De site was weer een beetje kaduuk of overbelast deze ochtend – iets met de server – er komt een dag dat alles beter is – webmaster en jeanine hoedemakers deze week de juryvoorzitter laten ons niet uit het veld met prachtige rozen slaan – nu leest u de commentaren onder de gedichten – over enige minuten de uitslag door jeanine – dank aan de dichters die instuurden.
Jeanine meldt: Goud Frans Terken – Zilver Merik van der Torren Brons Petra Maria
- MERIK VAN DER TORREN Bij ons schijnt de zon, fonkelt in Bollekes
- MARC TIEFENTHAL Een man uit Rotterdam spoelde ‘s nachts aan
- PETRA MARIA misschien het zachte glooien
- FRANS TERKEN we hadden aan een halve maan genoeg
- RIK VAN BOECKEL zoals de wind waait in Oostende
- JOLIES HEIJ onze dorst is natter dan een dweil
vlaamse toestanden
je lacht me in 1000 kralen toe
daar moet ge toch heel wat aan geregen hebben
trachtte ik in mijn beste vlaams
liet mijn vingers over de kralen gaan
en weer terug ook weer duizend
deed spontaan mijn duizendkralen gedicht:
blijk jij gewoon van wie ik houd twee lieve ogen
houden we duizendkralendag en rijgen we
vullen we huisjes met poëzie
nam jij mijn hand
om deze op je hart te leggen
pw
In Gent
In het oog van de cycloon zitten we.
Laat buiten de storm maar razen.
Pannen en planken van daken scheuren,
Bomen ontwortelen, ouden van dagen vermorzelen.
Bij ons schijnt de zon, fonkelt in
Bollekes Keizer Karel.
We zien het Lam Gods herrijzen en
Sioux-indianen onder de kloosterbogen.
“Nog één Keizer Karel, alstublieft””
Om weg te zweven naar de hoge bergen.
Laat buiten de storm maar razen.
Merik van der Torren
pom: ha ha ha de ouden van dagen komen er niet goed af vandaag bij onze merik. leuk gecentreerd deze opkomende liefde die alles in zich herbergt – liefde is exclusief en van 2 mensen in een middelpunt – merik gebruikt de elementen die hem ter beschikking staan. ‘Om weg te zweven naar de hoge bergen.’ is echt zo een merik regeltje – buiten elke ordening.
Jeanine: Merik van der Torren – Zo is het, laat buiten die storm maar razen. Al ben ik een fervent tegenstander van het vermorzelen van ouden van dagen, dit moet gezegd. Het gedicht leest prettig, ik krijg van alles voorgeschoteld en het waait.
Toegestaan, stand van zaken
Boter smokkelen doen we niet meer.
We spelen ook geen kaas, boter en eieren meer.
We versluizen zelfs geen geld meer.
De lage landen liggen klaar
om overspoeld te worden,
alsnog houdt Nederland stand,
in het Frans.
Nous autres, les Belges,
nous maintiendrons aussi.
Een man uit Rotterdam
spoelde ‘s nachts aan zonder ham.
Spek noch bonen droeg hij mee,
honger des te meer.
Zijn hart heeft hij verpand
aan dit andere lage land.
Haar vader smokkelde boter.
(Pom, dit vers is uiteraard vrij, al rijmt het op het laatst. Het associeert geheel uit zichzelf en meandert van de een naar de ander, wat een onderliggende betekenis geeft aan het werkwoord meanderen. Me anderen… je est un autre)
—
marc tiefenthal
dichter essayist
pom: toestanden! ik houd het verder bij het commentaar dat tiefenthal zelf meestuurde.
jeanine: – marc tiefenthal dichter essayist – Aangezien het cursieve gedeelte enkel aan pom gericht is lees ik het wel maar doe er niets mee. Ik vind het niet netjes andermans berichten te lezen en ook niet netjes om niet te worden genoemd aangezien toch ook ik het gedicht voorgelegd krijg. Ik meld dit maar even, anders piept dadelijk de tante van Bregje tevoorschijn en die is heel wat ongezoutener in haat conclusies cq oordelen dan ik.
Ik speel het nog, boter kaas en eieren, ik heb pas nog van mezelf verloren en vond dat best een aparte ervaring.
Een man uit
Rotterdam die aanspoelde zonder ham. Dan is het een Rotter (met voor de am een h
in het gedicht). Helemaal vatten doe ik het gedicht niet en tegelijkertijd snap
ik het wel geloof ik. Spek noch bonen maar honger des te meer, ja, als hij spek
en bonen had gehad dan had hij geen honger gehad, is wat ik denk en ook denk ik,
vedorie, daar heb je tante.
Het is me wat met dat taalspel van Tiefenthal.
Spreekwoorden, gezegdes, spelletjes, verwijzingen die je moet zien te
snappen/vinden en dan een totaal dat vaak helemaal niet onaardig uit de strijd
komt. Je gedicht komt wel binnen bij me maar waarschijnlijk
anders.
ergens
ergens hebben wij iets Vlaams
misschien het zachte glooien
van de eerste omarming
de vluchtige zoenen
het lijkt alsof die streek
ons toezingt
de oude pleinen
met warme café’s
hongerig als wij zijn
gelijk dampende frieten
kom laten wij ons
onderdompelen in genot
ergens stroomt iets Vlaams
in onze aderen
hoe anders
zoveel liefde
zo vanzelf
Petra Maria
pom: de elementen aangenaam verwerkt en tot poëzie gerangschikt. liefde van de man gaat door de maag. zo patatje met is nooit weg. een bolleke, een pleintje, petra maria in de buurt en het leven wordt al snel aangenaam. jahoor ik heb ook iets vlaams – ik hoor het me zo zeggen. die spataderen mogen wel uit het gedicht verwijderd – klinkt me net te oudnederlandsch en neerlandsch bloederig. nee een patatje mét en vluchtige zoenen rond enige bollekes. zo mag het leven.
jeanine: Petra Maria – Onze zachte G. Vooral n het Westen denken ze soms geloof ik dat die Brabanders nooit goed leerden spreken. Zachte mensen. De Vlamingen begrijpen dat beter. Bovendien hebben ze daar hele lekkere frieten. In puntzakken en met liefde gebakken. Ja, Petra, kom, we gaan.
Brugse Zot
Dat ik aan het Minnewater
haar om het recept voor liefde vroeg
wij zouden die als konijnen
op Vlaamse wijze op smaak brengen
hadden aan een halve maan genoeg
om elkaar tot in de nacht af te tasten
de hand die schuim van de lippen wiste
we bruisten en gistten als blond bier
hoe goesting ons naar het hoofd steeg
geen houden aan ‘ik zie u graag’
we wachtten niet tot Lievekesdag
kropen in het donker weg op kot
hijgde ze nog ‘maar gij zijt toch een Ollander’
ze dronk me als een Brugse Zot
FT 04.01.2019
pom: maakte petra maria hierboven de voorzichtigheid nog het hof – frans laat er geen gras over groeien – over de aanstormende liefde die het gehele terras opvult – in een vlaag, in een slok kan ze toeslaan – ongeacht de wijze woorden die cornelis vreeswijk ooit ons toezong: de liefde is een vreemd soort wijn – maar neem je een slok teveel dan schiet het gal je in de keel…’ zo ongeveer. dat is voor later. nu is het een heerlijk genieten dit gedicht.
jeanine: FT 04.01.2019 – Ollander, is het eerste wat me opvalt en ik denk meteen aan de ha voor am bij Tiefenthal. Haha, nee hoor ik bedoel het niet flauw, ik weet het wel dat van die h.
Even naar het begin, die regel ‘wij zouden als konijnen’ ik vraag me af of ik het goed interpreteer maar zie al snel dat ik het uitstekend lees. Leuk gedicht, lekker warm.
De Vlaamse wind
Zoals de wind waait in Oostende
de geur van frietekes uitstalt
langs de contouren van ‘t Kroegske
zo zij uitzwermt over het Vlaamse land
naar terrassen met Leffe Blondjes
en luidkeelse Duvel toejagers
de Gentse wieven in Bijloke
hun oorkussenslopen schoon poetsen
zingend met de bravoure van Brel
zo wil ik daar zijn met een handvol
mayonaise uitgestald over zakjes
bakjes vol vretende frietoorlogjes.
Rik van Boeckel
5 januari 2019
pom: rik neemt meteen het gehele vlaamse platte land mee in zijn beschouwingen – van de kust het land in – er kan gedronken, gezongen en gefeest.
jeanine: Rik van Boeckel – 5 januari 2019 – Oei Rik, een hand vol mayonaise uitgestald …. Hier zit ik toch echt even een beeld te zoeken waarin ik de hand bevrijd weet en de mayonaise op de juiste plekken zie. Vlot gedicht vol Vlaamse ingrediënten.
Mechels nieuwjaar
De dag is opgeschoten, pleinsluipers vragen naar
de datum. De vadderik op drie broden dorst
naar zee, onze dorst is natter dan een dweil
en droger dan de kater. Hier zijn de uitspatten
al verbeurd. Mijn compagnon in zacht sterven heeft
het er moeilijk mee, het is niet alleen het keren van
de tijd, er gaan evenveel korrels in een zandloper
als dagen in een jaar en hoop is de strohalm waar-
door we het vuurwater opslurpen. Hij zegt maar
dat haar wereld op slot zit, wat me liever is dan
geen toegang tot de tijd. Hij wil in haar hoofd
ik onder zijn huid. Het is de eerste dag van
het jaar, maar we voelen ons nergens thuis
hetzij bij hem of haar. We willen niet hier
zijn in deze abdij van uitgestorven plezier
van virtuele wensen hebben we onze bekomst.
We duiken onder in elkaars armen. Hij wil
trouwen en een kind, ik ben blind voor zijn gewin.
Gewetenloos denk ik aan mijn schaduwman. Nacht
treedt in. Nog even en het borreluur begint.
Jolies Heij
pom: onze heij weet altijd wel ergens iets van ellende te vinden. maar het mag gezegd ze beschrijft het menselijk tekort best wel mooi. met regeltjes als:
onze dorst is natter dan een dweil – Hij wil in haar hoofd ik onder zijn
huid. We willen niet hier zijn in deze abdij van uitgestorven plezier…
een gedicht met net teveel compacte ellende om van de mooie regels te kunnen genieten.
jeanine: –Jolies Heij – Heerlijk Jolies, die regel; pleinsluipers vragen naar de datum. Daarna vlieg je wat uit de bocht, onze dorst natter dan een dweil, droger dan de kater…hmm Dan weer de schitterende regel, mijn compagnon in zacht sterven waarna de dichter opnieuw de vaart onvoldoende ment.
We duiken onder in elkaars armen
Nog even en het borreluur begint.
In dit gedicht verdrinken die prachtige regels een beetje, dat is erg jammer. Op de vierde strofe heb ik weinig te zeggen, het is een prima strofe, echt een gedicht om nog eens naar te kijken. Dank je voor deze reis.
Brugse Zot
Dat ik aan het Minnewater
haar om het recept voor liefde vroeg
wij zouden die als konijnen
op Vlaamse wijze op smaak brengen
hadden aan een halve maan genoeg
om elkaar tot in de nacht af te tasten
de hand die schuim van de lippen wiste
we bruisten en gistten als blond bier
hoe goesting ons naar het hoofd steeg
geen houden aan ‘ik zie u graag’
we wachtten niet tot Lievekesdag
kropen in het donker weg op kot
hijgde ze nog ‘maar gij zijt toch een Ollander’
ze dronk me als een Brugse Zot
FT 04.01.2019
ergens
ergens hebben wij iets Vlaams
misschien het zachte glooien
van de eerste omarming
de vluchtige zoenen
het lijkt alsof die streek
ons toezingt
de oude pleinen
met warme café’s
hongerig als wij zijn
gelijk dampende frieten
kom laten wij ons
onderdompelen in genot
ergens stroomt iets Vlaams
in onze aderen
hoe anders
zoveel liefde
zo vanzelf
Petra Maria
Mechels nieuwjaar
De dag is opgeschoten, pleinsluipers vragen naar
de datum. De vadderik op drie broden dorst
naar zee, onze dorst is natter dan een dweil
en droger dan de kater. Hier zijn de uitspatten
al verbeurd. Mijn compagnon in zacht sterven heeft
het er moeilijk mee, het is niet alleen het keren van
de tijd, er gaan evenveel korrels in een zandloper
als dagen in een jaar en hoop is de strohalm waar-
door we het vuurwater opslurpen. Hij zegt maar
dat haar wereld op slot zit, wat me liever is dan
geen toegang tot de tijd. Hij wil in haar hoofd
ik onder zijn huid. Het is de eerste dag van
het jaar, maar we voelen ons nergens thuis
hetzij bij hem of haar. We willen niet hier
zijn in deze abdij van uitgestorven plezier
van virtuele wensen hebben we onze bekomst.
We duiken onder in elkaars armen. Hij wil
trouwen en een kind, ik ben blind voor zijn gewin.
Gewetenloos denk ik aan mijn schaduwman. Nacht
treedt in. Nog even en het borreluur begint.
Jolies Heij