, maar moesten daarnaast óók voltijds moeder en huishoudster zijn terwijl hun mannen in de kroeg over politiek zaten te delibreren. Er was een vaste rolverdeling tussen man en vrouw, dat schept aan de andere kant ook weer voordelen. Scheidingsoorzaak nummer één schijnt in NL onduidelijkheid over de taakverdeling tussen man en vrouw te zijn, maar dat lijkt me al een hele vooruitgang vergeleken met huiselijk geweld en verkrachting binnen het huwelijk. En als er op de Balkan al eens een feministisch debatavondje plaatsvindt, komen alleen de mannen aan het woord terwijl de vrouwen stil in een hoekje zitten. Maar ook hier zijn we er nog lang niet. Quota hebben we nodig en handhaving daarvan. Er is niets waar ik zo witheet van word als het kulargument: we nemen geen vrouw, we nemen gewoon de beste kandidaat.
En die beste kandidaat, kan ik u verzekeren, lieve lezer(es) is meestal een man omdat mannen de sollicitatiegesprekken voeren en mensen altijd kiezen voor degene die het meeste op hen lijkt, dus een andere man. Met een quotum kan deze angel uit het verfoeibare patriarchalisme gehaald worden. Op vrouwendag afgelopen vrijdag bevond ik mij op het ministerie van defensie, een mannenbolwerk bij uitstek, zo dacht ik altijd. Ik was er in de hoedanigheid van “pers” toen de mannen en de vrouwen van Dutchbat de minister een petitie aanboden. De generaal die ons ontving feliciteerde mij als eerste met vrouwendag. Dat is me op 8 maart nou nog nooit overkomen. Het is een begin.
geconserveerd bloesemend
vrouwen voorbij de jaren waarin het bloesemende ongemerkt overgaat in conserveren, het gerimpelde
diverse huiden versleet, het bloesemt enkel nog aan de buitenkant het overstromende vel boven de broekrand, de gewichten
aan armen en kin, maar het gezicht moet strak over het been de man raapt de handkussen niet meer op, schuift
ze als droogbloemen terzijde, een komma is ze tussen twee zinsneden in die als veters in haar bilspleet snijden
wie verzucht moet lijden, er is nog zoveel om naar te reiken de mateloze tijd, onstoffelijkheid, die minnaar tussen de flanken
maar de vagina is een schuchtere schelp, door het leven gehard het hart door slagregens verweekt, de man een vermoeide gluurder
die niet meer de moeite neemt om zijn jas uit te trekken sex is een keuze gevolgd door stress, maar je moet
het voor je goede fatsoen blijven proberen, in de koffiehoek bij de albert heijn met droge mond probeert een arabier
haar te verleiden om frans te spreken tegen een vriend die het ook niet weet, als antwoord onhandig het scherm streelt
de vrouwen van texel op onnavolgbare wijze beschreven door eilanddichteres beumkes – er rollen babys daar uit lendenen en ze staan altijd stoer voor de deur met een houding van kom maar op!
Gezin
En elke keer dat er een baby
uit mijn moeders lendenen rolde
hoopte de zeeman op een zoon
die hij kon laten vechten met Boreas
of tot een boksertje kon maken
misschien een leeuwentemmer
maar op dit eiland was geen leeuw
er was een dijk om te mijmeren
over filmsterren met een kuif
wij werden mannen onder vaders maan
en moeders zon
hielden de vlet op koers
en waren ongemerkt veranderd in zonen
die spuugden op het gras.
ik heb een foto uit die tijd
voor het huis staan wij stoer
te zijn met onze handen
met een houding van kom maar op
in de voering van onze jas
hangt een katapult en mijn zus
lijkt op James Dean, ik zie het nu.
jeanine onze juryvoorzitter deze week – zij die de woede van Cartouche regelmatig op haar hals haalde – bericht uit het dichtershuisje:
Uit het ingezonden werk kies ik Frans Terken uit voor het goud Anke Labrie zilver en Cartouche brons. Dit in opdracht van tante, je moet je vijand altijd glimlachend tegemoet treden murmelde ze net terwijl ze een banaan at. Het zou dus best kunnen dat ze iets heel anders zei . We kennen allebei Cartouche zijn liefde voor tante, ik vermoed dat de liefde wederzijds is 😉
Liefs
en fijne zondag allen
Jeanine
MERIK VAN DER TORREN voor haar
FRANS TERKEN voor haar
CARTOUCHE dragen zal ik haar
MARC TIEFENTHAL voor haar
ERIKA DE STERCKE voor haar
ANKE LABRIE voor L
JOLIES HEIJ voor een geranium
LISAN LAUVENBERG voor haar, mijn dochter
PETRA MARIA aan haar gedacht
JAKO FENNEK voor haar charme
voor haar
ik zal 4 dagen in de week om half 7 en 3 om half 9 met ingehouden adem ik zal haar troosten als ze verdrietig is ik zal elke ochtend zorgen dat ze eet een dekentje over haar heen leggen als ze slaapt in haar stoel
en alle stekkers weer in het stopcontact doen en de wc ontstoppen als ze weer kattenkorrels
ik zal op 10 plaatsen hetzelfde briefje neerleggen haar uitleggen wie haar brieven stuurt ik zal eten wat zij nog voor mij en zeggen dat het lekker is ik zal elke dag voor haar koken en haar geheugen zijn en ik zal chocola kopen omdat ze dat lekker vindt
pom wolff
wedstrijdje vrouwendag – oma, moeder, dochter, geliefde, buurvrouw, vriendin – we hebben allemaal een ‘haar’. omring uw ‘haar’ met liefdevolle woorden. in welke staat zij zich ook bevindt – in welke relatie u ook tot haar staat – hoe jong, hoe mooi, hoe oud zij ook moge zijn. mooier zult u nooit meer schrijven – zo mooi schrijft u deze week voor haar. u kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst. en onze jeanine hoedemakers is deze week juryvoorzitter.
Voor haar, omarming
Het warme lichaam om te voelen,
het malen in je hoofd te stoppen
oneindige sjalen sterrenstelsels te koesteren,
het wonder waar je eeuwig op wachtte,
in de breedte te omvademen
Kanaal van Internationale Koopvaardij
van je tenen tot je kruin;
Dit had je nodig in dit barre land jouw omarming feest
Merik van der Torren
pom: omring haar met de liefdevolle woorden dat was de opdracht – zodat we ook van haar kunnen houden. merik maakt er een feestje van. de beelden nogal wijds ingezet – maar vooruit – ze is van en voor iedereen even aantrekkelijk – varen maar! in dit barre barre land zo een omarming – ik doe mee! kunnen we er weer even tegen.
jeanine:
Merik van der Torren – Jouw
omarming/ feest, dat lees ik als één regel en het pakt meteen het gedicht voor
me samen. Liefdevol.
Dag Pom, Het is logeerweekend hier, toch een kleine bijdrage voor de virtuele trofee, nu E. van 2 even slaapt, en B. van 4 een vloerpuzzel maakt. Met een ‘gestolen’ regel tussen aanhalingstekens, het zij me vergeven. Groet, Frans
Voor E.
Lees ik dat een toegewijd dichter
‘een dekentje over haar heen legt
als ze slaapt in haar stoel’
net als ik haar heb toegedekt
op de bank in de woonkamer
het bed niet meer gehaald
na twee uur springen
in de Bubble Jungle
slapen onder het gele dekentje
hoe klein je ook bent
niet elke kleur kan je bekoren
die opa en anders niet
we bewaren de foto
voor als je groot gegroeid
niet meer past op de bank
FT 09.03.2019
pom: zoals de kinderen ooit en nu de kleinkinderen, zoals het gaan moet en in dit gedicht ook wordt aangestipt. het leven in een notendop door de dichter geschetst. dat ze het niet weten en toch opgeslagen hebben – die zorgeloze jeugd – met mooie ontdekdingen en opa – en ergens dat ene moment dat weer een leven mee gaat – waarover later gesproken zal worden – ja dat ik met MIJN opa nog …..
jeanine:
FT 09.03.2019 – Ach
ja, wat mooi neergezet. Natuurlijk wil je graag dat je kleinkind herinneringen
aan je heeft. Je doet er alles voor en je ziet ze groeien.
En
ja, dat dekentje is geleend maar geen enkel dekentje is echt van ons. Liefdevol,
net als dat van Merik
Dragen zal ik haar
tot op de draad, haar lucht onverdund geconcentreerd
vocht lekt niet na –
tweemaal
slikken en ademen
ingesleten leer, naad-gestikt
mijn twee-in-één seizoenenjas, samen god- lichaam en geest
deze paarse
tong die spreken blijft
een tweede huid
dragen zal ik haar
tot op de naad
als een schip de zee
Cartouche 09-03-2019
pom: onze cartouche altijd goed voor een bijzonderheidje. goed geplaatst vandaag – een dag met windstoten tot honderd kilometer per uur. is er nog plaats in de schuilkelder voor een man met een gitaar – zingt vreeswijk hier in de kamer – cartouche heeft zijn jas al aan – schuilt in zijn jas – zo kan het ook. hij draagt haar als een schip de zee. welja en in die jas schuilt ook nog een dichter. een bevoorrecht mens. geef mij zo een jas. voor gewone stervelingen is het leven ploeteren – trekken we een jas uit.
jeanine:
Cartouche
Even
schiet de vraag door me heen of ik nu in kleermakerszit zal gaan zitten, of zal
ik een kapiteinspet opzetten. Waarom dan, vraag je nu jezelf geheel terecht af.
Ik weet het ook niet maar dit gedicht leest als een gedicht waarvoor ik een
houding dien te kiezen. Ik begrijp paarse tong bijvoorbeeld niet en bij dat niet
na lekken heb ik vragen. Ik weet het niet Cartouche, ik ga ervanuit dat het pure
liefde is wat je hier beschrijft. Tweede huid, tot op de naad van een schip.
Tante is er zeeziek van zegt ze en zit nu aan de naad van haar nieuwe strakke
rok te tornen. Ze nodigt je uit voor een kopje thee met een slagroomsoes. Dat is
goed voor je huid, denkt ze. Best liefdevol van haar gedacht terwijl je haar …
De titel van het volgende gedicht is In alle ernst. Dit ook in alle ernst,
soms begrijp ik je taalgebruik niet helemaal en dan schiet ik dus in de houding.
De strekking vat ik wel maar soms heb ik er tante voor
nodig.
In alle ernst
Neem jij je vrouw ernstig?
Ik neem haar ernstig, op haar vraag.
Schat, neem me!
Daar ga ik op in, zie en hoe!
In alle ernst en voel
hoe ernstig ze me opneemt.
Niet in een deuk van het lachen liggen wij
maar in een knoop van verrukking.
marc tiefenthal
pom: tiefenthal over tiefenthal – de poëzie weer eens ver te zoeken. en zij ligt in een knoop. ach moet kunnen pom. hou je in!
jeanine:
marc
tiefenthal
Ik ken iemand die knopen verzamelt, ik wed dat ze deze knoop nog niet heeft. Wat ik hoop is dat je er geen hernia aan over hebt gehouden, of spit, of gewoon een weekje last van de rug. Een simpel vraag en aanbod tekstje denk ik dat hier staat. Mag best hoor maar van mij mag het iets meer zijn.
Nu je hier niet meer bent
een moeder zonder verwijten
tijdens jouw ingekorte jaren
de zon hangt binnen
jij in een kader tegen het gordijn
we hadden de wereld in onze handen
maar de zandloper liep vast
in een tijd die grote haast had
Je ging zoals je wilde
in de stilte van die ene nacht
ik word nooit wat jij was
Erika De Stercke
pom: een toch wel ietwat droevige terugblik – ‘ik word
nooit wat jij was’ klinkt als een klaagzang – ik zou er blij mee zijn – anders
blijft alles het zelfde en daar heeft niemand wat aan – voorwaarts – gebruik de
genen! dat zij ‘in een kader hangt tegen het gordijn’- ik probeer het me nu al
weer een kwartier voor te stellen – ik kom niet verder – ik kom er niet uit.
gelukkig zingt cornelis vreeswijk in deze kamer hier – over zoetelief en over bliksem en de donder – slaap maar zoet – zoetelief – totdat de zon de dauw komt vergaren en wij lieflijkheden doen – godzijdank zij lacht. zo kan een kamer ook geschetst. open die gordijnen erika!
jeanine:
Erika
De Stercke
Een
bezwerende regel; ik word nooit wat jij was. Ik kan uit de tekst niet goed
opmaken wat je niet wenst te worden. Een moeder zonder verwijten? Ze is jong, te
jong gestorven? Ik weet het niet Erika.
Ha Pom,
De ‘haar’ in mijn leven, toch wel mijn overleden verstandelijke gehandicapte oudere zusje, met wie ik een sterke band had. Ik schreef lang geleden dit gedichtje toen ze had gehoord dat ze niet meer beter zou worden. Gelukkig heb ik haar aan het tekenen gekregen, waar ze in de laatste periode van haar leven heel veel plezier aan beleefde.
ik doe er een tekening van haar bij, misschien leuk, maar geheel aan jou hoor.
Fijn weekend verder,
Hrtgr. Anke
voor L (1946-2001)
doodziek zittend in haar bed
tekent ze alleen maar lieve poezen
ook als ze muizen vangen zijn ze lief
heeft ze besloten
‘want dat is hun aard’
daar denk ik aan als ze het moeilijk heeft en moeilijk is ook als ze scheldt dan is ze lief heb ik besloten ‘want dat is haar aard’
Anke Labrie
pom: beschreven in weinig woorden hoe ze was en hoe wij haar leren kennen nu met alle menselijkheden zou cornelis vreeswijk kunnen zingen, over lief en leed, dood en leven – kort en krachtig
jeanine:
Anke labrie
Ja,
dat heb je wel mooi rondgebreid Anke. Ik begrijp dat L stierf in 2001. Ik vraag
me daarom af of dan misschien de tweede strofe in verleden tijd zou moeten
staan, of dat niet beter zal klinken.
Het hoeft niet hoor want het zou zomaar kunnen dat ik het niet goed lees. Het is immers gewoon een wat donkere zondagochtend, soms denk ik een uur na de wedstrijd al een ietsiepietsie anders.
daar dacht ik aan als ze het moeilijk had en moeilijk was ook als ze schold dan was ze lief had ik besloten ‘want dat is haar aard’
Voor die ene bloeiende geranium
Ze zijn de kamerplanten langs de oudste steenweg van het land
waar vincent zijn oom bezocht, de prinsenhaag is gesnoeid
de kern ongemoeid, het looprek verfoeid.
Ze vergaren stof, hun takken worden al dunner
ze vervallen tot knikkebollen als je niet tegen ze praat
als ze je al verstaan.
Maar begiet je ze worden ze spraakwater, kiezen het ruime sop
van de verbeelding op sterk water. Als je de kerktoren
volgt kom je vanzelf waar je wezen moet.
Weet je wel hoeveel kerken dit dorp telt? roept ze
volg de van goghstenen, maar voor hinkstapspringen ben je te oud
we zijn het goudzoeken verleerd.
Ik was nooit een goede huishoudster, mijn kroon oogt te flets.
Ik legde het aan met de strontschraper van witte neushoorns
omdat niemand hem wilde hebben.
In de soos gaat alles met de seizoenen mee, het is er niet
tijdloos. Het zijn de jaren van schaarste. Als er een bloem ontluikt
worden nekken driftig verdraaid.
Jolies Heij
pom: ja dit soort gesprekken heb je/ krijg je in dorpen. gratis en voor niks. dat soort praatjes meneer hou die maar tegen heij! die gaat er nog rustig voor zitten. zou ik al snel opmerken. die dorpen waar ik niet graag verblijf. ik ben een stadsmens. de communicatie sneller - ‘ha heij - dichie geschreven vannacht? mooi zo - moet weer door kind - geen tijd voor spraakwater & ontluikende bloemen vandaag - doei!’
jeanine: Jolies Heij
Jeminee Jolies, ik stel me voor dat je gedacht hebt, ik zet mijn verstand op nul en alles wat het papier op wil zonder tussenpersoon geef ik rood licht en dan ontstaat er als vanzelf een gedicht. Nu zie ik wel wat mooie regels en ik kan me voorstellen dat die nog wel een keer opduiken als je in een vergelijkbare flow woorden de kans geeft zich te ontplooien tot fraaie verrassende beelden. In dit gedicht is dat niet helemaal gelukt. Wel moet ik zeggen dat ik die laatste strofe wel kan waarderen, op die regel, het zijn de jaren van schaarste na. De ouderdom wordt vaker schaarste toegedicht terwijl je nek verrekken voor een bloem verwondering betekent. Je kunnen verwonderen is een groot genoegen, dát niet meer kunnen, dat is schaarste. (denk ik dus )
Perfect Recept
Ik zie generaties vrouwen
bouillon trekken en aardappels schillen, augurken hakken en zo meer, om die liefdevolle maaltijd te hebben voor de bijzondere dagen.
Ik zie de volgende generatie komen
om te leren van hun oma hoe het moet.
Ik zie het vlees koken en de aardappels vangen de herinneringen die ik heb aan al die andere keren dat ik dit lievelingsmaal bereidde en hoe mijn oma het maakte en mijn moeder met haar zussen en ik. Voor elk feest werden we rond de tafel gezet en begon het schillen en snijden en daarna het roeren en proeven tot het familiegeheim rond was.
Vandaag kook ik het voor haar, mijn dochter, waar verwachtingsvol een volgende generatie groeit, die ik nu al voedt met de lijn van herinneringen die ik in de aardappels leg, voor nu en later. Ik ben alleen, de drukte van de zussen, oma en moeder zijn verdwenen in de mist van dat grote geheim.
Daarom kook ik het familierecept om te gedenken, om deze nieuwe lijn, deze hoopvolle komst, voor te bereiden op een liefdevolle opwachting, voor haar die bijna dertig is. Deze dagen herinner ik me de dagen van wachten op haar komst, zoals zij nu wacht op wat er onder haar hart klopt, zonder twijfels, zonder geheim.
Goed recept.
@Lisan Lauvenberg
pom; hoe de generaties voorbij gaan en toch ook niet helemaal. wij onze plaats kennen in het voorbijgaan. de romantische duidingen moeten toch een beetje bijgesteld – werk en inkomen /kind/huishouden/mannen/en als het tegen zit grootouders met gebreken – het is hard werken voor dochters van dertig. pas als oma in de keuken keert de rust weerom. leven is mooi maar makkelijk is anders meneer!
jeanine:
Lisan
En
zo leg je lijnen aan. Lijnen die je altijd weer terug zult vinden in de
aardappels. Plat samengevat. De strekking komt echt wel over. Het is meer een
kort verhaal dan een gedicht geworden hè. Oma, moeder, dochter, kleinkind.
Liefde van generatie op generatie gaat hij over, zo ook het
recept.
AAN HAAR GEDACHT
een modderig paadje
slingert het leven
wat onhandig
mijn wereld in
was ik maar als haar
zo aards
mijn vingers
om de potgrond
een koele hand
op het koortsige
voorhoofd
jij zet de kachel
wat hoger
Oolong thee en jazz
het mag voor mij
zo goed zijn
als vandaag
met jou
PetraMaria
jeanine: PetraMaria
Wat
mooi die eerste vier regels, hoe een paadje met het leven kan slingeren. Dan die
tweede strofe, was ik maar als haar… Als je moeder? En waarom dan, vanwege dat
pad? Ach, ik raak het spoor een beetje bijster en misschien komt dat ook wel
door dat geslinger van dat modderige paadje. Het zou vreselijk saai zijn als ik
nu zeg ben jezelf. Het is ook zo’n dooddoener hè. Daarom zeg ik, een modderig
pad is leuk, je kunt er zalig in lopen soppen, wel zijn laarzen aan te bevelen
op een dergelijk pad. Weet je wat trouwens zo grappig is, je eindigt de laatste
strofe met het woord met en dan volgt daaronder je naam. Denk daar maar eens
over na 😉
pom: ‘was ik maar als haar’ – welnee niks daarvan – opnieuw, anders en nieuw graag met een beetje behoud van het goede – geen stilstand – in grote streken de wereld te lijf en het leven – de thee en de jazz die mogen blijven – maar dan wel naast de flessen grandmarnier en cognac svp – en met Daniëlle op naar het hipsterfeest!!!:
gloed
twee keer zijn we wezen stappen
vanavond echter
telt weer scheepsrecht
want onze leden dragen vuur
nu de avondlucht zwoel toeslaat
de wijn zijn taak verricht
haar charme me vrouwelijk warm
als een hemd omsluit
nu ik haar blik ontmoet
die dwingend bij me binnen dringt
nu word ik plotseling week
voel me op slag een hinkend paard
dat naar de eindlijn streeft
ervaar hoe diep in mij de gloed
al aftocht blaast
jako fennek
pom: met het vergaan van de jaren ook het vergaan van die allesoverheersende gloed – maar toch niet helemaal – bij die altijd weer aanwezige vrouwelijke charme die binnendringt en haar werk doet. helemaal niet. een echte jako fennek deze week!
jeanine: jako fennek
Een dovende kaars, dat is het eerste wat me invalt. Tja. Zo gaat het soms
vermoed ik. Het gedicht roept niet echt iets bij me op waar ik wat over zou
willen of kunnen zeggen. Maar je stuurde in, daarvoor dank.
Het regent en de belasting moet gedaan. Stress in vele huizen.
Hoe moet je in godsnaam je belasting aangifte doen als je dementeert, maar dat zelf nog niet weet.
Ik weet het zelf zonder beginnende dementie nog niet eens zo goed. Terwijl ik toch echt goed kan lezen of schrijven.
De belastingdienst maakt het makkelijk voor ú. Dat was een slogan van een aantal jaren geleden. Maar nog lijden we aan belasting-invul-stress.
Vriendinnen kunnen plotseling meer dan een maand niets gezelligs doen, omdat ze hun belasting moeten doen. Ook al hebben ze geen eigen huis of een eigen zaak dan nog is het gaan zitten, alleen al, om die lijst door te nemen al zo stressverhogend dat er geen ontspanning tussendoor mag zijn, want dan doen ze het misschien niet goed. Ik heb jarenlang de bonnetjes van chaotische theatermakers verwerkt tot keurige en handzame lijsten, waarin duidelijk werd wat ze hadden uitgegeven en hoeveel ze verdiend hadden. Maar ook hier zorgde de belasting stress tot veel onnodig uitstel van handeling, ook al behelsde dat vaak alleen maar het overhandigen van een doos met alle bonnen die ze verzameld hadden tijdens het maken van hun theaterkindje. Nog later heb ik bonnen van verenigingen en kleine zelfstandige kunstenaars tot kaslijsten omgewerkt, die konden dienen voor “controles” die nooit kwamen, waar ook weer een boel stress bij kwam kijken. In een moedige poging tot ordening hadden ze soms een aantal dozen bij zich, een voor de benzinebonnen, een voor de materiaalkosten, een voor de eetkosten etc. Maar ook dat hielp vaak niet, omdat ze hun kostenposten niet helder hadden, werd ook de dozenplan vaak een zootje. Het leidde in bijna alle gevallen tot :
Stress.
Stress veroorzaakt door angst in de portemonnee gekeken te worden.
Stress omdat vergaande slordigheid zichtbaar wordt voor de buitenwereld.
Stress omdat er een aftrekpost vergeten zou kunnen worden.
Stress omdat er controle zou kunnen komen en er teveel aftrekposten zijn gecreëerd.
Stress omdat het niet netjes, niet afdoende en niet juist gedocumenteerd is.
Ik hou van ordenen zolang het voor anderen is, als het voor mezelf is, krijg ik ook last van stressverschijnselen. Nou heb ik gemerkt dat het eten van (Limburgse katjes) drop werkt om me door een taaie berg papier te werken. Zo heb ik stress als er geen drop in huis is en ik bijvoorbeeld uit mijn la een programmaatje moet samenstellen uit mijn aanzienlijke hoeveelheid gedichten. Ik had het idee opgevat om alle gedichten te bundelen in een boek of meerdere boekjes, zodat ik makkelijk kan bladeren en de gedichten op thema of op jaartal geordend zouden zijn. U begrijpt mijn probleem ondertussen wel. In plaats van het gezellig kwartetten en bundelen van mijn poëzie, ben ik anderen gaan helpen met hun schoenendozen vol bonnen, daar werk ik blijmoedig aan en zucht tevreden als alles excel-waardig is geworden, omdat het op datum en kostenpost gerangschikt is.
Ondertussen liggen mijn eigen belastingpapieren nog in grote chaos in de la.
En is het boek der gedichten van toen tot nu ook nog steeds een berg papier van hIer tot gunder.
Als mijn dochter last heeft van stress pakt ze een doos knopen en gaat ze die ordenen. Hier viel de appel niet ver van de boom, maar met knopen in keurige rijtjes kan ik bij de belastingdienst niet aankomen. En de rest van mijn vrienden heeft geen tijd om mij op weg te helpen, want ik help hun of ze zitten weggedoken in hun administratie hoekje hun stress weg te kauwen met dropjes en snoepjes wat dan helaas voor dieet stress zorgt.
Gelukkig schijnt de zon binnenkort weer en kunnen we doen, alsof 1 april voorbij is en tja we kunnen nog altijd uitstel vragen, zodat we lekker van de zon kunnen genieten als hij schijnt. Stress-vrij.
ik zal 4 dagen in de week om half 7 en 3 om half 9 met ingehouden adem ik zal haar troosten als ze verdrietig is ik zal elke ochtend zorgen dat ze eet een dekentje over haar heen leggen als ze slaapt in haar stoel
en alle stekkers weer in het stopcontact doen en de wc ontstoppen als ze weer kattenkorrels
ik zal op 10 plaatsen hetzelfde briefje neerleggen haar uitleggen wie haar brieven stuurt ik zal eten wat zij nog voor mij en zeggen dat het lekker is ik zal elke dag voor haar koken en haar geheugen zijn en ik zal chocola kopen omdat ze dat lekker vindt
En dan ineens een kleine twinkeling in het water van wat eigenlijk de Donau is De boom die daar op het eilandje stond en de halve liters Branik die bitterzoet smaakten De jeugdige hoop en onbezonnenheid Heerlijk
xxxxV
Deel 327. Dresden
Het had ook een andere stad kunnen zijn, maar dat was het
niet. De Elbe stroomde er in dit geval doorheen. En daaraan lag een camping.
Daar stopte de bus. Het was geen dure reis geweest, want geld hadden we niet.
Zij studeerde en ik deed ook zoiets. We hadden samen geboekt, omdat we na twee
jaar ook weleens een keer samen op vakantie wilden. We wilden nogal wat.
In de bus naar Dresden zaten leuke gezellige jongeren van
onze leeftijd. Mijn aandacht werd meteen getrokken door een meisje met een
korte, strakke spijkerbroek en volle lippen. En dat zag ze zelf ook. Maar
ongeschreven onvolwassen regels schrijven voor wat misplaatst is. En
onuitgesproken woorden handhaven de stilte. En de stilte werd almaar dieper,
hoe donkerder het werd. Laat op de avond kwam de bus aan op de camping langs de
rivier. Eenieder betrok zijn tent. Mijn vriendin en ik deden dat ook. Er werd die
avond niet geneukt. Zeer tot mijn ongenoegen.
Enige avonden later waren we met het hele gezelschap aan de
zuip in wat voor het oude centrum door moest gaan. Met zijn allen rond een
grote tafel. Het meisje met de volle lippen had een strak leren broekje aan en kantelde
openlijk haar bekken voor me, keer op keer. En ik keek toe. Gebiologeerd door
de simpliciteit van de menselijke fysiek en geilheid. En toen was er ruzie.
Mijn vriendin vond het te onbeschaamd voor woorden hoe ik dat meisje in haar
kruis zat te staren. Het meisje zweeg. Ik werd boos omdat we nog steeds niet
geneukt hadden op vakantie en gebruikte dat als verweer voor mijn
onbeschaamdheid. Die avond eindigde in de tent met over en weer gejank, zoals
jonge mensen dat zo goed kunnen.
De ochtend bracht stilte. En in die verraderlijke
veiligheid van een brakke ochtend in het gras onder de bomen vertelde ik mijn
vriendin dat zij niet de enige was. Hoe het gebrek aan fysieke intimiteit me in
de armen van een ander gedreven had. ‘En hoe dan verder?’ ‘Gewoon maar verder’,
was mijn antwoord. Op die leeftijd gaat dat allemaal wel. Dat denk je
tenminste. Toen ik twee maanden later onverwacht bij mijn vriendin thuis op de
bank zat en ze zoenend met een ander de voordeur binnenrolde, wist ik ineens
wel beter.
Een paar maanden daarvoor fietste ik door het
schemerduister voorbij het Utrechtse Griftpark, Niet eerder had ik me zo vrij
gevoeld. Het was een stroom van verscheidene gevoelens, waarbij gedachten
onvolwassen waren. Het was als de eerste gitaarklanken van ‘One of us’. Ik kwam bij een lieve jonge
vrouw vandaan. En was erg arm en onbezorgd toen.
Als de oorlog komt, zijn er bombardementen die niets heel laten. Vuurstormen maken steden met de grond gelijk. Zowel medemensen als redenen als de namen van de generaals worden brokstukken vergetelheid. En toch verrijzen ze om onduidelijke redenen toch altijd weer uit hun as. Herwinnen oude glorie en pretenderen sterker door strijd en wijzer door verlies. De oude mensen zullen zich de geur van stad herinneren zoals ze ooit was. Zij die daar net te jong voor zijn, zullen voor altijd met één been in de herinnering staan en met het ander in twijfel.
VON SOLO DICHTER, COLUMNIST, PERFORMER Check de actualiteiten van VON SOLO op www.vonsolo.nl
al een tijdje spookt het woord “rommel” door mijn hoofd. Dat resulteerde tot het tekstje in de bijlage. Alweer “rommel” ? groet, Merik
Verloren
Mijn vader trad mijn met peuken,
lege bierflesjes en allerhande papieren bezaaide kamer in :
“ Zeg kan je die rommel eindelijk eens opruimen?”
“Weet je wel wat je zegt? “ zei ik,
“Rommel was een Duitse generaal,
die een aanslag wilde plegen op Hitler.
Die dwong Rommel zelfmoord te plegen.
Je bent als Hitler als je zegt dat ik
die rommel moet opruimen.”
Mijn vader greep naar zijn hoofd en
liep kreunend mijn kamer uit.
Ik pakte nog een biertje uit het kratje.
Rommel was okay.
Columniste en carnaval gaan samen als de leeuw en het lam, de krokodil en de struisvogel. Neen, ik beoefen geen gereformeerdzeeuwse dwangvorm in mijn poëzie (ik beoefen vele vormen, ben zelfs door Robin Kerkhof van een modern sonnet beticht), zoals de grote baas beweert, maar met mijn calvinistische inborst van boven de rivieren was carnaval voor mij altijd een buitenaards monstrum. Het was in de tijd dat de verzuiling nog een staartje had en bij katholieken kwam je niet over de vloer, simpelweg omdat ik op een protestantschristelijke school zat. Er reed hooguit een eenzame praalwagen door een naburig katholiek dorp. Aan dat paard in de gang had ik een bloedhekel, aan André van Duin trouwens ook.
Toen ik naar een katholieke middelbare school ging, kwam ik wel met katholieken in aanraking, maar de Utrechtse Heuvelrug is nou niet bepaald een carnavalsstreek. Toen ik een tijdje nabij Bergen op Zoom woonde, kwam het gerommel al naderbij, maar dan vluchtte je gewoon naar het reformatorische Tholen. Toen ik in het zuidduitse Freiburg woonde, gingen we met het hele studentenhuis naar de Basler Morgestraich, die om vier uur ’s nachts begint en een geweldig spektakel is, een eindeloze optocht van Pierrotfiguurtjes die op trommels slaan en fluitjes bespelen. Maar toen de optocht gepasseerd was, was het feest ook meteen voorbij, het blijven toch calvinisten in dat Zwitserse.
Inmiddels treed ik al jaren regelmatig in Brabant en soms ook Limburg op en heb er vele vrienden. Mijn vader woont sinds jaar en dag – als hij niet in Vlissingen verblijft – op de Wouwse Plantage bij Roosendaal. Een paar jaar geleden kwam ik per abuis in het feestgedruis in Oeteldonk terecht. Ik vond het geweldig, hoewel je kroegen dan maar beter kunt mijden. Ik hou van verkleedpartijen, dat zal het zijn. Dat is ook het principe van carnaval, dat je vanachter dat masker en onder die exotische kledij een lange neus naar het gezag maakt. Zou ik die stijve hork van een natuurgenezer niet eens kunnen verleiden? was een stoutmoedige gedachte die prompt in me opwelde.
Niet geschoten is altijd mis, dus knalde ik de deur van het tuinhuis open, alwaar de natuurgenezer in zijn sloffen op de divan naar het plafond lag te staren. Ik ben depressief, kreunde hij voordat ik iets kon zeggen. Mijn geilsoldate is nog altijd niet teruggekeerd, volgens mijn spionnen zet zij de bloemetjes buiten in Tullepetaonestad. En mijn goger beroep schiet niet op, want Karremans, die voor mij zou getuigen, is door de asbest geveld. Dat lijkt me geen straf, Radovan, zei ik, misschien komt van uitstel wel afstel. Je wilt toch niet wegrotten in een cel met een gat in de grond? Je krijgt het nergens meer zo goed als hier. Maar get gaat mij om gerechtigheid, om get belang van mijn zaak! vloog hij op. Al goed, suste ik, daar is nu even niet veel aan te doen. Dus laten wij ook eens de bloemetjes buitenzetten, veel mensen komen tijdens carnaval de ware liefde tegen.
Ik wil geen ware liefde, jammerde hij, ik ben gelemaal klaar met de liefde, ik ben alleen nog maar ongelukkig, mijn gart draagt een rouwrand. Zoals je wilt, zei ik koel, ik ga wel zonder jou de beest uithangen. En ik stortte me in het feestgewoel van scherpslijpers, scheidsrechters, clowns en brandweerlieden, natuurlijk niet voordat ik me in mijn krokodillepak had gehesen. Aan iedereen die het wilde liet ik mijn tanden zien, door die tanden was ik onherkenbaar en ook ongenaakbaar, want de gezagsdragers bleven op veilige afstand. Plots werd ik echter bij mijn krokodillenlurven gegrepen en een portiek ingesleurd. Een struisvogelkop kletterde tegen mijn tanden, de dikke lippen schuurden langs mijn onderkaak. Vergip, get valt nog niet mee om een krokodil op de bek te pakken, klonk het mopperend.
Wàt?! riep ik verbijsterd. Probeerde jij mij nou net te zoenen, Radovan? En wat doe je hier als struisvogel? Ik ben toch de struisvogel bij uitstek, grijnsde ie. Ik steek mijn kop lekker in get zand, ik wil niet weten dat ik schuldig of verliefd ben. Alleen in mijn struisvogelvermomming kan ik jou liefgebben, maar gelaas niet zoenen vanwege je tanden. En morgen, in onze normale gedaante, zullen wij dit alles weer vergeten zijn, ja, ik gelast je om niet meer aan dit onfortuinlijke incident terug te denken.
leutstoet van tullepetaonestad tot krabbegat
winter kruipt terug in de grond, krokussen staan uit te buiken feesttenten wapperen gure bewoners naar buiten
met een groot wouw-effect worden ze klaargestoomd om verkleed als poelepetaten de leutwagen te flankeren
de praalwagen is gemaakt van pir, het rood en groen werkt als een lap op de hoge stieren van dit dorp
die dan maar een feestmuts opzetten, gebroederlijk vormen wij de leutstoet van tullepetaonestad tot krabbegat
ergens is wel een ouwe bok die een groentje lust en meisjes die uit de rooie kool zwermen
eerst nog een pilske, een prins en dan te sterven aan dit carnaval der burgers, ook de papboer danst
vergeet het rood en groen van het papdomfatsoen maak een dikke neus tegen de kinkels van klapzand
verstouw de volgevreten schuren, blaas de al te bolle wangen op en laat de lepel rechtop staan in de pan met het dwarse stijfsel
geef je kiel niet af aan de concurrent, wees trots dat je een parelhoen bent waar anderen niet weten noch begrijpen
daar is het om te doen, achter die karavaan van gereguleerde anarchie aan tot de klepel luidt, want we zen wir de leste
Ik ken een waterwoord noem het niet
huilen het alfabet van laatste letters.
Onder de poriën van je huid
bloeit nog het tropisch regenwoud ik geef je daarom water want morgen ben
je koud en blauw en ik wil je zo graag donkergroen denken.
Bloembed in
de border bloesem van lieveling ik geef je daarom water.
Droge
holle boomstam ik ben de kleine specht die op je hamert.
Ik maak
een speeldoosliedje van een oud geluid en waterwoorden bidden op je
huid het almachtig amen van verdriet.
berichten uit de samenleving deze week. uit de diepte dat mag gezegd. veel dichters nemen ons mee en berichten op werkelijk spectaculair prachtige wijze. ‘mensen met diepte’ dat zijn dichters.
dank jullie wel.
aan mij de eer om de metalen uit te reiken. bij de oprechtheid van de ingezonden werken past voor een ieder het goud. resteren de gedichten die mij het meest aanraakten – CARTOUCHE goud en MAX LEROU zilver. op zijn verjaardag FRANS TERKEN brons – Van harte!
Twee-in-een
Dit huis met zijn blinden en zijn traliewerk Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam kolenkachel, uittrektafel en gordijnen van zwaar velours, hier leefde ik op water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken in een vreemd-vertrouwde taal die ik per se leren wilde – nooit ten volle zal beheersen ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels in een rode beek, een zee van weelde en van waan – waar geen ontkomen en geen wonen is
01-03-2019 Cartouche
Frans Terken – zweeft er nog de geur van eierkolen
Cartouche – ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
Lisan Lauvenberg – Paradiso zat bomvol
Petra Maria – waar ik kind was ligt bewaard
Marc Tiefenthal – Wij wisten veel, soms beter.
Rik van Boeckel – moeders sambal bood geen troost
Aratrios – je woonde daar hoog in de leegte weet je (over het (gesloopte) huis waarin in ben grootgebracht Henk Henriëtstraat )
Erika de Stercke – in de kleine kamer brandt een stoof de kolen rood
Anke Labrie – Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren
Max Lerou – en ze lagen er altijd wel mooi bij in het kamertje voor
Jolies Heij – niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
foto: L. Köhler
wie wint de enige echte virtuele – wat roept het huis nog waarin je groot geworden bent – trofee op pomgedichten?
ergens heeft het gestaan dat huis, die kamer, een plek om nooit te vergeten – dat ene huis waarin je groot geworden bent – en wat roept dat huis nog? – in je op? geef dat gevoel asjeblieft weer in prachtige poëzie – dat we even met je mogen mee wonen – over toen en wellicht ook over het heden – over hoe het was – en bleef – je kent de regels: de gedichten niet te lang svp – 20 regels is genoeg – insturen voor zondag 10.30 uur. stuur in op het u bekende gmail.com adres van pomgedichten@ – of benut de blauwe contact functie boven aan de pagina. of laat onder dit item een reactie achter -ik zorg er voor dat uw gedicht in het item wordt geplaatst.
de boulevard of broken dreams
nu tussenpad afdeling groenten
ter hoogte van de kerstomaten
de rode wijn alvast geladen
lood voor vader om te vissen
sporen van herinnering
zo’n dag was het
kassa meisje lege vulling
een langzaam brokkelend geheel en kale muren
pom wolff
Zoals de mijn
Dat de mijn gesloten
het zwart niet langer op de lakens
de voordeur niet meer open getrild
door bruinkoolwagens
zweeft er nog de geur van eierkolen
het poeder dat neerdwarrelen bleef
als je de kolenkit de keldertrap afsleepte
struikelde je over de aardappels
hoe je ondergronds beschutting zocht
tegen wat nieuw gebouwd in de stad
het begon met breken dat slopen werd
stofwolken vulden elk gat in de grond
maar niet die in het geheugen
de ogen gehaakt aan zonderlinge leegte
FT 02.03.2019
frans neemt ons terug de mijnstreek in – de mijn – het land ook van mijn ‘opa limburg’. dat ze gesloten werden en hoe de wereld onderin op zijn kop ging. de stoflongen – tata steel in het kwadraat – en dat de mensen altijd zich aan het wassen waren en aan het wassen waren. altijd schoon. de aardappels en de weckflessen in de kelder – de trap af het donkere gat in – overal lagen mijnen. alles voor het oprapen. hoe alles in het geheugen is gegrift. het kleine mijnlampje van koper als standbeeld in de huiskamer. frans schetst nog enige contouren. dat het bestaan heeft. en prachtig begin van een prachtige serie gedichten deze week – we gaan de diepte in met de dichters – wat roept het huis nog waarin je groot geworden bent? het huis roept nog heel heel veel. wij als lezers mogen mee de diepte in – het is een eer om deze week de commentaren te mogen schrijven.
Twee-in-een
Dit huis
met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn
geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen
van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken
in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde
nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen
tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels
in een rode beek, een zee
van weelde en van waan
waar geen ontkomen
en geen wonen is
01-03-2019 Cartouche
kolen kolen kolen – hoe de huizen werden gestookt – hoe de kolen weerom keren in de gedichten. in tijden van warmtepompen. hoe het eigenlijk altijd hetzelfde blijft en de mensen zich moeten behelpen. dat de mooiste warmte die te vinden is toch de warmte is die je bij elkaar vindt. cartouche weet een heel persoonlijk beeld op te hangen in de tijd die zowel wel als niet verloren ging. hoe de tijd ook van graniet was maar niet het graniet van in de yuppenwoning – het graniet van water en brood schuld en boete – cartouche schetst die ‘vreemd vertrouwde’ wereld – het milieu van het zuiden. dat hem tot de dag van vandaag beheerst waaraan ook de dichter niet kan ontkomen. hoe de tijd en de persoon hier in elkaar gevloeid zijn. prachtig.
oja cartouche moet het gedicht natuurlijk gewoon terugbrengen in een 8 regels vorm – en niet zo raar doen met die 19 regels, maar dat terzijde
Twee-in-een
Dit huis met zijn blinden en zijn traliewerk
Da Vinci’s Christus aan de muur, zijn geloken ogen, een blik van mededogen
granieten aanrecht, ijsbloem op het raam
kolenkachel, uittrektafel en gordijnen van zwaar velours, hier leefde ik op
water en genade, mijn dagelijks brood
ik zie de beelden, proef de klanken in een vreemd-vertrouwde taal
die ik per se leren wilde – nooit ten volle zal beheersen
ze laten zich niet slijpen tot wetsteen of tot poëzie
ze blijven drijven – druppels in een rode beek, een zee
van weelde en van waan – waar geen ontkomen en geen wonen is
01-03-2019
Cartouche
Paradiso zat bomvol.
De mis was prachtig.
De mannen ook.
35 jaar geleden of meer.
Ik ben een heleboel gelukkig niet vergeten, zodat ik wat ik vergeten ben niet mis
en dat blijkbaar ook niet nodig had
om gelukkig te zijn.
@Lisan Lauvenberg 28 februari 2019
over de tijd na limburg, het land van haar jeugd, in een paar pennenstreken geschilderd – hoe een nieuw begin ook geluk brengt in een mensenleven – kan brengen in een mensenleven – en hoe amsterdam altijd rijker werd door de mensen die van ver kwamen en amsterdam omarmden – van amsterdam werden.
Rogier van der Weydenstraat
zal ik dan maar knarsend door de straat lopen
langs het huis waar ik woonde
alle onrust van mijn huid stropen
loop maar mee, daar was de kleuterschool
waar alles onbesproken bleef
dan klim ik weer omhoog
in de brandgang waar we speelden
hoger en hoger en dan de sprong
ren ik met mijn spillebenen
iedereen voorbij
zal ik dan maar met een zacht hart door mijn straat lopen
langs het huis waar ik woonde
piept de schommel in de tuin
kijk daar is het luikje in de deur
met de witte gordijntjes
dan draag ik weer de vlechten
kam ik thuis mijn lange haren glanzend
kleur ik grote bloemen op de stoep met krijt
dat kan, maar dan dien ik te beseffen
waar ik kind was ligt bewaard
niets verandert door de tijd
PetraMaria
met een zacht hart en ook met die vlechten, met enige aarzeling terug naar de Rogier van der Weydenstraat – en wij lopen met petra maria mee. alles blijft bewaard in en uit ons leven. de school, de kleuterschool, de geheime plaatsen opgeslagen in het hoofd van de dichter. en van de zanger. de naam van de straat die zoveel meer is dan een naam van een straat.
Stella is er niet de baas
Ons was op school
een vaste, denderende
loopbaan beloofd
bij het spoorbedrijf,
als dwarsliggers.
We waren taai, duurzaam.
Thuis legden we met Märklin
onze toekomst vast
en dan weer los.
Velen kwamen kijken,
zo’n huis zie je zelden.
Zoveel glas en nergens gas.
Wij wisten veel, soms beter.
marc tiefenthal
marc tiefenthal weet als geen ander verleden en heden te mixen. met grappige uitkomsten. de milieuproblematiek het thema ingeblazen. hoeveel dwarsliggers er ook zijn – je vindt ze overal terug. in heel veel hoedanigheden. met vooruitziende blik ook.
Rik vanuit Ibiza
Achter de duinen
Aan de langste laan achter de duinen
groeiden gouden oorringen
van Kijkduin tot 2000drummers
in Scheveningen en lieve superzusters
de eerste wiet gerookt uit een bongo
het ritme van jingoloba in de kerk
vaders linnen en katoen aan ‘t werk
moeders tennisballen in de tuin
de duiven koerden rikkietikkie roekoe
roekeloze Kniertje hond rent zich dood
voort voort aan de Laan van Meerdervoort
auto’s remmen niet voor verdriet
moeders sambal bood geen troost
mijn oude Indische ziel ziet dat wel
net als opa’s koloniale luipaardvel
rijsttafels eten het verleden op
Haagse duinen ademen zand uit
naar ‘t oude huis achter de Tomatenstraat
naar de afgebroken hortensia school
naar dagen van ontembaar geluk.
Rik van Boeckel 2 maart 2019 Cap Negret. Ibiza
vanuit Ibiza zijn bericht – de duiven koeren nog steeds – moeders sambal bood geen troost – riks inmiddels oude Indische ziel – den haag – we zijn weer terug waar we waren. de dagen van ontembaar geluk hebben zich in wereldburger van boeckel definitief gevestigd – het hele leven van ibiza tot in den haag – altijd en overal – rik vindt en ziet en hoort overal het geluid van de vrede: rikkietikkie roekoe.
om de slochter
je woonde daar hoog
in de leegte weet je
de omtrekken nog van het kasteel
waar liefde en verwondering
je voor het eerst deden zingen
achter kantelende kantelen
de roes om zo veel jaren nog
je dwong alles te delen
in een dieper gelegen verleden
sloegen boeren er hun grond aan
waar jij jongeling je tenten en ver
de vijand in transen wachtte
alles zou je overleven – je won
ten slotte patronen erachter
van de verdwenen stad
maar nu hier
in de jeugd verborgen
zie de groene vingers van toen
de broze teerwereld ten dode
amechtig aangelijnd omklemmen
in een zielig dorstig plantsoen
onder luchten onbekend
en eindtijdelijk grijs
Aratrios 02.02.19
een ietwat uiteindelijk droeve terugblik. wat er van geworden is? waarin het is opgegaan – (een zielig dorstig plantsoen) we mogen het lezen in dichterswoorden. hier vloeien woorden van de dichter, van de historicus, van de ervaringsdeskundige in elkaar – de conclusie meteen al in het begin van het gedicht gegeven in prachtige taal:
je woonde daar hoog in de leegte weet je
arie corrigeert met strenge blik het commentaar:
Je moet het begin op deze manier lezen:
‘Je woonde daar hoog. In de leegte weet je de omtrekken nog van het kasteel, waar liefde en verwondering je voor het eerst deden zingen, (en waar) achter kantelende kantelen de roes om zo veel jaren nog je dwong alles te delen.
Zo ontstaat het beeld van een luchtkasteel. Ik heb vorige maand echt in de Henk Henriëtstraat gestaan. De woonblokken zijn gesloopt, maar de straat bestaat nog, met nieuwe laagbouw (sinds 2010 ongeveer). Precies op de plek waar mijn portiek was keek ik omhoog en trok ik in gedachten in de lucht op de plek waar mijn jongenskamer was de contouren.
Toevoeging: de Slochter (ook wel: Sloot, of Sloote), was van de vele veenriviertjes in de oertijd van het westelijk veengebied de grootste. Die stroomde van Sloten naar het IJ ter hoogte van Sloterdijk dat toen nog aan het IJ lag. Halverwege had dat riviertje door oeverafslag een verbreding: het langwerpige Slootermeer (had ook Slochtermeer kunnen zijjn). Alle ‘Sloter-‘ namen daar zijn van dat riviertje afgeleid.
Dat is de historicus weer in mij, haha. Had net een hoogst interessant boek (met foto’s) gelezen over de geschiedenis van Nieuw West.
Het huis van bomma
Fruitsapflesjes op de onderste trede
van de keldertrap. Spinnenwebben
verslinden er het schrale licht.
In de kleine kamer brandt een stoof
de kolen rood. Grootvaders kader
kijkt stoffig toe.
Uit een vereenzaamde zetel verdampt
haar weeïge lucht. Hoe het dagelijkse
leven naar stilstand glijdt.
Op de straat ontdek ik het huis van
mijn jeugd. Fladderende speeljaren.
Ze maken me zeeziek.
Erika De Stercke
Hoe het dagelijkse leven naar stilstand glijdt.
ai ai ai – ja dichteres weet van observeren – de genadeloze waarheid gegeven in dit gedicht. rond de brandende stoofkooltjes, de beelden van vroeger, de elementen – ook hier een kelder en kolenwarmte. zeeziek? een beetje vreemd beeld bij alle beschreven stoffigheden.
Heimwee
De tuinderij, waar hij met zijn gestaalde spieren
vroeger de grond bewerkte, werd een tennisbaan
Het ouderlijk huis, gerenoveerd, is blijven staan
niet langer meer omgeven door de populieren
De nieuwe eigenaars zijn aan het rentenieren
Zij oefenen hun spieren door een balletje te slaan
De oude voortuin is ook grondig op de schop gegaan
Van verre ruik ik nu de weeë lucht van anjelieren
Blauweregen, de seringenboom, het gras,
knerpend grind, mijn ouders op de houten bank
Soms mocht ik bij hen zitten totdat het bedtijd was
Schone schijn van de herinnering, valse klank
van het verleden. Heimwee komt jaren later pas
In dat gekleurde licht gaat elke vergelijking mank
Anke Labrie
in een strakke vorm giet anke de fraai beschreven elementen uit het verleden. van de dingen en hoe ze voorbij gaan. hoe de dichter ook de schone schijn het gedicht in laat sluipen. al met al een rond en compleet gedicht. bijna te compleet – zo compleet kan de werkelijkheid niet zijn moet de dichter gedacht hebben – maar we hebben gelukkig altijd de laatste strofe van het sonnet nog waarin alles net even in een ander licht kan worden geplaatst.
lieve Pom de fles is mij genadig, het toetsenbord laat mij nog toe en de vingers…ze bewogen nog een beetje. Heb het fijn met de lieven. xx
atmosfeer
de lucht was er om te snijden
pall mall streed met samson
en de geur van beef wellington
die wachtte op het mes
de tafel helemaal uit oisterwijk
met gratis eikenhouten asbak overvol
met daaromheen de aangebroken nieuwe
vieux de fles bleef altijd open
gordijnen in de kleur campari 7up
vitrage bruin en eens in het kwartaal
de emmer water en de magie van nicotine
die zich als thee uit het kant trekken liet
aan het eind werd alles vloeibaar
de mensen stierven toen nog jong
en ze lagen er altijd wel mooi bij
in het kamertje voor met zicht op de kade
ml 03 03 2019
die onvergankelijke laatste strofe roep ik uit tot klassiek:
voor de dooien deed je je best wat moest je anders nog. de dooie kreeg de voorkamer voor een paar dagen tussen het opgepoetste oisterwijkhout. met het uitzicht op de kade – hahaha – dat uitzicht niet voor de dooie maar voor de bezoekers – als de mond openviel had je altijd het uitzicht nog. terug naar de fles in de huiskamer om stil te staan bij de vergankelijkheid. max weet van het leven en de dood – zoals het was is het:
de mensen stierven toen nog jong en ze lagen er altijd wel mooi bij in het kamertje voor met zicht op de kade
naar huis buiten de tijd
verlangen is een jengelend kind dat eindelijk z’n zin krijgt
ik heb de poppen in de hoek gelegd, vader beer heeft één oog
thuis is in moeder die elke week belt, in vaders
weet je nog toen… dat je het liefst in lades stopte
om nooit meer naar om te kijken, zoals de spinnen in de klimop
naast het huis, je hebt het lichaam steeds verplaatst
maar de dromen, de nachtmerries, de vaders van de gedachte
zijn je steeds achterna gereisd en de kruimels
volgen het spoor terug, want baksteen is geduldig en de bomen
zijn wortelvast, het huis heeft een nieuw gezicht, de achtertuin
altijd nog het geurende bos waar simon en ans
de honden uitlieten, al is het perceel gekrompen
en het asfalt verbreed, je hoeft je hand maar uit te strekken
nooit was er een oorlog die alles aan diggelen smeet
alleen het stille ruisen, het dichtgemetselde hart
van het ooit dat mij verliet en waar of ’t oog van vader beer gebleven is?
je kunt niet meer naar huis, niet eens met een kapotte knie
niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
Jolies Heij
die eeuwige tweeregelige vorm bij deze dichteres – dat je als lezer na twee regels al weet – ojee weer twee regels en dan nog weer twee – de voorspelbaarheid ten top. dat de inhoud dan echt boven de vorm moet uitstijgen. moet worden uitgetild – meestal kan ze dat wel laten gebeuren. onze jolies – maar waarom toch altijd die strakke zeeuwse gereformeerde dodelijke zekerheid van deze tweeregeligheid?
dan krijg je toch iets van – dat je je als lezer door die hele berg strak geregisseerde woorden heen moet wroeten (vreten) om bij die ene prachtregel te kunnen uitkomen:
niet de plek is schuldig maar de onverbiddelijke tijd
Jacques Klöters vroeg vanochtend op Facebook wat we gelukkig vergeten zijn.
Mijn dichtersbrein, half wakker, maar blijkbaar toch, zoals altijd, alert sloeg grommend aan.
De herinneringsmolen, mijn plaatjesmachine en mijn weerstand sloegen tegelijkertijd op hol.
Zo zit je dan, in pyjama nog, te kijken naar wat je allemaal nog weet, terwijl ik ook hardnekkig mijn gedachten probeer te begeleiden en leiden naar wat ik allemaal nog móet doen vandaag. En wat ik vooral niet moet vergeten af te maken vandaag, zodat mijn leven in het moment geen gevaar loopt. In het moment leven is namelijk behoorlijk ongevaarlijk.
Geen weet van wat gaat komen, want dat kun je niet voorspellen en geen last van het verleden, omdat het er in het moment niet toe doet.
Een plan ten uitvoer brengen zogezegd is makkelijk dan.
Behalve als het licht aangaat in de verleden tijd.
Jacques Klöters zette mijn vrolijke molen aan. De net-in-Amsterdam-tijd. Voorjaar 1983, ben ik na een verbroken liefde en het vinden van een nieuwe liefde naar Amsterdam vertrokken en vond ik een huis in de Borgerstraat. Het nummer ben ik vergeten, maar niet de plek of de oude brokkelige muren of de feestjes op de zolder bij kaarslicht omdat de stoppen zo vaak doorsloegen.
Ik werd gevraagd door Jacques Asselman van Atheneum Boekhandel, om een replica van een Katholieke latijnse mis aan te kleden, die een groep vrienden onder leiding van Huib Schreurs en leden van Don Quichocking wilden uitvoeren met Pinksteren in Paradiso. Regie door Lodewijk de Boer. Voor altaarstukken, kleding en ander toebehoren fietste ik de hele stad door en de vergaderingen waren een hilarische vertoning, doordat alle mannen, die bij de uitvoering betrokken waren ook nog leden waren van de beste cabaret groepen van het land. En daarnaast nog een stel geweldige acteurs en musici. Het hele project kreeg landelijke aandacht omdat conservatieve katholieken het een schande vonden.
Ik was 21 jaar, blue, mollig, maar ook slim en leergierig en behoorlijk goed op de hoogte van de liturgie. En vaardig met naald en draad.
Paradiso zat bomvol.
De mis was prachtig.
De mannen ook.
35 jaar geleden of meer.
Ik ben een heleboel gelukkig niet vergeten, zodat ik wat ik gelukkig vergeten ben niet mis en dat blijkbaar ook ( niet) nodig had om gelukkig te zijn.